Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente 's-Gravenhage

Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente 's-Gravenhage
Officiële naam regelingVerordening personele en materiële voorzieningen onderwijs.
CiteertitelVerordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp2000/02

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen is mogelijk niet compleet . Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-200801-12-2009diverseartikelen

27-11-2008

Posthoorn/Stadskrant, 10-12-2008

rv 221 2008
01-08-2000nieuwe regeling

09-03-2000

Posthoorn/Stadskrant, 20-03-2000

rv 58 2000

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs.

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.burgemeester en wethouders:het college van burgemeester en wethouders;
b.schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet op de Expertisecentra bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voorzover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;
c.school: een school voor basisonderwijs tenzij het tegendeel blijkt, een school voor speciaal onderwijs tenzij het tegendeel blijkt, een school voor voortgezet onderwijs tenzij het tegendeel blijkt, of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 125 van de Wet op het voortgezet onderwijs tenzij het tegendeel blijkt;
d.voorziening; een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;
e.aanvullende  
 voorziening: een door burgemeester en wethouders vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;
f.indieningsdatum: uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;
g.toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;
h.tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;
i.subsidieplafond: het door de raad of burgemeester en wethouders vastgestelde bedrag, voor een door de raad aangewezen voorziening, dat ten hoogste beschikbaar is binnen een bepaald tijdvak;
j.feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van burgemeester en wethouders waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;
k.subsidieverlening:de beschikking van burgemeester en wethouders waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidiebedrag voor een voorziening of een aanvullende voorziening;
l.subsidievaststelling:de beschikking van burgemeester en wethouders waarin het subsidiebedrag voor een voorziening of aanvullende voorziening definitief wordt vastgesteld en een recht op uitbetaling ontstaat.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1. De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. De raad kan voor een voorziening het gestelde in het eerste lid overdragen aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders nemen daarbij de gemeentebegroting in acht.

  • 3. Burgemeester en wethouders maken het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de toekenningscriteria waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

Jaarlijks voor 1 juli zenden burgemeester en wethouders aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen. Het overzicht omvat de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending.

HOOFDSTUK 2 Procedures

§ 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door burgemeester en wethouders.

Artikel 6 Indienen aanvraag
  • 1. Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij burgemeester en wethouders. De indieningsdatum is niet van toepas-sing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluiten burgemeester en wethouders om de aanvraag niet te behandelen. Bij de indiening van een aanvraag en de verstrekking van de gegevens dient het schoolbestuur gebruik te maken van het door burgemeester en wethouders vastgestelde formulier.

  • 2. De aanvraag vermeldt:

    • a.

      naam en adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening bestemd is voor een school;

    • e.

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 3. Bij het ontbreken van een of meer gegevens delen burgemeester en wethouders dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslissen burgemeester en wethouders de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 7 Beslissingstermijn
  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na de indieningsdatum op een aanvraag. Indien ten aanzien van een voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslissen burgemeester en wethouders binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn van twaalf weken met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van twaalf weken hiervan door burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij de reden voor de verlenging aan.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen binnen twee weken na de datum van de beschikking op de aanvraag het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Burgemeester en wethouders weigeren de voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van de verordening;

  • b.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van een subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

§ 2.2 Aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 9 Indiening aanvraag
  • 1. Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Op de aanvraag is artikel 6, tweede en derde lid, van toepassing.

Artikel 10 Beslissingstermijn

Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stellen burgemeester en wethouders het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Burgemeester en wethouders weigeren de aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening is zoals bedoeld in artikel 3;

  • b.

    niet is voldaan aan een van de toekenningscriteria.

§ 2.3 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening, intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling
  • 1. De beschikking van burgemeester en wethouders tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

    • a.

      een feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening; of

    • b.

      een subsidieverlening; of

    • c.

      een subsidievaststelling.

  • 2. De beschikking bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling bevat voorts:

    • a.

      het bedrag van de subsidie of indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag niet vermeldt, het bedrag waarop de subsidie ten hoogste wordt vastgesteld;

    • b.

      het bedrag van het voorschot of de wijze van vaststelling daarvan indien de beschikking tot subsidieverlening bepaalt dat burgemeester en wethouders een voorschot verlenen;

  • 4. De betaling van het subsidiebedrag vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

Artikel 13

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid nadere voorschriften te geven over de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan burgemeester en wethouders over een subsidie welke krachtens deze verordening is verstrekt.

Artikel 14 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening
  • 1. Na een beschikking tot subsidieverlening dient het schoolbestuur uiterlijk acht weken na afloop van het tijdvak waarvoor de voorziening is toegekend een aanvraag tot subsidievaststelling in. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie ambtshalve vast indien de aanvraag achterwege blijft.

  • 2. Bij de aanvraag toont het schoolbestuur aan dat de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen als genoemd in artikel 12 zijn nagekomen.

  • 3. Indien het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, delen burgemeester en wethouders dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij aan op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, stellen burgemeester en wethouders de subsidie ambtshalve vast.

Artikel 15 Subsidievaststelling volgend op verlening
  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na de indiening van de aanvraag als bedoeld in artikel 14 of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende informatie. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stellen burgemeester en wethouders het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

  • 2. Burgemeester en wethouders betalen het subsidiebedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten, overeenkomstig de subsidievaststelling. De betaling vindt plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling.

Artikel 16 Intrekken of wijzigen van de beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling intrekken of te nadele van het schoolbestuur wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden waarvan burgemeester en wethouders bij de toekenning van de voorziening redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de toekenning van de voorziening anderszins zou hebben plaatsgevonden;

    • b.

      indien het schoolbestuur niet voldoet aan de in de beschikking gestelde verplichtingen;

    • c.

      indien de beschikking onjuist was en het schoolbestuur dit wist of behoorde te weten.

  • 2. De intrekking of wijziging van een beschikking tot subsidievaststelling werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 17 Intrekken of wijzigen van de beschikking tot subsidieverlening
  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kunnen burgemeester en wethouders een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van het schoolbestuur wijzigen, indien:

    • a.

      het bepaalde in artikel 16, eerste lid, onder b en c van toepassing is;

    • b.

      de voorziening niet of niet geheel heeft plaatsgevonden, of zal plaatsvinden;

    • c.

      het schoolbestuur onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid;

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 18 Terugvordering

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voorzover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handelingen als bedoeld in artikel 16, eerste lid onder b, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken. Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voor-zieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.

Artikel 19 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van burgemeester en wethouders, tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

HOOFDSTUK 2A Tijdelijke regeling voorzieningen herstel achterstallig onderhoud in lesgebouwen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs

Artikel 19a Toepassing en begripsbepalingen

  • 1. De bepalingen van hoofdstuk 1, 2 en 3 zijn slechts van toepassing, voor zover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken, onverminderd het bepaalde in artikel 19i.

  • 2. In afwijking van artikel 1 “Begripsbepaling ” wordt verstaan onder:

    schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs(WPO) of de Wet op de expertisecentra (WEC) bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school of nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;
    school: een school als bedoeld in artikel 1 WPO of artikel 1 WEC;
    lesgebouw: een gebouw of gebouwdeel met permanente bouwaard dat door een school wordt aangewend ten behoeve van het geven van onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste tot en met derde lid, WPO of artikel 13 en 14 WEC, dat niet wordt gehuurd van een derde en dat niet wordt aangewend ten behoeve van lichamelijke oefening;
    gymnastiekgebouw: een gebouw of gebouwdeel dat door een school wordt aangewend ten behoeve van lichamelijke oefening;
    voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 19b;
    categorie: de classificatie van diverse voorzieningen als bedoeld in artikel 19b en de bijlage Achterstallig Onderhoud;
    toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in dit hoofdstuk en in de bijlage Achterstallig Onderhoud van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening.
  • 3. Voor toepassing van dit hoofdstuk worden voorzieningen ten behoeve van een bepaald lesgebouw die in het desbetreffende kalenderjaar separaat tijdig zijn aangevraagd tezamen beschouwd als één aanvraag.

  • 4. Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 19b zijn middelen beschikbaar voor de kalenderjaren 2005 tot en met 2008; aanvragen voor genoemde voorzieningen die ontvangen worden na 30 september 2007 worden buiten behandeling gelaten.

  • 5. Beschikkingen op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk worden gegeven door burgemeester en wethouders.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van aanvragen in het kader van dit hoofdstuk formulieren vaststellen.

Artikel 19b Voorzieningen

  • 1. Als voorzieningen worden onderscheiden:

    Categorie 1: Buitenschilderwerk lesgebouw
     Schilderen van de buitenzijde van gevelkozijnen en gevelpuien (inclusief ramen, deuren en dergelijke);
     Schilderen van overige materialen aan de buitenkant (zoals boeiboorden, gootbetimmeringen en afwerkingen van wanden en plafonds buiten).
    Categorie 2:Binnen- buitenschilderwerk lesgebouw
     Schilderen van de binnenzijde van gevelkozijnen en gevelpuien (inclusief ramen, deuren en dergelijke);
    Categorie 3: Sanitaire voorzieningen lesgebouw
     Vervangen van waterleidingen en kranen;
     Vervangen van sanitaire toestellen (zoals wastafels, w.c.-potten en urinoirs);
     Vervangen van vaste keukeninrichting (zoals onderkasten, bovenkasten en aanrechtbladen)
    Categorie 4: Installaties lesgebouw
     Vervangen van ketels, pompen, expansievaten en regelapparatuur van cv-installaties;
     Vervangen van kachels en heaters;
     Vervangen van kasten, ventilatoren, koelmachines en kanalen van luchtbehandelinginstallaties;
     Vervangen warmwatertoestellen;
     Vervangen van verlichtingsarmaturen;
     Vervangen van groepenbord (elektra);
     Vervangen van liftinstallaties;
     Vervangen van inbraakbeveiliginginstallaties.
    Categorie 5: Zonwering lesgebouw
     Vervangen van buitenzonwering.
    Categorie 6: Binnenafwerkingen lesgebouw
     Schilderen van binnenkozijnen en binnenpuien (inclusief ramen, deuren en dergelijke);
     Vervangen van vloerbedekking;
     Schilderen en sauzen van afwerking van wanden en plafonds;
     Vervangen van afwerkingen wanden en plafonds.
  • 2. Er is slechts sprake van een voorziening als bedoeld in het eerste lid indien het een lesgebouw betreft dat is opgeleverd voor 1 oktober 1999 en waarvan voorts niet wordt voorzien dat het schoolbestuur het binnen vijf jaren na het aanvragen van de voorziening blijvend zal ophouden voor de school te gebruiken.

  • 3. Advieskosten, begeleidingskosten en overige kosten in verband met de levering van diensten, ongeacht of zij verband houden met voorzieningen als genoemd in het eerste lid, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4. Kosten die zijn gemaakt op basis van een opdracht verstrekt voorafgaand aan de beschikking tot subsidieverlening komen niet voor subsidie in aanmerking en tellen niet mee bij de bepaling van de kosten die het schoolbestuur voor eigen rekening heeft genomen in het kader van artikel 19c, tweede lid.

  • 5. Voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 zoals deze op het moment van toepassing luidt (ten eerste male vastgesteld op 21 november 1996, rv 334), komen niet voor subsidie in aanmerking op basis van dit hoofdstuk.

Artikel 19c Subsidieplafond en normatieve vergoedingen

  • 1. Het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2, eerste lid, ten aanzien van voorzieningen voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 wordt vastgesteld op een totaal van € 7.510.300,00 met een subsidieplafond voor elk afzonderlijk jaar gelegen in genoemd tijdvak van 1/4 deel hiervan, groot € 1.877.575,00. Het subsidieplafond in enig jaar gelegen in genoemd tijdvak wordt verhoogd met het saldo van het subsidieplafond van het voorgaande jaar gelegen in genoemd tijdvak, verminderd met het totaal van de verleende subsidies in dat voorgaande jaar op basis van dit hoofdstuk.

  • 2. De voorzieningen in artikel 19b zijn geclassificeerd per categorie. Als normatieve, maximale vergoedingen gelden de in de bijlage Achterstallig Onderhoud telkens op regel B vermelde bedragen per lesgebouw en per categorie, als zijnde 50% van de geraamde totale kosten per categorie (telkens vermeld in de bijlage Achterstallig Onderhoud op regel A, van het betreffende onderhoud per lesgebouw en per categorie). De overige 50% van de te realiseren voorzieningen uit de desbetreffende categorie komt voor rekening van het schoolbestuur.

Artikel 19d Indieningsdatum en aanvraag

  • 1. Als indieningsdatum geldt voor uitvoering van een voorziening in het kalenderjaar:

    2005: vóór 1 november 2004. De aanvraag dient derhalve uiterlijk op 31 oktober 2004 door burgemeester en wethouders ontvangen te zijn.
    2006: tussen 1 september 2005 en 1 oktober 2005. De aanvraag dient derhalve uiterlijk op 30 september 2005 door burgemeester en wethouders ontvangen te zijn.
    2007: tussen 1 september 2006 en 1 oktober 2006. De aanvraag dient derhalve uiterlijk op 30 september 2006 door burgemeester en wethouders ontvangen te zijn.
    2008: tussen 1 september 2007 en 1 oktober 2007. De aanvraag dient derhalve uiterlijk op 30 september 2007 door burgemeester en wethouders ontvangen te zijn.
  • 2. Een aanvraag vermeldt naast de gegevens als vermeld in artikel 6, tweede lid sub a tot en met e:

    • f.

      het adres van het betreffende lesgebouw;

    • g.

      het jaar van uitvoering van de voorziening;

    • h.

      de geraamde kosten van de voorziening, onder uitdrukkelijke, separate vermelding van het bedrag dat het schoolbestuur minimaal voor zijn rekening neemt ten behoeve van realisatie van de desbetreffende voorziening.

  • 3. Een aanvraag wordt ingediend per lesgebouw en kan meer dan één voorziening betreffen, de voorzieningen worden per lesgebouw in één keer gelijktijdig aangevraagd.

  • 4. Een schoolbestuur kan per kalenderjaar maximaal een aantal aanvragen indienen dat wordt berekend volgens de volgende formule:

    • A = T / 4

      Waarbij:

    • A = het per kalenderjaar maximaal aantal in te dienen aanvragen.

    • T = het totaal aantal lesgebouwen dat het schoolbestuur ten behoeve van haar scholen in eigendom heeft, of in gebruik heeft om niet.

  • 5. Het maximaal aantal in te dienen aanvragen bedraagt nimmer minder dan 1, onverminderd het bepaalde in het achtste lid.

  • 6. Indien een schoolbestuur in enig kalenderjaar meer aanvragen heeft ingediend dan op grond van bovenstaande formule is toegestaan, wordt - nadat het schoolbestuur in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen doch van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt - géén der aanvragen voor het desbetreffende kalenderjaar in behandeling genomen.

  • 7. De realisatie van de diverse voorzieningen vindt per lesgebouw in hetzelfde jaar plaats, altijd in het kalenderjaar waarin de subsidie is verleend of, indien de subsidie is verleend in het kalenderjaar waarin de aanvraag is gedaan, in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de subsidie is verleend.

  • 8. Indien ten aanzien van een schoolgebouw op basis van dit hoofdstuk eerder subsidie is verleend, kan niet nogmaals een aanvraag ten behoeve van dat lesgebouw worden ingediend, ongeacht of de eerder verleende subsidie betrekking heeft op de aangevraagde voorzieningen.

Artikel 19e Subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, gespecificeerd per categorie als vermeld in artikel 19b.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, gespecificeerd per categorie als vermeld in artikel 19b.

  • 3. Aan de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 4. Aan het schoolbestuur wordt bij de beschikking tot subsidieverlening de navolgende verplichting opgelegd:

    • a.

      het schoolbestuur verkrijgt ten aanzien van de voorzieningen - met inbegrip van het gedeelte hiervan dat voor rekening van het schoolbestuur komt - minimaal drie vergelijkbare offertes. Deze offertes bevatten elk expliciet een specificatie per voorziening, stuksprijs, vierkante meter en/of strekkende meter;

    • b.

      het schoolbestuur verstrekt schriftelijk opdracht onder vermelding van datum en kenmerk van de offerte;

    • c.

      het schoolbestuur neemt minimaal 50% van de kosten van de desbetreffende voorzieningen voor zijn rekening;

    • d.

      het schoolbestuur stelt een overzicht op van de daadwerkelijk gemaakte kosten ten aanzien van de voorzieningen, onder vermelding van de kosten ten aanzien van die voorzieningen die door het schoolbestuur worden gedragen. Het overzicht is per voorziening en per categorie gespecificeerd;

    • e.

      de voorzieningen met inbegrip van de gedeelten hiervan die voor rekening van het schoolbestuur komen worden gerealiseerd in het kalenderjaar waarin de subsidie is verleend, of, indien de subsidie is verleend in het kalenderjaar waarin de aanvraag is gedaan, in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de subsidie is verleend.

Artikel 19f Weigeringsgronden

De subsidieverlening wordt door burgemeester en wethouders geweigerd indien:

de aangevraagde voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 19b;

of niet is voldaan is aan de toekenningscriteria;

of door verstrekking van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden, met inachtneming van artikel 19g;

of er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de voorziening is gerealiseerd op basis van een opdracht die is verstrekt voorafgaand aan de beschikking tot subsidieverlening;

of ten behoeve van het lesgebouw waarvoor de aanvraag is ingediend in een voorgaand jaar reeds subsidie op basis van dit hoofdstuk is verleend, zelfs als de aangevraagde voorziening een andere voorziening;

of categorie betreft dan de reeds toegekende; of één der gevallen van artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht zich voordoet.

Artikel 19g Criteria voor de urgentie van de aangevraagde voorzieningen

  • 1. De urgentie van de uitvoering van de aangevraagde voorzieningen wordt elk jaar per aanvraag en derhalve per lesgebouw op basis van de navolgende formule bepaald:

    • Uc = T / BVO

      Waarbij:

    • Uc = Urgentie-coëfficient

    • T = Totale geraamde kosten voor het verrichten van achterstallig onderhoud voor het gehele lesgebouw (alle categorieën onderhoud) op basis van de bijlage achterstallig onderhoud

    • BVO = de totale bruto vloeroppervlakte van het lesgebouw zoals deze is opgenomen in de registratie van de gemeente Den Haag, te vermeerderen met recente mutaties die nog niet in de registratie zijn verwerkt.

  • 2. Aanvragen voor lesgebouwen met de hoogste urgentie-coëfficient komen telkens als eerste voor subsidieverlening in aanmerking, totdat het subsidieplafond voor het desbetreffende jaar is bereikt.

  • 3. Indien verlening van een subsidie in het desbetreffende kalenderjaar zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de desbetreffende aanvraag in zijn geheel - en derhalve voor alle aangevraagde voorzieningen ten behoeve van het desbetreffende lesgebouw - afgewezen.

  • 4. Voor berekening van de urgentie-coëfficient wordt te allen tijde bovenstaande formule gehanteerd, zelfs als het schoolbestuur ten behoeve van een lesgebouw niet alle categorieën voorzieningen aanvraagt.

Artikel 19h Subsidievaststelling

  • 1. De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op het vastgestelde bedrag.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend. Op genoemde datum dient de aanvraag door burgemeester en wethouders ontvangen te zijn. De aanvraag betreft alle voorzieningen voor het desbetreffende lesgebouw waarvoor op grond van dit hoofdstuk subsidie is verleend.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ingediend, wordt de subsidie ambtshalve door burgemeester en wethouders vastgesteld op nihil.

  • 4. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van de navolgende bescheiden:

    • -

      de aan het schoolbestuur uitgebrachte offertes, ook voor wat betreft het gedeelte van de voorziening waarvan de kosten door het schoolbestuur worden gedragen;

    • -

      de schriftelijke opdrachtverstrekkingen door het schoolbestuur, ook voor wat betreft het gedeelte van de voorziening waarvan de kosten door het schoolbestuur worden gedragen;

    • -

      de facturen met de bijbehorende betalingsbewijzen, ook voor wat betreft het gedeelte van de voorzieningen waarvan de kosten door het schoolbestuur worden gedragen;

    • -

      een overzicht van de daadwerkelijk gemaakte kosten ten aanzien van de voorzieningen, onder vermelding van de kosten ten aanzien van die voorzieningen die door het schoolbestuur worden gedragen. Het overzicht is per voorziening en per categorie gespecificeerd.

  • 5. De subsidie wordt ten hoogste vastgesteld op het bedrag dat is vermeld in de beschikking tot subsidieverlening, of op 50% van de daadwerkelijk gemaakte kosten ten behoeve van voorzieningen waarvoor subsidie is verleend, indien dit bedrag lager is dan het bedrag vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 6. De subsidie wordt lager vastgesteld dan de subsidieverlening indien één der gevallen als bedoeld in artikel 4:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht zich voordoet.

Artikel 19i Toepassing overige bepalingen

Artikel 2, derde lid, artikel 3 tot en met 5 en artikel 9 tot en met 11 zijn niet van toepassing op dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 2B Tijdelijke regeling tegemoetkoming in kosten voor aansluiting op en gebruik van een glasvezelinfrastructuur voor scholen in het primair, speciaal en/of voortgezet speciaal onderwijs:

Artikel 19j Toepassing en begripsbepalingen

  • 1. De bepalingen van hoofdstuk 1, 2 en 3 zijn slechts van toepassing, voor zover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken, onverminderd het bepaalde in artikel 19n.

  • 2. In afwijking van artikel 1 “Begripsbepaling” dan wel ter aanvulling wordt verstaan onder:

    • a.

      schoolbestuur: het bevoegd gezag van een in bijlage 1 van deze regeling opgenomen school;

    • b.

      stichting GlasLokaal: de stichting met als doelstelling het in eigendom verwerven en doen beheren, dan wel het in langdurig huur nemen, van een glasvezelinfrastructuur in de regio Den Haag en omstreken ten behoeve van instellingen met een maatschappelijke doelstelling die overwegend publiek gefinancierd zijn.

Artikel 19k Indiening en aanvraag

  • 1. Deze regeling geldt voor de in bijlage 1 genoemde scholen voorzover deze deelnemen aan de glasvezelinfrastructuur van de stichting GlasLokaal, alsmede voorzover deze deelnemen aan vergelijkbare initiatieven voor glasvezelinfrastructuur ten behoeve van het onderwijs in Den Haag.

  • 2. De in bijlage 1 genoemde scholen komen éénmalig in aanmerking voor een subsidietoekenning van € 11.600,00 indien zij hebben voldaan aan de navolgende criteria:

    • a.

      Het schoolbestuur van betreffende school heeft zich, blijkens een ondertekende

      gebruikersovereenkomst, verplicht voor een afname van tenminste 15 jaren van aansluiting en diensten op de door de stichting GlasLokaal beheerde en/of gehuurde glasvezelinfrastructuur dan wel op aansluiting en diensten die door een vergelijkbare rechtspersoon worden aangeboden;

    • b.

      Het schoolbestuur van de betreffende school heeft bij burgemeester en wethouders binnen de looptijd van deze regeling schriftelijk een aanvraag voor de subsidie ingediend, vergezeld van een origineel van de gebruikersovereenkomst, dan wel een gewaarmerkt afschrift hiervan.

Artikel 19l Subsidieverlening en -vaststelling

  • 1. Binnen vier weken na het indienen van de aanvraag beslist burgemeester en wethouders omrent toekenning. Van deze beslissing wordt de indiener schriftelijk in kennis gesteld. Indien een aanvraag niet wordt gehonoreerd, wordt de indiener hiervan in kennis gesteld met opgaaf van de redenen die tot afwijzing hebben geleid.

  • 2. Wanneer een subsidie is toegekend, zal een voorschot van 90% op het subsidiebedrag aan het schoolbestuur van de betreffende school worden uitgekeerd.

  • 3. Vaststelling van de subsidie vindt plaats nadat het schoolbestuur een schriftelijke verklaring heeft overlegd waaruit blijkt dat de aansluiting op de glasvezelinfrastructuur daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Artikel 19m Geldigheidsduur

Deze regeling gaat in op de dag na ondertekening van het convenant tussen het Rijk en de gemeente inzake GSB III en heeft een looptijd tot en met 30 juni 2009.

Artikel 19n Toepassing overige bepalingen

Artikel 2, derde lid, artikel 4 en 5 en artikel 9 tot en met 11 van deze verordening zijn niet van toepassing op dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 2C Tijdelijke regeling ter voorziening in huisvesting van voorschool peuterspeelzalen in lesgebouwen voor basisonderwijs

Deze tijdelijke regeling ter voorziening in huisvesting van voorschool peuterspeelzalen in lesgebouwen voor basisonderwijs vervalt na 31 december 2012

Artikel 20a Toepassing en begripsbepalingen

  • 1. De bepalingen van hoofdstuk 1, 2a en 2b zijn slechts van toepassing, voorzover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken, onverminderd het bepaalde in artikel 20 k.

  • 2. In afwijking van en in aanvulling op artikel 1 Begripsbepaling wordt verstaan onder:

    Schoolbestuur:bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs (WPO) bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school;
    Lesgebouw:een gebouw of een gebouwdeel met permanente bouwaard dat door een school wordt aangewend ten behoeve van het geven van onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid tot en met het derde lid, WPO, dat niet wordt gehuurd van een derde en niet wordt aangewend ten behoeve van lichamelijke oefening.
    School:een school als bedoeld in artikel 1 WPO.
    Voorschool:een samenwerkingsverband tussen een (gesubsidieerde) peuterspeelzaal en een GOA-basisschool in het kader van de Voor- en Vroegschoolse Educatie.
    Peuterspeelzaal:een kindercentrum ten behoeve van een speelgroep van kinderen vanaf 2 ½ jaar tot de leeftijd dat zij naar de basisschool kunnen gaan, met een maximale verblijfsduur van drie uren per dag.
    Voorschoolpeuterspeelzaal:een peuterspeelzaal die door de gemeente wordt gesubsidieerd voor het het uitvoeren van een erkend VVE-programma en die samenwerkt met een basisschool die hetzelfde VVE-programma uitvoert.
    Peuterlokaal: een lokaal voor de opvang van kinderen in een voorschoolpeuterspeelzaal.
    Voorziening:een voorziening als bedoeld in artikel 20b.
    Verleningscriteria:de omstandigheden zoals opgenomen in dit hoofdstuk waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening.
  • 3. Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 20b zijn middelen beschikbaar voor de kalenderjaren 2006 tot en met 2012. Aanvragen voor genoemde voorzieningen die ontvangen worden op en na 1 februari 2011 worden buiten behandeling gelaten.

  • 4. Op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend subsidie verstrekt ten behoeve van de realisering van de huisvesting en inrichting van voorschoolpeuterspeelzalen.

  • 5. Op grond van dit hoofdstuk worden geen middelen verstrekt ten behoeve van bouw- of verbouwkosten van lokalen die voor 1 januari 2004 als peuterlokaal gebouwd of tot peuterlokaal verbouwd zijn.

  • 6. Jaarlijks stelt het college het Programma huisvesting voorschoolpeuterspeelzalen vast.

  • 7. Beschikkingen op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk worden gegeven door burgemeester en wethouders.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van aanvragen in het kader van dit hoofdstuk formulieren vaststellen.

Artikel 20b Voorzieningen

In dit hoofdstuk wordt onder voorzieningen verstaan:

  • 1.

    Het door nieuwbouw dan wel verbouw realiseren van een peuterlokaal welke aangebouwd of belendend is aan een lesgebouw.

  • 2.

    Het door nieuwbouw dan wel verbouw realiseren van een peuterlokaal in of op een bestaand lesgebouw.

Artikel 20c Omvang van de subsidie

  • 1. De subsidie voor een voorziening als bedoeld in artikel 20b, bedraagt, indien sprake is van aanpassing, maximaal € 230.500,00 inclusief BTW (prijspeil 2006).

  • 2. Indien de voorziening onderdeel uitmaakt van nieuwbouw of uitbreiding van een bestaand gebouw, bedraagt de subsidie maximaal € 141.500,00 inclusief BTW (prijspeil 2006).

  • 3. De subsidie ten behoeve van inrichtingskosten voor een nieuw op te richten peuterspeelzaal bedraagt eenmalig per peuterspeelzaal maximaal € 15.000,00 inclusief BTW (prijspeil 2006). Bij verplaatsing of verhuizing van een peuterspeelzaal bestaat geen recht op vergoeding van inrichtingskosten.

  • 4. De in het eerste tot en met het tweede lid genoemde subsidiebedragen zijn inclusief voorbereidings- en uitvoeringskosten die direct verband houden met het (ver)bouwproject. Begeleidingskosten en overige kosten in verband met de levering van diensten, ongeacht of zij verband houden met voorzieningen als genoemd in artikel 20b, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 5. De in dit artikel genoemde normbedragen worden jaarlijks geïndexeerd. Voor de voorzieningen genoemd onder 1 en 2 wordt als prijsbijstellingscijfer het verschil aangehouden tussen het CBS-indexcijfer “Nieuwbouwwoningen; outputindex 2000=100”, gepubliceerd in “Maandstatistiek bouwnijverheid” van het CBS over het tweede kwartaal van het lopende jaar en het tweede kwartaal van het daaraan voorafgaande jaar.”

    Voor de voorziening genoemd onder 3 wordt als prijsbijstellingscijfer het verschil aangehouden tussen het CBS-indexcijfer “Prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie voor alle huishoudens”(NR-reeks), gepubliceerd in de “Maandstatistiek van de prijzen” van het CBS over de maand juni van het lopende jaar en de maand juni van het daaraan voorafgaande jaar.”

  • 6. Subsidie voor een voorziening als bedoeld in artikel 20b wordt eenmalig verstrekt.

Artikel 20d Verleningcriteria

Een voorziening als bedoeld in artikel 20b komt alleen voor subsidiering in aanmerking, indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • 1.

    Er is, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in of in de directe nabijheid van de school (niet zijnde een ander lesgebouw) geen geschikte ruimte om de voorschoolpeuterspeelzaal te huisvesten.

  • 2.

    Per lesgebouw komt in beginsel één peuterlokaal voor subsidie in aanmerking.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is subsidiëring van een tweede peuterlokaal mogelijk indien zich de volgende omstandigheden voordoen:

    • a.

      volgens de op het moment van aanvraag meest recente gemeentelijke meerjarenprognose van de leerlingpopulatie zal de som van het aantal 4- en 5-jarigen op de basisschool gedurende minimaal drie van de vier jaren vanaf de verwachte realisatie van het gebouw, minimaal 59 per jaar bedragen, en:

    • b.

      in negen van de twaalf maanden voorafgaand aan het moment van aanvraag was de beschikbare capaciteit van minimaal twee peutergroepen volledig bezet (d.w.z. maximaal één plek per groep onbezet), op basis van de registratie in het gemeentelijk leerling-administratiesysteem, en:

    • c.

      het betreffende peuterspeelzaalbestuur verklaart zich schriftelijk bereid en is in staat om de exploitatie van minimaal drie voorschoolpeutergroepen op zich te nemen.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid is subsidiëring van een derde peuterlokaal mogelijk indien zich de volgende omstandigheden voordoen:

    • a.

      volgens de op het moment van aanvraag meest recente gemeentelijke meerjarenprognose van de leerlingpopulatie zal de som van het aantal 4- en 5-jarigen op de basisschool gedurende minimaal drie van de vier jaren vanaf de verwachte realisatie van het gebouw, minimaal 98 per jaar bedragen, en:

    • b.

      in negen van de twaalf maanden voorafgaand aan het moment van aanvraag was de beschikbare capaciteit van minimaal vier peutergroepen volledig bezet (d.w.z. maximaal één plek per groep onbezet), op basis van de registratie in het gemeentelijk leerlingadministratiesysteem, en:

    • c.

      het betreffende peuterspeelzaalbestuur verklaart zich schriftelijk bereid en is in staat om de exploitatie van minimaal vijf voorschoolpeutergroepen op zich te nemen.

  • 5.

    Indien vereist is door het schoolbestuur vermindering van capaciteit van het lesgebouwaangevraagd voor de peuterlokalen voor opname op het Programma onderwijshuisvesting dat betrekking heeft op hetzelfde jaar als de aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk. Indien de vermindering van capaciteit van het lesgebouw ten behoeve van de voorschoolpeuterspeelzaal niet wordt gehonoreerd, komt het peuterlokaal niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 20e Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is ten aanzien van voorzieningen als bedoeld in dit hoofdstuk, voor het tijdvlak van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2012, vastgesteld op een totaal van € 7.850.000,00.

  • 2. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

Artikel 20f Indieningsdatum en aanvraag

  • 1. Als indieningsdatum geldt voor uitvoering van een voorziening in het kalenderjaar

    2006: De aanvraag dient uiterlijk op 1 november 2005 door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.
    2007: voor 1 februari 2006. De aanvraag dient derhalve uiterlijk op 31 januari 2006 door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.
    2008: voor 1 februari 2007. De aanvraag dient derhalve uiterlijk op 31 januari 2007 door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.
    2009: voor 1 februari 2008. De aanvraag dient derhalve uiterlijk op 31 januari 2008 door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.
    2010:voor 1 februari 2009. De aanvraag dient derhalve uiterlijk op 31 januari 2009 door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.
    2011:voor 1 februari 2010. De aanvraag dient derhalve uiterlijk op 31 januari 2010 door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.
    2012:voor 1 februari 2011. De aanvraag dient derhalve uiterlijk op 31 januari 2011 door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.
  • 2. De aanvraag vermeldt naast de gegevens als vermeld in artikel 6, tweede lid, sub a t/m e bovendien:

    • a.

      het adres van het betreffende lesgebouw;

    • b.

      de geplande aanvangsdatum van de uitvoering van de voorziening;

    • c.

      een reëel geplande datum van realisatie van de voorziening;

    • d.

      een gespecificeerde begroting met de geraamde kosten van de voorziening;

    • e.

      definitieve bouwtekeningen waarop het peuterlokaal is gearceerd;

    • f.

      de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening.

    De aanvraag dient voorts vergezeld te gaan van:

    • g.

      een afschrift van de aanvraag om vermindering van de capaciteit zoals bedoeld in artikel 20d, vijfde lid, indien vereist.

    • h.

      een verklaring van de exploitant van de voorschool-peuterspeelzaal dat deze bereid is in de te realiseren ruimtes minimaal één (bij realisatie van één lokaal) respectievelijk minimaal drie (bij realisatie van twee lokalen) of minimaal vijf (bij realisatie van drie lokalen) voorschool-peutergroepen te exploiteren.

  • 3. Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het tweede lid deelt het college dit schriftelijk mede aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens alsnog aan te vullen. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen 6 weken heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 20g Subsidieverlening

  • 1. De bekendmaking van het besluit tot vaststelling van het Programma huisvesting voorschoolpeuterspeelzalen, geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling door toezending door het college van het besluit aan de aanvragers.

  • 2. De subsidie wordt verleend met, in ieder geval, de volgende verplichtingen:

    Ondertekening akte als bedoeld in artikel 110, vijfde lid, van de WPO

    • a.

      Het schoolbestuur verklaart door ondertekening van de gezamenlijke akte als bedoeld in artikel 110, vijfde lid, WPO, dat het ten behoeve van de voorschoolpeuterspeelzaal gerealiseerde gedeelte van het lesgebouw blijvend niet meer voor het onderwijs nodig zal zijn.

    • b.

      Indien het schoolbestuur blijvend heeft opgehouden dan wel blijvend zal ophouden het lesgebouw voor onderwijsdoeleinden te gebruiken, draagt het schoolbestuur-voorzover dit niet reeds in het lesgebouw is inbegrepen- tevens de peuterspeelzaal in eigendom over aan de gemeente, zonder dat de gemeente gehouden is tot vergoeding van kosten.

    De voorovereenkomst van bruikleen

    • c.

      Tenzij het schoolbestuur de peuterspeelzaal zelf exploiteert, dient het schoolbestuur `een voorovereenkomst van bruikleen te sluiten met de exploitant van de (voorschool)peuterspeelzaal.

    • d.

      Door het schoolbestuur berekende vergoeding voor verbruikskosten belopen maximaal het medegebruiktarief zoals bedoeld in Bijlage IV, deel C van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 en behelzen geen andere kosten.

    • e.

      Het schoolbestuur wendt de vergoeding voor verbruikskosten aan ter bestrijding van de kosten van programma’s van eisen als bedoeld in artikel 113 en 114 WPO. Artikel 119 WPO is onverkort van toepassing.

    Overige verplichtingen

    • f.

      Het is het schoolbestuur niet toegestaan de voorschoolpeuterspeelzaal te bezwaren of te vervreemden.

    • g.

      Indien de bruikleenperiode is beëindigd en binnen drie maanden geen nieuwe exploitant wordt gevonden, is de gemeente gerechtigd de peuterspeelzaal te huren tegen het medegebruikstarief danwel te verhuren of in gebruik te geven aan een derde ten behoeve van de exploitatie van de peuterspeelzaal.

    • h.

      het peuterlokaal en de aangrenzende buitenruimte zijn geschikt voor minimaal 15 peuters en voldoet aan de eisen die gesteld zijn in artikel 9 en 10 van de Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzalen 2007.

Artikel 20h Uitvoering programma

  • 1. Op de uitvoering van de Programma Huisvesting Voorschoolpeuterspeelzalen is het gestelde in artikel 15, 16 en 17 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20i Weigeringsgronden

De subsidieverlening wordt door burgemeester en wethouders geweigerd indien:

  • 1.

    de aangevraagde voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 20b;

  • 2.

    niet is voldaan aan de subsidiecriteria als genoemd in artikel 20d;

  • 3.

    en voorzover, door verstrekking van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 20j Subsidievaststelling

  • 1. De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op het vastgestelde bedrag.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend uiterlijk 31 december van het derde jaar te rekenen vanaf de aanvang van het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3. De aanspraak op bekostiging van het krediet voor een toegekende voorziening vervalt, indien de voorziening niet uiterlijk op 31 december van het derde jaar vanaf de aanvang van het jaar waarvoor de voorziening is toegekend, is gerealiseerd en de aanvraag tot subsidievaststelling niet uiterlijk op deze datum is ontvangen.

  • 4. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van de navolgende bescheiden:

    • a.

      de kosten toerekening naar de peuterspeelzaal; indien de peuterspeelzaal onderdeel uitmaakt van nieuwbouw of uitbreiding van een bestaand gebouw, dient de kostentoerekening naar de peuterspeelzaal naar evenredigheid te zijn;

    • b.

      een verklaring van de architect ten aanzien van de gerealiseerde peuterspeelzaal, conform de meetinstructie van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997, inclusief de buitenruimte. Ingeval geen architect bij het (ver)bouwproces betrokken is geweest dient binnen drie maanden na oplevering van de voorziening een door het schoolbestuur ondertekende gereedmelding aan de gemeente gestuurd te worden, waarbij gebruik wordt gemaakt van het door het college vastgestelde gereedmeldingsformulier onderwijshuisvesting;

    • c.

      een afschrift van de ondertekende voorovereenkomst van bruikleen voor de verhuur van het lokaal aan de exploitant van de peuterspeelzaal;

  • 5. De subsidie wordt vastgesteld aan de hand van de daadwerkelijk gemaakte kosten met dien verstande dat de subsidie ten hoogste het bedrag bedraagt als bedoeld wordt in artikel 20h, juncto artikel 16, tweede lid van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 tot subsidieverlening.

Artikel 20k Toepassing overige bepalingen

Artikel 2 derde lid, artikel 3 tot en met 5 en artikel 9 tot en met 11 zijn niet van toepassing op dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 2D Tijdelijke Impulsregeling Onderwijsachterstanden primair onderwijs 2006 – 2007

Vervallen

HOOFDSTUK 2E Tijdelijke regeling praktijkgericht onderwijs (V)SO 2007

Deze tijdelijke regeling praktijkgericht onderwijs (V)SO 2007 vervalt na 31 december 2011

Artikel 22a Toepassing en begripsbepalingen

  • 1. De bepalingen van hoofdstuk 1, 2 en 3 zijn slechts van toepassing, voor zover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken, onverminderd het bepaalde in artikel 22i.

  • 2. In afwijking van artikel 1 “Begripsbepaling” wordt verstaan onder:

    schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op de expertisecentra (WEC) bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school of nevenvestiging;
    school:een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 WEC met leerlingen ouder dan 12 jaar;
    lesgebouw:een gebouw of gebouwdeel met permanente bouwaard dat door een school wordt aangewend ten behoeve van het geven van onderwijs als bedoeld in artikel 13 en 14 WEC, dat niet wordt gehuurd van een derde en dat niet wordt aangewend ten behoeve van lichamelijke oefening;
    voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 22b;
    toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in dit hoofdstuk waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening.
  • 3. Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 22b zijn middelen beschikbaar voor de kalenderjaren 2007 tot en met 2011.

  • 4. Beschikkingen op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk worden gegeven door burgemeester en wethouders.

Artikel 22b Voorzieningen

  • 1. Onder voorziening in de zin van deze regeling wordt verstaan:

    • a.

      bouwkundige aanpassing van het lesgebouw ten einde het gebouw beter geschikt te maken voor het geven van praktijkgericht onderwijs;

    • b.

      de inrichting van een praktijklokaal.

  • 2. Er is slechts sprake van een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onder a, indien het een bestaand lesgebouw betreft waarvan niet wordt voorzien dat het schoolbestuur binnen vijf jaren na het aanvragen van de voorziening blijvend zal ophouden het voor de school te gebruiken dan wel het een lesgebouw betreft dat in gebruik wordt genomen in de periode van 2007 tot en met 2011 blijkend uit een toekenning bouwvoorbereiding en/of vervangende nieuwbouw op grond van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997.

  • 3. Advieskosten, begeleidingskosten en overige kosten in verband met de levering van diensten, ongeacht of zij verband houden met voorzieningen als genoemd in het eerste lid, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4. Kosten die zijn gemaakt op basis van een opdracht verstrekt voorafgaand aan de beschikking tot subsidieverlening komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 5. Voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 zoals deze op het moment van toepassing luidt, komen niet voor subsidie in aanmerking op basis van dit hoofdstuk.

Artikel 22c Reikwijdte regeling

Aanvragen op grond van de tijdelijke regeling praktijkgericht onderwijs (V)SO 2007 kunnen worden ingediend voor alle hoofdvestigingen met een permanente bouwaard van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, alsmede nevenvestigingen binnen de gemeentegrenzen. Als berekeningsgrondslag voor de vergoedingen op basis van deze regeling geldt het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs ouder dan 12 jaar en het aantal leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (inclusief ZMLK) op de wettelijke teldatum 1 oktober 2005.

Artikel 22d Indieningsdatum en aanvraag

  • 1. Aanvragen op basis van deze regeling dienen uiterlijk op 31 mei 2007 door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.

  • 2. Een aanvraag vermeldt naast de gegevens als vermeld in artikel 6, tweede lid sub a tot en met e:

    • f.

      het adres van het betreffende lesgebouw;

    • g.

      het jaar van uitvoering van de voorziening;

    • h.

      een nadere onderbouwing van de gewenste aanpassingen bestaande uit tekeningen van de huidige en de toekomstige situatie indien het een bouwkundige aanpassing betreft en een overzicht van de aanschaffingen indien het inrichting van een praktijklokaal betreft;

    • i.

      een in onderdelen gespecificeerde begroting van de kosten gemoeid met de uitvoering van de voorziening. In geval van voorgenomen nieuwbouw van een school binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van deze regeling, kan deze gespecificeerde begroting op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn worden ingezonden.

  • 3. Een aanvraag wordt ingediend per school en kan zowel een bouwkundige aanpassing als inrichting van een praktijklokaal betreffen, als bedoeld in artikel 22b, eerste lid. De voorzieningen worden per school in één keer gelijktijdig aangevraagd. Indien ten aanzien van een school op basis van dit hoofdstuk subsidie is verstrekt, kan niet nogmaals een aanvraag om een voorziening als bedoeld in deze regeling ten behoeve van dat lesgebouw worden ingediend.

  • 4. Aanvragen voor genoemde voorzieningen die worden ontvangen na het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste lid, worden buiten behandeling gelaten.

Artikel 22e Subsidieplafond en normatieve vergoedingen

  • 1. Het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor de tijdelijke regeling praktijkgericht onderwijs (V)SO 2007 € 980.000,00 en in het kader van de per 1 januari 2006 geëffectueerde verlaging van de groepsgrootte in het VSO/ZMLK van 12 naar 7 € 40.460,00.

  • 2. Als normatieve, maximale vergoedingen per school gelden voor genoemde voorzieningen de in de bijlage Regeling praktijkgericht onderwijs (V)SO 2007 vermelde bedragen. De hoogte van de vergoeding per school is berekend op basis van de leerlingen in het speciaal onderwijs (SO) ouder dan 12 jaar en alle leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (VSO inclusief ZMLK) op de wettelijke teldatum 1 oktober 2005 aan de betreffende school en een normvergoeding van € 1.000,00 per leerling (V)SO ouder dan 12 jaar en een bedrag van € 140,00 per leerling VSO/ZMLK.

Artikel 22f Subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag waarop ten hoogste aanspraak kan worden gemaakt.

  • 3. Aan de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 4. Aan het schoolbestuur worden bij de beschikking tot subsidieverlening de navolgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      het schoolbestuur verkrijgt ten aanzien van de voorzieningen minimaal drie vergelijkbare offertes. Deze offertes bevatten in het geval van een bouwkundige aanpassing in de zin van dit hoofdstuk elk expliciet een specificatie van de activiteit, stuksprijs, vierkante meter en/of strekkende meter. In het geval van inrichting bevatten de offertes een specificatie van de aan te schaffen artikelen en een stuksprijs;

    • b.

      het schoolbestuur verstrekt schriftelijk opdracht onder vermelding van datum en kenmerk van de offerte;

    • c.

      het schoolbestuur stelt een overzicht op van de daadwerkelijk gemaakte kosten ten aanzien van de voorzieningen.

Artikel 22g Weigeringsgronden

De subsidieverlening wordt door burgemeester en wethouders geweigerd indien:

de aangevraagde voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 22b;

óf niet is voldaan is aan de toekenningscriteria;

óf er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de voorziening is gerealiseerd op basis van een opdracht die is verstrekt voorafgaand aan de beschikking tot subsidieverlening;

óf één der gevallen van artikel 4:35 Awb zich voordoet.

Artikel 22h Subsidievaststelling

  • 1. De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op het vastgestelde bedrag.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt uiterlijk op 30 juni 2011 ingediend. Op genoemde datum dient de aanvraag door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen. De aanvraag betreft alle voorzieningen voor de desbetreffende school waarvoor op grond van dit hoofdstuk subsidie is verleend.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ingediend, wordt de subsidie met toepassing van artikel 4:46, tweede lid, van de Awb op grond van artikel 4:47, aanhef en onder b, Awb ambtshalve door burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • 4. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van de navolgende bescheiden:

    • -

      de aan het schoolbestuur uitgebrachte offertes;

    • -

      de schriftelijke opdrachtverstrekking(en) door het schoolbestuur;

    • -

      de facturen met de bijbehorende betalingsbewijzen;

    • -

      een overzicht van de daadwerkelijk gemaakte kosten met betrekking tot de voorzieningen. Het overzicht is per voorziening gespecificeerd.

  • 5. De subsidie wordt lager vastgesteld dan de subsidieverlening indien één der gevallen als bedoeld in artikel 4:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht zich voordoet.

  • 6. De aanspraak op bekostiging van de toegekende voorziening vervalt indien deze niet op uiterlijk 31 december 2011 is gerealiseerd en de aanvraag voor subsidievaststelling niet is ontvangen.

  • 7. In geval van voorgenomen nieuwbouw van een school binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van deze regeling, blijkend uit een toekenning bouwvoorbereiding en/of vervangende nieuwbouw op grond van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 in enig jaar in de periode van 2007 tot en met 2010, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de termijn voor subsidievaststelling, zoals opgenomen in het tweede lid, te verlengen.

Artikel 22i Toepassing overige bepalingen

Artikel 2, derde lid, artikel 3 tot en met 5 en artikel 8 tot en met 11 zijn niet van toepassing op dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 3 Slotbepalingen

Artikel 23 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van burgemeester en wethouders nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 24

Beslissing van burgemeester en wethouders in gevallen waarin deze verordening niet voorziet. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 25 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als: Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag.

  • 2. De verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2000.