Organisatie | Wijchen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet Bibob |
Citeertitel | Beleidsregels Wet Bibob 2007 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-03-2008 | 27-01-2011 | nieuwe regeling | 22-01-2008 Wegwijs, 12-03-2008 | 07/7134 |
De burgemeester en het college van de gemeente Wijchen en ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3 van de Drank- en Horecawet en de artikelen 2.3.1.2 en 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening.
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Van het bepaalde in het eerste lid kan worden afgeweken indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een Bibob onderzoek niet noodzakelijk is omdat een vorige vergunningsaanvraag van eenzelfde aanvrager niet ouder is dan één jaar, de eerder verkregen informatie uit de Bibob-toets geen bijzonderheden opleverde en het opnieuw vragen van informatie naar alle waarschijnlijkheid geen nieuwe informatie zal opleveren.
Artikel 10. Opschorten beslistermijn
Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan vier weken nadat het bestuursorgaan een advies heeft aangevraagd.
Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden
Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren of de beschikking intrekken indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen en op de datum van inwerkingtreding afgegeven beschikkingen en overheidsopdrachten als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels .
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In de beleidsregels wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de wet Bibob. Het gaat om de definities ‘beschikkingen en opdrachten’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels beperkt uitgelegd, vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze de wet niet van meet af aan in zijn geheel toe te passen.
In de beleidsregels wordt verder gebruik gemaakt van een aantal nieuwe definities. Het gaat om de definities ‘aanvraag’, ‘bestuursorgaan’ en ‘Bibobtoets’.
Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de wet Bibob. Echter de gemeenten in de politieregio Gelderland-Zuid hebben nagenoeg allemaal besloten om nader samen te werken met betrekking tot de implementatie en uitvoering van de Wet bibob om verplaatsingseffecten e.d. te voorkomen.
Aangezien het een nieuw instrument betreft en nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan, wordt het voorstel gedaan de wet vooralsnog niet in de volle breedte toe te passen. Dit is nader uitgewerkt in de artikelen 3 en 4 van de beleidsregels. In artikel 3 wordt voorgesteld de wet toe te passen in een aantal sectoren, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen en seksinrichtingen.
a. Vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen
De horecasector omvat alle inrichtingen vallend onder het bereik van de Drank- en Horecawet, de Opiumwet en hoofdstuk 2, afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening. De horecasector valt uiteen in alcoholverstrekkende en niet-alcoholverstrekkende horeca.
Met alcoholverstrekkende horeca worden horeca-inrichtingen bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: cafés en restaurants. Ten behoeve van deze inrichtingen is een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet vereist.
Niet-alcoholverstrekkende horeca omvat de horeca-inrichtingen, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: cafetaria’s en afhaalzaken. Voor deze inrichtingen is enkel een exploitatievergunning op grond van artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist.
In het Besluit Bibob zijn ook smart- en growshops aangewezen als mogelijke categorieën waarop de wet van toepassing is. Vooralsnog is dit een loze bepaling, want geen enkele gemeente kent een vergunningensysteem voor dergelijke winkels. Het is tevens de vraag of dat wel mogelijk is. Het gaat immers om winkels die legale producten verkopen, namelijk legale psychotrope stoffen, respectievelijk groei- en kweekmogelijkheden voor de teelt van cannabis. Een vergunningensysteem voor deze producten overschrijdt de gemeentelijke verordenende bevoegdheid en lijkt daarom niet mogelijk. En toepassing van de wet Bibob is pas mogelijk op het moment dat de gemeente wel een vergunningensysteem heeft voor deze producten.
Aangezien de gemeente Wijchen een nul-optiebeleid voert ten aanzien van coffeeshops is het overbodig de Bibob hierop van toepassing te verklaren.
De beleidsregels verklaren de wet Bibob toe dan ook van toepassing op cafés en restaurants (de natte horeca), cafetaria's en afhaalzaken (de droge horeca), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, sub 1 en 2 van de beleidsregels. De toevoeging "indien sprake is van…" zorgt ervoor dat de wet vooralsnog niet in de volle breedte wordt toegepast. De Drank- en Horecawet en de APV schrijven namelijk voor dat in veel meer, dan in de genoemde, gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd (dit is bijvoorbeeld al zo wanneer een café van beheerder verandert). Aangezien het te ver voert om de wet op al deze vergunningaanvragen toe te passen, is de laatste zinsnede toegevoegd. Dit betekent echter niet dat in een concrete situatie, waarbij om een andere dan de bovengenoemde reden een vergunning wordt aangevraagd geen Bibobtoets zou kunnen plaatsvinden terwijl dit wel gewenst is. Indien aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, mag er immers altijd getoetst worden op grond van artikel 4 van de beleidsregels.
Bestaande inrichtingen worden tussentijds getoetst indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt of indien zich een intrekkingsgrond (tweede lid) of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregels voordoet.
Vergunningen ten behoeve van seksinrichtingen
Op dit moment zijn in Wijchen geen vergunningen verstrekt ten behoeve van seksinrichtingen.
Met het begrip seksinrichtingen worden bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Binnen het begrip seksinrichtingen wordt nog onderscheid gemaakt tussen open en besloten prostitutie. Onder ‘open’ prostitutie verstaat men de raam- en straatprostitutie; onder ‘besloten’ prostitutie vallen de prostitutiebedrijven (de bordelen), de clubs, de privé-huizen en de escortservices. Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is in Wijchen, net als in de meeste gemeenten, een exploitatievergunning (artikel 3.2.1 van de Algemeen Plaatselijke Verordening) nodig. Op deze exploitatievergunning zijn artikel 3 en artikel 7 van de wet van toepassing.
Voorgesteld wordt de wet Bibob toe te passen op seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, lid 1 onder a sub 3 van de beleidsregels. Voor wat betreft de toevoegende zinsnede "indien sprake is van…", geldt hetzelfde als hetgeen is gesteld bij de horecavergunningen.
Overheidsopdrachten vallen eveneens onder de werking van de Wet Bibob, maar staan niet genoemd in artikel 3 van de beleidsregels. Na evaluatie van de beleidsregels door andere gemeenten is gebleken dat een Bibob onderzoek bij overheidsopdrachten binnen de gemeenten onvoldoende opleverde. In de meeste gevallen worden overheidsopdrachten uitgevoerd door grote bonafide bedrijven die bij de gemeenten bekend zijn. De ervaring leert dat dergelijke aannemers hun financiën goed op orde hebben. Mocht overigens wel sprake zijn van illegale praktijken dan is het de vraag of dit duidelijk wordt na onderzoek door de gemeente. Daarvoor ontbreekt bij kleine gemeenten nu eenmaal de expertise. Derhalve zijn de overheidsopdrachten niet opgenomen in de beleidsregels. Dit heeft overigens niet tot gevolg dat de Wet Bibob helemaal niet meer kan worden toegepast bij overheidsopdrachten. Artikel 4 van de beleidsregels biedt namelijk altijd de mogelijkheid in bijzondere gevallen of bij een aanwijzing van het Openbaar Ministerie over te gaan tot een Bibob toets. Indien een sterk vermoeden bestaat dat een aannemer zich bezighoudt met illegale praktijken kan op grond van artikel 4 van de beleidsregels een Bibob onderzoek worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor bouwvergunningen.
Milieuvergunningen zijn wel onder de werking van de wet Bibob gebracht, maar staan niet genoemd in artikel 3 van de beleidsregels. Driekwart van de inrichtingen valt namelijk onder de werking van één van de besluiten milieubeheer, waardoor voor deze inrichtingen een meldingsplicht in plaats van een vergunningsplicht geldt. Daar komt nog bij dat het grootste deel van de vergunningsplichtige activiteiten, dat wel voor toepassing van de wet in aanmerking komt, wordt verricht onder het bevoegd gezag van de provincie. De bedrijven die voor wat betreft hun milieuvergunning onder het bevoegd gezag van de gemeente vallen, zijn middelgrote bedrijven. Vanuit een beleidsmatige invalshoek wordt het niet dringend geacht om ten aanzien van deze bedrijven vanaf het begin de wet toe te passen.
De vergunningen voor speelautomatenhallen speelautomatenhallen staan niet genoemd in artikel 3 aangezien in onze gemeente geen speelautomatenhallen zijn toegelaten.
De toepassing van de wet op subsidies is ingevolge artikel 6 van de wet Bibob alleen toegestaan, indien dit in de desbetreffende subsidieregeling is bepaald. Deze subsidieregeling behoeft – indien deze niet bij wet of algemene maatregel van bestuur is geregeld – goedkeuring van de ministers van Justitie en BZK. Aangezien een integrale toepassing van het instrumentarium op dit deelterrein vooralsnog als een te zwaar middel wordt beschouwd, bestaat er vooralsnog geen aanleiding om de subsidieverordeningen aan te passen. Dit betekent echter wel dat een beroep op een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 niet mogelijk is. Subsidies zijn derhalve uitgezonderd van toepassing van artikel 4. Andere gemeenten hebben dezelfde keuze gemaakt.
Artikel 4. Bijzondere situaties
De aanwijzing van categorieën in artikel 3 betekent niet dat de gemeente zich hiermee verplicht de toepassing van het Bibobinstrumentarium te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 genoemde situaties namelijk ook besluiten tot de inzet van het Bibobinstrumentarium:
Artikel 4 maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een aanvraag om een milieuvergunning aan een Bibobtoets te onderwerpen.
Zoals hierboven al is aangegeven, is artikel 4 niet van toepassing op subsidies.
Om bij betrokkene een Bibobtoets uit te kunnen voeren, wordt betrokkene verplicht gesteld om Bibobvragen te beantwoorden. In dit kader zijn door het bestuursorgaan, met inachtneming van artikel 30 van de wet, twee soorten Bibobvragenlijsten opgesteld: één gericht op natuurlijke personen en één gericht op rechtspersonen. Alle vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.
De vragen in deze vragenlijsten hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventuele andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd kan het bestuursorgaan o.a. proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager.
Het bestuursorgaan zal – pas nadat is gebleken dat weigering van de aanvraag niet mogelijk is met behulp van de reguliere weigeringsgronden – moeten beoordelen of redenen aanwezig zijn de aanvraag te weigeren op grond van de wet of dat redenen aanwezig zijn om een advies aan te vragen.
Dat toepassing van de wet Bibob slechts mogelijk is, indien alle het bestuursorgaan beschikbare mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 7. Ingevolge het tweede lid van artikel 7 bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het bureau Bibob:
Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advisering aan het bureau Bibob gerechtvaardigd is, dient het de aanvrager van dit voornemen op de hoogte te stellen. Deze informatieplicht is in het eerste lid van artikel 9 opgenomen en voorzien van de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene.
Het bureau Bibob neemt een verzoek om advies namelijk niet in behandeling indien betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd.
Uitvoering van deze beleidsregels wordt tweejaarlijks geëvalueerd.
Onderwerpen voor de evaluatie kunnen zijn: knelpunten, benodigde capaciteit en budget,
juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners, samenwerking met bureau Bibob, ervaringen binnen de branches en de beoordeling van de vraag of de wet Bibob nog op andere deelterreinen moet worden toegepast.
In artikel 14 staat opgenomen dat lopende aanvragen volgens het ‘oude regime’ afgehandeld dienen te worden. In de gevallen dat dit niet wenselijk is, dient direct na de toewijzing van de aanvraag bekeken te worden of dit teruggedraaid kan worden middels intrekking van de beschikking.