Organisatie | Wijchen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008 |
Citeertitel | Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-01-2010 | 09-12-2010 | nieuwe regeling | 17-11-2009 Wegwijs, 13-01-2010 | 09/11939 |
Burgemeester en wethouders van Wijchen;
Overwegende dat het wenselijk is ter uitvoering van de Algemene subsidieverordening 2008 een beleidsregel vast te stellen en gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht
vast te stellen de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008.
Hoofdstuk 2 De subsidieberekening
Organisaties die, op grond van gemaakte afspraken met de gemeente in het verleden, in het kader van de uitvoering van hun activiteiten, ruimte huren in het SCEC ’t Mozaïek komen in aanmerking voor een volledige financiële compensatie in de huisvestingskosten. In het geval de normsubsidie of budgetsubsidie aan de ontvanger van de hier bedoelde huisvestings-kostensubsidie volgens de subsidievoorwaarden wordt beëindigd, dan verleent de gemeente tijdens de driejarige afbouwregeling volledige compensatie. Zonder aanspraak op een norm-subsidie of budgetsubsidie bestaat nimmer aanspraak op een huisvestingskostensubsidie.
Artikel 2.2 Budgetsubsidie algemene bepalingen
Artikel 2.3 Normsubsidie algemene bepalingen
Artikel 2.4 Normsubsidie amateurkunst
Artikel 2.6 Normsubsidie sport
De doelstellingen van het gemeentelijke sportbeleid zijn het aanwezig zijn en in stand houden van een adequate fysieke sportinfrastructuur (sportaccommodatiebeleid), bevordering van het gebruik van de sportvoorzieningen door specifieke doelgroepen (sportstimuleringsbeleid), evenals het ondersteunen van de aanbieders van sportactiviteiten (verenigingsondersteuningsbeleid).
De subsidie is voor zover van toepassing opgebouwd uit 5 componenten:
Component A: Bijdrage in de onderhouds- en instandhoudingskosten buitensport-accommodaties. Organisaties die zorgen voor het onderhoud en de instandhouding van de buitensportaccommodaties op het gebied van handbal, voetbal, korfbal, fietscross, atletiek en hockey kunnen in aanmerking voor een bijdrage in de onderhouds- en de instandhoudingskosten, inhoudende een vast bedrag ter hoogte van 56,5% van de vooraf goedgekeurde onderhoudskosten van het sportcomplex;
Component C: Bijdrage in de huurkosten binnensportaccommodaties: Organisaties die activiteiten aanbieden in binnensportaccommodaties binnen de gemeente op het gebied van zwemmen, handbal, volleybal, basketbal, korfbal, gymen, turnen, futsal, tafeltennis, badminton en twirlen kunnen in aanmerking komen voor een nader door het college vast te stellen bijdrage in de huurkosten:
Het bedrag per jeugdlid is afhankelijk van de gemiddelde huurkosten die behoren bij de betreffende tak van sport. Vijf categorieën van binnensportverenigingen worden hierbij onderscheiden, waarbij per categorie jaarlijks door het college een bedrag per jeugdlid wordt bepaald, thans als volgt :
Component D: Doelgroepenbijdrage (jeugd, gehandicapten): Organisaties die jeugdsportactiviteiten aanbieden kunnen in aanmerking komen voor een doelgroepenbijdrage. De bijdrage betreft een vast bedrag van € 350,- en een bedrag van € 17,50 per jeugdlid voor lokaal werkzame organisaties of een bedrag van € 17,50 per Wijchens jeugdlid voor organisaties, waarvoor artikel 1.2, lid 1m of lid 1n van toepassing is. Organisaties die activiteiten voor aangepast sporten aanbieden kunnen in aanmerking komen voor een vast bedrag van € 350,-- en een bedrag per Wijchense deelnemer van € 15,00;
Artikel 2.7 Normsubsidie vrijwilligersorganisaties voor jeugd en jongeren
Artikel 2.9 Normsubsidie organisaties op het terrein van de volksgezondheid en
maatschappelijke dienstverlening
Artikel 2.10 Normsubsidie belangenorganisaties en adviesorganen met uitzondering
van groeperingen die als doelstelling hebben het bevorderen van de
leefbaarheid in een buurt, wijk of dorp
De subsidie aan belangenorganisaties en adviesorganen die op verzoek van de raad of het college – eventueel met een wettelijke grondslag – zijn geformeerd en op grond hiervan met een bepaalde frequentie ook een adviserende rol richting raad of college vervullen bestaat uit een bedrag per inwoner van € 0,18 tot het maximum van het subsidiabele tekort.
Artikel 2.11 Normsubsidie wijk- en dorpsverenigingen
Organisaties genoemd in dit artikel die een accommodatie in eigendom hebben krijgen de volgende lasten volledig gesubsidieerd: OZB-eigenaarsdeel, rioolbelasting eigenaars-deel, waterschapsbelasting en premie opstalverzekering, mits zij vóór 1 december van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, een overzicht indienen van de kosten die zij in dat jaar heeft gemaakt met bijbehorende bewijsstukken van belastingaanslagen en verzekeringpolis.
Artikel 2.12 Normsubsidie personenalarmering aan geïndiceerden
De subsidie aan een organisatie die de personenalarmering levert aan personen die hiervoor een indicatie hebben gekregen bestaat uit een nader door het college vast te stellen bedrag per verstrekt apparaat.
Artikel 2.13 Normsubsidie media
De subsidie aan een organisatie die de lokale omroep binnen de gemeente verzorgt bestaat uit een bedrag van € 0,85 per inwoner.
Artikel 2.14 Normsubsidie organisaties op het terrein van het conserveren van de volkscultuur en historie
Artikel 2.17 Waarderingssubsidie bij een jubileum van een organisatie
De subsidie, zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, 1 is bedoeld voor activiteiten die open staan voor inwoners van de gemeente Wijchen en bestemd voor uitsluitend activiteiten die in het verlengde liggen van de doelstelling van de organisatie. Dit betekent dat recepties en feestelijke bijeenkomsten naar aanleiding van een jubileum niet voor een waarderingssubsidie in aanmerking komen.
Artikel 2.18 Waarderingssubsidie organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale festiviteiten of evenementen behorende tot de nationale volkscultuur
Artikel 2.19 Waarderingssubsidie organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale culturele initiatieven, festiviteiten of evenementen (inclusief lokale volkscultuur)
Artikel 2.20 Waarderingssubsidie organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale sportevenementen
Artikel 2.21 Waarderingssubsidie organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale initiatieven op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening
Artikel 2.22 Waarderingssubsidie activiteiten op het terrein van het cultuurhistorisch erfgoed
Artikel 2.23 Waarderingssubsidie straatspeeldagen
De subsidie voor de organisatie van een straatspeeldag bedraagt per jaar maximaal € 150,-- per wijk of kern.
Artikel 2.24 Waarderingssubsidie dierenparkjes
De subsidie aan een organisatie die zich richt op het beheer van een dierenparkje bedraagt € 750,--.
Artikel 2.25 Waarderingssubsidie groeperingen met als doelstelling het bevorderen van de leefbaarheid in een buurt, wijk of dorp
De subsidie aan een groepering met als doelstelling het bevorderen van de leefbaarheid in een buurt, wijk of dorp, die belast is met de belangenbehartiging van een wijk of dorp, bedraagt € 500,--.
Artikel 2.26 Projectsubsidie algemene bepalingen
Een subsidie voor een project dat valt onder de categorieën 1, 2 of 4 heeft het karakter van een deelbijdrage van ten hoogste 50% van de kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de activiteit(en) met een maximum van € 10.000,-- en wordt afgestemd op de financiële bijdrage van derden aan het project.
Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen
Voor een organisatie, die voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel in aanmerking kwam voor een structurele subsidie en op grond van deze beleidsregel eveneens in aanmerking zou komen voor een structurele subsidie, maar waarvan het subsidiebedrag lager of hoger is dan voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel het geval was, is de overgangsregeling van toepassing.
De overgangsregeling, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, houdt in dat een organisatie in drie termijnen toegroeit naar het nieuwe subsidiebedrag, waarvoor de betreffende organisatie op grond van deze beleidsregel in aanmerking zou komen.
In het eerste jaar ontvangt een organisatie het subsidiebedrag, zoals deze is vastgesteld in het laatste jaar voordat deze beleidsregel van toepassing was, verminderd of vermeerderd met eenderde van het verschil tussen het hiervoor genoemde subsidiebedrag en het subsidiebedrag waarvoor een organisatie op grond van deze beleidsregel in aanmerking zou komen;
In het tweede jaar ontvangt een organisatie het subsidiebedrag, zoals deze is vastgesteld in het laatste jaar voordat deze beleidsregel van toepassing was, verminderd of vermeerderd met tweederde van het verschil tussen het hiervoor genoemde subsidiebedrag en het subsidiebedrag waarvoor een organisatie op grond van deze beleidsregel in aanmerking zou komen;
Lid a t/m c zijn niet van toepassing wanneer het verschil tussen het subsidiebedrag, zoals deze is vastgesteld in het laatste jaar voordat deze beleidsregel van toepassing was, en het subsidiebedrag waarvoor een organisatie op grond van deze beleidsregel in aanmerking zou komen € 500,-- of minder is.
College : 9 februari 2010 / nr.: 10-2127
Gepubliceerd : 17 februari 2010 in De Wegwijs
In deze toelichting worden de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008 waar nodig voorzien van een toelichting. De artikelen die in deze handleiding niet worden genoemd spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.
De Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008 vinden hun basis in artikel 1.2, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening 2008 en vormen nadere bepalingen op datgene wat in algemene zin is verwoord in de Algemene subsidieverordening 2008.
In paragraaf 4.2.8.2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn vereisten voor de subsidieaanvraag opgenomen. In artikel 1.1 van de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008 zijn deze vereisten nog aangevuld.
Zowel in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) als in artikel 3.1 van de Algemene subsidieverordening 2008 zijn weigeringsgronden ten aanzien van de subsidieverlening geformuleerd. In artikel 1.2 van de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008 zijn deze weigeringsgronden meer geconcretiseerd. Het eerste en tweede lid behoeven geen nadere toelichting. Met het derde lid wordt bedoeld dat een organisatie wanneer deze een subsidieaanvraag voor een bepaalde activiteit heeft ingediend niet de mogelijkheid heeft voor die activiteit twee of meer gemeentelijke subsidies (budget-, norm-, waarderings- en projectsubsidie) te ontvangen.
Artikel 1.2, lid 1m en 1n zijn bij besluit van College op 17-11-2009 geconcretiseerd voor wat betreft toepassing van het hier genoemde percentage bij normsubsidies met een doelgroepencomponent zoals bij artikel 2.6, lid 3d.
Dit artikel wijst op een uitzonderingssituatie voor een afgebakende categorie organisaties, namelijk organisaties die ruimte huren in het SCEC ’t Mozaïek. Bovendien gaat het om organisaties, waarbij afspraken in het verleden de basis vormen. Dit betekent dat organisaties die vanaf heden ruimte gaan huren in het SCEC ’t Mozaïek niet in aanmerking komen voor een compensatie in de huisvestingskosten. Daarnaast duidt dit artikel op een “sterfhuisconstructie”, inhoudende dat wanneer een organisatie die al jaren ruimte huurt in het SCEC ’t Mozaïek in een eventueel nieuw onderkomen niet voor een financiële compensatie in de huisvestingskosten in aanmerking kan komen.
Voor berekening van de huisvestingskostensubsidie geldt als peiljaar 2008 en komen voor subsidie in aanmerking de kale huursom en de servicekosten. Dus niet de door de verhuurder in rekening te brengen energiekosten.
Deze subsidie is uitsluitend voorbehouden aan het huren van ruimte in het SCEC ’t Mozaïek.
Artikel 2.2 (Besluitvorming meerjarige budgetsubsidie hoger dan € 100.000,-)
Bij toepassing van dit artikel geldt een verwijzing naar de toelichting op de Algemene subsidieverordening 2008, artikel 1.6, lid 3.
Artikel 2.3, lid 9 en artikel 2.16, lid 7 en artikel 2.26, lid 9.
Deze artikelen hebben allen betrekking op het subsidieplafond. De raad stelt jaarlijks de gemeentebegroting vast. In de gemeentebegroting zijn voor verschillende beleidsterreinen, zoals sport, amateurkunst, culturele en maatschappelijke vorming, ouderenwerk, etc. budgetten opgenomen. Op grond van artikel 2.3, lid 9 en artikel 2.16, lid 7 en artikel 2.26, lid 9 vormt dit budget tevens het subsidieplafond, d.w.z het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (artikel 4:22 Awb). Wanneer het subsidieplafond bij een eventuele subsidieverlening zou worden overschreden heeft het college de bevoegdheid op grond hiervan de subsidieaanvraag te weigeren of de subsidie te verlagen.
Om de overgang van de oude naar de nieuwe subsidieregelingen soepel te laten verlopen is een overgangsregeling opgesteld. Deze overgangsregeling moet er tevens voor zorgen dat de budgettaire consequenties van de nieuwe subsidieregelingen beheersbaar zijn. Hieronder volgen twee voorbeelden over de werking van de overgangsregeling.
Voorbeeld 1: Stel dat een organisatie op grond van de oude subsidieregelingen in 2009 een subsidie van € 5.000,-- ontvangt en op grond van de nieuwe subsidieregelingen in aanmerking komt voor een bedrag van € 3.000,--. In 2010, het eerste jaar, ontvangt deze organisatie op grond van de overgangsregeling een bedrag van € 5.000,-- verminderd met 1/3 van € 2.000,-- (= het verschil tussen € 5.000,-- en € 3.000,--). De uiteindelijke subsidie voor 2009 bedraagt dat € 5.000,-- min € 667,-- = € 4.333,--. In 2011, het tweede jaar, ontvangt deze organisatie een bedrag van € 5.000,-- verminderd met € 1.333,-- (2/3 van
€ 2.000,--) = € 3.667,--. In 2012, het derde jaar, ontvangt deze organisatie het daadwerkelijke subsidiebedrag op grond van de nieuwe subsidieregelingen, namelijk € 3.000,--.
Voorbeeld 2: Stel dat een organisatie op grond van de oude subsidieregelingen in 2009 een subsidie van € 5.000,-- ontvangt en op grond van de nieuwe subsidieregelingen in aanmerking komt voor een bedrag van € 8.000,--. In 2010, het eerste jaar, ontvangt deze organisatie op grond van de overgangsregeling een bedrag van € 5.000,-- vermeerderd met 1/3 van € 3.000,-- (= het verschil tussen € 5.000,-- en € 8.000,--). De uiteindelijke subsidie voor 2009 bedraagt dat € 5.000,-- plus € 1.000,-- = € 6.000,--. In 2011, het tweede jaar, ontvangt deze organisatie een bedrag van € 5.000,-- vermeerderd met € 2.000,-- (2/3 van
€ 3.000,--) = € 7.000,--. In 2012, het derde jaar, ontvangt deze organisatie het daadwerkelijke subsidiebedrag op grond van de nieuwe subsidieregelingen, namelijk € 8.000,--.