Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bunschoten

Beleidsregel het eisen van nader onderzoek door bouw- en woningtoezicht bij gerede twijfel m.b.t. de funderingsconstructie van woningen en gebouwen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBunschoten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel het eisen van nader onderzoek door bouw- en woningtoezicht bij gerede twijfel m.b.t. de funderingsconstructie van woningen en gebouwen
CiteertitelBeleidsregel het eisen van nader onderzoek door bouw- en woningtoezicht bij gerede twijfel m.b.t. de funderingsconstructie van woningen en gebouwen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp
Externe bijlagenStroomschema bij onderdeel III Plattegrond Bunschoten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Woningwet, art. 13 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-01-2008nieuwe regeling

15-01-2008

De Bunschoter, 16-01-2008

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel het eisen van nader onderzoek door bouw- en woningtoezicht bij gerede twijfel m.b.t. de funderingsconstructie van woningen en gebouwen

 

 

I Inleiding

Op 1 april 2007 is de nieuwe Woningwet in werking getreden. Allereerst wordt ingegaan op de wettelijk gestelde regelgeving waaraan gebouwen, woningen e.d. moeten voldoen. Daarna zal een nader kader worden beschreven wanneer er nader onderzoek geëist wordt als er aanknopingspunten zijn waaruit gerede twijfel getrokken kan worden m.b.t. de constructie van een gebouw of woning.

II Juridisch kader: Woningwet 2007

1. Bestaande bouw

Nieuw hierbij is dat in de Woningwet 2007 is opgenomen de eis dat de staat van bestaande bouwwerken moet voldoen aan het Bouwbesluit 2003. Dit is opgenomen in artikel 1b, tweede lid van de Woningwet. Deze nieuwe - meer rechtstreeks werkende - systematiek heeft ook geleid tot een evenwichtiger verantwoordelijkheidsverdeling. De primaire zorg voor de naleving van de voor bestaande bouwwerken geldende voorschriften ligt nu nadrukkelijk bij de eigenaar of beheerder van een bouwwerk en niet langer primair bij de overheid. De kern van de doorgevoerde vereenvoudiging van het aanschrijfinstrumentarium bestaat hierin dat de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 en de bouwverordening voor bestaande bouwwerken rechtstreeks verbindende werking hebben gekregen. Voor het Bouwbesluit 2003 heeft dit vorm gekregen in artikel 1b, tweede lid van de Woningwet. Voor de bouwverordening wordt dit geregeld in artikel 7b, tweede lid van de Woningwet.

Artikel 13 van de Woningwet geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid het aanbrengen van aanvullende bouwkundige voorzieningen aan een bouwwerk verplicht te stellen, indien de aanvullende voorzieningen als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt. Een dergelijke noodzaak kan bijvoorbeeld voortvloeien uit een wijziging van het gebruik van een bouwwerk, een specifieke indeling van een bouwwerk of een hoge gebruiksintensiteit.

De toepassing van de bevoegdheid om het aanbrengen van aanvullende bouwkundige voorzieningen verplicht te stellen, zal van geval tot geval specifiek gemotiveerd en op consistente wijze toegepast moeten worden. In dit verband heeft het daarom de voorkeur om gemeentelijke beleidsregel terzake vast te stellen, waarbij op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht op het bestuursorgaan de verplichting rust om in overeenstemming met de beleidsregel te handelen, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Beleidsregels kunnen bijdragen aan de onderbouwing en motivering van het gebruik van deze bevoegdheid overeenkomstig het noodzakelijkheids-vereiste.

2. Nieuwbouw (verbouw)

Voor nieuwbouw geldt dat een bouwvergunning slecht geweigerd mag en moet worden indien er sprake is van strijd met een of meer van de in artikel 44 van de Woningwet limitatiefimperatief genoemde criteria. Een aanvraag om reguliere vergunning moet getoetst worden aan het Bouwbesluit 2003, de bouwverordening, het bestemmingsplan (of stadsvernieuwingsplan), het welstandsvereiste en indien een monumentenvergunning nodig is, dient deze laatste te zijn verleend.

De bouwvergunning mag en moet alleen worden geweigerd indien de aanvraag en de overgelegde gegevens naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet aannemelijk maken dat het bouwen aan de voorschriften zal voldoen (waarbij zij dit dienen te kunnen aantonen op basis van de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens).

Afgeleid kan worden dat de beoordeling door het college van burgemeester en wethouders plaats dient te vinden aan de hand van de gegevens die zijn overgelegd bij de aanvraag om bouwvergunning met betrekking tot de vraag of aan de voorschriften wordt voldaan. Gezien het sterk gebonden karakter van de bouwvergunningverlening en het niet uitputtende karakter van de toetsing in dat kader aan de technische bouwvoorschriften, vormt de bouwvergunningverlening voornamelijk een (preventief) handhavingsinstrument, gericht op het in een vroeg stadium constateren van evidente afwijkingen van die voorschriften. Dankzij de bouwvergunningtoets kan voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden met een redelijke mate van zekerheid worden vastgesteld of het bouwen aan de voorschriften zal voldoen.

N.B. waar het betreft het Bouwbesluit 2003 en de bouwverordening, zal het slechts gaan om een redelijke mate van zekerheid waarbij het aannemelijk is - en ook niet meer dan dat - dat het bouwen aan de voorschriften zal voldoen.

Een grotere of meer absolute betekenis kan aan een bouwvergunning niet worden toegekend. Het is een misvatting te denken dat een bouwvergunning volledige zekerheid zou kunnen bieden dat het voorgenomen bouwen aan de voorschriften aan het Bouwbesluit 2003 en de bouwverordening zal voldoen. (Kamerstukken II, 2003/2004, nr. 6, blz. 7).

In de Woningwet 2007 is in artikel 44 verduidelijkt: "dat de toets aan het Bouwbesluit 2003 en de bouwverordening inhoudt dat het aannemelijk is dat voldaan zal aan de voorschriften." Deze wijziging plaatst zowel de "bewijslast" van de aanvrager als de "toetsingslast" van de overheid in een reëel perspectief. De aannemelijkheidstoets houdt wel verband met het gegeven dat in het kader van de behandeling van een aanvraag om bouwvergunning niet op alle onderdelen bewezen kan noch hoeft te worden dat het bouwvoornemen zal voldoen aan het Bouwbesluit 2003 en de bouwverordening.

Artikel 4 van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Biab) impliceert dat op sommige onderdelen van een bouwplan de toetsing noodzakelijkerwijs globaler en terughoudender zal zijn dan op andere onderdelen. In belangrijke mate hangt dit af van de aanvrager van de bouwvergunning die in eerste instantie zelf bepaalt op welke wijze hij aannemelijk maakt dat het bouwen zal voldoen aan die voorschriften. Het stelsel gaat er daarbij van uit dat gemeenten, bij de toetsing aan de voorschriften, de bij de aanvraag behorende gegevens en bescheiden integraal beoordelen en aan alle aspecten van de regelgeving toetsen. De intensiteit van de toets en de mate van diepgang van de beoordeling kunnen echter variëren (Kamerstukken II, 2003/2004, 29 392, nr. 6, blz. 7).

Ill Beleidskader voor het eisen van nader onderzoek m.b.t. de funderingsconstructie van woningen of gebouwen

Indien een aanvraag om bouwvergunning wordt ingediend, moet de aanvrager in alle gevallen aannemelijk maken dat voldaan wordt aan de eisen als gesteld in het Bouwbesluit en hiertoe de noodzakelijke berekeningen t.b.v. de verbouwing overleggen. Dit geldt voor alle bouwvergunningplichtige werken.

Mede gelet op de problematiek m.b.t. funderingen in een deel van de gemeente Bunschoten, dat kenbaar is geworden na een onderzoek naar de staat van de funderingen van de woningen aan de Nieuwe Schans, is het wenselijk dat boven de wettelijke minimumeisen een nader beleidskader m.b.t. de staat van de funderingsconstructie wordt vastgesteld voor de gehele gemeente Bunschoten. In dit beleidskader is beschreven wanneer een nader onderzoek naar de funderingsconstructie van een bestaand gebouw of woning door bouw- en woningtoezicht geëist zal worden, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de eisen als gesteld in het Bouwbesluit. Dit extra nader onderzoek naar de funderingsconstructie is niet in alle gevallen noodzakelijk. Om dit te bepalen, zijn er een aantal aanknopingspunten waarbij in ieder geval sprake is van gerede twijfel m.b.t. de funderingsconstructie van een gebouw of woning. In welke gevallen hiervan sprake is, wordt met behulp van onderstaand stroomschema bepaald.

Dat er gerede twijfel over de funderingsconstructie bij de Nieuwe Schans bestaat, is duidelijk gebleken uit het onderzoek. Echter in de gemeente Bunschoten zijn meer woningen op houten palen gebouwd en kan een nader onderzoek naar de funderingsconstructie gewenst zijn. Bij een verbouwing aan of in de woning die voor 1950 is gebouwd en op houten palen staat, is een nader onderzoek naar de funderingsconstructie een nadere eis, tenzij het een dakkapel of een gevelwijziging betreft. Bij laatstgenoemde verbouwingen is de invloed op de wijziging van de belasting c.q. de gewichtstoename op de funderingsconstructie namelijk minimaal. Een uitzondering hierop wordt gemaakt, indien er uiterlijke kenmerken aan de woning bestaan waaruit de slechte fundering blijkt (bv. scheuren in de woning of ernstige verzakkingen). In een dergelijk geval kan er ook bij aanvraag voor een dakkapel of gevelwijziging nader onderzoek naar de funderingsconstructie gevraagd worden.

Overigens geldt voor alle woningen die na 1950 in de gemeente Bunschoten zijn gebouwd: is een woning op houten palen gebouwd en zijn er uiterlijke kenmerken waaruit een slechte fundering blijkt, dan kan om nadere constructiegegevens ten behoeve van de fundering worden gevraagd.

Het is daarom allereerst van belang om het bouwjaar van de woning vast te stellen en de vraag of een woning op houten palen is gebouwd. Dit zal op het interne formulier bij het in behandeling nemen van een bouwaanvraag vermeld moeten worden door bouw- en woningtoezicht.

In onderstaand stroomschema is aangegeven wanneer er door bouw- en woningtoezicht om een aanvullend onderzoek gevraagd kan worden m.b.t. het aanleveren van constructiegegevens ten behoeve van de fundering.

In de gevallen rechtsboven in het schema onder actie zal aangetoond moeten worden door de aanvrager/eigenaar van de woning dat er sprake is van een voldoende sterke funderingsconstructie die de woning of gebouw moet dragen en/of een verbouwing kan dragen. Bouw- en woningtoezicht zal een nader onderzoek vragen, waarin aangetoond wordt dat voldaan wordt aan de funderingsconstructie-eisen zoals gesteld in het Bouwbesluit. De burger (aanvrager of eigenaar van de woning of gebouw) kan dit doen door middel van een door een constructiedeskundige uitgevoerd fünderingsonderzoek, waarin aangetoond wordt dat voldaan wordt aan de wettelijke eisen die aan een constructie van een gebouw of woning gesteld worden. Het gaat in eerste instantie dan voornamelijk om woningen die op een houten paalfundering zijn gebouwd. Het onderzoek moet voldoen aan de eisen zoals omschreven in het "Protocol voor het uitvoeren van een inspectie aan houten paalfunderingen", opgesteld door het Ministerie van VROM. Dit Protocol is in bijlage I opgenomen. Voor het indienen van een nader onderzoek zal een termijn van 6 weken worden gesteld.

Indien de aanvrager kan aantonen dat er al constructieve maatregelen zijn getroffen, kan van een nieuw fünderingsonderzoek worden afgezien, indien deze maatregelen door de medewerker bouw- en woningtoezicht toereikend worden geacht.

IV Buiten behandeling stellen van de aanvraag bij niet tijdige indiening

constructiegegevens

Het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning stelt bepalingen betreffende de volledigheid en duidelijkheid van de ingediende stukken bij een bouwaanvraag. Bouw- en woningtoezicht ziet erop toe dat alle gegevens bij de aanvraag zijn gevoegd. Indien er door bouw- en woningtoezicht vastgesteld is dat sprake is van gerede twijfel over de funderingsconstructie, is een nader onderzoek m.b.t. de fundering van de woning of het gebouw noodzakelijk. Indien deze funderingsconstructiegegevens ontbreken, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld.

De ontbrekende funderingsconstructiegegevens zullen alsnog ingediend moeten worden binnen een o.g.v. artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht door burgemeester en wethouders te stellen redelijke termijn. Voor het alsnog indienen van de ontbrekende constructiegegevens m.b.t. de fundering is een termijn gesteld van 6 weken na dagtekening van de brief waarin om de aanvullende constructie gegevens wordt gevraagd. Wanneer de ontbrekende gegevens niet tijdig of ondeugdelijk worden ingediend, dan kan besloten worden om de aanvraag niet in behandeling te nemen of om deze te weigeren.

Na het indienen van de aanvraag om een bouwvergunning wordt een ontvangstbewijs verstuurd aan de aanvrager. Hierop staat dat de beslistermijn voor de bouwvergunning: te weten 6 weken na ontvangst van de aanvraag om een lichte bouwvergunning en 12 weken na ontvangst van de aanvraag om een reguliere bouwvergunning.

Indien de aanvraag om bouwvergunning op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling is gesteld door burgemeester en wethouders, schort de beslissingstermijn op met maximaal de gestelde termijn van 6 weken waarbinnen de ontbrekende gegevens kunnen worden aangevuld.

Nadat de ontbrekende aanvullende gegevens zijn ingediend, wordt de buiten behandelingstelling van de aanvraag opgeheven. Dit geldt ook als de door burgemeester en wethouders gestelde termijn is verstreken zonder dat de gevraagde aanvullende gegevens zijn ingediend en/of de gevraagde aanvullende gegevens ondeugdelijk zijn ingediend. De beslissingstermijn loopt dan weer verder, vanaf het punt waar deze was opgeschort. Het besluit tot het buiten behandeling stellen van een bouwaanvraag, het verlenen of het weigeren van een bouwvergunning wordt door of in mandaat namens het college van burgemeester en wethouders genomen. Tegen dit besluit kan binnen de wettelijk gestelde termijn van 6 weken bezwaar worden ingediend. Eventueel kan beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij de Raad van State worden ingediend.

V Plan van aanpak totstandkoming beleidsregel

Bij de totstandkoming van deze beleidsregel is met verschillende personen overlegd.

  • 1.

    Werkoverleg afdeling bouwen: 13 november 2007 (1e versie), 18 december (2e versie)

  • Besluit: instemming met een aantal aanwijzingen voor aanpassingen in tekst en stroomschema

  • 2.

    Projectgroep Nieuwe Schans: 17 december 2007 (t.k.n.)

  • Advies: stroomschema aanpassen

  • 3.

    Portefeuillehouderoverleg RO wethouder Korlaar: 19 december 2007

  • Instemming voorleggen college burgemeester en wethouders

  • 4.

    Coördinerend wethouder Nieuwe Schans wethouder Heinen: december 2007 (t.k.n.)

  • 5.

    Vaststelling beleidsregel door college burgemeester en wethouders: 15 januari 2008

  • 6.

    Publicatie in de plaatselijke krant: 16 januari 2008

  • 7.

    Streefdatum inwerkingtreding beleidsregel: 17 januari 2008

Bunschoten, december 2007 (4e versie),

C.J. van der Krans-Oskamp, juridisch medewerkster afdeling VROM

O. van Dooren, technisch medewerker afdeling VROM