Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bunschoten

Nota Geluidbeleid Gemeente Bunschoten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBunschoten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota Geluidbeleid Gemeente Bunschoten
CiteertitelNota Geluidbeleid Gemeente Bunschoten
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp
Externe bijlagenOntwerp en bebouwing rekening houdend met geluid Kaartje stiltegebieden behorend bij 8.2 Stiltegebied Eemland Grafiekje behorend bij 2.2 Slaapverstoring

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet geluidhinder 
  2. Wet ruimtelijke ordening 
  3. Wet milieubeheer 
  4. Bouwbesluit 2003 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-09-2009nieuwe regeling

25-08-2009

De Bunschoter, 09-09-2009

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota Geluidbeleid Gemeente Bunschoten

 

 

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor u ligt de Nota geluidbeleid van de gemeente Bunschoten. Met deze nota geeft de gemeente aan hoe zij met geluid omgaat. De nota is vooral bedoeld om de uitgangspunten binnen de gemeentelijke organisatie te verhelderen en ook om het geluidbeleid nog beter te laten aansluiten bij de ambities die de gemeente heeft om een passende geluidkwaliteit te realiseren.

De nota dient daarnaast om aan de inwoners te laten zien wat de gemeente doet om geluidhinder te beperken.

De nota is opgesteld in het kader van het provinciale RAAM (Regionale Activiteiten Agenda Milieu) project Eemlandgemeenten. Bij het opstellen van het geluidbeleid is samengewerkt met vier andere gemeenten in de regio Eemland (Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg), het Servicebureau gemeenten (voorheen genaamd: Gewest Eemland) en de provincie Utrecht. De provincie Utrecht heeft de middelen beschikbaar gesteld om de gemeentelijke geluidnota's vorm te geven.

1.2 Doel van gemeentelijk geluidsbeleid

Het geluidsbeleid sluit aan bij de uitgangspunten in de Nota Milieubeleid 2006-2009 waarin als kernpunten een verbetering van de leefomgevingskwaliteit en omgevingsgericht beleid en integrale aanpak (milieu, economie en ruimte) zijn genoemd. Verder zijn in de Nota Milieubeleid voor geluid de volgende doelstellingen opgenomen:

  • een geluidzone vaststellen bedrijventerrein De Kronkels, Haarbrug en Haarbrug-noord. Dit is inmiddels uitgevoerd. Het beheer wordt uitgevoerd door de provincie Utrecht, in samenwerking met de gemeente en het Servicebureau gemeenten (voorheen genaamd: Gewest Eemland), door middel van een beheersovereenkomst.

  • met gebiedsgericht geluidsbeleid voor het gemeentelijk grondgebied richting geven aan het spanningsveld tussen milieuvergunningverlening rond bedrijven in relatie tot nabij gelegen woningbouw en een afwegingskader vormen voor het toestaan van hogere geluidsniveaus dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde.

  • verminderen van bestaande geluidshindersituaties (geluid van evenementen en bij bestaande vergunningen van bedrijven) en voorkomen van nieuwe geluidshindersituaties.

Rijksdoelstellingen

Het NMP4 geeft aan dat in 2010 een geluidbelasting van 70 dB op woningen niet meer mag worden overschreden en dat de situatie in 2010 ten opzichte van die van 2000 niet is verslechterd. Deze twee doelstellingen uit het NMP geven richting aan de inhoud en de uitvoering van het gemeentelijke geluidsbeleid.

Daarnaast zegt het NMP dat de 'akoestische kwaliteit' in het stedelijke en landelijke gebied in 2030 gerealiseerd moet zijn, onder andere door de aanpak van de rijksinfrastructuur (lees: autowegen en spoorwegen) en dient de 'akoestische kwaliteit' in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2030 gerealiseerd te zijn. Deze twee doelstellingen uit het NMP hebben minder invloed op het gemeentelijke beleid omdat beide nagenoeg geheel buiten de invloedsfeer van de gemeente staan.

1.3 Betrokkenen binnen het beleidsveld

De gemeentelijke organisatie bestaat uit vijf afdelingen, waarvan vooral de afdeling VROM te maken heeft met geluidsaspecten.

Bij de afdeling VROM worden ruimtelijke plannen en hieraan gerelateerd beleid voorbereid en (bouw)vergunningen verleend en gecontroleerd. De sectie milieu toetst in samenwerking met het Servicebureau gemeenten (voorheen genaamd: Gewest Eemland) de hierbij opgestelde akoestische onderzoeken en zorgt daarnaast voor de inbreng van eisen voor geluid in ruimtelijke plannen. In het hele vroege stadium van uitgifte van grond op de industrieterreinen worden de (on)mogelijkheden vanwege de geluidsaspecten van de geluidszone al meegenomen.

Onder de afdeling Openbare Ruimte valt verkeer en vervoer, die verkeersmetingen uitvoert, prognoses maakt en geluidsintensiteit van verkeer bepaalt.

De handhaving van de APV ligt bij de afdeling Veiligheid en Brandweer.

Binnen de gemeente wordt projectmatig gewerkt.

Het Servicebureau gemeenten (voorheen genaamd: Gewest Eemland) voert voor de Eemlandgemeenten de vergunningverlening en handhaving Wet milieubeheer uit. Het Gewest Beschikt hiertoe een regionaal vastgesteld handhavingsprogramma en een Regionale handhavingstrategie 2006-2009. Verder voert het gewest de saneringsoperatie voor de Eemland-gemeenten uit en houdt het overzicht van de A- en B-lijsten en de raillijst bij. De provincie is als uitvoerder betrokken bij het beheer van het zonemodel van gezoneerde bedrijventerreinen.

1.4 Reikwijdte en status

De reikwijdte van de nota betreft de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor geluid. Dit betekent dat in deze nota industrielawaai, het lawaai afkomstig van wegverkeer op gemeentelijke wegen en van horeca en evenementen is opgenomen.

De provinciale wegen en rijkswegen hebben echter ook hun invloed op de gemeente. Evenals de luchtvaart. De provincie Utrecht respectievelijk het Rijk zijn de bevoegde gezagen voor deze geluidbronnen.

De geluidnota is een "beleidsregel" in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een beleidsregel is een algemene regel over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften.

De geluidnota dient onder andere ter invulling van de bevoegdheden met betrekking tot:

  • -

    het vaststellen van hogere grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder;

  • -

    het verlenen van milieuvergunningen en het stellen van nadere eisen op grond van de Wet milieubeheer;

  • -

    het verlenen van vrijstellingen en het vaststellen van bestemmingsplannen op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

Het gaat hierbij in het bijzonder om de afweging van belangen en uitleg van wettelijke voorschriften.

Door de beleidsregel vast te stellen is er een eenduidig toetsingskader voor geluid beschikbaar.

Deze wordt gehanteerd bij het verlenen van een milieuvergunning, de vestiging van bedrijven, de voorbereiding op actualisatie van bestemmingsplannen en het vaststellen van hogere grenswaarden.

Conform de Awb zal het ontwerp van de geluidnota 6 weken ter inzage worden gelegd. Gedurende deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. Na behandeling van de zienswijzen wordt de definitieve nota opgesteld en vastgesteld door de Raad.

De geldigheidsduur van deze nota loopt tot 2013. Daarna zal deze geëvalueerd worden en zonodig aangepast.

1.5 Leeswijzer

Het geluid binnen de gemeente is afkomstig van verschillende bronnen. In de hoofdstuk 2 en 3 geven we respectievelijk een korte beschrijving van de algemene karakteristieken, beleving en (gezondheids)effecten van geluid en het wettelijke kader. In de hoofdstukken 4 tot en met 7 beschrijven we achtereenvolgens voor lawaai van industriële activiteiten, van verkeer en van horeca en evenementen, welk beleid we hier als gemeente hanteren. Hierbij willen we waarborgen dat de geluidbelasting aan de wettelijke randvoorwaarden voldoet en de door de gemeente gewenste geluidsniveaus niet worden overschreden. Voor specifieke situaties heeft de Wet geluidhinder met de 'Hogere grenswaarde procedure' een instrument in handen gegeven om te kunnen afwijken van de wettelijke norm (de voorkeursgrenswaarde). In hoofdstuk 6 beschrijven we welke uitgangspunten de gemeente daarbij hanteert.

In hoofdstuk 8 geven we vanwege de bijzondere waarde en het rustige karakter specifiek voor het buitengebied weer hoe deze kwaliteiten hier kunnen worden bewaakt. Tot slot geven we in hoofdstuk 9 aan op welke wijze (verdergaand) gebiedsgericht geluidsbeleid voor onderscheiden gebieden in de gemeente al dan niet haalbaar en wenselijk is. U kunt zich voorstellen dat het drukke en levendige centrum om een andere kwaliteit vraagt dan een rustige woonwijk.

2 Effecten van geluid

Door wetenschappelijk onderzoek is de laatste jaren meer bekend geworden over de gevolgen van geluid voor de gezondheid. Geluidsoverlast kan slaapverstoring, stress en ergernis veroorzaken, kan het vegetatieve zenuwstelsel aantasten en het gehoororgaan beschadigen.

De Gezondheidsraad heeft in 1994 vijf categorieën effecten onderscheiden waarbij de relatie tussen blootstelling aan geluid en nadelige gezondheidseffecten wetenschappelijk is aangetoond. De vijf categorieën zijn:

  • -

    hinder (uitgewerkt in paragraaf 2.1);

  • -

    slaapverstoring (uitgewerkt in paragraaf 2.2);

  • -

    aan stress gerelateerde ziekten;

  • -

    functionele effecten;

  • -

    gehoorschade.

2.1 Geluidhinder

Wanneer geluid hinderlijk is noemen we dit meestal lawaai. Lawaai werkt verstorend, is ongewenst en is daarom een probleem. De belangrijkste factoren daarbij zijn:

Geluidniveau: hoe hoger het geluidniveau hoe meer verstoring van onze gesprekken en hoe meer irritatie en stress. Het geluid eist te veel aandacht op en dat gaat ten koste van andere taken.

Soort geluid: ruisende bomen of een bulderende branding zijn natuurlijk en niemand kan er iets aan veranderen de acceptatie is daarom groot ondanks de hoge geluidsniveaus. Een zeer laag geluidniveau housemuziek, afkomstig van walkman van een andere passagier, in een rustige treincoupé kan echter als zeer hinderlijk worden ervaren.

Voorspelbaarheid: Onvoorspelbare en onregelmatige geluiden zijn vaak hinderlijker dan voorspelbare en constante geluiden. Hoe onvoorspelbaarder een geluid is hoe meer irritatie en stress er kan ontstaan.

Gevoel van beheersbaarheid: als er geen gevoel van beheersbaarheid is dan ontstaat er steeds meer prikkeling en stress.

Daarnaast neemt de geluidhinderbeleving toe als er sprake is van één of meer van de volgende meer subjectieve factoren:

  • -

    het geluid wordt als onnodig en/ of niet nuttig ervaren;

  • -

    de geluidsveroorzakers trekken zich niets aan van anderen;

  • -

    de gedachte dat het geluid schadelijk is voor de gezondheid;

  • -

    de associatie van het geluid met gevaar;

  • -

    de ontevredenheid over andere aspecten uit de omgeving.

Strikt genomen heeft alleen het geluidsniveau direct met het geluid zelf te maken, de andere zijn zogenaamde "niet akoestische" factoren. Communicatie speelt een belangrijke rol bij de beheersing van het geluidsklimaat. Als geluidsveroorzakers aan hun omgeving duidelijk maken wat ze doen en waarom, dan draagt dit bij tot acceptatie en het kunnen verdragen van geluid.

2.2 Slaapverstoring

Mensen kunnen door geluid moeilijker in slaap vallen en 's nachts vaker wakker worden. De Gezondheidsraad heeft in 2004 onderzoek gedaan naar de effecten van geluid op slaap en gezondheid. Deze effecten zijn niet bij ieder mens gelijk en hangen af van persoonlijke en omgevingsfactoren.

De belangrijke effecten van omgevingsgeluiden tijdens de slaap zijn:

  • -

    verminderde slaapkwaliteit;

  • -

    verminderd algemeen welbevinden;

  • -

    hogere prikkelbaarheid;

  • -

    verminderde concentratie en prestatie;

  • -

    voortijdige sterfte door hartziekten en verhoogde bloeddruk.

3 Wettelijk kader

De belangrijkste wettelijke instrumenten ter voorkoming of vermindering van geluidhinder zijn de Wet geluidhinder, de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en het Bouwbesluit.

Deze worden hierna kort toegelicht.

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder regelt de beheersing van geluidhinder van het wegverkeer, spoorwegverkeer en van gezoneerde industrieterreinen. Voor zijn doorwerking is de wet veelal gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient te worden voldaan een de geluidnormen van de Wet geluidhinder.

Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer regelt het verlenen van een milieuvergunning aan een bedrijf. Hierbij worden de gevolgen van het bedrijf voor het milieu door de overheid getoetst. In de vergunning wordt de toegestane geluidproductie vastgelegd. De wet maakt onderscheid tussen:

  • -

    Vergunningplichtige bedrijven

  • In de Wet milieubeheer is aangegeven welke bedrijven een milieuvergunning moeten aanvragen. De Wet milieubeheer zelf geeft voor de bedrijven geen grenswaarden voor het geluid aan. In de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening is wel een afwegingssysteem van richtwaarden en grenswaarden opgenomen.

  • -

    Bedrijven vallend onder een ministerieel besluit (AmvB) (o.a. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) en Besluit landbouw).

  • In een dergelijk besluit staan vaste milieueisen, inclusief geluid, opgenomen. Voor deze bedrijven kan de gemeente in sommige gevallen, door middel van maatvoorschriften (voorheen: een nadere eis) afwijkende voorwaarden stellen.

Wanneer een bedrijf is gevestigd op een gezoneerd industrieterrein, schrijft de Wet geluidhinder voor dat het geluid van alle bedrijven samen onder zekere geluidnormen blijft.

Wet ruimtelijke ordening

De wet regelt een zorgvuldige milieuhygiënische afweging bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Het aspect geluid maakt deel uit van deze afweging. Ook situaties die niet onder de Wet geluidhinder vallen, dienen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening bij de milieuhygiënische afweging betrokken te worden.

Bouwbesluit

In het Bouwbesluit zijn prestatie-eisen opgenomen voor de geluidwering van gevels en tussen gebouwen onderling. Het Bouwbesluit maakt hierbij onderscheid tussen bestaande en nieuwe gebouwen. De eisen van het Bouwbesluit zijn allen van toepassing als er gebouwd of verbouwd gaat worden.

Overige regelgeving

De volgende belangrijke andere regels zijn opgenomen in de volgende wetten:

4 Industrielawaai

4.1 Situatieschets

Het beleid voor industrielawaai heeft betrekking op de in de gemeente aanwezige bedrijven. In de gemeente zijn 604 bedrijven aanwezig (januari 2008), waarvan 57 bedrijven vergunningplichtig zijn. Ruim 80% van het bedrijvenbestand valt onder categorie 1 en 2.

De bedrijven bevinden zich grotendeels op de vier bedrijventerreinen die in de gemeente aanwezig zijn, waarvan de drie terreinen in het zuiden van de gemeente vanuit geluid als een groot geluidgezoneerd industrieterrein zijn te beschouwen. Het betreft:

  • -

    Zuidwenk (noordoosten). De bedrijven hier zijn deels gerelateerd aan de vissector, verder betreft het lokaal verzorgende bedrijvigheid. Er is hier een hoge verkeers- en parkeerdruk.

  • De gemeente is van plan een proces tot herstructurering en functieverandering in gang te zetten.

  • -

    Haarbrug: op dit bedrijventerrein is Polynorm gevestigd. Dit terrein is voorzien van een geluidszone.

  • -

    Haarbrug-Noord: dit is een recentere (1996) uitbreiding van Haarbrug met een gemengd karakter. Er is nog een beperkt gedeelte uitgeefbaar. Dit terrein is eveneens gezoneerd.

  • -

    Haarbrug-Zuid: dit bedrijfsterrein is in ontwikkeling. Dit bedrijfsterrein is ook gelegen binnen de vastgestelde geluidzonering.

  • -

    De Kronkels. Dit terrein is voorzien van een geluidszone. Het is een traditioneel gemengd bedrijventerrein waar middelgrote en grootschalige bedrijven uit de bouw, metaalnijverheid, transport en logistiek zijn gevestigd.

4.2 Wet- en regelgeving

De milieuvoorschriften voor bedrijven (ook wel 'inrichtingen' genoemd) worden opgelegd volgens twee regimes: door het uitgeven van Wm-vergunningen voor individuele bedrijven óf door de directe werking van regels die zijn opgenomen in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim, januari 2008) of het Besluit landbouw milieubeheer. In het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) is beschreven onder welk van deze regimes een bedrijf valt.

VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (Groene boekje)

De VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering (ook wel het 'groene boekje' genoemd) biedt gemeenten een hulpmiddel bij het inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en van gevoelige functies nabij bedrijven. Het groene boekje geeft voor een bepaalde categorie bedrijven aan hoe groot deze zone is die tot gevoelige bestemmingen moet worden aangehouden.

Deze afstanden voor bedrijfscategorieën dienen gemotiveerd te worden toegepast.

4.3 Huidige praktijk

Akoestisch onderzoek

Ter onderbouwing van een vergunningaanvraag dient een akoestisch onderzoek te worden aangeleverd als dit verplicht is of anderszins relevant. Wanneer bij een aanvraag of melding akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd, staat dit weergegeven in het Barim en wordt dit daarnaast ontleend aan art. 5.10 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb).

Bedrijven op een geluidgezoneerd industrieterrein moeten bij een vergunningaanvraag altijd een akoestisch onderzoek uitvoeren.

Handhaving

De handhaving van de voorschriften in de Wm-vergunningen en het Barim wordt door het Servicebureau gemeenten (voorheen genaamd: Gewest Eemland) uitgevoerd op basis van het gewestelijke handhavingsprotocol. Over het aantal en de aard van geluidcontroles worden jaarlijks met de gemeente afspraken vastgelegd. Als blijkt dat er klachten zijn, wordt in eerste instantie een controle uitgevoerd en geprobeerd het ambtelijk op te lossen. Indien dit niet mogelijk blijkt, wordt het traject van handhaving ingezet.

4.4 Beleidsuitgangspunten

Het beleid dat de gemeente ten aanzien van vergunningverlening hanteert sluit voor het grootste deel aan op de huidige werkwijze. De uitgangspunten die op basis van deze geluidnota worden gehanteerd volgen hierna.

4.4.1 Grenswaarden en voorschriften

Handreiking Industrielawaai

Voor de bedrijven die vergunningplichtig zijn worden geluidgrenswaarden en -voorschriften opgenomen in de Wm-vergunning. Voor het bepalen van de grenswaarden wordt de methodiek uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (21 oktober 1998) toegepast.

De handreiking heeft geen formele juridische status, maar is opgesteld als hulpmiddel voor overheden bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai in het kader van de vergunningverlening en het opstellen van maatwerkvoorschriften. De handreiking bevat richtwaarden voor geluid voor verschillende woonomgevingen: een landelijke omgeving, een rustige woonwijk met weinig verkeer en een woonwijk in de stad en biedt de mogelijkheid om de opgenomen richtwaarden gebiedsgericht verder toe te spitsen op de heersende referentieniveaus in meerdere typen gebieden.

De geluidvoorschriften voor bedrijven die onder de werking van het Barim vallen, zijn standaard.

Ook hier is het echter mogelijk voor specifieke situaties maatwerkvoorschriften (voorheen: Nadere eisen) op te leggen.

Aan de tabel uit de Handreiking Industrielawaai, zijn vanwege een betere aansluiting op de situatie in de gemeente Bunschoten, twee gebiedstypen toegevoegd: 'eerstelijns bebouwing' en 'woning op niet gezoneerde bedrijventerreinen'. Het gebiedstype 'woonwijk in de stad' is vervallen, omdat dit onvoldoende aansluit bij het karakter van de woonwijken in Bunschoten.

Tabel 1: Gebiedsgerichte richtwaarden voor woonomgevingen

Aard van de woonomgeving

Aanbevolen richtwaarden in de woonomgeving in dB(A)

 

dag

avond

nacht

Landelijke omgeving

40

35

30

Rustige woonwijk, weinig verkeer

45

40

35

Eerstelijns bebouwing

50

45

40

Woning op bedrijventerrein (niet gezoneerd)

50

45

40

Vanuit het oogpunt van bescherming van de gebiedskwaliteit, wordt als grenswaarde in de vergunning de geluidruimte opgenomen die het bedrijf nodig heeft, indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat dit lager ligt dan de richtwaarde. Hierbij wordt uitgegaan van het gebruik van de Best Beschikbare Technieken (BBT). De grenswaarde kan hierdoor dus een aantal dB(A) lager liggen dan de richtwaarden in bovenstaande tabel.

Indien er geen woningen (of andere geluidgevoelige objecten) binnen 100 m van het bedrijf aanwezig zijn, wordt standaard een referentiepunt op 50 m opgenomen waarvoor op basis van de Best Beschikbare Technieken (BBT) het toegestane geluidniveau (grenswaarde) wordt bepaald.

Pieklawaai

Voor pieklawaai zoals laden en lossen sluit de gemeente bij het vaststellen van te vergunnen grenswaarden (LAmax) aan op het landelijk beleid. Hiervoor sluiten we aan bij de richtwaarden (LAriLT) in de Handreiking industrielawaai. Het maximum niveau voor pieklawaai bedraagt 70/65/60 dB (LAmax) voor de dag/avond/nacht. Het maximum wordt alleen verleend mits met onderzoek is aangetoond dat deze ruimte nodig is. Indien minder geluidsruimte nodig is, wordt minder vergund. In voorkomende gevallen zoekt de gemeente naar stillere alternatieven zoals deze in het Programma Piek zijn opgenomen. De benodigde maatregelen worden vervolgens opgenomen in maatwerkvoorschriften.

Vooral supermarkten geven overlast vanwege het laden en lossen. Wettelijk gezien is dit niet toegestaan vóór 7:00 uur 's ochtends. Als laden en lossen voor dit tijdstip gebeurt, wordt hierop door het Gewest gehandhaafd.

Om overlast in nieuwe situaties te voorkomen, streven we ernaar dat bij nieuwe supermarkten laden en lossen inpandig plaatsvindt. Hier moet bij de bouw van het pand rekening mee worden gehouden. Als inpandig laden en lossen niet mogelijk is, wordt gezocht naar alternatieven zoals laden en lossen onder een luifel of dockshelter.

Zonebeheer

De vier zuidelijke industrieterreinen Haarbrug, Haarbrug-Noord/Zuid en De Kronkels zijn recentelijk samengevoegd tot één geluidsgezoneerd industrieterrein De Kronkels/ Haarburg (noord/zuid). De provincie beheert het geluidzonemodel. Voor het beheer is een beheerteam ingesteld, waarin de gemeente, de provincie en het Gewest vertegenwoordigd zijn. De gemeente streeft er de komende jaren naar om - waar juridisch mogelijk en haalbaar - de zonegrens aan de westkant terug te brengen naar de oude ligging van de zonegrens in verband met het stiltegebied.

Ten aanzien van de ontwikkelingen op de gezoneerde industrieterreinen wordt via regulier overleg in het zonebeheerteam (gemeente, provincie en gewest) de vinger aan de pols gehouden.

Bij de uitgifte van kavels wordt eerst met behulp van het zonemodel bekeken waar geluidproducerende bedrijven het best gevestigd kunnen worden en wordt door het beheersteam advies gegeven over wat dit betekent voor de zone. Met het model kan bovendien worden bekeken welke (nog vrije) kavels dienen te worden gereserveerd voor de grootste geluidsbronnen.

Op basis van die informatie neemt de gemeente een besluit over de uitgifte van de kavel.

4.4.2 Ruimtelijk beleid

Uitgangspunt van het ruimtelijk beleid van de gemeente is dat woningen en andere gevoelige bestemmingen zo veel mogelijk worden beschermd tegen geluid. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument om dit in te regelen. De volgende uitgangspunten ten aanzien van geluidhinder worden betrokken bij het opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen:

  • -

    Kleinschalige bedrijvigheid die genoemd is in het Inrichtingen en Vergunningenbesluit van de Wet Milieubeheer is niet toegestaan in woonwijken. Dit wordt als zodanig in de bestemmingsplannen vastgelegd;

  • -

    Er wordt ruimtelijk een duidelijke functiescheiding aangebracht tussen bedrijfsactiviteiten en gevoelige functies (zoals wonen);

  • -

    Bij de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein streeft de gemeente er naar een inwaartse (milieu)zonering aan te brengen.

Bij de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein, maar ook bij nieuw vestiging van bedrijven op bestaande bedrijventerreinen, heeft de gemeente nadrukkelijk aandacht voor de verkeersaantrekkende werking van bedrijven en de hinder van transport op de gevels van woningen langs de ontsluitingsroutes.

5 Verkeerslawaai

5.1 Situatieschets

Lokale infrastructuur

Ten zuiden van de gemeente ligt de rijksweg A1. De gemeente wordt verder ontsloten door drie provinciale wegen: de Amersfoortseweg (N199), de Bisschopsweg (N414) en de Nijkerkerweg (N806). De route via bedrijventerrein de Kronkels vormt een belangrijke rol in de verkeersafwikkeling aan de westzijde van de gemeente. In de kern Bunschoten/Spakenburg wordt de ontsluitingsroute gevormd door de Westsingel, de Groen van Prinsterersingel, de Molenstraat, de Bikkersweg, de Zuidwenk en de Oostelijke Randweg.

Akoestische kwaliteit

Inzicht in de akoestische kwaliteit vanwege verkeer wordt verkregen met behulp van de geluidsniveaukaart uit het oude IVBP uit 1999, waarop globaal de geluidsniveaus op 10 meter afstand zijn weergegeven die in 2010 langs alle wegen binnen de gemeente verwacht werden op basis van de verkeersprognoses en regelgeving uit 1999. Uit de kaart blijkt dat vooral langs de provinciale wegen de geluidsbelasting hoog is (60 tot 65 dB(A)). Langs de ontsluitingswegen binnen de kern Bunschoten/Spakenburg bedragen de niveaus 55 tot 60 dB(A).

Een andere bron voor de akoestische kwaliteit wordt gevormd door akoestische onderzoeken in relatie tot bouwplannen. Een voorbeeld hiervan is de verkeersstudie oostzijde Bunschoten in relatie tot de ontwikkeling van Rengerswetering, die in januari 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld. Ook de vastgestelde hogere waarden geven een beeld van de wegen met een hoge geluidbelasting.

Knelpunten

In het verleden zijn met geluid belaste woningen in het kader van wegverkeerslawaai door het Ministerie van VROM geïnventariseerd. Voor de gemeente Bunschoten zijn hierdoor 128 woningen op de zogenaamde 'B-lijst' terecht gekomen (woningen die op 1 maart 1986 een gevelbelasting van meer dan 50/55 en minder dan 60 dB(A) hadden). Een groot deel van deze B-lijst woningen is inmiddels gelegen in 30 km/u zone (Talmastraat, Veenestraat en Molenstraat).

De overige woningen op de B-lijst zijn gelegen aan de Groen van Prinsterersingel. Deze zijn gesaneerd door bronmaatregelen aan het wegdek.

Via de "Eindmelding", die in 2008 is ingediend bij het Ministerie van VROM, zijn nog 19 woningen toegevoegd. Woningen die in 1986 vermoedelijk een te hoge geluidbelasting hadden. Inmiddels is ook hier de geluidbelasting lager door instelling van een 30 km/zone en bronmaatregelen aan het wegdek.

Nabij de A1 zijn nauwelijks woningen gelegen, zodat binnen de gemeente beperkte geluidsoverlast vanwege deze weg wordt ondervonden. De invloed van de A1 reikt vanwege het open karakter van het gebied wel tot de zuidzijde van de woonkern.

5.2 Beleidsuitgangspunten

Er is een aantal mogelijkheden om via het beleid van de gemeente invloed uit te oefenen om de geluidhinder vanwege verkeer te beperken. In deze paragraaf wordt de inzet die gemeente hiervoor pleegt beschreven.

5.2.1 Verkeersbeleid

In verkeersbeleid worden besluiten voor de toekomst genomen, die invloed hebben op de verkeerscirculatie, verkeersafwikkeling, verkeerssamenstelling, de inrichting van nieuwe wegen en het onderhoud van bestaande wegen. Dit zijn allemaal aspecten die een belangrijke invloed kunnen hebben op de lokale geluidskwaliteit. In de toekomst wordt bovendien een verdergaande groei van het verkeer verwacht, zowel door autonome groei als door toename van het sluipverkeer. Ook dit kan leiden tot een toename van de geluidsbelasting.

Er is een nieuw Integraal Verkeersbeleidsplan (IVBP) opgesteld dat in april 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad. Het IVBP geeft zicht op de toekomstige verkeersstructuur en verkeersdruk in relatie met verkeersveiligheid. In het kader van het nieuwe IVBP heeft de gemeente ten aanzien van verkeerslawaai aangegeven de komende twee jaar in kaart te brengen of er nog 50-km wegen binnen de bebouwde zijn voorzien van klinkers, en of deze zorgen voor geluidsoverlast. Naar verwachting zal dit meevallen, omdat de meeste 50-km wegen zijn voorzien van asfalt met een SMA deklaag (Steenmastiekasfalt).

5.2.2 Onderhoud en reconstructie

Bij onderhoud en reconstructie van wegen is het van belang dat de afweging gemaakt wordt of stiller asfalt toegepast kan worden. Onderwerpen die hierbij een rol spelen zijn de hoogte van de geluidsbelasting, verwachte groei van het verkeer, mogelijkheden een relevante geluidsreductie te halen met deze bronmaatregel (groter dan 2 dB binnen de bebouwde kom), constructieve en financiële mogelijkheden.

Het beleid dat de gemeente bij de afweging hanteert, luidt als volgt:

Bij de aanleg van nieuwe doorgaande wegen zullen deze altijd voorzien worden van stil asfalt (SMA). Klinkerwegen worden niet vervangen door stil asfalt, tenzij het 50-km wegen betreft.

Om tot een goede afweging te komen in bijzonderde gevallen zal overleg plaatsvinden tussen de afdelingen openbare ruimte, ruimtelijke ordening en milieu over de geplande onderhouds- en reconstructiewerkzaamheden.

5.2.3 Geluid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Juist bij nieuwbouwplannen (zowel groot als kleinschalig) kan verkeersgeluid één van de belangrijkste factoren zijn die als belemmering werken voor de ontwikkeling. Het vooraf betrekken van de medewerkers van geluid en het hanteren van 'geluid' als toetsingskader bij de planontwikkeling in plaats van een toetsing 'achteraf, kent meerdere voordelen.

De gemeente hanteert het beleid dat voorafgaand aan alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op de locaties waar dat volgens het Bouwbesluit verplicht is, akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd zodat de gevolgen van het verkeer voor de geluidskwaliteit in een vroeg stadium in beeld gebracht kan worden. Dit onderzoek wordt betrokken bij het opstellen van het stedenbouwkundig ontwerp en het realiseren van voldoende akoestische kwaliteit. De deskundigen geluid zullen bij de start van iedere ruimtelijke ontwikkeling/ruimtelijk besluitvormingsproces meedenken over kansen en bedreigingen en voor zover mogelijk vanuit hun deskundigheid bij het proces betrokken blijven.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden kan worden voldaan is het beleid voor hogere grenswaarden van toepassing. Dit beleid is opgenomen in hoofdstuk 6.

De mogelijkheden om in het ontwerp en de bebouwing rekening te houden met geluid zijn weergegeven in onderstaande figuur.

5.2.4 Geluidsoverlast van provinciale wegen

Binnen de gemeente zijn de Amersfoortseweg, de Bisschopsweg en de Nijkerkerweg provinciale wegen. De provincie voert het beleid dat bij onderhoud van provinciale wegen het gebruik van stil asfalt nadrukkelijk wordt overwogen. Inzet is een reductie van gemiddeld 5 dB. Andere bronmaatregelen, die ingrijpen in de verkeersstructuur zijn over het algemeen niet mogelijk. Bij veel provinciale wegen (buiten de bebouwde kom) liggen woningen vaak verspreid en dicht tegen de weg aan. Afschermende maatregelen (het plaatsen van schermen) is een oplossing die vaak niet haalbaar is vanwege de hoge kosten en de vele aansluitingen van woningen. Bovendien zijn de provinciale wegen die door de bebouwde kom van de gemeente lopen juist vaak weer dicht bebouwd zodat het plaatsen van schermen zicht ontneemt en bezwaren vanuit de bevolking zal oproepen.

Sluipverkeer 5.2.5

Bijna alle Eemland-gemeenten hebben last van sluipverkeer. Doordat de rijkswegen (A1, A27 en A28) vollopen, wijkt verkeer uit naar provinciale wegen en gemeentelijke doorgaande wegen. Er wordt in regionaal verband naar oplossingen gezocht. In samenwerking met andere partijen is een aantal maatregelen genomen (quick-win maatregelen) en worden pakketstudies uitgevoerd (bijvoorbeeld knooppunt Hoevelaken). In dit kader kan ook genoemd worden de startnotitie planstudie tot het verbreden van de A1 naar 2 x3 of 2 x 4 rijstroken. De verwachting is dat een voldoende doorstroming op de rijkswegen leidt tot een afname van het sluipverkeer op het onderliggende wegennet. Het sluipverkeer heeft lokaal invloed op de geluidsbelasting langs wegen. Vanuit het geluidsbeleid worden de ontwikkelingen gevolgd.

5.2.6 Vliegverkeer

De gemeente ontvangt signalen dat er overlast is van vliegverkeer van Schiphol. De normstelling voor Schiphol is o.a. verankerd in het LVB (Luchthaven verkeersbesluit) onder de Wet Luchtvaart. De gemeente heeft geen wettelijke middelen danwel bevoegdheden om deze geluidbron te reguleren.

Bij klachten over vliegtuiglawaai kunnen bewoners het beste zelf actie ondernemen via www.bezoekbas.nl of de BAS klachtenlijn (020) 601 5555. De meldingen worden geregistreerd en tellen mee in de statistiek.

De gemeente onderhoudt wel contacten met de provincie over eventuele mogelijkheden belangen van de gemeente bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de sector te behartigen.

6 Beleid voor het verlenen van hogere grenswaarden

Dit beleidskader omschrijft de situaties waarin door het college hogere grenswaarden kunnen worden toegestaan in het geval van het wegverkeerslawaai en het industrielawaai. Het beleid voor hogere grenswaarden voor wegverkeerslawaai is van toepassing op alle wegen, en de directe omgeving daaromheen, uitgezonderd wegen die binnen een woonerf liggen of waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De directe omgeving is in de Wgh en BGH (Besluit geluidhinder) omschreven in de vorm van zones.

6.1 Geluidgevoelige bestemmingen

De Wgh biedt de mogelijkheid om voor woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen [1] hogere grenswaarden voor geluid vast te stellen wanneer het niet mogelijk is om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. De Wgh geeft de maximale bandbreedte tussen de voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare waarden aan. De gemeente kan zelf door middel van beleid aangeven hoe hier invulling aan gegeven wordt.

Hierbij valt te denken aan:

  • -

    in welke gevallen kunnen hogere waarden worden vastgesteld (de ontheffingscriteria);

  • -

    hoe hoog zijn de waarden die kunnen worden vastgesteld (hoogte van de hogere waarden) en;

  • -

    welke voorwaarden worden hieraan verbonden?

Het beleid voor hogere grenswaarde voor industrielawaai is van toepassing op (de zone van) de gezoneerde industrieterreinen: Haarbrug, Haarbrug-Noord/Zuid en De Kronkels. Overige bedrijfsmatige en industriële activiteiten in Bunschoten vallen onder de Wet milieubeheer.

In het hiernavolgende wordt in eerste instantie aangegeven in welke gevallen de gemeente hogere waarden vaststelt en onder welke voorwaarden, waarna de procedure en de aanvraag voor de hogere waarden worden beschreven.

Als basis is het beleid genomen dat de provincie Utrecht tot 1 januari 2007 heeft gehanteerd.

6.2 30-kilometer wegen

De 30-kilometer wegen vormen een afwijkende categorie binnen de Wgh. Formeel kan voor deze wegen geen hogere grenswaarde aangevraagd of verleend worden, omdat ze geen zone hebben. Vanuit de ruimtelijke ordening moet echter wel beoordeeld worden of de geluidbelasting op woningen nabij een 30 kilometer weg voldoet aan de voorkeursgrenswaarde.

Bij nieuwbouw van woningen en reconstructie van wegen zal altijd getoetst moeten worden aan de wettelijke eisen voor het binnenniveau, te weten 33 dB (in een enkel geval geldt een eis van 43 dB voor het binnenniveau, zie artikel 3.1 Bouwbesluit).

Dit betekent dat ook voor 30-kilometer wegen een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd, indien de geluidbelasting op de gevel mogelijk meer dan 53 dB zal bedragen [2].

6.3 Beleidskader hogere grenswaarden

De Wgh biedt de mogelijkheid om voor woningen hogere grenswaarden voor geluid vast te stellen wanneer het niet mogelijk is om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. De Wgh geeft globaal aan wanneer een uitzondering gemaakt kan worden. Aan het vaststellen van hogere grenswaarden verbindt het college ontheffingscriteria, maximale grenswaarden en voorwaarden.

Ook worden eisen gesteld aan de aanvraag. Hiermee geeft het college duidelijk aan in welke gevallen er afgeweken kan worden van de voorkeursgrenswaarden. In de volgende paragrafen wordt hier op nader ingegaan.

Als basis is het beleid genomen dat de provincie Utrecht tot 1 januari 2007 heeft gehanteerd.

6.3.1 Beleidsregels voor hogere grenswaarden

Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kunnen hogere grenswaarden worden vastgesteld. De hogere grenswaardenprocedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het toe te stane geluidniveau en voldoende bescherming van het woonklimaat. Cruciale punten bij deze procedure zijn:

  • -

    de ontheffingscriteria om deze procedure te kunnen doorlopen

  • -

    het geluidniveau van de hogere grenswaarde

  • -

    de voorwaarden die aan de hogere grenswaarden worden verbonden.

Voor de drie genoemde punten wordt hierna aangegeven wat de uitgangspunten voor de gemeente Bunschoten zijn.

De ontheffinascriteria waaraan voldaan moet worden zijn:

  • 1.

    de woningen vullen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op, het gaat hierbij vooral om woningen die worden gebouwd in een planmatige verdichting van de woonbebouwing; of

  • 2.

    de woningen vervullen door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige, akoestisch afschermende functie voor andere woningen waar de voorkeursgrenswaarde al wordt overschreden. Onder een doelmatige afscherming verstaan we ten minste 2 dB afscherming voor bestaande woningen, welke in aantal ten minste de helft van het aantal nieuwe woningen bedraagt (verhouding "nieuwe woningen: bestaande woningen met een reductie van ten minste 2 dB" = 2:1); of

  • 3.

    de woningen bestaan uit vervangende nieuwbouw:

    • i)woningen

      voor woningen: gelijk blijvend aantal woningen of geluidgehinderden en een gevelbelasting die gelijk blijft of afneemt [3]; of

    • ii)

      woningen in plaats van niet-geluidgevoelige functies: indien dit niet leidt tot ingrijpende wijzigingen van de stedenbouwkundige structuur; of

  • 4.

    de woningen liggen verspreid in het gebied buiten de bebouwde kom; of

  • 5.

    de woningen zijn grond- of bedrijfsgebonden, dit zijn bijvoorbeeld (agrarische) bedrijfswoningen of aanleunwoningen bij een zorginstelling; of

  • 6.

    een nieuw aan te leggen weg vervult een zodanige verkeersverzamelfunctie, dat binnen de zone van een andere weg of meerdere andere wegen een lagere geluidbelasting van woningen wordt bereikt. Netto moet er sprake zijn van een verbetering. Dit betekent dat de totale afname (aantal woningen x afname per woning) groter moet zijn dan de totale toename (aantal woningen x toename per woning).

De hoogte van de vast te stellen hogere grenswaarde wordt bepaald aan de hand van onderstaande regels:

  • 1.

    Grenswaarden voor woningen hoger dan

    • i)

      58 dB voor wegverkeerslawaai, of

    • ii)

      60 dB(A) voor industrielawaai

    • worden alleen toegestaan bij vervangende nieuwbouw of bij een stadsvernieuwingsplan.

  • 2.

    Bij geluidgevoelige bestemmingen anders dan woningen worden geen hogere grenswaarden vastgesteld hoger dan 58 dB voor wegverkeerslawaai [4]. Voor deze categorie gevoelige bestemmingen is geen hogere grenswaarde mogelijk voor industrielawaai.

  • 3.

    Wanneer sprake is van cumulatie van geluidbelasting in de maatgevende zone en omliggende zones, mag deze gecumuleerde geluidbelasting nooit hoger zijn dan de maximale grenswaarde voor de maatgevende zone. [5]

  • 4.

    In het buitengebied (zie hoofdstuk 8) worden geen hogere waarden verleend.

Aan een beschikking waarin een hogere grenswaarde wordt vastgesteld, worden voorwaarden verbonden:

  • 1.

    Een hogere grenswaarde wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de mogelijkheden om binnen de voorkeursgrenswaarde te blijven, door het treffen van bron- en overdrachtmaatregelen, zijn uitgeput.

  • 2.

    Bij een uitbreidingslocatie moet ten minste 90% van de woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde( n). Voor maximaal 10% van de nieuwe woningen kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld.

  • 3.

    ledere woning moet een geluidluwe gevel hebben. Geluidluw betekent een geluidbelasting die kleiner of gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde, ook indien er rekening wordt gehouden met cumulatie.

  • 4.

    Er is ten minste één te openen deel in de geluidluwe gevel aanwezig.

De gemeente kan, indien er fundamentele en gemotiveerde bezwaren van stedenbouwkundige, volkshuisvestelijke of milieuhygiënische aard zijn, bij hoge uitzondering besluiten dat de voorgaande voorwaarden niet gelden. Hiertoe neemt zij een motivering op bij het besluit tot het vaststellen van een hogere waarde.

6.3.2 Procedure

Procedure besluitvorming

In de meeste gevallen is de procedure voor het toestaan van een hogere grenswaarde gekoppeld aan de vaststelling van een bestemmingsplan of een projectbesluit. Initiatiefnemers kunnen ook geheel autonoom, dus niet gekoppeld aan een bestemmingsplanwijziging of projectbesluit, een verzoek om een hogere waarde indienen. Dit kan uiteraard alleen indien de reden voor het verzoek niet in strijd is met het bestemmingsplan. De procedure ziet er als volgt uit:

  • 1.

    Indienen aanvraag (zo mogelijk voorafgegaan door vooroverleg)

  • 2.

    Beoordelen aanvraag

    • i)

      Eventueel verzoek om aanvullende gegevens

    • ii)

      Inhoudelijke toetsing (door medewerker milieu)

    • iii)

      Opstellen advies (door medewerker RO)

  • 3.

    Ontwerpbesluit

  • 4.

    Inspraak

    • i)

      6 weken, of

    • ii)

      2 weken bij een projectbesluit

  • Als de procedure gerelateerd is aan een bestemmingsplanprocedure (of projectbesluit) worden beide ontwerpen tegelijkertijd ter inzage gelegd (conform de procedure uit 3.4 Awb)

  • 5.

    Besluit: vaststellen hogere grenswaarden

  • 6.

    Vaststellen bestemmingsplan

  • 7.

    Hogere grenswaarde melden bij kadaster (na besluit of beroepsprocedure)

De milieumedewerker toetst de ingediende akoestische onderzoeken aan dit beleidskader en overige wet- en regelgeving en stelt een inhoudelijk advies op. De medewerker RO coördineert de procedure (parallel aan de WRO procedure) en adviseert aan de hand van het inhoudelijke advies van milieu het college.

Benodigde gegevens bij aanvraag

Bij de aanvraag voor het vaststellen van hogere grenswaarden worden de volgende gegevens overgelegd:

  • -

    De hoogte van de gevraagde hogere grenswaarden in dB;

  • -

    De reden voor de aanvraag;

  • -

    De rapportage van het akoestisch onderzoek (inclusief onderzochte bron- of overdrachtsmaatregelen);

  • -

    Ruimtelijke onderbouwing;

  • -

    Financiële onderbouwing;

  • -

    Verklaring dat maatregelen getroffen worden om aan het binnenniveau voor geluid te kunnen voldoen;

  • -

    Een beschrijving, schetstekening en uitvoeringsplan van (eventuele) de geluidafschermende voorzieningen tussen geluidbron en woningen, indien deze voorziening noodzakelijk is om de gevraagde waarden te kunnen waarborgen;

  • -

    Een situatietekening van de onderzoekslocatie met inbegrip van de omgeving waarop alle geluidbronnen zijn weergegeven, alsmede mogelijke wettelijk vastgestelde zone(s) die de onderzoekslocatie overlappen.

7. Horeca en evenementen

Naast industrie en verkeer, kunnen horecabedrijven en buitenevenementen binnen de gemeente ook een bron van geluidsoverlast zijn. De uitgangspunten die de gemeente hanteert om overlast hiervan tegen te gaan worden hierna beschreven.

7.1 Situatieschets

Op basis van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) gelden standaard eisen aan horeca-, sport- of recreatie inrichtingen. In 'maatwerkbepalingen' kunnen ter beperking van geluidoverlast, voorschriften worden opgenomen zoals het laten plaatsen van een volumebegrenzer op de muziekinstallatie, het gesloten houden van ramen en deuren (behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen), voorschriften over terrassen en gedragsregels.

Het opleggen van maatwerkvoorschriften gebeurt meestal nadat er klachten zijn binnengekomen of zijn geconstateerd over geluidoverlast.

Om overlast te beperken zijn de sluitingstijden ook van groot belang. Horecabedrijven mogen van maandag tot en met zaterdag open zijn tot 01.00 uur. Horecabedrijven die deelnemen aan het Convenant Veilig Uitgaan mogen van maandag tot en met donderdag open zijn tot 01.00 uur en op vrijdag- en zaterdagavond tot 02.00 uur.

Verder houdt de gemeente in het vestigingsbeleid voor horecaondernemingen rekening met de eventuele overlast op omwonenden. Dit komt in de bestemmingsplannen tot uiting.

De gemeente Bunschoten heeft in het Convenant Veilig Uitgaan met de horecabedrijven afspraken gemaakt over het beperken van de hinder van de horeca. Hierin is ook opgenomen dat men gebonden is aan de geluidregelgeving. Het convenant is vooral gericht op de openbare orde en legt afspraken vast over onder meer sluitingstijden.

7.2 Individuele en collectieve festiviteiten in horecabedrijven

De landelijke wet- en regelgeving biedt de ruimte om bedrijven de mogelijkheid te bieden om op een hiervoor vastgesteld aantal dagen niet aan de standaard geluidnormen uit het Barim te hoeven voldoen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in twee typen evenementen/festiviteiten:

  • -

    Individuele festiviteiten behorend tot de inrichting.

  • -

    Collectieve festiviteiten (evenementen) aangewezen door de gemeente;

Beleid voor individuele festiviteiten in horecabedrijven

In de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Bunschoten (APV) wordt in artikel 4:3 vastgelegd dat het houden van individuele festiviteiten per bedrijf op maximaal 6 dagen per jaar is toegestaan. Dit geldt voor zogenaamde individuele festiviteiten verbonden aan de inrichting, zoals een optreden met livemuziek in een café.

Van deze festiviteiten moet van te voren kennisgeving worden gedaan. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • -

    de kennisgeving moet minimaal 2 weken van tevoren worden gedaan.

  • -

    vrijstelling van de geluidnormen voor individuele festiviteiten geldt tot 0.00 uur.

Beleid collectieve festiviteiten (evenementen) in relatie tot horecabedrijven

Het college heeft op grond van artikel 4:2 van de APV in het evenementenbeleid vastgelegd dat in het centrum maximaal 14 evenementen mogen worden gehouden. Voor deze evenementen gelden de geluidsvoorschriften niet.

Op de dagen, waarop deze evenementen plaatsvinden, hoeven horeca-inrichtingen niet aan de standaardeisen uit het Barim te voldoen op basis van de regeling voor collectieve (buiten) festiviteiten. Op deze dagen hoeft daarvan niet vooraf kennisgeving te worden gedaan, zoals geldt voor incidentele festiviteiten. Vrijstelling van de geluidnormen op deze dagen heeft alleen betrekking op geluid binnen de inrichting en dus niet op de gemeenschappelijke podia.

Voor deze podia moet een aparte evenementenvergunning worden aangevraagd. Voor de festiviteiten van inrichtingen, die samenvallen met collectieve festiviteiten gelden dezelfde eindtijden als voor de evenementen op de buitenpodia waarvoor een vergunning moet worden aangevraagd.

Op het Spuiplein geldt hiervoor een eindtijd van 23.00 uur. Deze eindtijd is vastgelegd in het evenementenbeleid

7.3 Evenementenbeleid

Zoals hiervoor al aangehaald, is in het evenementenbeleid het maximum aantal evenementen vastgesteld op 14. Het maximumstelsel geldt voor de noordkant van onze gemeente, waaronder het centrum valt. Dit gebied wordt begrensd door de Groen van Prinsterersingel, Talmastraat, Zuidwenk en de Oostsingel. Buiten dit gebied geldt vooralsnog geen maximum aantal evenementen. Tijdens evenementen gelden de geluidnormen uit het Barim niet. In Bunschoten zijn dit in ieder geval de volgende evenementen:

  • -

    Kermis

  • -

    Koninginnedag

  • -

    Zuidwal

  • -

    Spakenburgse Dagen

De dagen waarop evenementen plaatsvinden worden jaarlijks door de gemeente in een evenementenkalender vastgelegd. Deze kalender wordt gepubliceerd door de VW.

Voor het houden van een evenement moet op grond van de APV een evenementenvergunning worden aangevraagd. Aan deze vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

Omdat (geluid)overlast een belangrijk aspect vormt bij de verschillende evenementen, worden aan de evenementenvergunningen voorschriften verbonden die de overlast zoveel mogelijk beperken. Belangrijke voorschriften in dit kader betreffen de eindtijd van het evenement en de eindtijd voor de muziek. Deze tijden hoeven niet gelijk te lopen. Voor evenementen waarbij muziek wordt gespeeld/gedraaid, geldt de verplichting na 00.00 uur de geluidsversterking uit te schakelen. Deze verplichting is opgenomen omdat muziek veel geluidsoverlast veroorzaakt, vooral livemuziek. Op deze wijze wordt een belangrijke vorm van overlast weggenomen. Voor de evenementen op het Spuiplein geldt voor zowel de muziek als het evenement een eindtijd van 23.00 uur.

De eindtijden die voor de verschillende evenementen gelden, zijn opgenomen in het evenementbeleid van onze gemeente. Deze bepalingen voldoen goed in de praktijk.

Het houden van evenementen in een stiltegebied is in strijd met de Provinciale Milieuverordening.

In uitzonderlijke gevallen kan ontheffing worden aangevraagd bij de provincie (als beheerder van het stiltegebied).

Ook het houden van aan inrichtingen gebonden festiviteiten in het stiltegebied worden niet toegestaan. In uitzonderlijke gevallen kan ontheffing worden aangevraagd bij de burgemeester.

Het houden van evenementen in het buitengebied staat de gemeente in principe niet toe. In uitzonderlijke gevallen kan de burgemeester ontheffing verlenen.

Voor het houden van een incidentele festiviteit, die gebonden is aan de inrichting geldt de kennisgevingsplicht op grond van artikel 4:3 van de APV

7.4 Onversterkte muziek

Geluidsoverlast wordt niet alleen veroorzaakt door versterkte muziek. Ook onverstrekte muziek in horeca-inrichtingen kan voor overlast zorgen. Omdat onversterkte muziek in het Barim is uitgezonderd van de algemene geluidniveaus, worden daarvoor in artikel 4:5 van de APV bepalingen opnemen.

De in dit hoofdstuk aangekondigde wijzigingen van de Algemene Plaatselijke Verordening treft u aan in bijlage 1 van deze geluidnota

8 Buitengebied

8.1 Situatieschets

Doel van specifiek geluidbeleid voor het buitengebied is behoud van het (huidige) rustige karakter en het mogelijk (blijven) maken van aan het buitengebied verbonden ontwikkelingen. In dit hoofdstuk over het 'buitengebied' wordt nader ingezoomd op de instrumenten die een gemeente inzet om de gewenste akoestische kwaliteit specifiek in het buitengebied te realiseren en te behouden.

Voor het buitengebied gelden de volgende doelstellingen:

  • -

    behoud van gebiedseigen geluid (van agrarische activiteiten) en beleid dat gericht is op beperking van toename 'niet gebiedseigen' geluid (bijvoorbeeld van toeristische nevenactiviteiten en evenementen) ten opzichte van 'gebiedseigen' geluid;

  • -

    bewaken van rust in het stiltegebied

Het buitengebied heeft een overwegend agrarische functie. De landbouw zal worden verbreed en verdiept. We beschikken over een landschapsontwikkelingsplan en we zijn als gemeente inmiddels gelegen in het recent door het Rijk aangewezen Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland. Het waarborgen van rusten kwaliteit zijn belangrijke peilers, naast de in het Nationaal Landschap vastgelegde kernkwaliteiten. Kleinschalige nevenactiviteiten bij de agrarische bedrijven zijn mogelijk. Het westelijk deel van de gemeente, ten westen van de kern Bunschoten/ Spakenburg behoort tot het stiltegebied Eemland, dat ook een deel van het grondgebied van de buurgemeente Eemnes beslaat.

8.2 Stiltegebied Eemland

Het provinciale beleid voor de stiltegebieden is er op gericht een aantal stille gebieden te creëren voor de 'rustzoekende' mens. In de regio is inmiddels één stiltegebied (Eemland) begrensd in de gemeenten Bunschoten en Eemnes. Zie de afbeelding op de volgende pagina voor de ligging van het stiltegebied. De provinciale milieuverordening(PMV) beschrijft het provinciale beleid. Dit bevat onderstaande aspecten.

Begrenzing

Voor elk stiltegebied wordt een gebiedseigen streefwaarde bepaald. Deze bedraagt maximaal 40 LAeq etmaalwaarde. Verder wordt het stiltegebied begrensd. Hierbij wordt de geluidruimte van bestaande bedrijven vastgelegd in detailkaarten. Deze bedrijven kunnen de activiteiten waarvoor ze een vergunning hebben op het moment van begrenzing van het stiltegebied, voortzetten. Lastig bij de begrenzing van de stiltegebieden is het verkeerslawaai. Anders dan het geluid van de inrichtingen is dit moeilijker te reguleren. Eens in de vijfjaar wordt daarom de begrenzing van een stiltegebied door de provincie geëvalueerd, en waar nodig aangepast aan de belasting vanwege het wegverkeer.

Bedrijvigheid

In haar beleid geeft de provincie aan dat uitbreiden van bestaande bedrijven alleen mogelijk is als de verstoring niet toeneemt. Ook staat in het beleid dat geluidhinder van doelmatige landbouw aanvaardbaar is, evenals werkzaamheden die bijdragen aan de instandhouding of verbetering van de functie van het gebied. Dit geeft ruimte om bij bestaande (agrarische) bedrijven bij uitbreidingen in overleg nieuwe geluidruimte vast te leggen Dit kan leiden tot plaatselijk verleggen van de grenzen van het stiltegebied of het aanpassen van de normstelling. Hierbij zal wel altijd moeten worden onderzocht welke maatregelen mogelijk zijn om de toename van de geluiduitstraling door wijziging of schaalvergroting te beperken, welke maatregelen voldoen aan het BBT-principe (Best Beschikbare Technieken) en welke afwijkingen mogelijk zijn met toepassing van compensatie. In overleg tussen het bedrijf en de gemeente worden dan de uiteindelijk (nieuwe) geluidgrenswaarden voor de inrichting vastgelegd in de vergunning of in maatwerkvoorschriften in het geval van een Barim-bedrijf.

De agrarische activiteiten kunnen op gespannen voet staan met de geluidnormen van circa 40 LAeq etmaalwaarde in een stiltegebied. Daarom hanteert de gemeente het beleid dat het vestigen van nieuwe inrichtingen in beginsel niet mogelijk is.

8.3 beleid agrarische activiteiten

In navolging van de regels die gelden voor het stiltegebied wordt voor de rest van het buitengebied, dat grenst aan het stiltegebied, de volgende beleidslijn gehanteerd. Doelstelling is om mogelijke overlast die omliggende woningen (of een andere gevoelige bestemming), en natuur- en diersoorten van de agrarische bedrijfsvoering kunnen ondervinden als gevolg van:

  • -

    de normale bedrijfsvoering;

  • -

    activiteiten die vroeg in de ochtend of in de nacht plaatsvinden;

  • -

    uitbreiding van nevenactiviteiten (recreatie en/of toerisme);

  • -

    evenementen in het buitengebied op een agrarisch perceel;

te beperken.

Met het ruimtelijke traject (bestemmingsplan) en het vergunningentraject kan dit worden gereguleerd.

Bestemmingsplan

Het toetsingskader voor handhaving wordt behalve door de Wm-vergunning of de AmvB geboden door het bestemmingsplan. Hierin is een lijst met toegestane activiteiten opgenomen.

Maatwerkvoorschriften

Om de geluidkwaliteit in het buitengebied te kunnen bewaken wordt bij het verlenen van een nieuwe Wm-vergunning of nieuwe melding in het kader van het Barim, afgewogen of via maatwerkvoorschriften de gebiedsgerichte ambitiekwaliteit voor geluid kan worden voorgeschreven.

Of sprake is van een redelijke eis, zal moeten blijken uit onderzoek.

Hiertoe zullen dan ook referentiemetingen moeten worden uitgevoerd om te bepalen wat het geluidniveau van de omgeving is (hetzgn. achtergrondniveau).

Voor bestaande bedrijven worden de huidige grenswaarden gehandhaafd, ook als deze hoger zijn dan het geluidniveau wat uit referentiemetingen is gebleken.

Zoals al eerder aan de orde is geweest onder Zonebeheer industrielawaai (zie onder paragraaf 4.4.1) streeft de gemeente er de komende jaren naar om - waar juridisch mogelijk en haalbaar - de zonegrens aan de westkant terug te brengen naar de oude ligging van de zonegrens in verband met het stiltegebied.

9 Gebiedsgericht geluidsbeleid

9.1 Aanleiding en doel

In het kader van de ontwikkeling van deze geluidnota hebben wij de mogelijkheid onderzocht of gebiedsgericht geluidsbeleid haalbaar en wenselijk is. Het hanteren van gebiedsgerichte geluidsambities heeft als doel dat de focus meer is gericht op de akoestische kwaliteit van soorten gebieden en de mogelijkheden om de gewenste geluids- en leefomgevingkwaliteit te realiseren. Uitgangspunt hierbij is te komen tot een bij de functies passend geluidsniveau per gebied. In een druk levendig (winkel en uitgaanscentrum is het karakter immers heel anders dan in een rustige woonwijk.

9.2 Uitgangspunten gebiedsgericht geluidsbeleid

Bij een keuze voor een gebiedsgerichte benadering van de geluidskwaliteit, zouden we als gemeente kunnen aansluiten op de provinciale methodiek. Bij gebiedsgericht geluidbeleid moeten ambitiekwaliteiten voor bepaalde gebieden worden benoemd (woonwijken en buitengebied).

Deze kwaliteiten vormen dan het toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen. Het gaat dan om de toetsing van ruimtelijke en infrastructurele plannen en vergunningaanvragen en eventuele meldingen van bedrijven. Er dient voor te worden gezorgd dat bij deze ontwikkelingen de gebiedskwaliteit niet verslechtert.

Ambitiekwaliteiten

Uit de bijlage van het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 van de Provincie Utrecht zijn voor de functies van het buitengebied de volgende ranges af te leiden waartussen de ambitiekwaliteit van een gebied zich kan begeven:

Tabel 1

Gebiedstypen

Ambitiekwaliteit in dB(A)

Klasse uit PMP

Centrum Dorps

45-55

2-3

Groen-stedelijk

45-50

1-2

Bedrijven Milieu

55-65

4

Landelijk gebied 1

40-45

2

Landelijk gebied 2

40-52

2-3

Landelijk gebied 3

<40-45

1-2

Landelijk gebied 4

<401 1)

1

1) De voorkeursgrenswaarde voor stiltegebieden is 40 dB(A)

De in de Circulaire Wet Geluidhinder vastgelegde grenswaarde voor stiltegebieden bedraagt 40 dB. Dit is tevens de voorkeursgrenswaarde. De richtwaarde of voorkeursgrenswaarde voor kwetsbare bestemming in de overige landelijke gebieden bedraagt 45 dB.

Bovenstaande ranges zijn indicatief. De uiteindelijke ambitiekwaliteit die de gemeente voor de onderscheiden gebieden vaststelt, dient te zijn afgestemd op de functies in het gebied (recreatie, stiltegebied, agrarische activiteiten, verkeer), de huidige kwaliteit, de voorziene ontwikkelingen in een gebied en de mogelijkheden om de kwaliteit te verbeteren.

Uitgangspunt bij het realiseren van de ambitiekwaliteit is dat 90% van het gebiedsoppervlak aan deze waarde dient te voldoen. De 10% van het gebied dat van de ambitiewaarde mag afwijken, bevindt zich doorgaans ter plaatse van de eerstelijnsbebouwing.

Gebiedstypen

In onze gemeente zouden we drie gebiedstypen kunnen onderscheiden met bijbehorende indicatieve ambitiewaarden:

  • -

    Centrum Dorps (ambitiewaarde 45 dB)

  • -

    Bedrijven milieu (ambitiewaarde 55 dB)

  • -

    Landelijk gebied 2 (ambitiewaarde stiltegebied 40 dB / overig 45 dB)

Om na te gaan of de ambities voor deze gebiedstypen passend zijn, moet nader onderzoek gedaan worden.

Dit onderzoek vergt de nodige stappen:

  • -

    Inventarisatie van de mogelijkheden tot verbetering van de gebiedskwaliteit (bijv. mogelijkheden stiller wegdek, aanvullende eisen aan bedrijven)

  • -

    Inventarisatie van gebieden waar voorzieningen zijn gepland, die de gebiedskwaliteit negatief kunnen beïnvloeden (bijvoor verkeersaantrekkende werking)

  • -

    Bepalen welke gebiedskwaliteit in gebieden gaat gelden

  • -

    Het huidige referentieniveau van selecteerde woonwijken en (delen van) het buitengebied moeten worden bepaald. Dit moet gebeuren met behulp van bestaande referentieniveau metingen van het Gewest die we in overleg met het Gewest aanvullen (tot het niveau van een nulmeting) zodat een inzicht in de gebiedskwaliteit ontstaat. Dit vraagt het nodige onderzoek.

  • -

    Op basis van de resultaten van de nulmeting moet worden nagegaan of de huidige ambitiewaarden moeten worden aangepast. In de nieuwe Nota Milieubeleid zal een en ander moeten worden vastgelegd.

Dit onderzoek vergt de inspanning en kosten.

Geen aanvullend gebiedsgericht beleid

Tegen de achtergrond van het in deze Nota beschreven beleid hebben wij het belang van de formulering van nader specifiek gebiedsgericht geluidbeleid voor Bunschoten afgewogen. Besloten is geen aanvullend gebiedsgericht beleid te formuleren en wel om de volgende redenen:

  • -

    Voor de industrie- c.q. bedrijfsterreinen De Kronkels, Haarbrug en Haarbrug-Noord en Zuid geldt een specifiek geluidklimaat, omdat deze terreinen gezoneerd zijn.

  • -

    Het landelijk gebied tussen Bunschoten en Eemdijk is aangewezen als stiltegebied.

  • -

    In de woonwijken zijn bedrijfsactiviteiten die vallen onder de Wet Milieubeheer als regel uitgesloten.

  • -

    De doorgaande ontsluiting-verkeersroutes zijn voorzien van (stil)asfalt

  • -

    De ambitiewaarden worden vastgesteld op basis van het heersende referentie niveau.

  • -

    In de gemeente zijn geen specifieke geluidknelpunten op basis van een klachtenpatroon, dat een aanvullend geluidbeleid noodzakelijk maakt.

10 Tot slot

Met deze geluidnota maakt de gemeente Bunschoten inzichtelijk hoe zij met het aspect geluid omgaat. Naast het voldoen aan de wettelijke eisen wordt o.a. ook aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere grenswaarden.

Omdat regelgeving en ontwikkelingen in de mobiliteit en bedrijvigheid niet stil staan, is het wenselijk deze nota na een bepaalde tijd tegen het licht te houden (evalueren) en zo nodig aan te passen. Om deze reden is deze nota geldig tot 2013 en zal de evaluatie in de loop van 2012 moeten plaatsvinden.

BIJLAGE 1 Geluidnota: regels in Algemene Plaatselijke Verordening

Aan de raad wordt binnenkort het voorstel voorgelegd om ter voorkoming of beperking van geluidhinder artikel 4:3 en artikel 4:5 op te nemen in de APV.

Toelichting:

Op grond van het Barim kan een gemeente in de APV voorwaarden stellen ter voorkoming of beperking van geluidhinder bij collectieve en incidentele festiviteiten. Ter beperking van geluidhinder is in onze gemeente in het evenementenbeleid op grond van artikel 4:2 van de APV al een maximumstelsel opgenomen voor collectieve festiviteiten (= evenementen). Bovendien is in het evenementenbeleid de eindtijd geregeld voor evenementen, ook met het oog op beperking van de geluidsoverlast.

Tijdens deze evenementen gelden de geluidsnormen niet, ook niet voor horecabedrijven. Voor incidentele festiviteiten in horecabedrijven is in onze APV nog niets geregeld. Dit kan door hiervoor bepalingen op te nemen in artikel 4:3 van de APV.

Onversterkte muziek is in het Barim uitgezonderd van de algemene geluidsniveaus. Hiervoor kunnen bepalingen opgenomen worden in artikel 4:5 van de APV.

De artikelen worden opgenomen in hoofdstuk 4, in aanvulling op de al bestaande bepalingen.

Hoofdstuk 4 komt als volgt te luiden:

HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE

AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

  • b.

    inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;

  • c.

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • d.

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • e.

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • f.

    onverstrekte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1.

    De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2.

    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 3.

    In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de gemeente.

  • 4.

    Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 5.

    Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 0.00 uur beëindigd.

  • 3.

    De vrijstelling van de geluidsnorm geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.

  • 4.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Artikel 4:4

gereserveerd

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18 lid f en lid 5 van het Besluit binnen inrichtingen is de onder c. opgenomen tabel van toepassing.

  • a.

    de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen gelden niet indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

  • b.

    de in de tabel aangegeven waarden op de gevel gelden ook bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

  • c

    de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;

  • d

    bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel wordt geen bedrijfsduurcorrectie toegepast.

  • e

    Tabel

     

    7.00-19.00 uur

    19.00-23.00 uur

    23.00 - 7.00 uur

    L-Ar.LTop de gevel van gevoelige gebouwen

    50 dB(A)

    45 dB(A)

    40 dB(A)

    LAriLTin in- en aanpandige gevoelige gebouwen

    35 dB(A)

    30 dB(A)

    25 dB(A)

    l-Amax op de gevel van gevoelige gebouwen

    70 dB(A)

    65 dB(A)

    60 dB(A)

    l-Amax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

    55 dB(A)

    50 dB(A)

    45 dB(A)

  • 2.

    Onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting is gedurende de dag- en avondperiode tot 23.00 uur uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in lid 1. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het B. van toepassing.

  • 3.

    Het eerste lid geldt niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3 van deze verordening van toepassing zijn.

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

Artikel 4:6b (Geluid)hinder door dieren

Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid) hinder veroorzaakt.

 

 

Voetnoten

 

[1]

Geluidgevoelige bestemmingen zijn: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven.

 

[2]

Het bouwbesluit verplicht een gebouwschil die voor 20 dB geluid isoleert. Uitgaande van een binnenniveau van 33 dB mag het geluidniveau op de gevel niet hoger zin dan 53 dB.

 

[3]

In veel gevallen zullen op een locatie waar vervangende nieuwbouw plaatsvindt meer mensen komen wonen. Het geval stelt dat het aantal geluidgehinderden gelijk moet blijven. Met andere woorden: het aantal mensen dat woont in een woning waarvoor een hogere grenswaarde is vastgesteld blijft gelijk. De ruimte van het criterium zit in het feit dat de bewoners van woningen die voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet meetellen. In het stedebouwkundig ontwerp kan hiermee rekening worden gehouden.

 

[4]

Dit komt overeen met 60 dB(A), de nieuwe saneringsdrempel uit de Wgh

 

[5]

In de Wet geluidhinder wordt onderscheid gemaakt tussen een zone rond industrieterreinen, een zone rond spoorwegen, een zone rond wegen en een zone rond een luchtvaartterrein.