Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Referendumverordening startnotitie. |
Citeertitel | Referendumverordening startnotitie |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | 2003/04 |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-08-2004 | art. 8 | 03-06-2004 Posthoorn, 30-06-2004 | rv 75 2004 | ||
01-06-2003 | nieuwe regeling | 27-03-2003 Posthoorn, 16-04-2003 | rv 241 2002 |
HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder
HOOFDSTUK 3 Initiatief van raad en van de burger
Artikel 4 Initiatief van de Raad
De raad bepaalt of over een onderwerp een startnotitie wordt gemaakt. De raad kan besluiten dat over een startnotitie een referendum kan worden gehouden. Indien de raad van oordeel is dat over een startnotitie een referendum kan worden georganiseerd, wordt een referendum pas georganiseerd nadat hiertoe een verzoek ondersteund door minimaal 10.000 handtekeningen, is ingediend. Een dergelijk verzoek moet binnen drie maanden nadat de startnotitie door de gemeenteraad is vastgesteld, zijn ingediend.
Indien de gemeenteraad van oordeel is dat over een startnotitie een referendum kan worden georganiseerd, wordt de uitvoering van deze startnotitie opgeschort voor één maand. Indien binnen deze maand een inleidend verzoek ondersteund door minimaal 1.000 handtekeningen wordt inge-diend, wordt de uitvoering van de startnotitie opgeschort tot drie maanden na vaststelling. De uitvoe-ring van de startnotitie wordt verder opgeschort tot een besluit als bedoeld in artikel 14 is genomen, indien binnen drie maanden na vaststelling een in voldoende mate ondersteund verzoek als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt ingediend en tot het houden van een referendum wordt besloten.
Op grond van de Verordening op het burgerinitiatief kan een initiatief inhoudende een verzoek om een referendum over een onderwerp, worden ingediend. Indien een dergelijk verzoek wordt ingediend, geldt artikel 4 lid 2 onder c van de Verordening op het burgerinitiatief niet en moet een dergelijk verzoek worden ondersteund door minimaal 10.000 handtekeningen van kiesgerechtigden.
Indien het verzoek in voldoende mate is ondersteund, wordt over het desbetreffende onder-werp zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee maanden door de gemeenteraad een startnotitie geagendeerd tenzij het onderwerp is genoemd in artikel 3. De gemeenteraad besluit vervolgens of over deze startnotitie een referendum wordt georganiseerd waarbij artikel 3 onverminderd van toepassing is.
HOOFDSTUK 4 Datum, vraagstelling en procedure
De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet later plaatsvindt dan uiterlijk vier maanden na de dag waarop de raad heeft besloten tot het houden van een referendum op basis van artikel 5 lid 2 of na de dag waarop een in voldoende mate ondersteund verzoek als bedoeld in artikel 4 lid 1 is ingediend. De raad kan besluiten deze termijn te verlengen met maximaal drie maanden indien binnen deze periode algemene verkiezingen worden gehouden.
De raad laat zich bij het vaststellen van de vraagstelling adviseren door een commissie van advies en toezicht. De commissie is tevens belast met de behandeling van klachten, ingediend na inwilliging van het verzoek, gerelateerd aan de uitvoering van de referendumverordening. Deze behandeling kan leiden tot het uitspreken van een openbaar oordeel.
Burgemeesters en wethouders kunnen verzoekers, maatschappelijke organisaties, politieke partijen, gemeenteraadsfracties en zichzelf desgevraagd een tegemoetkoming toekennen in de kosten van organisatie en publiciteit ten behoeve van de campagne over de startnotitie waarop het referendum betrekking heeft.
HOOFDSTUK 6 De stemming, de uitslag en de gevolgen van de uitslag
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:
stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, danwel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;