Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Marktverordening Breda 2002 |
Citeertitel | Marktverordening Breda 2002 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen |
Deze regeling is vervangen door de Marktverordening Breda 2017.
Deze regeling vervangt alle eerder vastgestelde Reglementen op de markten, vastgesteld door de raden van de gemeenten Breda, Nieuw-Ginneken (Bavel en Ulvenhout), Teteringen en Prinsenbeek.
Indien de bekendmaking van de eerste versie van deze regeling vóór 7 december 2011 nog niet of niet geheel heeft plaatsgevonden, dan geldt de bekendmaking van 7 december 2011 in Het Stadsblad als de officiële bekendmaking zoals bedoeld in de Gemeentewet en/of de Algemene wet bestuursrecht.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-07-2009 | 01-05-2017 | art. 1, 5, 9, 11-14 | 02-04-2009 Het Stadsblad Breda, 08-07-2009 | 34048 | |
21-01-2002 | 09-07-2009 | Nieuwe regeling | 29-11-2001 onbekend | 16576 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Indelingstekening: plattegrond van het marktterrein waarop staan aangegeven, de standplaatsen, de ruimte ten opzichte van de bebouwing, ruimte ten behoeve van standwerkers, aanvalsroutes van de brandweer, brandkranen, plaatsen waar bak- en braadappaaratuur en mobiele bakwagens zijn toegestaan en de ruimte bij bochten welke nodig zijn voor brandweervoertuigen
Hoofdstuk 2 Bepalingen over het aanvragen en verlenen van de vergunning
Paragraaf 1: Algemene bepalingen
Artikel 7 Toewijzing standplaatsen
Een standplaats op een markt wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats.
Artikel 9 De vergunningaanvraag
Alvorens een vaste standplaats mag worden ingenomen dient de aanvrager, die een natuurlijke persoon dient te zijn, aan te tonen:
dat hij voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie, dan wel dat hij als bedrijfsleider van een rechtspersoon, die heeft voldaan aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.
Artikel 13 Volgorde toewijzing vaste plaats
Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste plaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de plaats achtereenvolgens toegewezen aan:
Artikel 14 Overschrijving vergunning
Indien de vergunning niet kan worden overschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder vergunning voor een vaste plaats krijgen indien hij tenminste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd;
Hoofdstuk 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaatsen
Artikel 19 Aantal keren innemen standplaats
De vergunninghouder neemt ten minste eenmaal per drie weken en ten minste vijfmaal per dertien weken zijn plaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in artikel 20 en 21.
Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste 2 maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 31 Intrekking vergunning en schorsing
Het college kan de vergunning voor een standplaats, al dan niet voorwaardelijk, weigeren, intrekken of de inschrijving op de wachtlijst doorhalen, dan wel de standplaatsvergunning telkens voor ten hoogste twee achtereenvolgende marktdagen intrekken, indien:
Artikel 32 Onmiddellijke verwijdering
Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien het dit noodzakelijk acht, een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:
Artikel 34 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervallen alle eerder vastgestelde Reglementen op de markten, vastgesteld door de raden van de gemeenten Breda, Nieuw-Ginneken (Bavel en Ulvenhout), Teteringen en Prinsenbeek, met dien verstande dat de in die Reglementen opgesomde markten blijven bestaan tot hieromtrent door de gemeenteraad een afzonderlijk besluit is genomen ingevolge artikel 151 Gemeentewet en dat inschrijvingen en/of vergunningen voor de in dit Reglement opgesomde markten gehandhaafd blijven respectievelijk worden geacht te zijn gedaan c.q. afgegeven onder vigeur van de Marktverordening Breda 2001.
Toelichting op de Marktverordening Breda 2002
In een steeds groter aantal gemeenten in Nederland worden zgn. "Warenmarkten" gehouden. Vele kooplieden bezoeken markten in meer dan één gemeente en de reeds lang bestaande behoefte om te komen tot een uniforme marktverordening, waarin de rechten en verplichtingen van de marktkooplieden zijn vastgelegd, doet zich dan ook hoe langer hoe meer gevoelen. In principe zouden voor de kooplieden in de verschillende gemeenten, waar een markt wordt gehouden, in grote lijnen dezelfde regelingen moeten gelden
Om dit probleem in te perken heeft het VNG in samenwerking met het Centraal Overleg Marktaangelegenheden (COM) een model marktverordening opgesteld. In het COM werken drie partijen samen: de Nederlandse Vereniging van Marktbeheerders (NVM), de afdeling Markt-, Straat- en Rivierenhandel (MSR) van het hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) en de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH). Ook de Nederlandse Vereniging van Ambulante Kooplieden (NEVAK) is betrokken geweest bij de totstandkoming van de marktverordening.
De model marktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Te denken valt aan de vergunningverlening voor een vaste plaats, dagplaats en standwerkerplaats en vervolgens de verplichtingen voor de vergunninghouder worden opgesomd. Tot slot worden straf-, overgangs- en slotbepalingen gegeven. De marktverordening bevat bepalingen over de organisatie van warenmarkten en over de rechten en plichten van betrokken partijen.
De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon-, en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.
Toetsing heeft plaatsgevonden aan de nieuwe Gemeentewet, de Algemene Wet Be-stuursrecht (AWB) en jurisprudentie.
Ad artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen, dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. Het onder l. genoemde branche-indeling kan de markt aantrekkelijker maken voor de consument. Het onder m. genoemde college kan als bestuursorgaan besluiten in de zin van de AWB nemen. Tegen deze besluiten kan in beginsel bezwaar en vervolgens beroep worden ingesteld overeenkomstig de procedureregels van de AWB.
Ad artikel 2 Dag, tijd en plaats van de markt
Ingevolge artikel 151 van de Gemeentewet is de gemeenteraad bevoegd tot het instellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen. In Breda zijn diverse markten ingesteld. Op elk van deze markten is de nieuwe marktverordening van toepassing.
De wijkmarkten zijn volledig gesaneerde markten in verband met de branche-indeling. De algemene warenmarkten zijn gedeeltelijke gesaneerde markten.
In het tweede lid wordt met nadruk erop gewezen, dat slechts dringende redenen tot het verplaatsen van de markt mogen leiden. Te denken valt bijvoorbeeld aan het verrichten van bestratings- en rioleringswerkzaamheden en beeldbepalende evenementen op het marktterrein.
De ervaring heeft geleerd, dat marktverplaatsingen de kooplieden sterk in hun omzet benadelen.
Het is dus niet gewenst de markt te verplaatsen vanwege van een gebeurtenis welke men op de marktdag op het marktterrein wil laten plaatsvinden, tenzij deze gebeurtenis van buitengewoon belang is voor de stad en haar bevolking.
Uiteraard dienen zowel kooplieden als publiek vroegtijdig van een en ander in kennis te worden gesteld, zoals vermeldt in het derde lid.
Ad artikel 3 Inrichting van de markt: branche-indeling
Het college zal het totaal aantal op de markt toe te laten kooplieden aan een maximum moeten binden; dit maximum behoort te worden vastgesteld in overleg met de instanties welke de belangen van de ambulante handel behartigen, waarbij uiteraard ook de belangen van de burgers niet uit het oog mogen worden verloren. De fysieke omvang van de markt, alsmede de indeling van het marktterrein moet uiteraard ook zodanig zijn dat een goede (voet)verkeersdoorstroming is gegarandeerd, dat overlast wordt beperkt en dat de veiligheid is gediend. Onder andere de brandveiligheid kan vergen dat beperkingen worden gesteld aan omvang en opbouw. Dat kan in een indelingstekening worden vastgelegd.
Teneinde de orde op de markt te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden geschapen dat voor het verhandelen van bepaalde artikelen of voor het handel drijven op een andere wijze dan de traditionele marktkramen, afzonderlijke gedeelten van het marktterrein worden aangewezen.
Het tweede lid is facultatief bedoeld. Het schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden.
In het tweede lid is ook de mogelijkheid opgenomen dat burgemeester en wethouders nadere regels stellen in het belang van de brandveiligheid. Een concept van dergelijke regels is bij deze toelichting gevoegd als bijlage A.
Ad artikel 4 Voorschriften en beperkingen
Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning op ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon-, en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente.
Niet nakoming van de voorschriften die aan een vergunning/ ontheffing zijn verbonden, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling in artikel 34 is eveneens van toepassing.
Ad artikel 5 Vergunning innemen standplaats
De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden. De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden.
Ad artikel 7 Toewijzing standplaats
Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats.
Soms wil een vergunninghouder geen gebruik maken van de via de gemeente beschikbaar gestelde marktkraam, maar met een verkoopwagen. Dat gebeurd vooral voor de verkoop van bederfelijke produkten zoals vis, vlees en kaas en andere melkprodukten.
Dergelijke verkoopwagens zijn nu op enkele markten in beperkte aantallen toegestaan.
Er is behoefte bij de marktkooplieden om meer van die mogelijkheden. De wijziging van de warenwetgeving, die steeds strengere eisen stelt aan de kwaliteit en dus de bewaring van dergelijke produkten noodzaakt tot intensiever gebruik van dergelijke verkoopwagens.
Deze wens dient op zich gehonoreerd te worden.
Verkoopwagens kunnen echter wel het beeld van een markt negatief beinvloeden. Ook kunnen zij vanwege afmetingen een gestroomlijnde indeling van het marktterrein verstoren. Tot slot kunnen zij de opbouw en afbraak van de markt beinvloeden. Daarom kunnen verkoopwagens niet zonder meer op een intensievere wijze worden toegestaan. Het is zinvol te bezien op welke wijze mogelijke negatieve invloeden kunnen worden bestreden. Daarom is in dit artikel aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid geboden daarover nadere regels te stellen. Voorbeelden van dergelijke regels uit andere gemeenten zijn voorhanden.
Voor wat betreft verkoopwagens op de weekmarkt op de Grote markt speelt bovendien, dat er een onderzoek loopt naar alles wat deze weekmarkt betreft. Het zou niet goed zijn om nu voor verkoopwagens een ruimere mogelijkheid te scheppen, terwijl die op basis van het onderzoek en de mogelijke wijzigingen die daaruit voor de markt voortvloeien wellicht weer wijzigt.
Voor wat betreft de nader eisen aan verkoopwagens, kan onder andere worden gedacht aan brandveiligheidsvoorschriften. Een eerste concept van deze voorschriften is als bijlage B bij deze toelichting gevoegd.
Ad artikel 9 De vergunningaanvraag
Voornamelijk ter bescherming van de bonafide ambulante handelaar is in dit artikel een aantal voorwaarden opgenomen, waaraan een koopman dient te voldoen om voor een vaste plaats in aanmerking te kunnen komen.
De genoemde publiekrechterlijke verplichtingen zijn de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart va het Centraal Registratiekantoor. In dien de aanvrager niet voldoet aan de gestelde eisen kan dit een reden zijn de vergunning te weigeren.
Ad artikel 10 Inhoud vergunning
Om aan de houders van vaste plaatsen de nodige rechtszekerheid te verschaffen is het gewenst hun een vergunning voor die plaats te verstrekken, zodat blijkt dat zij hun plaats rechtsgeldig bezetten. Onder een duidelijke omschrijving wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de plaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven.
Ingevolge het vermelde onder c. worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens e.d.) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken.
Ad artikel 13 Volgorde toewijzing vaste plaats
Dit artikel regelt de toewijzing van vaste plaatsen op een markt. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het vanzelfsprekend dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste plaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen.
Aangezien van een aantal vergunninghouders niet bekend is hoelang zij al een vaste plaats op de markt hebben, zal in voorkomende gevallen loting moeten plaatsvinden. Na hen kunnen de overige gegadigden voor een standplaats in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare plaatsen. Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, zal hiermee bij de toewijzing van vaste plaatsen rekening dienen te worden gehouden.
Ad artikel 14 Overschrijving vergunning
Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor een vaste plaats op de achterblijvende echtegenoot, de geregistreerde partners (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of de levenspartner kan worden overgeschreven.
In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste plaats van de vergunninghouder.
Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste plaats op de markt. Het kind is in vergelijking met de echtegenoot of gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening geschaad door het overlijden va de vergunninghouder.
Als bewijs van arbeidsongeschiktheid voor de markthandel dient een verklaring van een arts te worden overlegd.
In het vierde lid bestaat de mogelijkheid tot overschrijving van de vergunning op een medewerker. De medewerker moet in dat geval minimaal drie jaar onafgebroken in loondienst te hebben gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar (bijvoorbeeld als vennoot) in dit bedrijf te hebben gefunctioneerd. Vervolgens dient bij notariële akte te worden aangetoond dat de onderneming in eigendom is overgegaan van de medewerker en de marktplaats geen economische factor in de overname is.
Ad artikel 15 Toewijzing standplaats
De in het eerste lid vereiste vergunning wordt veelal mondeling verleend met een schriftelijk bewijs (meestal de marktbon) waarop de nummer van de standplaats vermeld staat. Toch verdient de aanbeveling krachtens mandaat door het bureauhoofd een standaard voorbedrukte schriftelijke vergunning aan de marktmeester mee te geven om aan de standplaatshouder af te geven.
Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester dient te worden gekoppeld aan het in artikel 22 derde lid genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een standplaats.
Ad artikel 16 Toewijzing standwerkersplaats
Wanneer standwerkersplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Het verdient hierbij de aanbeveling voorrang te geven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden.
Gebleken is, dat er een sterke behoefte bestaat aan uniforme en duidelijke richtlijnen voor de toewijzing van standwerkersplaatsen, zowel bij de marktmeesters als bij de marktgebruikers, in het bijzonder bij de standwerkers zelf.
Deze groep kooplieden heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zgn. "stille kramers". Zij verhogen de levendigheid en aantrekkelijkheid van de markt in belangrijke mate en vormen daardoor een onmisbaar element in het geheel van het marktgebeuren.
Teneinde verstarring, waardoor aan deze bijzondere functie afbreuk zou worden gedaan, tegen te gaan en tevens om te voorkomen, dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een "stille kramer" zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste plaatsen toe te wijzen.
Dit standpunt wordt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers steeds met klem naar voren gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het gehele land uitstrekt, is het voorts wel dringend gewenst, dat de regels ter zake van de toewijzing van de plaatsen aan deze bijzondere categorie kooplieden op alle markten in Nederland zoveel mogelijk gelijk zijn.
Ten aanzien van het aantal per markt voor standwerkers aan te wijzen plaatsen als regel te stellen, dat er per 19 tot 25 plaatsen voor zgn. "stille kramers", één standwerkersplaats behoort te zijn.
Uiteraard dient van tijd tot tijd voor elke markt afzonderlijk te worden bezien of deze "vuistregel" nog wel geldend is te achten.
Alhoewel in principe een scherpe scheiding tussen de voor de zgn. "stille kramers" en de voor de standwerkers bestemde plaatsen dient te blijven bestaan, zal het in sommige gevallen, in het belang van de markt dan wel uit billijkheidsoverwegingen tegenover de betrokken kooplieden, niet van overwegend bezwaar zijn opengebleven standwerkersplaatsen aan stille kramers toe te wijzen, met dien verstande, dat aan laatstbedoelde kooplieden duidelijk wordt gemaakt, dat zij hieraan nimmer enig recht op de betreffende plaats zullen kunnen ontlenen. Tot toewijzing van dergelijke plaatsen aan stille kramers ware alleen dan over te gaan, indien op de markt beslist geen voor deze categorie kooplieden bestemde plaatsen meer beschikbaar zijn.
Belangrijk is de mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkersplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als bij de marktmeester moet melden, dat een duo als één loting wordt aangemerkt en dat de partners tevoren moeten opgeven met welk artikel zal worden gewerkt.
Ad artikel 17 Intrekking vergunning
Tot intrekking van de vergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. Het eerste lid betreft alleen de vaste plaatsen. In het tweede lid worden de intrekkingsgronden genoemd ten aanzien van de vergunning in het algemeen. Intrekking ligt minder voor de hand bij niet vaste plaatsen, maar het kan onder omstandigheden toch gewenst zijn een dag- of standwerkersplaats in te trekken. In de regel zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 31. Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 13 overschrijving vergunning.
Ad artikel 18 Persoonlijk innemen standplaats
In artikel 18 is bepaald dat de vergunninghouders in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Dit moet een natuurlijk persoon zijn en kan geen medevennoot zijn. De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede en derde lid.
Ad artikel 19 Aantal keren innemen standplaats
De plicht voor de vergunninghouder om de standplaats het minimumaantal vastgestelde keren in te nemen, is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen. Het minimumaantal keren kan worden aangepast aan de plaatselijke omstandigheden.
Ad artikel 20 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden
In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn. Het is wel noodzakelijk dat de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld.
Het derde lid schrijft voor dat de vergunninghouder bij langdurige ziekte in beginsel iedere drie maanden een geneeskundige verklaring dient te overleggen. Er is geen wettelijke basis waarvan het college de vergunninghouder zou kunnen verplichten een geneeskundige keuring te ondergaan. Het college kan de vergunninghouder uiteraard wel aanbieden zich te laten onderzoeken, bijvoorbeeld door de GGD, om zijn ziekte aan te tonen.
De ontheffing van het vierde lid kan aan een maximum van twee jaar worden verbonden voor wat betreft ziekte. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid.
Ad artikel 21 Ontheffing en vervanging
In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste plaats toestaan zich op zijn plaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Indien bij langdurige vervanging dient de vervanger voldoen aan de eisen gesteld in artikel 8.
Ad artikel 22 Legitimatie en identiteit vergunninghouder
Het is gebleken dat de kopers er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aangehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktkooplui van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. Het vermelden van adresgegevens is niet wenselijk geacht.
Ad artikel 23 Tijdstip innemen standplaats/ aan- en afvoer goederen
Het marktterrein behoort in de regel tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de uren dat de markt plaatsvindt vrij te maken van alle verkeer, met uitzondering van voetgangers, dient het college een verkeersbesluit te nemen. Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde moet zijn dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld. Om duidelijk te maken dat het terrein beschikbaar moet zijn voor de markt, dienen verkeersborden (bijvoorbeeld C1, wit bord met rode rand) te worden geplaatst met de aanduiding van de uren waarvoor het verbod geldt).
Het is van belang de tijdspanne zo ruim mogelijk te nemen dat hieraan in de regel kan worden voldaan, bijvoorbeeld de marktlieden met groente en fruit zijn meestal drie uur voordat de markt begint aanwezig voor het uitstallen van goederen.
Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, voor de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die de ontheffing mogelijk maken.
Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste plaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste plaats voor een bepaald uur ingenomen moet zijn. Indien bekend is dat de vergunninghouder later op de markt verschijnt zal de plaats uiteraard open moeten blijven.
Vroegtijdig toewijzen van de dagplaatsen biedt het voordeel, dat het publiek geen of weinig hinder ondervindt van het aanvoeren van de marktartikelen. Indien de gemeente de houder van een vaste plaats nog enig voorrecht wil geven boven de pas beginnende kooplieden, die nog niet over een vaste plaats beschikken, dan zou het toewijzen van dagplaatsen na de opening van de markt dienen te geschieden.
Mede met het oog op de veiligheid van de kooplieden en van het publiek is het gewenst, dat voor de stroomlevering en voor het aanbrengen van de verlichtingsarmaturen een terzake bevoegde instantie of een erkende firma wordt aangewezen. Op de markten in Breda wordt de elektriciteit geleverd door Essent. De grondaansluitingen en paddestoelen welke worden gebruikt zijn door c.q. in overleg met Essent geplaatst. Zonder toestemming van het college kan derhalve ook geen elektriciteit van particulieren worden afgenomen.
Ad artikel 26 Kook-, bak- en verwarmingsapparatuur
Kook-, bak- en verwarmingsapparatuur (gasbranders, olieverhitters etc) zijn op de Bredase markten verboden. Dit artikel stelt ook uitdrukkelijk dat het college van dit verbod ontheffing kan verlenen. Gelet op zowel brandpreventieproblemen als mogelijk ook problemen in verband met mogelijke strijdigheid met de wet Milieubeheer zal, alvorens tot ontheffing en tot vaststelling van mogelijke voorwaarden wordt besloten, overleg gepleegd worden met de betreffende bevoegde diensten/ afdelingen.
Als er ontheffingen zullen worden verleend, zullen daaraan in elk geval brandveiligheidsvoorschriften worden verbonden. Het concept daarvan is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Bijlage C. De voorschriften zullen ook moeten voorzien in een jaarlijkse keuring van de mobiele bakwagens.
Het is gebleken dat er soms afval wordt aangevoerd, dat vervolgens bij het einde van de markt achterblijft. Dat is niet gewenst. Om dit tegen te gaan wordt dit nu verboden.
Verder varieert de zorg voor afvalinzameling per markt. Bij sommige markten is het de bedoeling dat het afval door de gemeente (Afvalservice) wordt ingezameld en afgevoerd. Dat gebeurd in de praktijk dan ook. Deze praktijk is echter niet gereglementeerd. Dit wordt nu met dit artikel wel geregeld.
Tot slot komt het voor dat afvalwater (bijvoorbeeld van viskramen) op straat wordt geloosd of in een straatkolk. Dit leidt tot stankoverlast. Om dit tegen te gaan is dit in dit artikel verboden. Er bestaat voor handelaren het alternatief om dit water op te vangen en gescheiden af te voeren.
Tot slot is in dit artikel een bepaling opgenomen om zoveel mogelijk te voorkomen, dat de markt wordt vervuild door zakjes en servetjes, waarin kleine eetwaren ter plaatse plegen worden genuttigd die op de markt worden verkocht.
Ad artikel 28 Rondlopen met waren tijdens markten
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door de marktkooplieden aan wie door het bevoegd gezag vergunning daartoe is verleend.
Iedere ander wijze van verkopen op markten behoort verboden te zijn. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen e.d. voorzien.
Voor de handhaving van de orde op de markten is het noodzakelijk dat iedere vorm van propaganda tijdens de duur van de markt wordt verboden.
Indien men dit soort activiteiten toelaat, kan dit immers leiden tot opeenhopingen van mensen en daarmee tot wanordelijkheden. Tevens wordt ook de afvalproblematiek van de markten vergroot (zwerfvuil).
Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enige wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur.
Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de eerste drie artikelen, een sterk preventieve werking zal uitgaan.
Ad artikel 31 Intrekking vergunning en schorsing
In dit artikel worden de gronden genoemd waarop een vergunning kan worden ingetrokken of geschorst. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan. Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning in te trekken of te schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
Er zal nader beleidsmatig worden geformuleerd wanneer welke sanctie wenselijk is. Hiervoor zijn voorbeelden uit andere gemeenten beschikbaar.
Ad artikel 32 Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de AWB worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven.
Dit artikel is een vorm van bestuursdwang waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24 zesde lid van de AWB wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worde gesteld. Van deze bevoegdheid dient alleen in spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de AWB geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde. Op grond van artikel 4:8 van de AWB dienen belanghebbenden bij toepassing van dit artikel in beginsel in de gelegenheid gesteld worden hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken.
Onderdeel c. is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Duidelijk kwam naar voren om dergelijke ‘verkapte stille kramers’ aan te kunnen pakken.
Ad artikel 33 Toezichthouders/ buitengewone opsporingsambtenaren
In artikel 5:11 van de AWB wordt aangegeven dat onder toezichthouders wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift belast is met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
De in dit artikel aangewezen toezichthouder beschikt over alle in de AWB opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de AWB kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.
Het ligt voor de hand de marktmeesters als toezichthouders aan te wijzen.
De politie is de eerstaangewezene voor het opsporen van strafbare feiten op en rond markten en het op basis daarvan opmaken van proces-verbaal.
Het kan in de toekomst nuttig zijn dat ook buitengewoon opsporingsambtenaren van de afdeling stadstoezicht van de vakdirectie beheerbedrijven een dergelijke rol krijgen. Om dat nu alvast mogelijk te maken is in het tweede lid deze mogelijkheid nu genoemd.
Ad artikel 34 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
De verordening treedt zo snel mogelijk, dit is acht dagen na de opname in het gemeenteblad, in werking. Via de overgangsbepaling wordt bewerkstelligd dat de bestaande markten, de bestaande vergunningen voor vaste plaatsen, en de bestaande lijsten met inschrijvingen voor de diverse markten hun geldigheid blijven behouden.
In de citeerregel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van voorgaande regeling.