Organisatie | Landerd |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen gehandicapten 2003 |
Citeertitel | Verordening voorzieningen gehandicapten 2003 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | welzijn |
n.v.t.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-06-2003 | 01-01-2008 | nieuwe regeling | 24-04-2003 Koerier, 07-05-2003 | -1.844.3/GL |
HOOFDSTUK 1, Algemene bepalingen.
In deze verordening wordt verstaan onder:
indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 4 t/m 7 van de Wet voorzieningen gehandicapten: het gezamenlijk bruto-inkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot, waarbij het bruto-inkomen wordt verhoogd met de overhevelingstoeslag en verlaagd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziekenfonds- verzekering;
HOOFDSTUK 2, Woonvoorzieningen
Artikel 2.3, Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt.
De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, bejaardenoorden, vakantie-woningen, tweede woningen en kamerverhuur, noch aan specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
Artikel 2.5, Frequentie van de woningaanpassing.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 wordt geweigerd indien:
a. de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;
b. indien de gehandicapte niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders.
Artikel 2.6, Duidelijkheid over financiering niet-gesubsidieerde deel van de kosten.
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b en c indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.
Artikel 2.7, Beperking kostenposten woningaanpassing.
De financiële tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b beperkt zich tot de volgende kostenposten:
het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld, komen deze kosten voor een tegemoetkoming in aanmerking;
Artikel 2.8, Het verwerven van grond.
Voor zover het treffen van een voorziening, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b, betreft het uitbreiden van een bestaande woning dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorziening nodig zou zijn, kunnen Burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage I.
Artikel 2.9, Woningaanpassing van gemeenschappelijke ruimten.
Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van uitsluitend de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte:
Artikel 2.10 Aanpassing van woonwagens
Burgemeester en wethouders verlenen slecht een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien:
Artikel 2.11 Beperking aanpassing van woonwagens
Indien de technische levensduur van de woonwagen minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt bedragen de maximale aanpassingskosten € 908.
Artikel 2.12 Verhuis- en inrichtingskosten
Burgemeester en wethouders kunnen een forfaitaire financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1. onder a verstrekken aan de gehandicapte of een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd.
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een forfaitaire financiële tegemoetkoming indien de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen, de gehandicapte niet verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden, de gehandicapte niet verhuisd is naar een AWBZ-inrichting of een bejaardenoord en indien in de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een forfaitaire financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten indien de gehandicapte niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.
Artikel 2.13, Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder d indien:
Artikel 2.14, Kosten in verband met tijdelijke huisvesting.
Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de gehandicapte moet worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte, welke financiële tegemoetkoming uitsluitend wordt verleend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, met een maximum van zes maanden.
Artikel 2.15, Huurbeëindiging.
In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 2.269 is aangepast, kunnen Burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.
Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijk huisvesting verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt i.v.m. het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte, alleen voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woning-aanpassing niet bewoond kon worden en voor dubbele woonlasten komt te staan.
In de onder a bedoelde gevallen kan alleen een tegemoetkoming in de kosten worden verleend als deze kosten gemaakt werden i.v.m:
a. het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of
b. het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of
c. het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.
Artikel 2.17 Restitutie meerwaarde ontstaan uit tegemoetkoming in de kosten
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient eventueel gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort.
De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:
voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde,
voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde,
voor het derde jaar 60% van de meerwaarde,
voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde en
voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde,
in alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.
HOOFDSTUK 3, Vervoersvoorzieningen
Artikel 3.1, Algemene omschrijving
De door Burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 3.2, Het recht op een vervoersvoorziening.
Bij het vaststellen van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding, als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 2 tot en met 5 kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte en de mate waarin een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a in die vervoersbehoefte kan voorzien.
Indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 1.1 hoger is dan 1,5 maal het norminkomen, wordt geen collectief aanvullend openbaar vervoer tegen Wvg tarief als bedoeld in artikel 3.1. onder a,dan wel een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 2 tot en met 5 dan wel een vervoersvoorziening in natura als bedoeld in artikel 3.1 onder b sub 1 verstrekt.
Met inachtneming van hetgeen hiertoe in artikel 2.1 en artikel 3 van de Wet voorzieningen gehandicapten is bepaald, is een gebied vastgesteld waarbinnen de gemeente Landerd zorg draagt voor de verlening van een vervoersvoorziening ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer. Een kaartje is als bijlage bijgevoegd.
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een boven-regionaal contact, dat uitsluitend door de gehandicapte bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Artikel 4.1, Algemene omschrijving
De door Burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 4.2, Het recht op een rolstoel
Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.
HOOFDSTUK 5, Het verkrijgen van een voorziening
Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door Burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.
Artikel 5.2, Gronden van weigering
Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorziening in ieder geval weigeren:
indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
HOOFDSTUK 6, Verplichtingen en bevoegdheden van rechthebbende en het college van Burgemeester en wethouders.
Artikel 6.1, Inlichtingen, onderzoek en advies.
Artikel 6.2, Wijzigingen in de situatie.
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht Burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 6.3, Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening.
Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming dan wel een gemaximeerde vergoeding kan worden ingetrokken indien blijkt, dat de tegemoetkoming of vergoeding binnen zes maanden na de uitbetaling en na de toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.
Artikel 7.1, Afwijkingen van bepalingen/hardheidsclausule
Indien een bouwkundige woningaanpassing het bedrag van € 45.378,02 te boven gaat, het orgaan bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten de noodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld en weigering van deze voorziening, gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen, zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kunnen Burgemeester en wethouders ondanks het in artikel 1.1 onder n. gestelde besluiten tot verstrekking van deze voorziening.
Artikel 7.2, Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet.
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen Burgemeester en wethouders.
Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.