Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijzondere bijstand 2011 |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Beleidsregels bijzondere bijstand.pdf |
Geen.
Wet werk en bijstand, art. 35
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-2011 | 14-04-2015 | nieuwe regeling | 23-08-2011 Huis aan huis, 30-08-2011 | Extern werkend. |
1. Recht op bijzondere bijstand 4
1.1. Inleiding en achtergrond 4
1.2 Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht) (B062) 4
2. Hoogte en vorm van de bijstand 5
2.1 In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht (B137) 5
2.2 Draagkrachtpercentages (B063) 5
2.2.1 Draagkrachtpercentage vermogen 6
2.2.2. Draagkrachtpercentage inkomen 6
2.3 Draagkrachtperiode bijzondere bijstand (B064) 6
3. Categoriale bijzondere bijstand 7
3.1 Recht op categoriale bijzondere bijstand (B138) 7
4. Medische kosten: algemeen 8
4.1 Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering (B070) 8
4.3 Adresgegevens zorgverzekeraar (B068) 8
4.4 Waar en wanneer medisch advies aanvragen (B069) 8
5. Medische kosten: specifiek 10
5.1 Overig beleid inzake specifieke medische kosten (B074) 10
Bijzondere bijstand medische kosten 10
5.1.1 Alternatieve geneeswijzen en therapiëen 10
5.1.3 Orthopedisch schoeisel 10
5.3 Alternatieve geneeswijzen (B074) 11
5.5 Zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening (B152) 12
5.6 Tandheelkundige hulp (B153) 12
5.6.2 Orthodontie tot 18 jaar 12
5.6.3 Kunstgebit (prothese) 12
5.8 Orthopedisch schoeisel (B074) 13
5.11 Fysiotherapie en oefentherapie (B155) 13
7. Bewindvoering, curatele, rechtsbijstand en leges. 15
7.1 Kosten bewindvoering (B076) 15
7.3 Kosten rechtsbijstand (B078) 16
7.4 Legeskosten verblijfsvergunningen (B012) 16
7.4.1 Legeskosten verblijfsvergunning 16
Externe link7.4.2 Kosten naturalisatie 17
8. Jongeren van 18 t/m 20 jaar 18
8.1 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in een inrichting (B079) 18
8.2 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in een inrichting (B080) 18
8.3 Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren (B081) 18
9.2 LBIO (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen)- bijdrage residentiële opvang (B083) 19
9.2.2 Reiskosten bezoek aan uit huis geplaatste kinderen/omgangsregeling 19
9.3.1 Kinderen doen mee (categoriale bijzondere bijstand maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen, artikel 35 lid 5 WWB). 20
9.3.2 Computerregeling brugklassers (categoriale bijzondere bijstand maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen, artikel 35 lid 5 WWB). 21
9.3.3 Reiskosten scholing en opleiding van ten laste komende kinderen (individuele bijzondere bijstand). 21
10. Ouderen-, zieken- en gehandicaptenzorg 21
10.1 Communicatie en signalering (B087) 21
10.2 Bewassing en kledingslijtage (B096) 22
10.3 Maaltijdvoorziening (B085) 22
10.5 Verzorging en hulp (B086) 23
10.5.2 Eigen bijdrage AWBZ (zorg zonder verblijf) 23
10.5.3 Kraamzorg (thuis of in geboortecentrum) 23
10.6 Extra kosten chronisch zieken en gehandicapten (categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, artikel 35 lid 3 en 4 WWB (B148) 23
11.1 Reiskosten bezoek gedetineerde (B014) 25
11.2 Reiskosten omgangsregeling ouder-kind 25
11.3 Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten) (B089) 25
11.4 Reiskosten bezoek zieke familieleden (B091) 25
11.5 Reiskosten bezoek Werkplein (B092) 26
12.1 Kosten schuldhulpverlening (B094) 27
12.2 Suppletie GKB-lening (B093) 27
13. Sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten 28
13.1 Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten (B095) 28
14.1 Toeslag voormalig alleenstaande ouder (B097) 29
14.1.1 Overbruggingstoeslag bij toekenning studiefinanciering (WSF) 29
14.1.2. Toeslag voormalig eenoudergezin. 29
14.2 Overbrugging scherpe terugval in inkomen (B105) 30
15.1 Kosten van scholing en opleiding (B098) 31
15.2 Verwervingskosten (algemeen) (B099) 31
15.3 Kosten kinderopvang (verwervingskosten) (B100) 31
15.4 Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten) (B089) 31
16. Woonkosten: incidenteel 32
Externe link16.2 Eerste maand huur en administratiekosten (B103) 32
16.3 Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten (B101) 33
17.1 Berekening woonkostentoeslag huurders (B145) 35
17.1.2 Terugval in inkomen en geen recht op huurtoeslag. 35
17.2 Berekening woonkostentoeslag eigenaren (B146) 35
17.3 Kosten vaste lasten tijdens verblijf in een inrichting (B058) 36
1. Recht op bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand is wettelijk geregeld in artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB). De invulling en uitvoering van het bijzondere bijstandsbeleid bepaalt het college van B&W. Het college heeft beleidsvrijheid bij de vaststelling van de draagkracht, de draagkrachtperiode van de belanghebbende en bij de bepaling van de inhoud van het bijzondere bijstandsbeleid. In deze beleidsregels wordt uitgewerkt hoe het college invulling geeft aan haar beleidsvrijheid ten aanzien van de verstrekking van bijzondere bijstand .
Deze beleidsregels vervangen het huidige beleid; de beleidsregels bijzondere bijstand 2009 (oktober 2009), de beleidsnota Tegemoetkoming chronisch zieken, mensen met een beperking en ouderen (juni 2009) en de beleidsregels Kinderen doen mee, in de gemeente Oldebroek (maart 2009).
1.2 Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht) (B062)
Uitgangspunt is dat een aanvraag voor bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat de kosten zijn gemaakt. Hierop wordt de volgende uitzondering gemaakt:
de noodzakelijkheid van de gemaakte kosten kan nog worden vastgesteld én de kosten zijn niet langer dan zes maanden voorafgaande aan de aanvraag gemaakt.
Voorbeelden van situaties waarin de noodzakelijkheid nog kan worden vastgesteld: het vervangen van een bril, eigen bijdragen van medische voorzieningen waarvan de noodzakelijkheid reeds is vastgesteld op grond van de AWBZ en/of Zvw.
2. Hoogte en vorm van de bijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald door de hoogte van de kosten en de middelen waarover belanghebbende zelf kan beschikken om betreffende kosten te voldoen.
2.1 In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht (B137)
In aanmerking te nemen inkomen
Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen bedoeld in artikel 31 lid 2 WWB en artikel 33 lid 5 WWB niet tot het draagkrachtinkomen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemde artikelen worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het inkomen wordt dus op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Het inkomen wordt afgezet tegen de bijstandsnorm.
Er wordt geen rekening meer gehouden met het inkomen van minderjarige kinderen. Ook niet als er bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor het minderjarige kind.
Uitgangspunt is in principe het periodieke inkomen van de maand, waarin de kosten zijn gemaakt. Moeten de kosten nog gemaakt worden, dan wordt uitgegaan van het periodieke inkomen van de belanghebbende(n) in de maand van aanvraag.
Bij wisselende inkomsten wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen gedurende het afgelopen half jaar. Het (periodieke) inkomen wordt omgerekend naar een netto jaarinkomen.
In aanmerking te nemen vermogen:
Van het in aanmerking te nemen vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34 lid 2 WWB niet tot het draagkrachtvermogen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemd artikel worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het vermogen wordt dus op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand.
Bij een belanghebbende ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken, geldt dat het college enkel de draagkracht kan berekenen over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft (zie CRvB 01-02-2005, nr. 02/93 NABW). De CRvB neemt hierbij als uitgangspunt dat dit slechts de middelen betreft die op de voet van artikel 295 lid 2 Fw buiten de boedel worden gelaten. Aangezien dit in de praktijk neerkomt op 90% van de bijstandsnorm, betekent dit dat er in het algemeen geen draagkracht zal kunnen bestaan bij een belanghebbende ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling van toepassing is.
Als op (een deel van) het inkomen van belanghebbende executoriaal beslag is gelegd waardoor belanghebbende over dat (deel van het) inkomen geen feitelijke bestedingsmogelijkheid heeft, noch beschikkingsbevoegd is, noch een mogelijkheid heeft om het hem uit te laten betalen, mag het college bij de berekening van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand met dat (deel van het) inkomen geen rekening houden, omdat belanghebbende niet redelijkerwijs kan beschikken over dat (deel van het) inkomen (zie CRvB 28-03-2006, nr. 04/5464 NABW).
2.2 Draagkrachtpercentages (B063)
Ten aanzien van de draagkracht zijn er 2 onderdelen. Draagkracht in vermogen en draagkracht in inkomen.
2.2.1 Draagkrachtpercentage vermogen
100% van het in aanmerking te nemen vermogen.
2.2.2. Draagkrachtpercentage inkomen
Voor een aantal kostensoorten wordt uitgegaan van 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en wordt ook de volledige draagkracht gebruikt.
Het gaat hier om kostensoorten die weliswaar worden verstrekt als bijzondere bijstand, maar die naar hun aard horen tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan of te maken hebben met het betalen van de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan.
2.3 Draagkrachtperiode bijzondere bijstand (B064)
De periode waarover de draagkracht geldt, de draagkrachtperiode, is het kalenderjaar waarin de aanvraag om bijzondere bijstand wordt ingediend. De draagkrachtperiode begint op 1 januari en loopt tot en met 31 december.
In afwijking hiervan wordt, wanneer een aanvraag wordt ingediend op of na 1 oktober, de draagkrachtperiode bepaald vanaf de maand waarin de aanvraag is ingediend tot en met december van het volgende kalenderjaar.
Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht over de gehele draagkrachtperiode (12 tot 15 maanden) in aanmerking genomen en in één keer verrekend.
Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht toegerekend naar een maand
De peildatum voor het berekenen van het draagkrachtinkomen is in principe de maand, waarin de kosten zijn gemaakt. Moeten de kosten nog gemaakt worden, dan wordt uitgegaan van het periodieke inkomen van de belanghebbende(n) in de maand van aanvraag.
Bij wisselende inkomsten wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen gedurende het afgelopen 3 maanden. Het (periodieke) inkomen wordt omgerekend naar een netto jaarinkomen.
Er is voor gekozen om bij aanvragen in het laatste kwartaal van het jaar de draagkracht te berekenen over een langere periode dan een jaar (maximaal 15 maanden). Dit heeft als doel om te voorkomen dat aanvragers binnen enkele maanden al hun gegevens meerdere malen moeten overleggen. LET OP: de draagkracht wordt in een dergelijk geval ook echt langer vaststelt dan 12 maanden. Bij voorbeeld bij een aanvraag in oktober is de draagkracht 15-maal de maanddraagkracht.
3. Categoriale bijzondere bijstand
Het college kan naast individuele bijzondere bijstand ook categoriale bijzondere bijstand verlenen voor bijzondere kosten. Deze bevoegdheid heeft het college ten aanzien van personen van 65 jaar of ouder. Daartoe kan het groepen 65-plussers aanwijzen waarvan aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevinden die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet.
Ook is categoriale bijstand mogelijk voor of ten behoeve van chronisch zieken of gehandicapten voor zover het gaat om kosten die samenhangen met de ziekte of handicap.
Daarnaast is nog categoriale bijstand mogelijk met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen.
4.1 Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering (B070)
De gemeente Oldebroek heeft voor haar inwoners die een laag inkomen hebben een collectieve verzekering afgesloten bij het Zilveren Kruis Achmea. Dit betekent dat iedereen die voldoet aan bepaalde voorwaarden deze verzekering kan afsluiten en daarmee in aanmerking komt voor een korting op de totale premie. De collectieve verzekering is niet verplicht.
Wie komen ervoor in aanmerking?
In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is een verplicht eigen risico van € 170,00 opgenomen. Gezien het feit dat er sprake is van een algemene maatregel, die geldt voor alle verzekerden, kan hiervoor geen bijzondere bijstand worden verstrekt.
Het is ook mogelijk een vrijwillig eigen risico af te sluiten. Hierdoor wordt er een lagere premie betaald. Voor dit risico kan ook geen bijzondere bijstand worden verstrekt. Het risico wat de belanghebbende neemt kan niet worden afgewenteld op de gemeente.
4.3 Adresgegevens zorgverzekeraar (B068)
4.4 Waar en wanneer medisch advies aanvragen (B069)
Van Brederode, Nieuwkerksedijk 21a, 5051 HS Goirle
Medisch advies wordt aangevraagd, daar waar aangegeven in de richtlijnen voor bijzondere bijstand.
Daarnaast geeft Van Brederode sociaal medische indicatieadviezen aan gemeenten in het kader van de WWB, Wet inburgering (Wi) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
5.1 Overig beleid inzake specifieke medische kosten (B074)
In zijn algemeenheid zijn de Zvw en de AWBZ passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische kosten, die bijstandsverlening in de weg staat. Als een behandeling (of verstrekking) in de basisverzekering slechts gedeeltelijk vergoed wordt, kan er wel recht bestaan op bijzondere bijstand.
Medische behandelingen en vergoeding van medische kosten zijn door de Zvw en de AWBZ voldoende en verantwoord afgedicht. Dit houdt in dat voor kosten die niet in de basisverzekering zijn opgenomen in principe geen bijzondere bijstand verstrekt kan worden. Het is aan belanghebbende om zich naar zijn eigen behoefte aanvullend te verzekeren.
Bijzondere bijstand medische kosten
Het college kan van bepaalde medische kosten - onder omstandigheden - de noodzaak of de bijzondere omstandigheid om andere dan medische reden aanwezig achten. Hierbij moet dan vooral aandacht worden besteed aan de voorwaarden waaronder de noodzaak van genoemde kosten aanwezig is.
In deze richtlijn wordt afwijkend en/of aanvullende beleid met betrekking tot specifieke medische kostensoorten aangegeven, met uitzondering van:
5.1.1 Alternatieve geneeswijzen en therapiëen
Voor deze kosten is geen bijzondere bijstand meer mogelijk. De keuze om deze kosten buiten de AWBZ en de Zvw te laten is om principiële redenen gedaan.
De zorgverzekering is toereikend om een digitaal hoortoestel aan te kunnen schaffen, volgens de goedkoopst mogelijke adequate voorziening. Bijzondere bijstand is daarom niet aan de orde.
Het is echter mogelijk dat een KNO-arts dringend een duurder toestel voorschrijft, waarvan de prijs hoger is dan de bijdrage die van de zorgverzekering wordt ontvangen. Alleen dan is er reden bijzondere bijstand te verstrekken voor de meerkosten.
Voor orthopedisch schoeisel geldt een wettelijke eigen bijdrage. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
Hoogte van de bijzondere bijstand
Vergoeding van de wettelijke eigen bijdrage van € 136,50 per paar voor verzekerden van 16 jaar en ouder en € 68,50 voor verzekerden jonger dan 16 jaar . Hierop wordt het normbedrag NI-BUD voor normale schoenen in mindering gebracht.
Vergoedingenoverzicht zorgverzekeraar,
of als de leverancier de vergoeding al heeft verrekend met de zorgverzekeraar: de nota waaruit de eigen bijdrage blijkt.
Er is vergoeding via de basisverzekering tot een bedrag van € 386,50 per pruik. Is de pruik duurder dan is het meerdere te betalen bedrag de eigen bijdrage. De meeste aanvullende verzekeringen geven recht op een aanvullend bedrag, dat hoger is naarmate men beter is verzekerd. Het is de verantwoordelijkheid van een belanghebbende om zich voor deze kosten aanvullend te verzekeren. Bijzondere bijstand is hierdoor niet mogelijk.
Voor ziekenvervoer geldt een wettelijke eigen bijdrage. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
Vergoeding van de wettelijke eigen bijdrage ad € 92,00 .
Vergoedingenoverzicht zorgverzekeraar.
5.2 Brillen en contactlenzen (B073)
Uitgangspunt is dat de (aanvullende) zorgverzekering voor de kosten van brillenglazen aan te merken is als een voorliggende, toereikende en passende voorziening. Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van brillenglazen, zodat (aanvullende) bijzondere bijstandsverlening niet aan de orde is . Het is de verantwoordelijkheid van een belanghebbende om zich voor deze kosten aanvullend te verzekeren.
Vanuit de zorgverzekering is een vergoeding mogelijk, eenmaal per 3 kalenderjaren. Er zijn situaties mogelijk waarbij glazen, dan wel montuur eerder moeten worden vervangen. Dit is aan de orde als de sterkte van de glazen moet worden aangepast. Of als het montuur te klein is geworden in het geval van opgroeiende kinderen. Hoogte van de bijzondere bijstand is dan maximaal ter hoogte van de vergoeding vanuit de aanvullende verzekering (één na hoogste pakket).
In principe bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van een dieet omdat deze meestal niet medisch noodzakelijk zijn, dan wel niet leiden tot kosten die meer bedragen dan de kosten voor normale voeding. De kosten voor normale voeding kan belanghebbende voldoen uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm.
Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake als er een medische indicatie is voor het volgen van een dieet. De medische indicatie moet worden vastgesteld door de medisch adviseur. Het aangevraagde bedrag bijzondere bijstand moet hierbij meer bedragen dan de kosten voor de aanvraag van een medisch advies.
Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijzonder bijstand is gelijk aan de meerkosten van voeding zoals aangegeven in het advies. Het bij advies vastgestelde bedrag van de meerkosten wordt jaarlijks geïndexeerd met de alimentatie-index.
5.5 Zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening (B152)
Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening. Deze middelen worden voor chronisch gebruikers vergoed door de zorgverzekering. Voor overige gebruikers worden deze middelen niet vergoed, omdat deze voor hen niet noodzakelijke worden geacht.
5.6 Tandheelkundige hulp (B153)
Het college verstrekt bijzondere bijstand tot een bedrag van maximaal € 150,00 per persoon per jaar.
Voor het recht op bijzondere bijstand moet iemand wel aanvullend verzekerd zijn voor tandheelkundige kosten. Iemand die niet aan deze voorwaarde voldoet heeft geen recht op bijzondere bijstand voor tandheelkundige hulp.
Maximaal € 150,00 per persoon per jaar.
Het college verstrekt bijzondere bijstand, eenmalig tot een bedrag van € 200,00 per persoon. Voor het recht op bijzondere bijstand moet iemand wel aanvullend verzekerd zijn. Iemand die niet aan deze voorwaarde voldoet heeft geen recht op bijzondere bijstand.
Éénmalig maximaal € 200,00 per persoon.
Het college verstrekt bijzondere bijstand voor de wettelijke eigen bijdrage van 25%.
Psychotherapie (de zogenaamde tweedelijns GGZ) wordt volledig vergoed via de basisverzekering van de Zorgverzekeringswet. Voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.
Vanuit de basisverzekering worden 8 zittingen per persoon per jaar vergoed. Er is een eigen bijdrage van € 10,00 per zitting. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Als een belanghebbende gebruik moet maken van meer zittingen, dan is het zijn eigen verantwoordelijkheid om zich hiervoor aanvullend te verzekeren. Voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.
5.11 Fysiotherapie en oefentherapie (B155)
Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor fysiotherapie en oefentherapie. Op grond van de basisverzekering wordt fysiotherapie voor chronische aandoeningen vanaf de dertiende behandeling vergoed. Aan het niet vergoeden van deze eerste 12 behandelingen ligt een budgettaire reden ten grondslag.
Vanuit de aanvullende verzekering worden ook de eerste 12 behandelingen voor chronische aandoeningen vergoed. Ook vergoedt de aanvullende verzekering niet-chronische behandelingen. In totaal is er recht op 27 behandelingen per jaar, voor chronische of niet-chronische aandoeningen samen.
Het is de verantwoordelijkheid van een belanghebbende om zich voor deze kosten aanvullend te verzekeren. (Noten6)
Als iemand overlijdt en er is geen (dekkende) begrafenisverzekering en de overledene laat onvoldoende geld na om een begrafenis of crematie van te betalen, moeten de erfgenamen en bloed- en aanverwanten deze kosten betalen. Wanneer deze onvoldoende middelen en/of vermogen heeft om zijn evenredig aandeel in de begrafenis- of crematiekosten te betalen, dan kan hiervoor bijzondere bijstand worden aangevraagd.
Voor de kosten van een begrafenis of crematie in het buitenland wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.
Bijzondere bijstand voor uitvaartkosten kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover:
de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden, en; | |
de erfgenaam of bloed-/aanverwante niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen. |
Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van het NIBUD.
7. Bewindvoering, curatele, rechtsbijstand en leges.
7.1 Kosten bewindvoering (B076)
Naar aanleiding van uitspraken van de CRvB is er in principe geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van het salaris van de bewindvoerder, voor zover dat niet uit de boedel betaald kan worden.
Als een belanghebbende in een schuldsaneringstraject wordt geplaatst onder de WSNP is hij salaris voor de bewindvoerder verschuldigd. Dit salaris moet met voorrang worden betaald uit de boedel. De boedel bestaat uit het voor beslag vatbare gedeelte van het inkomen en vermogen van belanghebbende. Voor zover het salaris uit de boedel kan worden betaald is in deze kosten voorzien en is er om die reden in principe geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten.
Het kan voorkomen dat de rechtbank het salaris van de bewindvoerder hoger heeft vastgesteld dan het bedrag dat uit de boedel kan worden betaald. In dat geval mag de bewindvoerder het gedeelte van zijn salaris dat niet uit de boedel kan worden betaald niet bij belanghebbende in rekening brengen.
Als de kantonrechter heeft vastgesteld dat iemand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, kan de rechter die persoon onder bewind stellen en een bewindvoerder toewijzen. Als de aan bewindvoering verbonden kosten niet uit de aanwezige draagkracht kunnen worden betaald, worden die kosten in principe aangemerkt als noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden waarvoor bijzondere bijstand kan worden verstrekt. De hoogte van de bijstand is dan gelijk aan de normen en tarieven die de kantonrechter heeft vastgesteld.
Het is echter niet vereist dat de kantonrechter voor elk bewind afzonderlijk het salaris afwijkend vaststelt. Ook een goedkeuring van de door de bewindvoerder gehanteerde tarieven ten aanzien van alle cliënten van een bewindvoerder moet worden beschouwd als de kosten anders vaststellen als bedoeld in artikel 1:447 lid 1 BW .
Als de rechter geen uitspraak heeft gedaan over de vergoeding van de bewindvoerder moet bijstand worden verleend volgens de 'Aanbevelingen meerderjarigenbewind' die het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK) heeft vastgesteld. Tenzij de feitelijke kosten (volgens opgaaf) lager zijn dan die tarieven. In dat geval moet de bijstand uiteraard op die lagere bedragen worden vastgesteld.
Hoogte zoals die is vastgesteld door de kantonrechter, dan wel conform de tarieven van het
Evenals bij bewindvoering wordt curatele door een rechter ingesteld. Daarbij beoordeelt de rechter op basis van de individuele omstandigheden van de belanghebbende de noodzaak tot curatele. Daarom moet worden aangenomen dat de noodzaak tot curatele vaststaat, zodra de curatele door de rechtbank is uitgesproken
Het is echter niet vereist dat de kantonrechter voor elke curatele afzonderlijk het salaris afwijkend vaststelt. Ook een goedkeuring van de door de curator gehanteerde tarieven ten aanzien van alle cliënten van een curator moet worden beschouwd als de kosten anders vaststellen als bedoeld in artikel 1:447 lid 1 BW .
Als de rechter geen uitspraak heeft gedaan over de vergoeding van de curator moet bijstand worden verleend volgens de 'Aanbevelingen meerderjarigenbewind' die het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK) heeft vastgesteld. Tenzij de feitelijke kosten (volgens opgaaf) lager zijn dan die tarieven. In dat geval moet de bijstand uiteraard op die lagere bedragen worden vastgesteld.
Hoogte zoals die is vastgesteld door de kantonrechter, dan wel conform de tarieven van het
7.3 Kosten rechtsbijstand (B078)
De eigen bijdrage rechtsbijstand en evt. noodzakelijke bijkomende kosten (griffierecht, bureaukosten van de advocaat) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking, als er een toevoeging is verstrekt op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). De noodzaak wordt aangetoond door de toevoeging, die wordt verstrekt door de Raad voor de Rechtsbijstand .
De kosten van eigen bijdrage rechtsbijstand worden vastgesteld aan de hand van de normbedragen op grond van de Wrb.
Griffierecht is een bijdrage in de kosten van de rechtspraak aan de Staat. De hoogte van het griffierecht hangt af van de aard van het geschil of van de hoogte van het gevorderde bedrag. De actuele bedragen van griffierecht zijn terug te vinden op de website: www.rechtspraak.nl
7.4 Legeskosten verblijfsvergunningen (B012)
7.4.1 Legeskosten verblijfsvergunning
Bij een eerste aanvraag voor een verblijfsvergunning bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor legeskosten. Om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand is het namelijk van belang dat iemand gelijkgesteld kan worden met een Nederlander (artikel 11 lid 2 en 3 WWB).
Bij een eerste aanvraag is dit niet het geval.
Ook voor de verlenging van de verblijfsvergunning bestaat er in principe geen recht op bijzondere bijstand. Jarenlange bijstandsafhankelijkheid (zonder over de betreffende periode bestaan van aflossingsverplichtingen), gestegen legeskosten en het feit dat verblijfsvergunning in principe tijdelijk is, kunnen niet als bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. In het geval aantoonbaar gemaakt kan worden dat, buiten toedoen van belanghebbende, geen mogelijkheid is geweest tot reservering kan er mogelijk bijzondere bijstand verstrekt worden.
Er wordt maximaal bijzondere bijstand verstrekt ter hoogte van de legeskosten.
De kosten voor naturalisatie zijn geen noodzakelijke kosten. Er kan voor deze kosten dan ook geen bijzondere bijstand worden verstrekt.
8. Jongeren van 18 t/m 20 jaar
8.1 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in een inrichting (B079)
Ouders kunnen aan hun onderhoudsverplichting voldoen door hun kind te laten inwonen. Een thuiswonende kan daarmee dus wel een beroep op zijn ouders doen en heeft daarom geen recht op aanvullende bijzondere bijstand.
Recht op bijzondere bijstand uitwonenden:
Als de jongere hogere bestaanskosten heeft, dan waarin zijn inkomensvoorzieningsnorm voorziet en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, kan op grond van artikel 12 WWB aanvullende bijzondere bijstand verstrekt worden.
De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk verhaald, zie § 8.3 (B081): procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren.
De bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de inkomensvoorzieningsnorm voor 21-jarigen en de voor de jongere van toepassing zijnde inkomensvoorzieningsnorm:
LET OP: de vakantietoeslag wordt alleen berekend over de inkomensvoorzieningsnorm en niet over de aanvulling via de bijzondere bijstand.
8.2 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in een inrichting (B080)
De bijstand die eventueel wordt verleend aan 18- tot en met 20-jarigen die in een inrichting verblijven, wordt geheel als bijzondere bijstand verleend. In artikel 42 lid 1 sub k WIJ wordt namelijk geregeld dat deze groep uitgesloten is van het recht op inkomensvoorziening.
Bij personen in deze leeftijdscategorie wordt van de ouders over het algemeen een bijdrage gevraagd in de kosten van het verblijf in de inrichting.
De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk verhaald, zie § 8.3 (B081): procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren.
De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de in de betrokken inrichting noodzakelijke persoonlijke uitgaven en bedraagt ten hoogste de norm voor een in een inrichting verblijvende alleenstaande van 21 jaar of ouder, vermeld in artikel 29 lid 1 WIJ (€ 292,57 ).
De kosten van babyuitzet (inrichting babykamer en overige baby benodigdheden) horen tot de algemene kosten van bestaan en moeten in principe uit het inkomen worden betaald. Ook als men een inkomen op het niveau van het sociaal minimum ontvangt wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren.
Voor de kosten van een babyuitzet wordt daarom in principe leenbijstand verstrekt. Alleen in individuele gevallen kan op grond van bijzondere omstandigheden bijstand om niet worden verleend als buiten toedoen van de belanghebbende voor deze kosten niet gereserveerd kon worden.
Bijzondere omstandigheden zijn bijvoorbeeld:
Er wordt maximaal bijzondere bijstand verstrekt ten hoogte van de NIBUD-norm voor het basispakket babyuitzet.
Bank-/giroafschriften waaruit blijkt waarom er geen mogelijkheid tot reservering is (geweest).
9.2 LBIO (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen)- bijdrage residentiële opvang (B083)
De wijze waarop de LBIO-bijdrage wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage moet bekostigen uit eigen middelen, waaronder de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslag (AKW).
Er bestaat in principe dan ook geen recht op bijzondere bijstand omdat de voorliggende voorziening, de kinderbijslag, moet worden aangemerkt als een passende en toereikende voorziening in de zin van de WWB .
Omdat bij een niet tijdige betaling van de LBIO-bijdrage mogelijk het recht op kinderbijslag gevaar loopt, kan er als dit noodzakelijk is eenmalig leenbijstand voor deze kosten verstrekt worden. Aan de ouder moet de verplichting worden opgelegd om van de eerstvolgende uitbetaling kinderbijslag de LBIO-bijdrage te betalen.
Geen LBIO-bijdrage bij een ouder met één kind.
De ouder met één kind kan bij een uithuisplaatsing gelijkgesteld worden aan een alleenstaande. De LBIO-bijdrage voor een persoon met een WWB-uitkering naar de norm voor een alleenstaande wordt buiten invordering gesteld
9.2.2 Reiskosten bezoek aan uit huis geplaatste kinderen/omgangsregeling
De reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaatst kind door ouder(s) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De noodzaak en frequentie wordt op individuele basis vastgesteld (op advies van de instelling, bijv. Bureau Jeugdzorg). Er wordt bijzondere bijstand verstrekt als de afstand enkele reis meer dan 10 kilometer is.
Volgens vaste jurisprudentie komen de reiskosten die worden gemaakt in verband met een omgangsregeling, omdat beide (gescheiden) ouder niet dicht bij elkaar wonen, niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. De reiskosten in het kader van een omgangsregeling komen ten laste van de ouder tot wiens gezin het kind behoort. De kosten worden gezien als uitgaven welke in het familieverkeer normaliter voorkomen en dus om die reden niet kunnen worden beschouwd als uit bijzondere omstandigheden.
Auto: de feitelijk te rijden kilometers, per kilometer het bedrag vergoeden conform de regeling van de zorgverzekeringswet, € 0,27 per kilometer op basis van de kortste route.
Openbaar vervoer: de werkelijk te maken kosten (goedkoopst adequate oplossing).
9.3.1 Kinderen doen mee (categoriale bijzondere bijstand maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen, artikel 35 lid 5 WWB).
Op grond van artikel 35 lid 5 WWB kan categoriale bijzondere bijstand worden verleend aan een persoon, met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind.
Bijzonder daaraan is dat het niet noodzakelijk is dat individueel wordt nagegaan of die kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn. Het horen tot de betreffende categorie is voldoende.
Het gaat om aannemelijke kosten en niet om specifieke. Ouders hoeven deze kosten niet aan te tonen. Het betreft onder andere de volgende kosten :
Recht op de bijdrage hebben ouders:
Zie voor de eisen over inkomen en vermogen (B137).
De bijdrage kan het gehele kalenderjaar worden aangevraagd (uiterste inleverdatum is 31 december van het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft).
De peildatum voor de bepaling van de leeftijd van het kind is: datum aanvraag. De peildatum voor de bepaling van het inkomen en vermogen is: de datum van aanvraag.
De hoogte van de bijdrage is een forfaitair bedrag van € 125,- op jaarbasis.
In afwijking van de hoofdregel is het niet noodzakelijk om aan te tonen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
9.3.2 Computerregeling brugklassers (categoriale bijzondere bijstand maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen, artikel 35 lid 5 WWB).
Aanvullend op de voorwaarden zoals die zijn genoemd onder 9.3.1. is de computerregeling van toepassing op ouders met schoolgaande kinderen die de overgang maken van de basisschool naar de middelbare school. Daarnaast is in het gezin géén computer of er is een computer die ouder is dan 5 jaar (steekproefsgewijze controle).
De hoogte van de bijzondere bijstand is gekoppeld aan het NIBUD. Dit houdt in dat er een bedrag van € 480,- kan worden verstrekt..
De bijzondere bijstand wordt of uitbetaald aan de leverancier of uitbetaald aan belanghebbende onder de ontbindende voorwaarde dat het betalingsbewijs wordt overlegd.
9.3.3 Reiskosten scholing en opleiding van ten laste komende kinderen (individuele bijzondere bijstand).
De reiskosten in verband met scholing en opleiding van ten laste komende kinderen horen tot de directe schoolkosten waarvoor de WTOS in principe een passende en toereikende voorliggende voorziening is. Uit de wetgeschiedenis van de totstandkoming van de WTOS blijkt dat de toelage op grond van deze wet geen aparte component voor reiskosten bevat, vanuit budgettaire overwegingen.
In aanvulling op de WTOS kan bijzondere bijstand worden verstrekt als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden zijn in ieder geval niet aanwezig als het ten laste komende kind de opleiding kan volgen in de gemeente zelf of in Zwolle/Elburg/Kampen (afhankelijk van de woonplaats in de gemeente), dan wel een beroep kan doen op leerlingenvervoer.
Bij een reisafstand van minder dan 10 kilometer wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.
10. Ouderen-, zieken- en gehandicaptenzorg
10.1 Communicatie en signalering (B087)
Telefoonkosten (gesprekskosten, abonnementskosten, aanschaf- en aansluitkosten) horen in principe tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die kunnen worden voldaan uit een inkomen op bijstandsniveau. De kosten voor personenalarmering met een medische indicatie wordt volledig vanuit de basisverzekering vergoed.
Bijzondere bijstand voor de (geringe) kosten van alarmering om sociale redenen worden geacht te worden voldaan uit de categoriale bijzondere bijstand voor 65-plussers. Bijzondere bijstand is niet mogelijk omdat de voorliggende voorziening bewust heeft gekozen om alarmering om sociale redenen niet te vergoeden.
10.2 Bewassing en kledingslijtage (B096)
Voor de kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage zijn er geen voorliggende voorzieningen. Ter voorkoming van extra bewassing bestaat er op grond van de Regeling zorgverzekering wel recht op incontinentie-absorptiemiddelen.
Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan horen ook kosten van bewassing en door slijtage. Aangezien de algemene bijstand, dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in principe geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake als door lichamelijke gebreken of het extra wassen door het noodzakelijk gebruik leidt tot meer dan normale slijtage.
Dit betreft geen limitatieve opsomming van situatie waarin recht bestaat op bijzondere bijstand voor de kosten van bewassing en door kledingslijtage. Zowel op grond van artikel 35 lid 1 WWB als op grond van artikel 4:48 Awb kan en moet in individuele gevallen worden afgeweken.
LET OP: voor bewoners van verzorgingshuizen geldt dat alle waskosten zijn begrepen in de verzorgingsprijs.
De hoogte van de voor bijzondere bijstand in aanmerking komende
10.3 Maaltijdvoorziening (B085)
Alleen noodzakelijk gebruik (op basis van Wmo-indicatie) van een warme maaltijdvoorziening kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.
De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de meerkosten. De meerkosten zijn de extra kosten hoger dan het bedrag dat mensen met een gelijke leeftijd volgens het NIBUD uitgeven aan een warme maaltijd.
Stookkosten horen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze moeten uit het (bijstands)inkomen worden voldaan. In verband met een chronische ziekte of handicap kan het noodzakelijk zijn om de temperatuur in de leefruimte van een belanghebbende op een hoog niveau te houden. Deze kosten horen tot de zogenaamde verborgen kosten van de categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken, mensen met een beperking en ouderen. Deze bijdrage wordt ook geacht voor de extra stookkosten te zijn. Aanvullende bijstand is in principe niet mogelijk.
Kosten voor het gebruik van elektriciteit horen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze moeten uit het (bijstands)inkomen worden voldaan. Voor het elektriciteitsgebruik van een elektrische rolstoel of een scootermobiel geldt dat deze kosten horen tot de zogenaamde verborgen kosten van de categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken, mensen met een beperking en ouderen. Deze bijdrage wordt ook geacht voor de extra energiekosten te zijn. Aanvullende bijstand is in principe niet mogelijk.
10.5 Verzorging en hulp (B086)
10.5.1. Eigen bijdrage Wmo (hulp bij huishouden en hulpmiddelen)
Voor het merendeel van de Wmo-voorzieningen wordt een eigen bijdrage berekend. De eigen bijdrage wordt inkomensafhankelijk vastgesteld. Ook voor inkomens op het sociaal minimum wordt een eigen bijdrage gerekend. Deze eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Hoogte van de bijzondere bijstand
100% vergoeding van de maximale periode bijdrage.
10.5.2 Eigen bijdrage AWBZ (zorg zonder verblijf)
Voor de toepassing zorg zonder verblijf (persoonlijke verzorging of verpleging) wordt een eigen bijdrage berekend. De eigen bijdrage wordt inkomensafhankelijk vastgesteld. Ook voor inkomens op het sociaal minimum wordt een eigen bijdrage gerekend. Deze eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Hoogte van de bijzondere bijstand
100% vergoeding van de maximale periode bijdrage.
10.5.3 Kraamzorg (thuis of in geboortecentrum)
Voor kraamzorg geldt een wettelijke eigen bijdrage. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
Hoogte van de bijzondere bijstand
Vergoeding van de wettelijke eigen bijdrage van € 3,90 per uur gedurende 10 dagen.
10.6 Extra kosten chronisch zieken en gehandicapten (categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, artikel 35 lid 3 en 4 WWB (B148)
Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor zogenaamde verborgen kosten zoals:
hogere telefoonkosten in verband met het regelen van aangelegenheden rondom de beperking of ziekte; | |
lidmaatschapskosten van belangenverenigingen en/of patiëntenorganisaties. |
Er kan een bijdrage worden verstrekt als iemand tot één van de volgende doelgroepen hoort:
1. Chronisch ziek of gehandicapt (tot 65 jaar).
Iemand hoort tot deze doelgroep als aan belanghebbende:
Iemand hoort tot deze doelgroep als hij op 31 december van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, 65 jaar of ouder is en niet verblijft in een AWBZ- (of een vergelijkbare) instelling.
(belanghebbende heeft in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft geen tegemoetkoming ontvangen op basis van de onder 1 genoemde doelgroep)
De bijdrage kan het gehele kalenderjaar worden aangevraagd (uiterste inleverdatum is 31 december van het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft).
De hoogte van de bijdrage is een eenmalig bedrag van € 150,- op jaarbasis. Als er in een huishouden sprake is van meerdere personen die tot de (een van de) doelgroep(en) horen, dan wordt de bijdrage vastgesteld op een totaal bedrag van € 200,- op jaarbasis.
In afwijking van de hoofdregel is het niet noodzakelijk om aan te tonen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
11.1 Reiskosten bezoek gedetineerde (B014)
De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar inrichting waar de gedetineerde verblijft.
De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde is aanwezig als:
Hoogte van de bijzondere bijstand
Auto: de feitelijk te rijden kilometers, per kilometer het bedrag vergoeden conform de regeling van de zorgverzekeringswet, € 0,27 per kilometer op basis van de kortste route.
Openbaar vervoer: de werkelijk te maken kosten (goedkoopst adequate oplossing).
11.3 Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten) (B089)
Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor reiskosten woon-werkverkeer. Als deze kosten zich voordoen kunnen hiervoor middelen uit het participatiebudget ingezet worden.
11.4 Reiskosten bezoek zieke familieleden (B091)
De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker naar het verpleegadres waar de zieke verblijft.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Denk in dit verband aan een aanvullende zorgverzekering. Hierin is bijvoorbeeld geregeld dat de reiskosten worden vergoed bij opname in een ziekenhuis dat verder dan 50 kilometer van de woonplaats ligt (vergoeding gasthuis-reiskosten gezinsleden).
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als het gaat op incidentele kosten. Het moet daarnaast gaan om noodzakelijke kosten. De noodzaak voor het bezoeken van een zieke is aanwezig als:
de zieke een 1ste of 2de-graads familie van belanghebbende is, en; | |
het verpleegadres meer dan 10 kilometer van de woning van de belanghebbende ligt (maar binnen Nederland). |
Het aantal te vergoeden bezoeken (de frequentie) hangt onder meer af van de ernst van de situatie en de afstand tussen de woonplaats en het ziekenhuis of de inrichting. Een en ander zal individueel beoordeeld moeten worden.
Auto: de feitelijk te rijden kilometers, per kilometer het bedrag vergoeden conform de regeling van de zorgverzekeringswet, € 0,27 per kilometer op basis van de kortste route.
Openbaar vervoer: de werkelijk te maken kosten (goedkoopst adequate oplossing).
11.5 Reiskosten bezoek Werkplein (B092)
De reiskosten in verband met een bezoek aan het Werkplein horen tot de reguliere reiskosten die uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm kunnen worden voldaan.
Werkplein 'de Lure' is gevestigd in Zwolle, de reisafstand is daarom geen bijzondere omstandigheid. Bijzondere omstandigheden kunnen wel aanwezig geacht worden als een belanghebbende is aangewezen op bijzonder vervoer (vastgesteld via indicatie van een arts).
12.1 Kosten schuldhulpverlening (B094)
De gemeente Oldebroek heeft een overeenkomst afgesloten met de afdeling Inkomensondersteuning van de gemeente Zwolle voor de uitvoering van:
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, afdeling Inkomensondersteuning
Locatie: Hanzelaan 180, 8017 JG Zwolle
Postbus: 10007, 8000 GA Zwolle
De Helpdesk Schuldhulpverlening is iedere werkdag van 8.30 uur tot 17.00 uur bereikbaar via telefoonnummer 14038.
De afdeling Inkomensondersteuning adviseert en begeleidt inwoners van Zwolle en regiogemeenten die schulden en/of financiële problemen hebben of moeite hebben om uit te komen met hun inkomen. Behalve schuldhulpverlening en budgetbeheer geeft de afdeling ook voorlichting en advies om te voorkomen dat mensen in de schulden raken.
Geen bijzondere bijstand voor andere schuldhulpverleners of budgetbeheerders
Er wordt ook door andere instanties tegen betaling schuldhulpverlening en budgettering uitgevoerd. Omdat de gemeente zelf schuldhulpverlening en budgettering aanbiedt (via de afdeling Inkomensondersteuning van de gemeente Zwolle) wordt er voor de kosten van andere schuld-hulpverleners geen bijzondere bijstand verleend.
13. Sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten
13.1 Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten (B095)
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Denk in dit geval aan de Verordening declaratieregeling.
Er wordt geen bijzondere bijstand verleend voor kosten van deelname aan maatschappelijke, sportieve of culturele activiteiten, omdat de voorliggende voorziening als passend en toereikend wordt beschouwd.
14.1 Toeslag voormalig alleenstaande ouder (B097)
14.1.1 Overbruggingstoeslag bij toekenning studiefinanciering (WSF)
Studiefinanciering wordt toegekend vanaf de eerste dag van het kwartaal nadat het kind 18 jaar is geworden. Bij het jongste kind wordt de bijstandsnorm van de ouder aangepast van alleenstaande ouder naar alleenstaande op de dag dat het kind 18 jaar wordt (artikel 4 sub e WWB). Om de periode te overbruggen wordt als het jongste thuiswonende kind de leeftijd van 18 jaar bereikt tot en met de laatste dag van het kalenderkwartaal een toeslag op grond van de bijzondere bijstand aan de ouder verleend.
Als vervolg hierop kan de toeslag voormalig eenoudergezin worden verstrekt (zie onder 14.1.2).
20% van de bijstandsnorm voor gehuwden.
Kopie aanvraag studiefinanciering.
14.1.2. Toeslag voormalig eenoudergezin.
Als het jongste (inwonende) kind van de alleenstaande ouder 18 jaar wordt, dan wordt de uitkering van de ouder omgezet van een alleenstaande ouder naar een alleenstaande. Een dergelijke normwijziging heeft een aantal gevolgen voor het gezin, onder andere voor de financiële relatie ouder-kind. Om de overgang naar de andere norm soepel te laten verlopen en de ouder en kind de gelegenheid te geven te wennen aan de nieuwe situatie en de financiële verantwoordelijkheid op elkaar af te stemmen kan er een toeslag worden verstrekt ter hoogte van het verschil.
Als het kind een aanvraag studiefinanciering heeft ingediend, wordt voorafgaand aan de toeslag voormalig eenoudergezin een overbruggingstoeslag verstrekt (zie onder 14.1.1). De toeslag voormalig eenoudergezin gaat in vanaf de datum toekenning studiefinanciering.
De toeslag wordt gedurende 6 maanden verleend met een afbouw over twee periodes van drie maanden, te weten:
14.2 Overbrugging scherpe terugval in inkomen (B105)
Het college verstrekt geen bijzondere bijstand ter (gedeeltelijk) compensatie van een (scherpe) inkomensachteruitgang. De bijstandsnorm wordt toereikend geacht voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten.
Er kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt als de belanghebbende bij het indienen van de aanvraag voor uitkering niet voldoende middelen heeft om de periode tussen de aanvraag en de eerste uitbetaling van de uitkering zelf te overbruggen.
In de volgende situaties kan dit aan de orde zijn:
Daarnaast moet er voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:
Hoogte en vorm bijzondere bijstand
De overbruggingsuitkering bedraagt € 50,00 per week voor een alleenstaande en € 75,00 voor een alleenstaande ouder en een echtpaar. De bijstand wordt verstrekt als bijstand 'om niet'.
Bewijsstukken die aantonen dat er geen financiële middelen zijn (bijv. bank-/giroafschrift). (Noten 14)
15.1 Kosten van scholing en opleiding (B098)
Voor de kosten van noodzakelijk geachte scholing wordt in principe geen bijzondere bijstand verleend. Als deze kosten zich voordoen kunnen deze kosten via het participatiebudget worden vergoed.
15.2 Verwervingskosten (algemeen) (B099)
Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor algemene verwervingskosten. Als deze kosten zich voordoen kunnen deze kosten via het participatiebudget worden vergoed.
In principe wordt het standpunt gehanteerd dat er voor de kosten van een verhuizing gereserveerd moet worden. In incidentele gevallen kan hiervan worden afgeweken. De criteria hiervoor zijn:
Geen bijzondere omstandigheden zijn aanwezig waar het gaat om de eerste huisvesting van jongeren die het ouderlijk huis gaan verlaten. Deze kosten wordt niet als noodzakelijk gezien omdat de keuze van het moment van zelfstandig wonen aangepast kan worden aan de financiële middelen van de jongere.
duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten (zie §16.5, B101); | |
de noodzakelijke kosten die rechtstreeks verband houden met de verhuizing, bijvoorbeeld transportkosten. |
Gekozen moet worden voor de goedkoopst adequate oplossing. Als de belanghebbende bijvoorbeeld in het bezit is van een auto kan volstaan worden met de huur van een boedelbak.
16.2 Eerste maand huur en administratiekosten (B103)
De woningstichting heeft als beleid dat de huur altijd 1 maand vooruit betaald moet worden. Als de huur niet per de eerste van de maand ingaat, gaat het zelfs om de gebroken maand, plus de huur van de daaropvolgende maand.
De kosten van eerste huur en administratiekosten horen tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm, door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in principe geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.
Zijn er bijzondere omstandigheden in het individuele geval dan kan er, als men niet heeft kunnen reserveren, toch bijzondere bijstand worden verleend. Belanghebbende moet aantoonbaar maken dat er in het geheel geen middelen zijn om de eerste verhuurnota te kunnen voldoen.
Bijzondere omstandigheden kunnen aanwezig zijn in de onderstaande situaties:
Bijzondere omstandigheden zijn in ieder geval aanwezig als een belanghebbende een eerste huisvesting krijgt meteen na het verlaten van een vluchtelingenopvang (AZC of ROA-woning). Er is tot dat moment alleen een inkomen geweest in de vorm van een persoonlijke toelage, waarvan reserveren voor de kosten niet mogelijk was.
Geen bijzondere omstandigheden zijn aanwezig waar het gaat om de eerste huisvesting van jongeren die het ouderlijk huis gaan verlaten. Deze kosten wordt niet als noodzakelijk gezien omdat de keuze van het moment van zelfstandig wonen aangepast kan worden aan de financiële middelen van de jongere.
16.3 Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten (B101)
De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten horen tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijk kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm, door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in principe geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.
Zijn er bijzondere omstandigheden in het individuele geval dan kan er, als men niet heeft kunnen reserveren, toch bijzondere bijstand worden verleend. Bijzondere omstandigheden kunnen aanwezig zijn in de onderstaande situaties:
Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het NIBUD. Bij een volledige woninginrichting wordt uitgegaan van 60% van het inventarispakket naar huishoudtype volgens het NIBUD. Uitgangspunt hiervan is dat bij een (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of kringloopwinkel.
Vorm en betaling bijzondere bijstand
Bij een volledige woninginrichting is er ook sprake van overige inrichtingskosten. Deze kosten moeten in principe om niet worden verleend. Bij een volledige woninginrichting is het lastig om op voorhand een bedrag voor overige inrichtingskosten vast te stellen. Daarom wordt dit meegenomen in de leenbijstand. De restant schuld wordt in principe, na een aflossing van 36 maanden volledig betaalde maandelijkse aflossingsbedragen, omgezet in bijstand om niet. De restant schuld is in principe altijd hoger dan de kosten voor de overige inrichtingskosten, waardoor belanghebbende hierin niet benadeeld wordt.
De bijzondere bijstand wordt rechtstreeks uitbetaald aan de leverancier, of op voorschotbasis verstrekt. Dit omdat van een belanghebbende niet verwacht kan worden de kosten zelf voor te schieten. Aan de belanghebbende wordt de verplichting opgelegd om achteraf het betalingsbewijs te overleggen.
De bijstand voor een volledige woninginrichting wordt in minimaal 3 termijnen (voorschotten) verstrekt. Een tweede en volgend voorschot wordt verstrekt op het moment dat van het voorgaande voorschot de betalingsbewijzen zijn overlegd.
17.1 Berekening woonkostentoeslag huurders (B145)
Huurtoeslag wordt toegekend per de eerste van de maand. Er kan woonkostentoeslag worden verstrekt over de gebroken maand huur. Deze situaties kunnen zich voordoen bij een nieuwe huurder (bijvoorbeeld in het geval van echtscheiding of nieuwkomers).
Door middel van een proefberekening via de website van de Belastingdienst (www.toeslagen.nl) kan vastgesteld worden wat de hoogte is van de huurtoeslag. Vervolgens moet over de gebroken maand huur, naar rato van de resterende dagen van de maand, vastgesteld worden wat de hoogte is van de te verstrekken bijzondere bijstand.
17.1.2 Terugval in inkomen en geen recht op huurtoeslag.
Als een woning wordt bewoond waarvan de huur de maximale huurgrens volgens de Wet op de huurtoeslag overschrijdt en er sprake is van een inkomstenterugval, kan er tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor woonkosten.
Deze bijstand wordt voor ten hoogste een jaar verstrekt. Aan de bijstand wordt met toepassing van artikel 55 WWB de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende omziet naar een goedkopere woning, waarvan de huur in overeenstemming is met zijn inkomen. Hier moeten bewijsstukken van ingeleverd worden (agendeer een tussentijds onderzoek na een half jaar).
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen de te betalen huur en de normhuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag. Bij de berekeningen van de woonkostentoeslag wordt het meerinkomen voor 100% in aanmerking genomen (zie richtlijn B063 Draagkrachtpercentages). Vermogen dat meer bedraagt dan de bedragen genoemd in artikel 34 WWB worden eveneens volledig in aanmerking genomen.
17.2 Berekening woonkostentoeslag eigenaren (B146)
Als er sprake is van een eigen woning en er is sprake van een inkomsten terugval, kan er tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor woonkosten. Er kan in principe slecht een toeslag worden verstrekt als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
de in aanmerking te nemen woonlasten zijn, na aftrek van de ontvangsten, hoger dan het bedrag van de toepasselijke basishuur, en; | |
Onder woonkosten wordt verstaand de kosten die de eigenaar verschuldigd is voor:
Aan de bijstand wordt, met toepassing van artikel 55 WWB, de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende omziet naar een goedkopere woning, waarvan de woonlasten in overeenstemming zijn met zijn inkomen. Hier moet de belanghebbende bewijsstukken van overleggen.
De woonkostentoeslag wordt vastgesteld overeenkomstig de Wet op de huurtoeslag (hoofdstuk 3, paragraaf 3: berekening van huurtoeslag).
Bewijsstukken van woonkosten die aanvrager heeft, genoemd onder 1 tot en met 5.
17.3 Kosten vaste lasten tijdens verblijf in een inrichting (B058)
Als iemand wordt opgenomen in een inrichting en er aan belanghebbende algemene bijstand is toegekend naar de norm voor zak- en kleedgeld, kan er bijzondere bijstand worden toegekend voor de vaste lasten van het aanhouden van de woning.
Er kan alleen bijzondere bijstand worden toegekend als vooraf wordt vastgesteld (door o.a. behandelplan, informatie hulpverleners) dat de opname maximaal een half jaar is.
De bijzondere bijstand kan worden toegekend per de ingangsdatum van de lagere ´zak- en kleedgeld´ norm.
De volgende vaste lasten kunnen voor vergoeding in aanmerking komen:
Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de verbruikskosten van gas, elektriciteit en water. De belanghebbende moet de voorschotnota´s dan ook zo spoedig mogelijk te verlagen tot het vastrecht.
Voor de huur wordt bijzondere bijstand verleend voor het bedrag waarop de huurtoeslag in mindering is gebracht. Voor het vastrecht kan het bedrag zoals is gefactureerd op de voorschotnota´s wordt vergoed. Voor eventuele verzekeringen die samenhangen met de woning kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor het bedrag zoals op de factuur wordt vermeld.
17.4 Kosten vaste lasten woning gedetineerde (B013)
Voor de kosten van het aanhouden van woonruimte in de periode dat de belanghebbende gedetineerd is kan in de regel geen bijzondere bijstand worden verleend. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende om ter zake een afdoende regeling te treffen. In acute noodsituaties waarin dit niet mogelijk is, kan mogelijk de gemeente op grond van zeer dringende redenen bijzondere bijstand verstrekken voor woonkosten op grond van artikel 16 WWB.
Het betreft echter slechts heel uitzonderlijke situaties waarbij steeds een strikt individuele afweging van de omstandigheden noodzakelijk is. Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat er sprake moet zijn van acute levensbedreigende omstandigheden. Hiervan zal in situaties van detentie geen sprake zijn.
AKW Algemene Kinderbijslag Wet
Awb Algemene wet bestuursrecht
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
CAK Centraal Administratiekantoor
COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers
College van B&W College van burgemeester en wethouders
GGZ Geestelijke gezondheidszorg
IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte ge-wezen zelfstandigen
KNO Keel-, Neus- en Oorheelkunde
LBIO Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
LOVCK Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren
NIBUD Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
NVVK Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet
ROA Regeling Opvang Asielzoekers
TOG Tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen
Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten
WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
WIJ Wet Investeren in Jongeren
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning
WSF Wet studiefinanciering 2000
WSNP Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen
WTCG Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten
WTOS Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten