Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet inburgering |
Citeertitel | Beleidsregels Wet inburgering |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Inburgering, vastgesteld op 6 november 2006.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-09-2011 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 16-08-2011 Gemeenteblad Westland, 1-9-11 | 2011, 34 |
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1. Van toepassing verklaring
Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de Verordening Wet inburgering Gemeente Westland 2011 die op 21 mei 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld en per 25 juni 2011 in werking is getreden en, behoudens de artikelen 10 en 11, terugwerkt tot 1 januari 2011.
HOOFDSTUK 3. DOELGROEPEN EN SAMENSTELLING VAN DE INBURGERINGSVOORZIENING
Op grond van artikel 3 van de verordening Wi wijst het college als doelgroepen aan waaraan bij voorrang een voorziening wordt aangeboden:
asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en geestelijk bedienaren die ten tijde van de invoering van de wet reeds in de gemeente woonachtig zijn (oudkomers) en een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) hebben. Binnen deze groep wordt de volgende prioritering aangegeven:
1o. uitkeringsgerechtigden, voor een voorziening waarbij het integratiedeel gekoppeld is aan het re-integratiedeel (samenlooptraject);
2o. alleenstaande ouders met minderjarige kinderen, voor een voorziening gericht op opvoeding, gezondheid en onderwijs (OGO);
Een inburgeringsplichtige is verplicht een verhuizing naar een andere gemeente bij het team Participatie te melden. Zodra de inburgeringsplichtige meldt dat hij/zij gaat verhuizen, wordt binnen vier weken na uitschrijving uit het GBA, door de klantmanager inburgering een brief naar de nieuwe gemeente van vestiging gestuurd. Hiervoor kan de brief ‘verhuizing’ gebruikt worden. Bij deze melding dienen tevens kopieën te worden meegestuurd van:
Tevens dient het inburgeringsprogramma officieel te worden beëindigd. Rapportage en kopie brief verhuizing en brief opleidingsinstituut in dossier.
De reeds betaalde eigen bijdrage wordt niet doorbetaald aan de nieuwe gemeente van huisvesting.
Inburgeringsplichtigen die vanuit een andere gemeente in de Gemeente Westland komen wonen, dienen informatie te verstrekken over de tot dan toe gevolgde inburgeringsvoorziening (zie hierboven).
De Gemeente Westland neemt inhoudelijk geen inburgeringstrajecten van andere gemeenten over. Er wordt een nieuw maatwerktraject aangeboden, dat wordt afgestemd op de dat moment geldende omstandigheden (behaalde resultaten, duur gevolgde traject).
De (deels) betaalde eigen bijdrage aan de vorige gemeente van huisvesting wordt niet gevorderd. Het eventueel nog openstaande deel wordt wel bij cliënt in rekening gebracht.
Artikel 6. Inburgeringsvoorziening
Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:
De Wi betekent voor de gemeente dat zij de taak heeft om de inburgeringsplicht te handhaven. De invulling van deze taak wordt aan de gemeente overgelaten.
Gemeenten kunnen een bestuurlijke boete opleggen indien inburgeringsplichtigen zich niet aan hun plicht houden. Dit kan alleen als er sprake is van verwijtbaarheid. Uiteraard zijn de bepalingen van de Awb (onder andere horen en zwijgrecht) hier op van toepassing. Bij het vaststellen van de overtreding en van de hoogte van de bestuurlijke boete zal de gemeente telkens een individuele afweging moeten maken.
Artikel 10. Bestuurlijke boete
Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar kan ook lagere bedragen vaststellen. Er is voor gekozen om de maximale bedragen in de verordening op te nemen en de nadere uitwerking in de beleidsregels op te nemen.
Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wwb) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.
In de verordening is in artikel 10 de hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen opgenomen. In artikel 11 is aangegeven welke verhoging van de bestuurlijke boetes kan worden opgelegd bij herhaling van de overtreding. Ook hierin is de maximale boete aangegeven en kan op grond van persoonlijke omstandigheden de boete lager vastgesteld worden.
Eveneens dient bij het onderzoek betrokken te worden hoe de boete zich verhoudt tot het inkomen van de belanghebbende. Is er sprake van een inkomen op bijstandsniveau of een (aanmerkelijk) hoger inkomen. Met andere woorden, de hoogte van de boete kan mede afgestemd worden op de hoogte van het inkomen.
Het boete overzicht is als volgt samengesteld:
1.Artikel 10, eerste lid verordening:
Indien een inburgeringsplichtige of vermoedelijk inburgeringsplichtige, geen of onvoldoende medewerking verleend aan het onderzoek, bedoeld is in artikel 25, vierde lid Wi, legt het college de volgende sanctie op:
Indien een inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste en derde lid Wi, of aan de verplichtingen, bedoelt in artikel 6 van de verordening, legt het college de volgende sanctie op:
Indien een inburgeringsplichtige niet binnen de in de wet bedoelde termijn (artikel 7, eerste lid, Wi) of de door het college gegeven verlengde termijn (artikel 31, tweede lid, onder a, Wi) het inburgeringsexamen heeft behaald, legt het college de volgende sanctie op:
Het college legt geen bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18, tweede lid, Wwb, de inkomensvoorziening kan worden verlaagd op grond van artikel 41van de Wet Investeren in Jongeren, dan wel indien voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan worden opgelegd op grond van een bij algemene maatregel van bestuur, bedoelt in artikel 19, eerste lid, onder a, aan te wijzen sociale zekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen.
Het college kan afzien van het opleggen van een boete indien daarvoor dringende redenen zijn.
Bij een kennelijke vergissing of als er sprake is van een geringe overtreding in combinatie met het ontbreken van overtuigend bewijs en eerdere overtredingen van de verplichtingen. Voorwaarde voor het afzien van boete-oplegging is dan wel dat de niet nagekomen verplichtingen binnen een door de gemeente gestelde termijn stipt worden nagekomen.
Artikel 12. Ontheffen van de inburgeringsplicht op basis van lichamelijke- en psychische belemmeringen.
Artikel 13. Ontheffen van de inburgeringsplicht op basis van onvoldoende leervermogen
De inburgeringsplichtige kan een verzoek over de ontheffing van de inburgeringstermijn op basis van onvoldoende leervermogen vanaf 6 maanden voor het verstrijken van de inburgeringstermijn schriftelijk in bij het college indienen. Dit verzoek is vergezeld van een verklaring van de scholingsinstelling waarbij de inburgeringsplichtige taalonderwijs heeft, dan wel een onderwijsdeskundige dat bij de inburgeringsplichtige het leervermogen ontbreekt om het inburgeringsexamen te halen.
Een verzoek over ontheffing kan eveneens worden ingediend indien de resultaten van het examen aanleiding geven te veronderstellen dat de inburgeringsplichtige blijvend niet in staat zal zijn het inburgeringsexamen te halen. In dat geval dient aangetoond te worden dat een cursus is ingekocht, is gevolgd en afgemaakt en dat er tenminste éénmaal examen is gedaan.