Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldebroek

Beleidsregels bijzondere bijstand 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldebroek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand 2011
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageBeleidsregels bijzondere bijstand.pdf

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 35

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-09-201114-04-2015nieuwe regeling

23-08-2011

Huis aan huis, 30-08-2011

Extern werkend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand 2011

Inhoud

Inhoud 1

1. Recht op bijzondere bijstand 4

1.1. Inleiding en achtergrond 4

1.2 Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht) (B062) 4

2. Hoogte en vorm van de bijstand 5

2.1 In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht (B137) 5

2.2 Draagkrachtpercentages (B063) 5

2.2.1 Draagkrachtpercentage vermogen 6

2.2.2. Draagkrachtpercentage inkomen 6

2.3 Draagkrachtperiode bijzondere bijstand (B064) 6

3. Categoriale bijzondere bijstand 7

3.1 Recht op categoriale bijzondere bijstand (B138) 7

4. Medische kosten: algemeen 8

4.1 Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering (B070) 8

4.2 Eigen risico (B160) 8

4.3 Adresgegevens zorgverzekeraar (B068) 8

4.4 Waar en wanneer medisch advies aanvragen (B069) 8

5. Medische kosten: specifiek 10

5.1 Overig beleid inzake specifieke medische kosten (B074) 10

Voorliggende voorziening 10

Bijzondere bijstand medische kosten 10

5.1.1 Alternatieve geneeswijzen en therapiëen 10

5.1.2 Hoortoestel 10

5.1.3 Orthopedisch schoeisel 10

5.1.4 Pruik 11

5.1.5 Ziekenvervoer 11

5.3 Alternatieve geneeswijzen (B074) 11

5.4 Dieetkosten (B151) 11

5.5 Zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening (B152) 12

5.6 Tandheelkundige hulp (B153) 12

5.6.1 Tandartskosten 12

5.6.2 Orthodontie tot 18 jaar 12

5.6.3 Kunstgebit (prothese) 12

5.7 Hoortoestel (B074) 13

5.8 Orthopedisch schoeisel (B074) 13

5.9 Ziekenvervoer (B074) 13

5.10 Psychotherapie (B154) 13

5.10.1 Psychotherapie 13

5.10.2 Psychologische zorg 13

5.11 Fysiotherapie en oefentherapie (B155) 13

6. Begrafenis en crematie 14

6.1 Uitvaartkosten (B075) 14

7. Bewindvoering, curatele, rechtsbijstand en leges. 15

7.1 Kosten bewindvoering (B076) 15

7.1.1 Bewindvoering WSNP 15

7.1.2. Beschermingsbewind 15

7.2 Kosten curatele (B077) 15

7.3 Kosten rechtsbijstand (B078) 16

7.4 Legeskosten verblijfsvergunningen (B012) 16

7.4.1 Legeskosten verblijfsvergunning 16

Externe link7.4.2 Kosten naturalisatie 17

8. Jongeren van 18 t/m 20 jaar 18

8.1 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in een inrichting (B079) 18

8.2 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in een inrichting (B080) 18

8.3 Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren (B081) 18

9. Kinderen (tot 18 jaar) 19

9.1 Baby-uitzet (B084) 19

9.2 LBIO (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen)- bijdrage residentiële opvang (B083) 19

9.2.1 LBIO-bijdrage 19

9.2.2 Reiskosten bezoek aan uit huis geplaatste kinderen/omgangsregeling 19

9.3 Schoolkosten (B082) 20

9.3.1 Kinderen doen mee (categoriale bijzondere bijstand maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen, artikel 35 lid 5 WWB). 20

9.3.2 Computerregeling brugklassers (categoriale bijzondere bijstand maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen, artikel 35 lid 5 WWB). 21

9.3.3 Reiskosten scholing en opleiding van ten laste komende kinderen (individuele bijzondere bijstand). 21

10. Ouderen-, zieken- en gehandicaptenzorg 21

10.1 Communicatie en signalering (B087) 21

10.2 Bewassing en kledingslijtage (B096) 22

10.3 Maaltijdvoorziening (B085) 22

10.4 Stookkosten (B088) 22

10.4.1 Stookkosten 22

10.4.2 Energiekosten 23

10.5 Verzorging en hulp (B086) 23

10.5.2 Eigen bijdrage AWBZ (zorg zonder verblijf) 23

10.5.3 Kraamzorg (thuis of in geboortecentrum) 23

10.6 Extra kosten chronisch zieken en gehandicapten (categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, artikel 35 lid 3 en 4 WWB (B148) 23

11. Reiskosten 25

11.1 Reiskosten bezoek gedetineerde (B014) 25

11.2 Reiskosten omgangsregeling ouder-kind 25

11.3 Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten) (B089) 25

11.4 Reiskosten bezoek zieke familieleden (B091) 25

11.5 Reiskosten bezoek Werkplein (B092) 26

12. Schulden 27

12.1 Kosten schuldhulpverlening (B094) 27

12.2 Suppletie GKB-lening (B093) 27

13. Sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten 28

13.1 Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten (B095) 28

14. Inkomensachteruitgang 29

14.1 Toeslag voormalig alleenstaande ouder (B097) 29

14.1.1 Overbruggingstoeslag bij toekenning studiefinanciering (WSF) 29

14.1.2. Toeslag voormalig eenoudergezin. 29

14.2 Overbrugging scherpe terugval in inkomen (B105) 30

15. Uitstroomkosten 31

15.1 Kosten van scholing en opleiding (B098) 31

15.2 Verwervingskosten (algemeen) (B099) 31

15.3 Kosten kinderopvang (verwervingskosten) (B100) 31

15.4 Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten) (B089) 31

16. Woonkosten: incidenteel 32

16.1 Verhuiskosten (B102) 32

Externe link16.2 Eerste maand huur en administratiekosten (B103) 32

16.3 Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten (B101) 33

17. Woonkosten: periodiek 35

17.1 Berekening woonkostentoeslag huurders (B145) 35

17.1.1 Een nieuwe huurder 35

17.1.2 Terugval in inkomen en geen recht op huurtoeslag. 35

17.2 Berekening woonkostentoeslag eigenaren (B146) 35

17.3 Kosten vaste lasten tijdens verblijf in een inrichting (B058) 36

17.4 Kosten vaste lasten woning gedetineerde (B013) 36

 

 

1. Recht op bijzondere bijstand

1.1. Inleiding en achtergrond

De bijzondere bijstand is wettelijk geregeld in artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB). De invulling en uitvoering van het bijzondere bijstandsbeleid bepaalt het college van B&W. Het college heeft beleidsvrijheid bij de vaststelling van de draagkracht, de draagkrachtperiode van de belanghebbende en bij de bepaling van de inhoud van het bijzondere bijstandsbeleid. In deze beleidsregels wordt uitgewerkt hoe het college invulling geeft aan haar beleidsvrijheid ten aanzien van de verstrekking van bijzondere bijstand .

 

Deze beleidsregels vervangen het huidige beleid; de beleidsregels bijzondere bijstand 2009 (oktober 2009), de beleidsnota Tegemoetkoming chronisch zieken, mensen met een beperking en ouderen (juni 2009) en de beleidsregels Kinderen doen mee, in de gemeente Oldebroek (maart 2009).

1.2 Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht) (B062)

Uitgangspunt is dat een aanvraag voor bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat de kosten zijn gemaakt. Hierop wordt de volgende uitzondering gemaakt:

de noodzakelijkheid van de gemaakte kosten kan nog worden vastgesteld én de kosten zijn niet langer dan zes maanden voorafgaande aan de aanvraag gemaakt.

 

Voorbeelden van situaties waarin de noodzakelijkheid nog kan worden vastgesteld: het vervangen van een bril, eigen bijdragen van medische voorzieningen waarvan de noodzakelijkheid reeds is vastgesteld op grond van de AWBZ en/of Zvw.

2. Hoogte en vorm van de bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald door de hoogte van de kosten en de middelen waarover belanghebbende zelf kan beschikken om betreffende kosten te voldoen.

 

2.1 In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht (B137)

 

In aanmerking te nemen inkomen

Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen bedoeld in artikel 31 lid 2 WWB en artikel 33 lid 5 WWB niet tot het draagkrachtinkomen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemde artikelen worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het inkomen wordt dus op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Het inkomen wordt afgezet tegen de bijstandsnorm.

Er wordt geen rekening meer gehouden met het inkomen van minderjarige kinderen. Ook niet als er bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor het minderjarige kind.

 

Peildatum draagkrachtinkomen

Uitgangspunt is in principe het periodieke inkomen van de maand, waarin de kosten zijn gemaakt. Moeten de kosten nog gemaakt worden, dan wordt uitgegaan van het periodieke inkomen van de belanghebbende(n) in de maand van aanvraag.

Bij wisselende inkomsten wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen gedurende het afgelopen half jaar. Het (periodieke) inkomen wordt omgerekend naar een netto jaarinkomen.

 

In aanmerking te nemen vermogen:

Van het in aanmerking te nemen vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34 lid 2 WWB niet tot het draagkrachtvermogen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemd artikel worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het vermogen wordt dus op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand.

 

(Noten 1)

 

Bijzondere situaties

• Geen draagkracht bij WSNP

Bij een belanghebbende ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken, geldt dat het college enkel de draagkracht kan berekenen over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft (zie CRvB 01-02-2005, nr. 02/93 NABW). De CRvB neemt hierbij als uitgangspunt dat dit slechts de middelen betreft die op de voet van artikel 295 lid 2 Fw buiten de boedel worden gelaten. Aangezien dit in de praktijk neerkomt op 90% van de bijstandsnorm, betekent dit dat er in het algemeen geen draagkracht zal kunnen bestaan bij een belanghebbende ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling van toepassing is.

 

• Draagkracht en beslag

Als op (een deel van) het inkomen van belanghebbende executoriaal beslag is gelegd waardoor belanghebbende over dat (deel van het) inkomen geen feitelijke bestedingsmogelijkheid heeft, noch beschikkingsbevoegd is, noch een mogelijkheid heeft om het hem uit te laten betalen, mag het college bij de berekening van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand met dat (deel van het) inkomen geen rekening houden, omdat belanghebbende niet redelijkerwijs kan beschikken over dat (deel van het) inkomen (zie CRvB 28-03-2006, nr. 04/5464 NABW).

(zie CRvB 28-03-2006, nr. 04/5464 NABW).

2.2 Draagkrachtpercentages (B063)

Ten aanzien van de draagkracht zijn er 2 onderdelen. Draagkracht in vermogen en draagkracht in inkomen.

2.2.1 Draagkrachtpercentage vermogen

100% van het in aanmerking te nemen vermogen.

2.2.2. Draagkrachtpercentage inkomen

0% van het in aanmerking te nemen inkomen, wanneer het inkomen (inclusief vakantietoeslag) lager is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (inclusief vakantietoeslag).

35% van het in aanmerking te nemen vermogen (inclusief vakantietoeslag), dat meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (inclusief vakantietoeslag).

 

Bijzondere situaties

Voor een aantal kostensoorten wordt uitgegaan van 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en wordt ook de volledige draagkracht gebruikt.

Het gaat hier om kostensoorten die weliswaar worden verstrekt als bijzondere bijstand, maar die naar hun aard horen tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan of te maken hebben met het betalen van de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan.

Het gaat om de volgende kostensoorten:

1.

aanschaf van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen;

2.

budgetbeheer, bewindvoering en kosten curatele;

3.

woonkosten, die niet uit de norm kunnen worden betaald.

2.3 Draagkrachtperiode bijzondere bijstand (B064)

De periode waarover de draagkracht geldt, de draagkrachtperiode, is het kalenderjaar waarin de aanvraag om bijzondere bijstand wordt ingediend. De draagkrachtperiode begint op 1 januari en loopt tot en met 31 december.

In afwijking hiervan wordt, wanneer een aanvraag wordt ingediend op of na 1 oktober, de draagkrachtperiode bepaald vanaf de maand waarin de aanvraag is ingediend tot en met december van het volgende kalenderjaar.

Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht over de gehele draagkrachtperiode (12 tot 15 maanden) in aanmerking genomen en in één keer verrekend.

Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht toegerekend naar een maand

 

Peildatum draagkrachtinkomen

De peildatum voor het berekenen van het draagkrachtinkomen is in principe de maand, waarin de kosten zijn gemaakt. Moeten de kosten nog gemaakt worden, dan wordt uitgegaan van het periodieke inkomen van de belanghebbende(n) in de maand van aanvraag.

Bij wisselende inkomsten wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen gedurende het afgelopen 3 maanden. Het (periodieke) inkomen wordt omgerekend naar een netto jaarinkomen.

 

Achtergrondinformatie

Er is voor gekozen om bij aanvragen in het laatste kwartaal van het jaar de draagkracht te berekenen over een langere periode dan een jaar (maximaal 15 maanden). Dit heeft als doel om te voorkomen dat aanvragers binnen enkele maanden al hun gegevens meerdere malen moeten overleggen. LET OP: de draagkracht wordt in een dergelijk geval ook echt langer vaststelt dan 12 maanden. Bij voorbeeld bij een aanvraag in oktober is de draagkracht 15-maal de maanddraagkracht.

3. Categoriale bijzondere bijstand

Het college kan naast individuele bijzondere bijstand ook categoriale bijzondere bijstand verlenen voor bijzondere kosten. Deze bevoegdheid heeft het college ten aanzien van personen van 65 jaar of ouder. Daartoe kan het groepen 65-plussers aanwijzen waarvan aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevinden die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet.

Ook is categoriale bijstand mogelijk voor of ten behoeve van chronisch zieken of gehandicapten voor zover het gaat om kosten die samenhangen met de ziekte of handicap.

Daarnaast is nog categoriale bijstand mogelijk met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen.

3.1 Recht op categoriale bijzondere bijstand (B138)

De volgende groepen zijn aangewezen voor categoriale bijzondere bijstand

chronisch zieken of gehandicapten voor kosten in verband met chronische ziekte of handicap, en;

personen van 65 jaar of ouder, zie voor beide groepen §10.6 (B148)

huishoudens met ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen, zie § 9.3 (B082)

4. Medische kosten: algemeen

4.1 Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering (B070)

De gemeente Oldebroek heeft voor haar inwoners die een laag inkomen hebben een collectieve verzekering afgesloten bij het Zilveren Kruis Achmea. Dit betekent dat iedereen die voldoet aan bepaalde voorwaarden deze verzekering kan afsluiten en daarmee in aanmerking komt voor een korting op de totale premie. De collectieve verzekering is niet verplicht.

 

Wie komen ervoor in aanmerking?

belanghebbenden die een uitkering ontvangen op grond van de WWB, WIJ, IOAW(Z);

belanghebbenden die in aanmerking komen voor een bijdrage op grond van het gemeentelijk minimabeleid;

belanghebbenden met een (ander) inkomen van ten hoogste 110% van de op belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm en geen vermogen hoger dan de wettelijke grens;

belanghebbenden die een schuldtraject via de gemeente Zwolle of een WSNP-traject doorlopen.

 

Voorwaarden

belanghebbende is verzekerd bij Zilveren Kruis Achmea voor de basisverzekering, en;

heeft een aanvullende verzekering (Beter Af Polis ***), en;

een aanvullende tandartsverzekering (Beter Af Tandarts Polis **).

de premie wordt via automatische incasso van bank- of girorekening afgeschreven.

 

4.2 Eigen risico (B160)

Verplicht eigen risico

In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is een verplicht eigen risico van € 170,00 opgenomen. Gezien het feit dat er sprake is van een algemene maatregel, die geldt voor alle verzekerden, kan hiervoor geen bijzondere bijstand worden verstrekt.

 

Vrijwillig eigen risico

Het is ook mogelijk een vrijwillig eigen risico af te sluiten. Hierdoor wordt er een lagere premie betaald. Voor dit risico kan ook geen bijzondere bijstand worden verstrekt. Het risico wat de belanghebbende neemt kan niet worden afgewenteld op de gemeente.

 

4.3 Adresgegevens zorgverzekeraar (B068)

 

Postadres

Zilveren Kruis Achmea, Postbus 444, 2300 AK Leiden

 

Telefoonnummer

Voor algemene vragen of vragen over een bestaande zorgverzekering:

0900-9764

(op werkdagen van 08.00-18.00 uur)

 

Voor informatie over een nieuwe zorg- of reisverzekering

0900-8435

(op werkdagen van 08.00-21.00 uur).

 

 

4.4 Waar en wanneer medisch advies aanvragen (B069)

 

Adresgegevens

Van Brederode, Nieuwkerksedijk 21a, 5051 HS Goirle

(Noten 2)

 

Medisch advies wordt aangevraagd, daar waar aangegeven in de richtlijnen voor bijzondere bijstand.

Daarnaast geeft Van Brederode sociaal medische indicatieadviezen aan gemeenten in het kader van de WWB, Wet inburgering (Wi) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

5. Medische kosten: specifiek

5.1 Overig beleid inzake specifieke medische kosten (B074)

 

Voorliggende voorziening

In zijn algemeenheid zijn de Zvw en de AWBZ passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische kosten, die bijstandsverlening in de weg staat. Als een behandeling (of verstrekking) in de basisverzekering slechts gedeeltelijk vergoed wordt, kan er wel recht bestaan op bijzondere bijstand.

 

Medische behandelingen en vergoeding van medische kosten zijn door de Zvw en de AWBZ voldoende en verantwoord afgedicht. Dit houdt in dat voor kosten die niet in de basisverzekering zijn opgenomen in principe geen bijzondere bijstand verstrekt kan worden. Het is aan belanghebbende om zich naar zijn eigen behoefte aanvullend te verzekeren.

 

Bijzondere bijstand medische kosten

Het college kan van bepaalde medische kosten - onder omstandigheden - de noodzaak of de bijzondere omstandigheid om andere dan medische reden aanwezig achten. Hierbij moet dan vooral aandacht worden besteed aan de voorwaarden waaronder de noodzaak van genoemde kosten aanwezig is.

 

In deze richtlijn wordt afwijkend en/of aanvullende beleid met betrekking tot specifieke medische kostensoorten aangegeven, met uitzondering van:

brillen en contactlenzen (B073);

communicatie en personenalarmering (B087);

dieetkosten (B151);

fysiotherapie en oefentherapie (B155);

kledingslijtage/bewassing (B096);

psychotherapie (B154);

tandheelkundige hulp (tandartskosten, gebitsprothese en orthondontie < 18 jaar), (B153);

verzorging en hulp (eigen bijdrage Wmo, eigen bijdrage AWBZ -zorg zonder verblijf- en eigen bijdrage kraamzorg), (B086);

zelfzorgmiddelen bij chronische aandoening, (B152).

5.1.1 Alternatieve geneeswijzen en therapiëen

Voor deze kosten is geen bijzondere bijstand meer mogelijk. De keuze om deze kosten buiten de AWBZ en de Zvw te laten is om principiële redenen gedaan.

5.1.2 Hoortoestel

De zorgverzekering is toereikend om een digitaal hoortoestel aan te kunnen schaffen, volgens de goedkoopst mogelijke adequate voorziening. Bijzondere bijstand is daarom niet aan de orde.

 

Uitzondering

Het is echter mogelijk dat een KNO-arts dringend een duurder toestel voorschrijft, waarvan de prijs hoger is dan de bijdrage die van de zorgverzekering wordt ontvangen. Alleen dan is er reden bijzondere bijstand te verstrekken voor de meerkosten.

5.1.3 Orthopedisch schoeisel

Voor orthopedisch schoeisel geldt een wettelijke eigen bijdrage. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

 

Hoogte van de bijzondere bijstand

Vergoeding van de wettelijke eigen bijdrage van € 136,50 per paar voor verzekerden van 16 jaar en ouder en € 68,50 voor verzekerden jonger dan 16 jaar . Hierop wordt het normbedrag NI-BUD voor normale schoenen in mindering gebracht.

 

Bewijsstukken

Vergoedingenoverzicht zorgverzekeraar,

of als de leverancier de vergoeding al heeft verrekend met de zorgverzekeraar: de nota waaruit de eigen bijdrage blijkt.

5.1.4 Pruik

Er is vergoeding via de basisverzekering tot een bedrag van € 386,50 per pruik. Is de pruik duurder dan is het meerdere te betalen bedrag de eigen bijdrage. De meeste aanvullende verzekeringen geven recht op een aanvullend bedrag, dat hoger is naarmate men beter is verzekerd. Het is de verantwoordelijkheid van een belanghebbende om zich voor deze kosten aanvullend te verzekeren. Bijzondere bijstand is hierdoor niet mogelijk.

5.1.5 Ziekenvervoer

Voor ziekenvervoer geldt een wettelijke eigen bijdrage. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Vergoeding van de wettelijke eigen bijdrage ad € 92,00 .

 

Bewijsstukken

Vergoedingenoverzicht zorgverzekeraar.

 

5.2 Brillen en contactlenzen (B073)

Uitgangspunt is dat de (aanvullende) zorgverzekering voor de kosten van brillenglazen aan te merken is als een voorliggende, toereikende en passende voorziening. Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van brillenglazen, zodat (aanvullende) bijzondere bijstandsverlening niet aan de orde is . Het is de verantwoordelijkheid van een belanghebbende om zich voor deze kosten aanvullend te verzekeren.

 

Uitzondering

Vanuit de zorgverzekering is een vergoeding mogelijk, eenmaal per 3 kalenderjaren. Er zijn situaties mogelijk waarbij glazen, dan wel montuur eerder moeten worden vervangen. Dit is aan de orde als de sterkte van de glazen moet worden aangepast. Of als het montuur te klein is geworden in het geval van opgroeiende kinderen. Hoogte van de bijzondere bijstand is dan maximaal ter hoogte van de vergoeding vanuit de aanvullende verzekering (één na hoogste pakket).

 

5.3 Alternatieve geneeswijzen (B074)

zie § 5.1.1. (Noten 4)

5.4 Dieetkosten (B151)

In principe bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van een dieet omdat deze meestal niet medisch noodzakelijk zijn, dan wel niet leiden tot kosten die meer bedragen dan de kosten voor normale voeding. De kosten voor normale voeding kan belanghebbende voldoen uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm.

Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake als er een medische indicatie is voor het volgen van een dieet. De medische indicatie moet worden vastgesteld door de medisch adviseur. Het aangevraagde bedrag bijzondere bijstand moet hierbij meer bedragen dan de kosten voor de aanvraag van een medisch advies.

 

Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzonder bijstand is gelijk aan de meerkosten van voeding zoals aangegeven in het advies. Het bij advies vastgestelde bedrag van de meerkosten wordt jaarlijks geïndexeerd met de alimentatie-index.

 

Bewijsstuk

Een recent op naam gesteld dieetvoorschrift.

5.5 Zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening (B152)

Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening. Deze middelen worden voor chronisch gebruikers vergoed door de zorgverzekering. Voor overige gebruikers worden deze middelen niet vergoed, omdat deze voor hen niet noodzakelijke worden geacht.

5.6 Tandheelkundige hulp (B153)

5.6.1 Tandartskosten

Het college verstrekt bijzondere bijstand tot een bedrag van maximaal € 150,00 per persoon per jaar.

Voor het recht op bijzondere bijstand moet iemand wel aanvullend verzekerd zijn voor tandheelkundige kosten. Iemand die niet aan deze voorwaarde voldoet heeft geen recht op bijzondere bijstand voor tandheelkundige hulp.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Maximaal € 150,00 per persoon per jaar.

 

Bewijsstukken

Vergoedingenoverzicht zorgverzekeraar;

Bewijs van aanvullende tandartsverzekering;

(Pro forma) nota van de kosten.

5.6.2 Orthodontie tot 18 jaar

Het college verstrekt bijzondere bijstand, eenmalig tot een bedrag van € 200,00 per persoon. Voor het recht op bijzondere bijstand moet iemand wel aanvullend verzekerd zijn. Iemand die niet aan deze voorwaarde voldoet heeft geen recht op bijzondere bijstand.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Éénmalig maximaal € 200,00 per persoon.

 

Bewijsstukken

Vergoedingenoverzicht zorgverzekeraar;

Bewijs van aanvullende zorgverzekering;

(Pro forma) nota van de kosten.

(Noten 5)

5.6.3 Kunstgebit (prothese)

Het college verstrekt bijzondere bijstand voor de wettelijke eigen bijdrage van 25%.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Wettelijke eigen bijdrage van 25%

 

Bewijsstukken

Vergoedingenoverzicht zorgverzekeraar;

Bewijs van aanvullende zorgverzekering;

(Pro forma) nota van de kosten.

5.7 Hoortoestel (B074)

zie § 5.1.2.

5.8 Orthopedisch schoeisel (B074)

zie § 5.1.3

5.9 Ziekenvervoer (B074)

zie § 5.1.5.

5.10 Psychotherapie (B154)

5.10.1 Psychotherapie

Psychotherapie (de zogenaamde tweedelijns GGZ) wordt volledig vergoed via de basisverzekering van de Zorgverzekeringswet. Voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

 

5.10.2 Psychologische zorg

Vanuit de basisverzekering worden 8 zittingen per persoon per jaar vergoed. Er is een eigen bijdrage van € 10,00 per zitting. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Als een belanghebbende gebruik moet maken van meer zittingen, dan is het zijn eigen verantwoordelijkheid om zich hiervoor aanvullend te verzekeren. Voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

5.11 Fysiotherapie en oefentherapie (B155)

Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor fysiotherapie en oefentherapie. Op grond van de basisverzekering wordt fysiotherapie voor chronische aandoeningen vanaf de dertiende behandeling vergoed. Aan het niet vergoeden van deze eerste 12 behandelingen ligt een budgettaire reden ten grondslag.

Vanuit de aanvullende verzekering worden ook de eerste 12 behandelingen voor chronische aandoeningen vergoed. Ook vergoedt de aanvullende verzekering niet-chronische behandelingen. In totaal is er recht op 27 behandelingen per jaar, voor chronische of niet-chronische aandoeningen samen.

Het is de verantwoordelijkheid van een belanghebbende om zich voor deze kosten aanvullend te verzekeren. (Noten6)

6. Begrafenis en crematie

6.1 Uitvaartkosten (B075)

Als iemand overlijdt en er is geen (dekkende) begrafenisverzekering en de overledene laat onvoldoende geld na om een begrafenis of crematie van te betalen, moeten de erfgenamen en bloed- en aanverwanten deze kosten betalen. Wanneer deze onvoldoende middelen en/of vermogen heeft om zijn evenredig aandeel in de begrafenis- of crematiekosten te betalen, dan kan hiervoor bijzondere bijstand worden aangevraagd.

Voor de kosten van een begrafenis of crematie in het buitenland wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

 

Recht op bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand voor uitvaartkosten kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover:

er geen (dekkende) begrafenisverzekering is;

de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden, en;

de erfgenaam of bloed-/aanverwante niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van het NIBUD.

 

Bewijsstukken

akte van overlijden;

polis van de begrafenisverzekering;

rekening van de begrafenisondernemer;

bankrekeningen e.d. die de nalatenschap vormen.

7. Bewindvoering, curatele, rechtsbijstand en leges.

7.1 Kosten bewindvoering (B076)

7.1.1 Bewindvoering WSNP

Naar aanleiding van uitspraken van de CRvB is er in principe geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van het salaris van de bewindvoerder, voor zover dat niet uit de boedel betaald kan worden.

 

Als een belanghebbende in een schuldsaneringstraject wordt geplaatst onder de WSNP is hij salaris voor de bewindvoerder verschuldigd. Dit salaris moet met voorrang worden betaald uit de boedel. De boedel bestaat uit het voor beslag vatbare gedeelte van het inkomen en vermogen van belanghebbende. Voor zover het salaris uit de boedel kan worden betaald is in deze kosten voorzien en is er om die reden in principe geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten.

Het kan voorkomen dat de rechtbank het salaris van de bewindvoerder hoger heeft vastgesteld dan het bedrag dat uit de boedel kan worden betaald. In dat geval mag de bewindvoerder het gedeelte van zijn salaris dat niet uit de boedel kan worden betaald niet bij belanghebbende in rekening brengen.

7.1.2. Beschermingsbewind

Als de kantonrechter heeft vastgesteld dat iemand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, kan de rechter die persoon onder bewind stellen en een bewindvoerder toewijzen. Als de aan bewindvoering verbonden kosten niet uit de aanwezige draagkracht kunnen worden betaald, worden die kosten in principe aangemerkt als noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden waarvoor bijzondere bijstand kan worden verstrekt. De hoogte van de bijstand is dan gelijk aan de normen en tarieven die de kantonrechter heeft vastgesteld.

 

Het is echter niet vereist dat de kantonrechter voor elk bewind afzonderlijk het salaris afwijkend vaststelt. Ook een goedkeuring van de door de bewindvoerder gehanteerde tarieven ten aanzien van alle cliënten van een bewindvoerder moet worden beschouwd als de kosten anders vaststellen als bedoeld in artikel 1:447 lid 1 BW .

 

Als de rechter geen uitspraak heeft gedaan over de vergoeding van de bewindvoerder moet bijstand worden verleend volgens de 'Aanbevelingen meerderjarigenbewind' die het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK) heeft vastgesteld. Tenzij de feitelijke kosten (volgens opgaaf) lager zijn dan die tarieven. In dat geval moet de bijstand uiteraard op die lagere bedragen worden vastgesteld.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Hoogte zoals die is vastgesteld door de kantonrechter, dan wel conform de tarieven van het

LOVCK.

 

Bewijsstukken

Beschikking kantonrechter;

Nota bewindvoerder.

7.2 Kosten curatele (B077)

Evenals bij bewindvoering wordt curatele door een rechter ingesteld. Daarbij beoordeelt de rechter op basis van de individuele omstandigheden van de belanghebbende de noodzaak tot curatele. Daarom moet worden aangenomen dat de noodzaak tot curatele vaststaat, zodra de curatele door de rechtbank is uitgesproken

 

Het is echter niet vereist dat de kantonrechter voor elke curatele afzonderlijk het salaris afwijkend vaststelt. Ook een goedkeuring van de door de curator gehanteerde tarieven ten aanzien van alle cliënten van een curator moet worden beschouwd als de kosten anders vaststellen als bedoeld in artikel 1:447 lid 1 BW .

 

Als de rechter geen uitspraak heeft gedaan over de vergoeding van de curator moet bijstand worden verleend volgens de 'Aanbevelingen meerderjarigenbewind' die het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK) heeft vastgesteld. Tenzij de feitelijke kosten (volgens opgaaf) lager zijn dan die tarieven. In dat geval moet de bijstand uiteraard op die lagere bedragen worden vastgesteld.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Hoogte zoals die is vastgesteld door de kantonrechter, dan wel conform de tarieven van het

LOVCK.

 

Bewijsstukken

Beschikking kantonrechter;

Nota curator.

 

7.3 Kosten rechtsbijstand (B078)

De eigen bijdrage rechtsbijstand en evt. noodzakelijke bijkomende kosten (griffierecht, bureaukosten van de advocaat) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking, als er een toevoeging is verstrekt op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). De noodzaak wordt aangetoond door de toevoeging, die wordt verstrekt door de Raad voor de Rechtsbijstand .

(Noten 8)

 

Hoogte bijzondere bijstand

De kosten van eigen bijdrage rechtsbijstand worden vastgesteld aan de hand van de normbedragen op grond van de Wrb.

Griffierecht is een bijdrage in de kosten van de rechtspraak aan de Staat. De hoogte van het griffierecht hangt af van de aard van het geschil of van de hoogte van het gevorderde bedrag. De actuele bedragen van griffierecht zijn terug te vinden op de website: www.rechtspraak.nl

 

Bewijsstuk

Toevoeging van de Raad voor de Rechtsbijstand;

Nota advocaat.

7.4 Legeskosten verblijfsvergunningen (B012)

7.4.1 Legeskosten verblijfsvergunning

Bij een eerste aanvraag voor een verblijfsvergunning bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor legeskosten. Om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand is het namelijk van belang dat iemand gelijkgesteld kan worden met een Nederlander (artikel 11 lid 2 en 3 WWB).

Bij een eerste aanvraag is dit niet het geval.

 

Ook voor de verlenging van de verblijfsvergunning bestaat er in principe geen recht op bijzondere bijstand. Jarenlange bijstandsafhankelijkheid (zonder over de betreffende periode bestaan van aflossingsverplichtingen), gestegen legeskosten en het feit dat verblijfsvergunning in principe tijdelijk is, kunnen niet als bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. In het geval aantoonbaar gemaakt kan worden dat, buiten toedoen van belanghebbende, geen mogelijkheid is geweest tot reservering kan er mogelijk bijzondere bijstand verstrekt worden.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Er wordt maximaal bijzondere bijstand verstrekt ter hoogte van de legeskosten.

 

Bewijsstukken

Nota leges;

Bank-/giroafschriften waaruit blijkt waarom er geen mogelijkheid tot reservering is (ge-weest).

7.4.2 Kosten naturalisatie

De kosten voor naturalisatie zijn geen noodzakelijke kosten. Er kan voor deze kosten dan ook geen bijzondere bijstand worden verstrekt.

8. Jongeren van 18 t/m 20 jaar

8.1 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in een inrichting (B079)

Ouders kunnen aan hun onderhoudsverplichting voldoen door hun kind te laten inwonen. Een thuiswonende kan daarmee dus wel een beroep op zijn ouders doen en heeft daarom geen recht op aanvullende bijzondere bijstand.

 

Recht op bijzondere bijstand uitwonenden:

Als de jongere hogere bestaanskosten heeft, dan waarin zijn inkomensvoorzieningsnorm voorziet en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, kan op grond van artikel 12 WWB aanvullende bijzondere bijstand verstrekt worden.

 

De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk verhaald, zie § 8.3 (B081): procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren.

 

Hoogte bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomensvoorzieningsnorm voor 21-jarigen en de voor de jongere van toepassing zijnde inkomensvoorzieningsnorm:

bij een alleenstaande ouder inclusief de van toepassing zijnde gemeente toeslag;

bij een alleenstaande exclusief gemeentelijke toeslag, omdat de alleenstaande van 21 jaar op grond van artikel 7 van de Toeslagenverordening WIJ geen recht heeft op een gemeentelijke toeslag.

 

LET OP: de vakantietoeslag wordt alleen berekend over de inkomensvoorzieningsnorm en niet over de aanvulling via de bijzondere bijstand.

8.2 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in een inrichting (B080)

De bijstand die eventueel wordt verleend aan 18- tot en met 20-jarigen die in een inrichting verblijven, wordt geheel als bijzondere bijstand verleend. In artikel 42 lid 1 sub k WIJ wordt namelijk geregeld dat deze groep uitgesloten is van het recht op inkomensvoorziening.

Bij personen in deze leeftijdscategorie wordt van de ouders over het algemeen een bijdrage gevraagd in de kosten van het verblijf in de inrichting.

 

De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk verhaald, zie § 8.3 (B081): procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren.

 

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de in de betrokken inrichting noodzakelijke persoonlijke uitgaven en bedraagt ten hoogste de norm voor een in een inrichting verblijvende alleenstaande van 21 jaar of ouder, vermeld in artikel 29 lid 1 WIJ (€ 292,57 ).

 

Bewijsstukken

Bewijs van extra noodzakelijke kosten.

 

8.3 Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren (B081)

Als bijzondere bijstand is verleend aan een 18, 19 of 20-jarige met toepassing van artikel 12 WWB wordt deze bijstand op grond van § 6.5 verhaald op diens onderhoudsplichtige ouders.

9. Kinderen (tot 18 jaar)

9.1 Baby-uitzet (B084)

De kosten van babyuitzet (inrichting babykamer en overige baby benodigdheden) horen tot de algemene kosten van bestaan en moeten in principe uit het inkomen worden betaald. Ook als men een inkomen op het niveau van het sociaal minimum ontvangt wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren.

Voor de kosten van een babyuitzet wordt daarom in principe leenbijstand verstrekt. Alleen in individuele gevallen kan op grond van bijzondere omstandigheden bijstand om niet worden verleend als buiten toedoen van de belanghebbende voor deze kosten niet gereserveerd kon worden.

 

Bijzondere omstandigheden zijn bijvoorbeeld:

geboorte van een meerling;

een onvrijwillige zwangerschap ten gevolge van een zedenmisdrijf;

hogere kosten ten gevolge van medische complicaties.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Er wordt maximaal bijzondere bijstand verstrekt ten hoogte van de NIBUD-norm voor het basispakket babyuitzet.

 

Bewijsstuk

Bank-/giroafschriften waaruit blijkt waarom er geen mogelijkheid tot reservering is (geweest).

(Noten 9)

9.2 LBIO (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen)- bijdrage residentiële opvang (B083)

9.2.1 LBIO-bijdrage

De wijze waarop de LBIO-bijdrage wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage moet bekostigen uit eigen middelen, waaronder de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslag (AKW).

Er bestaat in principe dan ook geen recht op bijzondere bijstand omdat de voorliggende voorziening, de kinderbijslag, moet worden aangemerkt als een passende en toereikende voorziening in de zin van de WWB .

 

Leenbijstand

Omdat bij een niet tijdige betaling van de LBIO-bijdrage mogelijk het recht op kinderbijslag gevaar loopt, kan er als dit noodzakelijk is eenmalig leenbijstand voor deze kosten verstrekt worden. Aan de ouder moet de verplichting worden opgelegd om van de eerstvolgende uitbetaling kinderbijslag de LBIO-bijdrage te betalen.

 

Geen LBIO-bijdrage bij een ouder met één kind.

De ouder met één kind kan bij een uithuisplaatsing gelijkgesteld worden aan een alleenstaande. De LBIO-bijdrage voor een persoon met een WWB-uitkering naar de norm voor een alleenstaande wordt buiten invordering gesteld

 

9.2.2 Reiskosten bezoek aan uit huis geplaatste kinderen/omgangsregeling

De reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaatst kind door ouder(s) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De noodzaak en frequentie wordt op individuele basis vastgesteld (op advies van de instelling, bijv. Bureau Jeugdzorg). Er wordt bijzondere bijstand verstrekt als de afstand enkele reis meer dan 10 kilometer is.

 

Volgens vaste jurisprudentie komen de reiskosten die worden gemaakt in verband met een omgangsregeling, omdat beide (gescheiden) ouder niet dicht bij elkaar wonen, niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. De reiskosten in het kader van een omgangsregeling komen ten laste van de ouder tot wiens gezin het kind behoort. De kosten worden gezien als uitgaven welke in het familieverkeer normaliter voorkomen en dus om die reden niet kunnen worden beschouwd als uit bijzondere omstandigheden.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Auto: de feitelijk te rijden kilometers, per kilometer het bedrag vergoeden conform de regeling van de zorgverzekeringswet, € 0,27 per kilometer op basis van de kortste route.

Openbaar vervoer: de werkelijk te maken kosten (goedkoopst adequate oplossing).

 

Bewijsstukken

Bewijs van uithuisplaatsing;

Bezoekregeling (van instelling, zoals bijv. Bureau Jeugdzorg);

Strippenkaart/treinkaart.

(Noten 10)

9.3 Schoolkosten (B082)

9.3.1 Kinderen doen mee (categoriale bijzondere bijstand maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen, artikel 35 lid 5 WWB).

Op grond van artikel 35 lid 5 WWB kan categoriale bijzondere bijstand worden verleend aan een persoon, met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind.

Bijzonder daaraan is dat het niet noodzakelijk is dat individueel wordt nagegaan of die kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn. Het horen tot de betreffende categorie is voldoende.

 

Omschrijving van de kosten

Het gaat om aannemelijke kosten en niet om specifieke. Ouders hoeven deze kosten niet aan te tonen. Het betreft onder andere de volgende kosten :

kosten voor schoolbenodigdheden (zoals schooltas, pennen en agenda);

kosten voor sportkleding;

kosten voor ouderbijdrage;

kosten voor excursies of schoolreizen.

 

Voorwaarden

Recht op de bijdrage hebben ouders:

met kinderen op het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, en;

er sprake is van een ten laste komend kind waarvoor kinderbijslag wordt ontvangen, en die;

een inkomen hebben tot maximaal 120% van de geldende bijstandsnorm, en;

geen vermogen hebben boven de geldende vermogensgrens, als bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB.

Zie voor de eisen over inkomen en vermogen (B137).

 

 

Aanvraag

De bijdrage kan het gehele kalenderjaar worden aangevraagd (uiterste inleverdatum is 31 december van het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft).

De peildatum voor de bepaling van de leeftijd van het kind is: datum aanvraag. De peildatum voor de bepaling van het inkomen en vermogen is: de datum van aanvraag.

 

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijdrage is een forfaitair bedrag van € 125,- op jaarbasis.

 

Bestedingsverantwoording

In afwijking van de hoofdregel is het niet noodzakelijk om aan te tonen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

 

9.3.2 Computerregeling brugklassers (categoriale bijzondere bijstand maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen, artikel 35 lid 5 WWB).

 

Voorwaarden

Aanvullend op de voorwaarden zoals die zijn genoemd onder 9.3.1. is de computerregeling van toepassing op ouders met schoolgaande kinderen die de overgang maken van de basisschool naar de middelbare school. Daarnaast is in het gezin géén computer of er is een computer die ouder is dan 5 jaar (steekproefsgewijze controle).

(Noten 11)

 

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand is gekoppeld aan het NIBUD. Dit houdt in dat er een bedrag van € 480,- kan worden verstrekt..

 

Bestedingsverantwoording

De bijzondere bijstand wordt of uitbetaald aan de leverancier of uitbetaald aan belanghebbende onder de ontbindende voorwaarde dat het betalingsbewijs wordt overlegd.

 

9.3.3 Reiskosten scholing en opleiding van ten laste komende kinderen (individuele bijzondere bijstand).

De reiskosten in verband met scholing en opleiding van ten laste komende kinderen horen tot de directe schoolkosten waarvoor de WTOS in principe een passende en toereikende voorliggende voorziening is. Uit de wetgeschiedenis van de totstandkoming van de WTOS blijkt dat de toelage op grond van deze wet geen aparte component voor reiskosten bevat, vanuit budgettaire overwegingen.

In aanvulling op de WTOS kan bijzondere bijstand worden verstrekt als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden zijn in ieder geval niet aanwezig als het ten laste komende kind de opleiding kan volgen in de gemeente zelf of in Zwolle/Elburg/Kampen (afhankelijk van de woonplaats in de gemeente), dan wel een beroep kan doen op leerlingenvervoer.

 

Bewijsstukken

Bewijs van noodzaak tot volgen van een opleiding buiten de gemeente en/of Zwol-le/Elburg/Kampen;

Afwijzing leerlingenvervoer.

 

Minimaal aantal kilometers

Bij een reisafstand van minder dan 10 kilometer wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

 

Hoogte bijzondere bijstand

De goedkoopst adequate oplossing met het openbaar vervoer.

10. Ouderen-, zieken- en gehandicaptenzorg

10.1 Communicatie en signalering (B087)

Telefoonkosten (gesprekskosten, abonnementskosten, aanschaf- en aansluitkosten) horen in principe tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die kunnen worden voldaan uit een inkomen op bijstandsniveau. De kosten voor personenalarmering met een medische indicatie wordt volledig vanuit de basisverzekering vergoed.

Bijzondere bijstand voor de (geringe) kosten van alarmering om sociale redenen worden geacht te worden voldaan uit de categoriale bijzondere bijstand voor 65-plussers. Bijzondere bijstand is niet mogelijk omdat de voorliggende voorziening bewust heeft gekozen om alarmering om sociale redenen niet te vergoeden.

 

10.2 Bewassing en kledingslijtage (B096)

 

Voorliggende voorziening

Voor de kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage zijn er geen voorliggende voorzieningen. Ter voorkoming van extra bewassing bestaat er op grond van de Regeling zorgverzekering wel recht op incontinentie-absorptiemiddelen.

 

Recht op bijzondere bijstand

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan horen ook kosten van bewassing en door slijtage. Aangezien de algemene bijstand, dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in principe geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake als door lichamelijke gebreken of het extra wassen door het noodzakelijk gebruik leidt tot meer dan normale slijtage.

 

Dit betreft geen limitatieve opsomming van situatie waarin recht bestaat op bijzondere bijstand voor de kosten van bewassing en door kledingslijtage. Zowel op grond van artikel 35 lid 1 WWB als op grond van artikel 4:48 Awb kan en moet in individuele gevallen worden afgeweken.

LET OP: voor bewoners van verzorgingshuizen geldt dat alle waskosten zijn begrepen in de verzorgingsprijs.

 

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de voor bijzondere bijstand in aanmerking komende

waskosten wordt bepaald aan de hand van de NIBUD-prijzengids;

meerkosten van kleding wordt bepaald aan de hand van de geïndexeerde GMD-lijst.

 

10.3 Maaltijdvoorziening (B085)

Alleen noodzakelijk gebruik (op basis van Wmo-indicatie) van een warme maaltijdvoorziening kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

 

Hoogte bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de meerkosten. De meerkosten zijn de extra kosten hoger dan het bedrag dat mensen met een gelijke leeftijd volgens het NIBUD uitgeven aan een warme maaltijd.

 

Bewijsstukken

Indicatie Wmo;

Nota geleverde maaltijden.

 

10.4 Stookkosten (B088)

 

10.4.1 Stookkosten

Stookkosten horen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze moeten uit het (bijstands)inkomen worden voldaan. In verband met een chronische ziekte of handicap kan het noodzakelijk zijn om de temperatuur in de leefruimte van een belanghebbende op een hoog niveau te houden. Deze kosten horen tot de zogenaamde verborgen kosten van de categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken, mensen met een beperking en ouderen. Deze bijdrage wordt ook geacht voor de extra stookkosten te zijn. Aanvullende bijstand is in principe niet mogelijk.

 

10.4.2 Energiekosten

Kosten voor het gebruik van elektriciteit horen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze moeten uit het (bijstands)inkomen worden voldaan. Voor het elektriciteitsgebruik van een elektrische rolstoel of een scootermobiel geldt dat deze kosten horen tot de zogenaamde verborgen kosten van de categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken, mensen met een beperking en ouderen. Deze bijdrage wordt ook geacht voor de extra energiekosten te zijn. Aanvullende bijstand is in principe niet mogelijk.

 

10.5 Verzorging en hulp (B086)

 

10.5.1. Eigen bijdrage Wmo (hulp bij huishouden en hulpmiddelen)

Voor het merendeel van de Wmo-voorzieningen wordt een eigen bijdrage berekend. De eigen bijdrage wordt inkomensafhankelijk vastgesteld. Ook voor inkomens op het sociaal minimum wordt een eigen bijdrage gerekend. Deze eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

 

Hoogte van de bijzondere bijstand

100% vergoeding van de maximale periode bijdrage.

 

Bewijsstukken

Nota CAK.

 

10.5.2 Eigen bijdrage AWBZ (zorg zonder verblijf)

Voor de toepassing zorg zonder verblijf (persoonlijke verzorging of verpleging) wordt een eigen bijdrage berekend. De eigen bijdrage wordt inkomensafhankelijk vastgesteld. Ook voor inkomens op het sociaal minimum wordt een eigen bijdrage gerekend. Deze eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

 

Hoogte van de bijzondere bijstand

100% vergoeding van de maximale periode bijdrage.

 

Bewijsstukken

Nota CAK.

 

10.5.3 Kraamzorg (thuis of in geboortecentrum)

Voor kraamzorg geldt een wettelijke eigen bijdrage. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

 

Hoogte van de bijzondere bijstand

Vergoeding van de wettelijke eigen bijdrage van € 3,90 per uur gedurende 10 dagen.

 

Bewijsstukken

Vergoedingenoverzicht zorgverzekeraar.

 

10.6 Extra kosten chronisch zieken en gehandicapten (categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, artikel 35 lid 3 en 4 WWB (B148)

Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor zogenaamde verborgen kosten zoals:

hogere telefoonkosten in verband met het regelen van aangelegenheden rondom de beperking of ziekte;

extra kosten in verband met voedingsmiddelen;

extra kosten in verband met energiegebruik;

verhoogde zorgpremies;

extra kosten in verband met klusjes rondom het huis;

mantelzorg;

lidmaatschapskosten van belangenverenigingen en/of patiëntenorganisaties.

 

Voorwaarden

Er kan een bijdrage worden verstrekt als iemand tot één van de volgende doelgroepen hoort:

1. Chronisch ziek of gehandicapt (tot 65 jaar).

Iemand hoort tot deze doelgroep als aan belanghebbende:

een Wmo-indicatie is toegekend, waarbij de voorziening voor minimaal één jaar is toegekend;

een Wajong-, WAO- of WIA-uitkering is toegekend op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid;

een tegemoetkoming voor het minderjarige kind in het kader van de regeling TOG is toegekend;

een gehandicaptenparkeerkaart is toegekend (en deze nog geldig is);

een positieve indicatie voor de Regeling zittend ziekenvervoer is toegekend;

een tegemoetkoming op grond van de WTCG is toegekend.

(Noten 12)

 

2. Ouderen (65 jaar en ouder)

Iemand hoort tot deze doelgroep als hij op 31 december van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, 65 jaar of ouder is en niet verblijft in een AWBZ- (of een vergelijkbare) instelling.

(belanghebbende heeft in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft geen tegemoetkoming ontvangen op basis van de onder 1 genoemde doelgroep)

 

Aanvraag

De bijdrage kan het gehele kalenderjaar worden aangevraagd (uiterste inleverdatum is 31 december van het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft).

 

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijdrage is een eenmalig bedrag van € 150,- op jaarbasis. Als er in een huishouden sprake is van meerdere personen die tot de (een van de) doelgroep(en) horen, dan wordt de bijdrage vastgesteld op een totaal bedrag van € 200,- op jaarbasis.

 

Bestedingsverantwoording

In afwijking van de hoofdregel is het niet noodzakelijk om aan te tonen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

11. Reiskosten

11.1 Reiskosten bezoek gedetineerde (B014)

De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar inrichting waar de gedetineerde verblijft.

De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde is aanwezig als:

de gedetineerde hoort tot de 1ste of 2de-graads familie van belanghebbende, en;

de gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting (= geen recht op verlof), en;

de inrichting buiten de gemeente is gelegen (maar binnen Nederland), en;

de bezoekfrequentie maximaal 1 keer per maand per gezinslid bedraagt.

 

Hoogte van de bijzondere bijstand

Auto: de feitelijk te rijden kilometers, per kilometer het bedrag vergoeden conform de regeling van de zorgverzekeringswet, € 0,27 per kilometer op basis van de kortste route.

Openbaar vervoer: de werkelijk te maken kosten (goedkoopst adequate oplossing).

 

Bewijsstukken

Bewijs van detentie;

Strippenkaart/treinkaart.

11.2 Reiskosten omgangsregeling ouder-kind

zie § 9.2.2 (B083).

11.3 Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten) (B089)

Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor reiskosten woon-werkverkeer. Als deze kosten zich voordoen kunnen hiervoor middelen uit het participatiebudget ingezet worden.

11.4 Reiskosten bezoek zieke familieleden (B091)

De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker naar het verpleegadres waar de zieke verblijft.

(Noten 13)

 

Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Denk in dit verband aan een aanvullende zorgverzekering. Hierin is bijvoorbeeld geregeld dat de reiskosten worden vergoed bij opname in een ziekenhuis dat verder dan 50 kilometer van de woonplaats ligt (vergoeding gasthuis-reiskosten gezinsleden).

 

Recht op bijzondere bijstand

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als het gaat op incidentele kosten. Het moet daarnaast gaan om noodzakelijke kosten. De noodzaak voor het bezoeken van een zieke is aanwezig als:

de zieke een 1ste of 2de-graads familie van belanghebbende is, en;

het verpleegadres meer dan 10 kilometer van de woning van de belanghebbende ligt (maar binnen Nederland).

 

Het aantal te vergoeden bezoeken (de frequentie) hangt onder meer af van de ernst van de situatie en de afstand tussen de woonplaats en het ziekenhuis of de inrichting. Een en ander zal individueel beoordeeld moeten worden.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Auto: de feitelijk te rijden kilometers, per kilometer het bedrag vergoeden conform de regeling van de zorgverzekeringswet, € 0,27 per kilometer op basis van de kortste route.

Openbaar vervoer: de werkelijk te maken kosten (goedkoopst adequate oplossing).

 

Bewijsstukken

Bewijs van opname;

Strippenkaart/treinkaart.

 

11.5 Reiskosten bezoek Werkplein (B092)

De reiskosten in verband met een bezoek aan het Werkplein horen tot de reguliere reiskosten die uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm kunnen worden voldaan.

Werkplein 'de Lure' is gevestigd in Zwolle, de reisafstand is daarom geen bijzondere omstandigheid. Bijzondere omstandigheden kunnen wel aanwezig geacht worden als een belanghebbende is aangewezen op bijzonder vervoer (vastgesteld via indicatie van een arts).

12. Schulden

12.1 Kosten schuldhulpverlening (B094)

De gemeente Oldebroek heeft een overeenkomst afgesloten met de afdeling Inkomensondersteuning van de gemeente Zwolle voor de uitvoering van:

het minnelijke traject van de schuldhulpverlening;

het verstrekken van de gemeentelijke verklaring die nodig is voor het wettelijk traject (WSNP), en;

het verlenen van budgetbeheer.

 

Contactgegevens:

Sociale Zaken en Werkgelegenheid, afdeling Inkomensondersteuning

Locatie: Hanzelaan 180, 8017 JG Zwolle

Postbus: 10007, 8000 GA Zwolle

Telefoon: 14038

Fax: (038) 498 23 88

 

Openingstijden:

De Helpdesk Schuldhulpverlening is iedere werkdag van 8.30 uur tot 17.00 uur bereikbaar via telefoonnummer 14038.

 

De afdeling Inkomensondersteuning adviseert en begeleidt inwoners van Zwolle en regiogemeenten die schulden en/of financiële problemen hebben of moeite hebben om uit te komen met hun inkomen. Behalve schuldhulpverlening en budgetbeheer geeft de afdeling ook voorlichting en advies om te voorkomen dat mensen in de schulden raken.

 

Geen bijzondere bijstand voor andere schuldhulpverleners of budgetbeheerders

Er wordt ook door andere instanties tegen betaling schuldhulpverlening en budgettering uitgevoerd. Omdat de gemeente zelf schuldhulpverlening en budgettering aanbiedt (via de afdeling Inkomensondersteuning van de gemeente Zwolle) wordt er voor de kosten van andere schuld-hulpverleners geen bijzondere bijstand verleend.

 

12.2 Suppletie GKB-lening (B093)

Er wordt geen suppletie verstrekt. (Noten 14)

13. Sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten

13.1 Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten (B095)

 

Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Denk in dit geval aan de Verordening declaratieregeling.

 

Recht op bijzondere bijstand

Er wordt geen bijzondere bijstand verleend voor kosten van deelname aan maatschappelijke, sportieve of culturele activiteiten, omdat de voorliggende voorziening als passend en toereikend wordt beschouwd.

14. Inkomensachteruitgang

14.1 Toeslag voormalig alleenstaande ouder (B097)

14.1.1 Overbruggingstoeslag bij toekenning studiefinanciering (WSF)

Studiefinanciering wordt toegekend vanaf de eerste dag van het kwartaal nadat het kind 18 jaar is geworden. Bij het jongste kind wordt de bijstandsnorm van de ouder aangepast van alleenstaande ouder naar alleenstaande op de dag dat het kind 18 jaar wordt (artikel 4 sub e WWB). Om de periode te overbruggen wordt als het jongste thuiswonende kind de leeftijd van 18 jaar bereikt tot en met de laatste dag van het kalenderkwartaal een toeslag op grond van de bijzondere bijstand aan de ouder verleend.

 

Als vervolg hierop kan de toeslag voormalig eenoudergezin worden verstrekt (zie onder 14.1.2).

 

Hoogte bijzondere bijstand

20% van de bijstandsnorm voor gehuwden.

 

Bewijsstukken

Kopie aanvraag studiefinanciering.

14.1.2. Toeslag voormalig eenoudergezin.

Als het jongste (inwonende) kind van de alleenstaande ouder 18 jaar wordt, dan wordt de uitkering van de ouder omgezet van een alleenstaande ouder naar een alleenstaande. Een dergelijke normwijziging heeft een aantal gevolgen voor het gezin, onder andere voor de financiële relatie ouder-kind. Om de overgang naar de andere norm soepel te laten verlopen en de ouder en kind de gelegenheid te geven te wennen aan de nieuwe situatie en de financiële verantwoordelijkheid op elkaar af te stemmen kan er een toeslag worden verstrekt ter hoogte van het verschil.

 

Als het kind een aanvraag studiefinanciering heeft ingediend, wordt voorafgaand aan de toeslag voormalig eenoudergezin een overbruggingstoeslag verstrekt (zie onder 14.1.1). De toeslag voormalig eenoudergezin gaat in vanaf de datum toekenning studiefinanciering.

 

Hoogte bijzondere bijstand

 

oud inkomen, incl. VT

kinderbijslag

totaal

 

 

huidig inkomen ouder, incl. VT

huidig inkomen kind (als van toepassing incl. VT)

verschil

 

 

De toeslag wordt gedurende 6 maanden verleend met een afbouw over twee periodes van drie maanden, te weten:

de eerste periode van drie maanden: 100% van de toeslag;

de tweede periode van drie maanden: 50% van de toeslag.

 

Bewijsstukken

specificatie kinderbijslag;

specificatie van het huidige inkomen van het kind (bijvoorbeeld studiefinanciering, loon-/uitkeringsspecificatie).

 

14.2 Overbrugging scherpe terugval in inkomen (B105)

Het college verstrekt geen bijzondere bijstand ter (gedeeltelijk) compensatie van een (scherpe) inkomensachteruitgang. De bijstandsnorm wordt toereikend geacht voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten.

 

Uitzondering

Er kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt als de belanghebbende bij het indienen van de aanvraag voor uitkering niet voldoende middelen heeft om de periode tussen de aanvraag en de eerste uitbetaling van de uitkering zelf te overbruggen.

In de volgende situaties kan dit aan de orde zijn:

bij het (gedeeltelijk of) volledig ontbreken van inkomen vóór de uitkeringsaanvraag (detentie, inrichting, toelage COA);

bij echtscheiding waarbij de aanvrager onvoorzien achterblijft zonder financiële middelen.

 

Daarnaast moet er voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:

er moet sprake zijn van broodnood;

de financiële situatie is zodanig dat het verlenen van een voorschot geen oplossing biedt omdat dit een schuldensituatie creëert of in stand houdt;

er is geen sprake van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

 

Hoogte en vorm bijzondere bijstand

De overbruggingsuitkering bedraagt € 50,00 per week voor een alleenstaande en € 75,00 voor een alleenstaande ouder en een echtpaar. De bijstand wordt verstrekt als bijstand 'om niet'.

 

Bewijsstukken

Bewijsstukken die aantonen dat er geen financiële middelen zijn (bijv. bank-/giroafschrift). (Noten 14)

15. Uitstroomkosten

15.1 Kosten van scholing en opleiding (B098)

Voor de kosten van noodzakelijk geachte scholing wordt in principe geen bijzondere bijstand verleend. Als deze kosten zich voordoen kunnen deze kosten via het participatiebudget worden vergoed.

 

15.2 Verwervingskosten (algemeen) (B099)

Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor algemene verwervingskosten. Als deze kosten zich voordoen kunnen deze kosten via het participatiebudget worden vergoed.

 

15.3 Kosten kinderopvang (verwervingskosten) (B100)

Voor de kosten van kinderopvang wordt in principe geen bijzondere bijstand verstrekt. De Wet Kinderopvang is aan te merken als een voorliggende voorziening. Als deze kosten zich voordoen kunnen deze kosten via het participatiebudget worden vergoed.

 

15.4 Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten) (B089)

Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor reiskosten woon-werkverkeer. Als deze kosten zich voordoen kunnen hiervoor middelen uit het participatiebudget ingezet worden.

16. Woonkosten: incidenteel

16.1 Verhuiskosten (B102)

In principe wordt het standpunt gehanteerd dat er voor de kosten van een verhuizing gereserveerd moet worden. In incidentele gevallen kan hiervan worden afgeweken. De criteria hiervoor zijn:

1.

de verhuizing is noodzakelijk;

2.

de extra kosten zijn noodzakelijk (een belanghebbende heeft geen mogelijkheid om de inboedel zelf te vervoeren);

3.

er is sprake van bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld bij een onverwachte verhuizing, waardoor er niet gereserveerd is);

4.

er is geen voorliggende voorziening (verhuizing in verband met medische noodzaak valt bijvoorbeeld onder de Wmo).

 

Geen bijzondere omstandigheden zijn aanwezig waar het gaat om de eerste huisvesting van jongeren die het ouderlijk huis gaan verlaten. Deze kosten wordt niet als noodzakelijk gezien omdat de keuze van het moment van zelfstandig wonen aangepast kan worden aan de financiële middelen van de jongere.

 

Verhuiskosten

duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten (zie §16.5, B101);

de noodzakelijke kosten die rechtstreeks verband houden met de verhuizing, bijvoorbeeld transportkosten.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Gekozen moet worden voor de goedkoopst adequate oplossing. Als de belanghebbende bijvoorbeeld in het bezit is van een auto kan volstaan worden met de huur van een boedelbak.

 

Bewijsstukken

Kostenoverzicht van de te verwachten kosten.

16.2 Eerste maand huur en administratiekosten (B103)

De woningstichting heeft als beleid dat de huur altijd 1 maand vooruit betaald moet worden. Als de huur niet per de eerste van de maand ingaat, gaat het zelfs om de gebroken maand, plus de huur van de daaropvolgende maand.

 

Recht op bijzondere bijstand

De kosten van eerste huur en administratiekosten horen tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm, door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in principe geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

 

Noodzaak

Zijn er bijzondere omstandigheden in het individuele geval dan kan er, als men niet heeft kunnen reserveren, toch bijzondere bijstand worden verleend. Belanghebbende moet aantoonbaar maken dat er in het geheel geen middelen zijn om de eerste verhuurnota te kunnen voldoen.

 

Bijzondere omstandigheden kunnen aanwezig zijn in de onderstaande situaties:

een belanghebbende betrekt een huurwoning na langdurig verblijf in een inrichting of detentie;

een belanghebbende moet verhuizen op grond van een verhuisplicht die door Sociale Zaken is opgelegd;

een belanghebbende gaat scheiden en verhuist naar een andere woning;

een belanghebbende moet om zwaarwegende, sociale redenen binnen korte tijd en onvoorzien verhuizen.

 

Bijzondere omstandigheden zijn in ieder geval aanwezig als een belanghebbende een eerste huisvesting krijgt meteen na het verlaten van een vluchtelingenopvang (AZC of ROA-woning). Er is tot dat moment alleen een inkomen geweest in de vorm van een persoonlijke toelage, waarvan reserveren voor de kosten niet mogelijk was.

 

Geen bijzondere omstandigheden zijn aanwezig waar het gaat om de eerste huisvesting van jongeren die het ouderlijk huis gaan verlaten. Deze kosten wordt niet als noodzakelijk gezien omdat de keuze van het moment van zelfstandig wonen aangepast kan worden aan de financiële middelen van de jongere.

 

Hoogte bijzondere bijstand

1.

Bij een ingangsdatum per de 1e van de maand betreft het de huur waarop de huurtoeslag in mindering is gebracht;

 

2.

Bij een ingangsdatum anders dan de 1e van de maand:

 

de eerste (gebroken) maand betreft de volledige huur (zonder aftrek van huurtoeslag omdat daarop geen recht bestaat bij een gebroken maand) naar rato van de (resterende) dagen van de maand.

de volgende maand betreft de huur waarop de huurtoeslag op in mindering is gebracht. Dit wordt door de woningstichting al in de eerste verhuurnota verwerkt.

 

Bewijsstukken

Eerste verhuurnota.

(Noten 15)

16.3 Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten (B101)

De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten horen tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijk kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm, door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in principe geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

 

Noodzaak

Zijn er bijzondere omstandigheden in het individuele geval dan kan er, als men niet heeft kunnen reserveren, toch bijzondere bijstand worden verleend. Bijzondere omstandigheden kunnen aanwezig zijn in de onderstaande situaties:

Een noodzakelijk verhuizing.

Als noodzakelijk verhuizing wordt aangemerkt een verhuizing die het gevolg is van een verhuisverplichting in verband met de verstrekking van een woonkostentoeslag (zie B146). LET OP: voor een verhuizing op medische gronden is de Wmo een voorliggende voorziening en is bijzondere bijstand in principe niet mogelijk.

Een eerste huisvesting na het verlagen van een AZC- of ROA-woning.

Gelet op het eerder genoten inkomen (COA-toelage) was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting.

Echtscheiding/beëindiging samenwoning.

In dit geval wordt er in principe vanuit gegaan dat er geen sprake is van een volledige woninginrichting. Dit omdat de boedel gedeeld wordt tussen de beide (ex)partners. Per individueel geval zal gekeken moeten worden welke inrichtingskosten noodzakelijk zijn. De noodzaak kan beoordeeld worden na het afleggen van een huisbezoek.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het NIBUD. Bij een volledige woninginrichting wordt uitgegaan van 60% van het inventarispakket naar huishoudtype volgens het NIBUD. Uitgangspunt hiervan is dat bij een (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of kringloopwinkel.

 

Vorm en betaling bijzondere bijstand

Duurzame gebruiksgoederen in de vorm van leenbijstand;

Overige inrichtingskosten in principe om niet.

 

Bij een volledige woninginrichting is er ook sprake van overige inrichtingskosten. Deze kosten moeten in principe om niet worden verleend. Bij een volledige woninginrichting is het lastig om op voorhand een bedrag voor overige inrichtingskosten vast te stellen. Daarom wordt dit meegenomen in de leenbijstand. De restant schuld wordt in principe, na een aflossing van 36 maanden volledig betaalde maandelijkse aflossingsbedragen, omgezet in bijstand om niet. De restant schuld is in principe altijd hoger dan de kosten voor de overige inrichtingskosten, waardoor belanghebbende hierin niet benadeeld wordt.

 

Bewijsstukken

De bijzondere bijstand wordt rechtstreeks uitbetaald aan de leverancier, of op voorschotbasis verstrekt. Dit omdat van een belanghebbende niet verwacht kan worden de kosten zelf voor te schieten. Aan de belanghebbende wordt de verplichting opgelegd om achteraf het betalingsbewijs te overleggen.

 

De bijstand voor een volledige woninginrichting wordt in minimaal 3 termijnen (voorschotten) verstrekt. Een tweede en volgend voorschot wordt verstrekt op het moment dat van het voorgaande voorschot de betalingsbewijzen zijn overlegd.

17. Woonkosten: periodiek

17.1 Berekening woonkostentoeslag huurders (B145)

17.1.1 Een nieuwe huurder

Huurtoeslag wordt toegekend per de eerste van de maand. Er kan woonkostentoeslag worden verstrekt over de gebroken maand huur. Deze situaties kunnen zich voordoen bij een nieuwe huurder (bijvoorbeeld in het geval van echtscheiding of nieuwkomers).

 

Hoogte bijzondere bijstand

Door middel van een proefberekening via de website van de Belastingdienst (www.toeslagen.nl) kan vastgesteld worden wat de hoogte is van de huurtoeslag. Vervolgens moet over de gebroken maand huur, naar rato van de resterende dagen van de maand, vastgesteld worden wat de hoogte is van de te verstrekken bijzondere bijstand.

 

Bewijsstukken

Huurspecificatie;

Proefberekening huurtoeslag.

 

17.1.2 Terugval in inkomen en geen recht op huurtoeslag.

Als een woning wordt bewoond waarvan de huur de maximale huurgrens volgens de Wet op de huurtoeslag overschrijdt en er sprake is van een inkomstenterugval, kan er tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor woonkosten.

Deze bijstand wordt voor ten hoogste een jaar verstrekt. Aan de bijstand wordt met toepassing van artikel 55 WWB de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende omziet naar een goedkopere woning, waarvan de huur in overeenstemming is met zijn inkomen. Hier moeten bewijsstukken van ingeleverd worden (agendeer een tussentijds onderzoek na een half jaar).

 

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen de te betalen huur en de normhuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag. Bij de berekeningen van de woonkostentoeslag wordt het meerinkomen voor 100% in aanmerking genomen (zie richtlijn B063 Draagkrachtpercentages). Vermogen dat meer bedraagt dan de bedragen genoemd in artikel 34 WWB worden eveneens volledig in aanmerking genomen.

 

Bewijsstukken

Huurspecificatie;

Proefberekening huurtoeslag;

Beschikking afwijzing huurtoeslag.

 

(Noten 16)

17.2 Berekening woonkostentoeslag eigenaren (B146)

Als er sprake is van een eigen woning en er is sprake van een inkomsten terugval, kan er tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor woonkosten. Er kan in principe slecht een toeslag worden verstrekt als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

de in aanmerking te nemen woonlasten zijn, na aftrek van de ontvangsten, hoger dan het bedrag van de toepasselijke basishuur, en;

(verdere) bezwaring van de woning kan niet worden gevergd.

 

Onder woonkosten wordt verstaand de kosten die de eigenaar verschuldigd is voor:

1.

de hypotheekrente (hiervan wordt 70% genomen );

2.

de premie voor de opstalverzekering;

3.

de erfpachtcanon;

4.

de waterschapslasten;

5.

een vast bedrag voor de kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties. De kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties wordt vastgesteld conform het budgethand-boek NIBUD. Het gaat dan om:

 

a.

onderhoud woning;

 

b.

onderhoud CV-installatie.Deze kosten worden omgerekend naar een bedrag per maand.

 

Aan de bijstand wordt, met toepassing van artikel 55 WWB, de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende omziet naar een goedkopere woning, waarvan de woonlasten in overeenstemming zijn met zijn inkomen. Hier moet de belanghebbende bewijsstukken van overleggen.

 

Hoogte bijzondere bijstand

De woonkostentoeslag wordt vastgesteld overeenkomstig de Wet op de huurtoeslag (hoofdstuk 3, paragraaf 3: berekening van huurtoeslag).

 

Bewijsstukken

Bewijsstukken van woonkosten die aanvrager heeft, genoemd onder 1 tot en met 5.

17.3 Kosten vaste lasten tijdens verblijf in een inrichting (B058)

Als iemand wordt opgenomen in een inrichting en er aan belanghebbende algemene bijstand is toegekend naar de norm voor zak- en kleedgeld, kan er bijzondere bijstand worden toegekend voor de vaste lasten van het aanhouden van de woning.

Er kan alleen bijzondere bijstand worden toegekend als vooraf wordt vastgesteld (door o.a. behandelplan, informatie hulpverleners) dat de opname maximaal een half jaar is.

De bijzondere bijstand kan worden toegekend per de ingangsdatum van de lagere ´zak- en kleedgeld´ norm.

 

De volgende vaste lasten kunnen voor vergoeding in aanmerking komen:

huur (waarop de huurtoeslag in mindering is gebracht);

vastrecht gas, elektriciteit, water;

verzekeringen die samenhangen met de woning (inboedelverzekering).

 

Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de verbruikskosten van gas, elektriciteit en water. De belanghebbende moet de voorschotnota´s dan ook zo spoedig mogelijk te verlagen tot het vastrecht.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Voor de huur wordt bijzondere bijstand verleend voor het bedrag waarop de huurtoeslag in mindering is gebracht. Voor het vastrecht kan het bedrag zoals is gefactureerd op de voorschotnota´s wordt vergoed. Voor eventuele verzekeringen die samenhangen met de woning kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor het bedrag zoals op de factuur wordt vermeld.

 

Bewijsstukken

Plaatsingsbewijs inrichting;

Huurspecificatie;

Beschikking huurtoeslag;

Nota energie-/waterleverancier;

Nota eventuele verzekeringen.

17.4 Kosten vaste lasten woning gedetineerde (B013)

Voor de kosten van het aanhouden van woonruimte in de periode dat de belanghebbende gedetineerd is kan in de regel geen bijzondere bijstand worden verleend. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende om ter zake een afdoende regeling te treffen. In acute noodsituaties waarin dit niet mogelijk is, kan mogelijk de gemeente op grond van zeer dringende redenen bijzondere bijstand verstrekken voor woonkosten op grond van artikel 16 WWB.

Het betreft echter slechts heel uitzonderlijke situaties waarbij steeds een strikt individuele afweging van de omstandigheden noodzakelijk is. Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat er sprake moet zijn van acute levensbedreigende omstandigheden. Hiervan zal in situaties van detentie geen sprake zijn.

 

 

Lijst van afkortingen

AKW Algemene Kinderbijslag Wet

Awb Algemene wet bestuursrecht

AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

AZC Asielzoekerscentrum

BW Burgerlijk Wetboek

CAK Centraal Administratiekantoor

COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers

College van B&W College van burgemeester en wethouders

CRvB Centrale Raad van Beroep

GGZ Geestelijke gezondheidszorg

GKB Gemeentelijke Kredietbank

IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte ge-wezen zelfstandigen

KNO Keel-, Neus- en Oorheelkunde

LBIO Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

LOVCK Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren

NIBUD Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

NVVK Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet

ROA Regeling Opvang Asielzoekers

TOG Tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen

VT Vakantietoeslag/geld

Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten

WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Wi Wet inburgering

WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

WIJ Wet Investeren in Jongeren

Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning

Wrb Wet op de rechtsbijstand

WSF Wet studiefinanciering 2000

WSNP Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen

WTCG Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

WTOS Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

WWB Wet werk en bijstand

Zvw Zorgverzekeringswet

Noten

 

1

Achter elke richtlijn is een nummer terug te vinden. Dit verwijst naar de vindplaats van de richtlijn in het digitale Handboek WWB van Schulinck.

 

 

2

Peil 2011

 

 

3

Telefoonnummer

Faxnummer

E-mail

 

013-530 00 13

013-530 00 14

info@vanbrederode.e

 

 

4

Peil 2011

Peil 2011

Peil 2011

Zie CRvB 13-04-2010, nr. 08/5136 WWB

 

 

5

Peil 2011 (gemeenten extra pakket Zilveren Kruis Achmea)

Peil 2011 (gemeenten extra pakket Zilveren Kruis Achmea)

 

 

6

Peil 2011

 

 

7

CRvB 29-06-2010, nr. 07/4970 WWB en CRvB 29-06-2010, nr. 07/5153 WWB

 

 

8

CRvB 09-11-2010, nr. 08/6936 WWB en CRvB 09-11-2010, nr. 08/7030 WWB

CRvB 09-11-2010, nr. 08/6936 WWB en CRvB 09-11-2010, nr. 08/7030 WWB

 

 

9

Peil 1 januari 2011

 

 

10

Rb Leeuwarden, 17-03-1999, nr. 97/1019, JABW 9-1999-nr. 81)

peil 2011

 

 

11

In de beleidsnota 'Kinderen doen mee, in de gemeente Oldebroek' was een uitsplitsing gemaakt in schoolfonds en participatiefonds. In deze beleidsregels is er voor gekozen om dit niet meer uit te splitsen en het gehele bedrag te verstrekken als forfaitair bedrag voor schoolkosten.

 

 

12

Peil 2011

Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen

 

 

13

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

peil 2011

 

 

14

WWB/WIJ

 

 

15

Overige inrichtingskosten zijn bijvoorbeel verf en behang, zie CRvB 17-02-2004, nr. 01/5559 NABW.

 

 

16

De hypotheekrente wordt voor 70% genomen omdat deze rente ook aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting. Het percentage teruggaaf ligt op iets meer dan 30%. Door slechts 70% in de berekening op te nemen hoeft de belastingteruggaaf niet te worden teruggevorderd voor dat gedeelte dat betrekking heeft op de hypotheekrente.

 

 

17

 

 

 

(11)

 

(12)

 

(13)

 

(14)

 

(15)

(16)

 

(17)