Organisatie | Tholen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren gemeente Tholen |
Citeertitel | Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren gemeente Tholen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikelen 12, eerste lid, onderdeel e, en 35, eerste lid Wet investeren in jongeren
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2012 | Onbekend | 10-12-2009 Gemeenteblad nr 12/2009 | Onbekend |
De raad van de gemeente Tholen;
gezien het advies van de Commissie Samenleving, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen d.d. 27 oktober 2009;
gelet op de artikelen 12, eerste lid, onderdeel e, en 35, eerste lid Wet investeren in jongeren, overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van jongeren van 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar bij verordening te regelen;
vast te stellen de volgende: 'Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren gemeente Tholen'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Tholen in zijn openbare vergadering van 10 december 2009.
, voorzitter.
, griffier.
Evenals in de model-verordening toeslagen en verlagingen WWB is het begrip ‘gehuwdennorm’ omschreven, omdat het uitkeringsgebouw in de WIJ, inclusief toeslagen en verlagingen, voor 21- tot 27-jarigen daaraan is gerelateerd. Volstaan is met een verwijzing naar artikel 28, tweede lid, sub e, WIJ. De daar genoemde gehuwdennorm is gelijk aan de gehuwdennorm genoemd in artikel 21, sub a, WWB. Evenmin als in de WWB wordt het begrip ‘woning’ in de WIJ omschreven. Gelet op de analogie met de WWB mag aangenomen worden dat daarmee hetzelfde begrip is bedoeld als in de WWB, te weten het begrip ‘woning’, bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, “een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige woonruimte, onvrije etage dan wel andere onzelfstandige woonruimte is verhuurd, alsmede de onroerende aanhorigheden”. Het begrip ‘woonkosten’ is nader gedefinieerd, omdat dit van belang is voor de toepassing van artikel 5 (verlaging woonsituatie). Aangesloten is bij de begripsomschrijving die voorheen onder de vigeur van de Algemene Bijstandswet in het Besluit landelijke normering (tot 1996) was opgenomen. Deze omschrijving wordt in veel verordeningen nog gebruikt. Het is aan het college overgelaten om de onderhoudskosten vast te stellen. Het is ook denkbaar dat geen gebruik wordt gemaakt van het begrip ‘woonkosten’, maar van de begrippen ‘huur’ en ‘hypotheek’. Het verdient aanbeveling deze dan nader te omschrijven. Omdat een woning ook een woonwagen of woonschip kan zijn, is tevens verwezen naar artikel 3, zesde lid WWB, waarin deze woonruimtes met een woning worden gelijkgesteld. Begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Zo wordt in deze verordening meerdere malen het begrip ‘jongere’ gebruikt. Artikel 2, eerste lid, WIJ omschrijft dit begrip. Onder jongere wordt verstaan: een hier te lande woonachtige Nederlander (of daarmee gelijkgestelde vreemdeling) 16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder jongeren echter verstaan de jongeren in de leeftijd van 21 jaar of ouder maar jonger dan 27 jaar (zie ook artikel 2).
Op grond van artikel 35, tweede lid, sub a, WIJ is de gemeenteraad verplicht om te bepalen dat de toeslag 20 procent van de gehuwdennorm bedraagt voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft (onverminderd de mogelijkheid tot verlaging van norm of toeslag op andere gronden). Dit is vastgelegd in lid 1.
In het eerste lid van artikel 4 zijn de situaties genoemd waarin er op de norm, eventueel vermeerderd met een toeslag, verlagingen plaatsvinden en de redenen waarom. In lid a is aangegeven dat er een verlaging plaatsvindt als de woonkosten kunnen worden gedeeld. Te denken valt aan gehuwden met een derde inwonende persoon of een alleenstaande die inwoont of een kamer huurt. In lid b is bepaald die een jongere die inwoont bij zijn ouder(s) een verlaging krijgt aangezien aangenomen wordt dat deze jongere de woonkosten kan delen. In lid c is opgenomen dat een jongere die in het geheel geen woonkosten heeft een verlaging van 20% van de gehuwdennorm krijgt. Te denken valt aan een jongere die inwoont en geen bijdrage hoeft te betalen. In lid d is de situatie beschreven waarin er sprake is van een derde die niet in de woning woont bij de jongere maar die wel bijdraagt in de woonkosten. Dit kan zich voordoen als er een echtscheiding of verlating heeft plaatsgevonden en de ex-partner tijdelijk nog bijdraagt in de woonkosten als vorm van onderhoudsbijdrage. In lid e is de verlaging voor schoolverlaters opgenomen. Een schoolverlater kan niet langer dan zes maanden als zodanig worden aangemerkt. Indien er bij gehuwden één schoolverlater is en de andere niet, wordt deze verlaging niet toegepast. In lid f is de verlaging voor alleenstaande jongeren van 21 en 22 jaar geregeld. Hiermee wordt voorkomen dat hun uitkering hoger zou zijn dan het wettelijk minimumloon waarmee de prikkel om te gaan werken wordt verminderd. In het tweede lid is bepaald dat het totaal van verlagingen nooit meer kan bedragen dan 20% van de gehuwdennorm. In het derde lid is bepaald dat het college kan besluiten om geen verlaging toe te passen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er wordt ingewoond bij een zorgbehoevende persoon.