Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Geertruidenberg

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGeertruidenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReïntegratieverordening Wet werk en bijstand
CiteertitelReïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Geertruidenberg
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Met deze verordening is de in 2004 vastgestelde Reïntegratieverordening komen te vervallen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Wet werk en bijstand (WWB), art. 7, 8 en 10
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), art. 34, 35, 36
  4. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), art. 34, 35 en 36

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-11-200801-01-200701-07-2010Intrekking.

30-08-2007

De Langstraat, 6 november 2008

30 augustus 2008, nr. 06a

Tekst van de regeling

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand.De raad van de gemeente Geertruidenberg;gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 10 april 2007;gelezen de beleidsaanbeveling Loonkostensubsidie en Europese regelgeving zoals genoemd in de Verzamelbrief april 2004 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10 van de Wet werk en bijstand (WWB), de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en 34, 35 en 36 deWet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);BESLUIT:vast te stellen: de "Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand"

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003; 375);

    • b.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

    • e.

      uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of deIOAZ;

    • f.

      Anw-er: de persoon met een uitkering ingevolgde de Algemene nabestaandenwet die als niet-werkende werkzoekende ingeschreven staat bij de Centrale organisatie werk en inkomen;

    • g.

      Nugger: de niet-uitkeringsgerechtigde zoals omschreven in artikel 6, onder a, van de wet;

    • h.

      jongere: de uitkeringsgerechtigde, Anw-er of Nugger niet ouder dan 23 jaar;

    • i.

      werknemer in gesubsidieerde arbeid: de werknemer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet;

    • j.

      voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet, deze verordening of het beleidsverslag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

    • k.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg;

    • l.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Geertruidenberg;

    • m.

      algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid;

    • n.

      beleidsverslag: plan als bedoeld in artikel 110 van de Gemeentewet gericht op de uitvoering van de Wet werk en bijstand;

    • o.

      CWI: de Centrale organisatie werk en inkomen.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1.

    Het college biedt aan de uitkeringsgerechtigde tot 65 jaar, de Nugger en de Anw-er alsmede de persoon als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbenden, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Beleidsverslag

  • 1.

    De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsverslag vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2.

    Het college zendt aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag sluit aan bij het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet (Verslag over de uitvoering).

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    De volgende personen hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling:- de uitkeringsgerechtigde;- de Anw-er;- de werknemer in de gesubsidieerde arbeid, die op de dag voorafgaande aan de invoering- van de wet in deze gesubsidieerde arbeid werkzaam was;- de Nugger;- de persoon als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet.

  • 2.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, het in artikel 3 genoemde beleidsverslag, de beleidsregels en de uitvoeringsbesluiten.

  • 3.

    Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de belanghebbende.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1.

    Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening en conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de IOAW en artikel 20 van de IOAZ.

  • 4.

    Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 5.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is verplicht tot het verstrekken van inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikt reïntegratie-instrument.

Artikel 6 Criteria ontheffing arbeidsverplichting

  • 1.

    Het college kan met inachtneming van artikel 9, tweede lid, van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en artikel 37a van de IOAZ bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 5, eerste lid en tweede lid, van deze verordening genoemde verplichtingen, op basis van in beleidsregels vast te leggen criteria, onder meer:- indien de combinatie van zorg en arbeid of de combinatie van zorg en voorziening niet mogelijk is voor de alleenstaande ouder, met kinderen tot 12 jaar;- indien belanghebbende om medische redenen niet in staat is om te werken;- indien belanghebbende van 62 jaar en ouder een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt heeft.

  • 2.

    Ontheffing van de arbeidsplicht wordt slechts verleend voor een door het college vast te stellen periode.

  • 3.

    Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

Artikel 7 Sluitende aanpak jongeren

  • 1.

    Elke jongere krijgt binnen 6 maanden na inschrijving bij de CWI een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

  • 3.

    Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 8 Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening (niet bij WWB-cliënten).

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening ( bijvoorbeeld; ANW-ers en Nuggers).

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    In het beleidsverslag als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3.

    Het college kan een voorziening beëindigen:- indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet nakomt;- indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening;- indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;- indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 10 tot en met 16 van deze verordening, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsverslag is bepaald, nadere regels stellen.Deze regels kunnen betrekking hebben op:- de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;- de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;- de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;- de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies;- de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;- het vragen van een eigen bijdrage;- overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 10 Work-first

  • 1.

    Het college kan besluiten aan nader te bepalen doelgroepen werk aan te bieden volgens het zogenaamde "Work-first model";

  • 2.

    Nadere uitvoeringsregels over het gestelde in het eerste lid worden met inachtneming van de hiervoor geldende wet en regelgeving vastgesteld (vastgelegd in overeenkomst met Fourstar, !Go Entrada en United Restart ).

Artikel 11 Werkstages

  • 1.

    Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3.

    De werkstage duurt maximaal 6 maanden.

  • 4.

    In een schriftelijke overeenkomst tussen werkgever en de stagiair worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 12 Sociale activering

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2.

    Onder sociale activering wordt verstaan het stimuleren van personen die langdurig werkloos zijn om maatschappelijk actief te worden ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 13 Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie

  • 1.

    Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e, een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels vast ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3.

    De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

  • 4.

    Hiertoe voldoet de gemeente of aan de Verordening Werkgelegenheidssteun(Verordening (ES) Nr. 2204/2002) dan wel aan de Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001) conform het bepaalde in de beleidsaanbeveling Loonkostensubsïdie en Europese regelgeving.

Artikel 14 Scholing

  • 1.

    Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie in de kosten van deze scholing.

  • 3.

    Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximaal te vergoeden kosten.

Artikel 15 Schuldhulpverlening

Het college kan een vorm van schuldhulpverlening aanbieden in het kader van de arbeidsinschakeling, waarbij geldt dat het niet mag gaan om uitvoeringskosten en dat de werkzaamheden conform artikel 7, lid 4 WWB moeten worden uitgevoerd door derden.

Artikel 16 Overige vergoedingen

  • 1.

    Het college kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling.Het gaat hierbij in ieder geval om:- verhuiskosten;- reiskosten;- kosten voor kinderopvang;- kosten van werkaanvaarding.

  • 2.

    Geen aanspraak op de in het eerste lid genoemde vergoedingen bestaat indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die gezien haar aard en doel wordt geacht voor belanghebbende toereikend en passend te zijn.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18 Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 19 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald: Reïntegratieverordening wet werk en bijstand gemeente Geertruidenberg.

Raamsdonksveer, 30-08-2007

 

De Raad voornoemd,

 

De giffier,                                                        De voorzitter,

Drs. K.MC. Millenaar-Rammelaere           M.J.A. Meijer

Toelichting 1 bij de verordening

Algemene toelichting1. InleidingDe Wet werk en bijstand (WWB) geeft burgemeester en wethouders de opdracht om zorg te dragen voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, Nuggers en Anw-ers. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak wordt neergelegd, Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld. De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8 WWB en artikel 10 lid 2 WWB. Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden. Deze zaken zijn:de aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente; het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen; het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken; de beschikbaarheid van financiële middelen. In de gemeente Geertruidenberg wordt het beleid op een aantal niveaus geregeld:In de verordening zelf. Hiermee ligt het beleid voor langere duur vast. Het aanpassen van de verordening vergt langere tijd. Uitgangspunt is een verordening vast te stellen waarin de hoofdlijnen geregeld zijn, die een aantal jaren mee kan.In beleidsregels. Deze geven aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid in individuele gevallen af te wijken. In het beleidsverslag, dat ook door de raad vastgesteld wordt, komen naast algemene uitgangspunten ook onderwerpen aan de orde als het inkoop- en aanbestedingsbeleid en de afstemming met andere beleidsterreinen als onderwijs, zorg en economie.In delegatie aan het college: uitvoeringsbesluiten.In deze verordening wordt dan ook vastgelegd; de verhouding tussen raad en college alsmede enkele algemene artikelen over de opdracht aan het college, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen en de rechten en plichten van de cliënt, Al het overige wordt vastgelegd in een beleidsverslag, beleidsregels of in uitvoeringsbesluiten van het college. De WWB geeft de gemeenteraad ook opdracht om verordeningen vast te stellen op een tweetal terreinen, die een relatie hebben met de reïntegratieverordening, namelijk: afstemming en cliëntenparticipatie.AfstemmingsverordeningDe op grond van de WWB opgestelde Afstemmingsverordening regelt het samenspel van de rechten en plichten van de cliënt. De reïntegratieverordening en de afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit sanctiebeleid wordt geregeld in de afstemmingsverordening.Verordening cliëntenparticipatieDe WWB geeft aan de gemeenteraad tevens de opdracht een verordening cliëntenparticipatie op te stellen. In de verordening cliëntenparticipatie dient onder andere te worden geregeld welke zaken er in ieder geval aan cliëntenparticipatie onderworpen zullen worden (de verordening is in voorbereiding).Artikelsgewijze toelichtingArtikel 1 BegripsbepalingenEr is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB of Awb niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de WWB of Awb ook de verordening moet worden gewijzigd. De begrippen die niet zijn omschreven in de WWB of Awh, of die verduidelijkt moeten worden, zijn in het tweede lid omschreven.Onder e tot en met g wordt omschreven wat de doelgroep is aan wie de gemeente ondersteuning moet bieden, Dit is geregeld in artikel 7, eerste lid, van de WWB. Voor Nuggers en Anwer geldt hierbij de aanvulling dat voor deze groep begeleiding naar werk plaatsvindt naar het aantal uren van inschrijving bij de CWI, met een minimum van 12 uur. De definitie jongere wordt onder h vermeld omdat de gemeente Geertruidenberg specifieke voorzieningen voor deze doelgroep wenst in te zetten.Onder i wordt om schreven wie verstaan moet worden onder een werknemer in gesubsidieerde arbeid. Dit is de belanghebbende die een dienstverband heeft met een werkgever die daarvoor subsidie ontvangt op grond van deze verordening. Wat een voorziening is wordt omschreven onder j. Dit betreft een voorziening gericht op de arbeidsinschakeling; een instrument binnen een reïntegratietraject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen; De WWB hanteert het begrip algemeen geaccepteerde arbeid. Dit is een ruimer begrip dat het begrip passende arbeid dat in de Algemene bijstandswet werd gehanteerd.Onder m wordt bepaald dat in deze verordening onder algemeen geaccepteerde arbeid wordt verstaan: iedere vorm van betaalde arbeid. Hiervan kan alleen worden afgeweken indien sprake is van medische beperkingen of psychosociale problematiek waardoor aanvaarding van bepaald werk niet mogelijk is. De vaststelling hiervan gebeurd aan de hand van een onafhankelijk, extern deskundig advies. Het onder n genoemde beleidsverslag is nader omschreven in artikel 3 van deze verordening; Onder o is opgenomen dat met de CWI wordt bedoeld de organisatie genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.Artikel 2 Opdracht collegeDe WWB geeft aan burgemeester en wethouders de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel cliënten aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de cliënt dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken hebben met beperkte financiële middelen. De vraag naar ondersteuning zal afhankelijk zijn van een veelheid aan sociaaleconomische factoren.Artikel 3 BeleidsverslagZoals ook in de algemene toelichting is gesteld, geeft de WWB aan de gemeenteraad de opdracht om het reïntegratiebeleid vast te leggen in een verordening. In Geertruidenberg wordt gekozen voor een systematiek om de verordening meer procedureel te houden en voor verdere uitwerking gebruik te maken van beleidsverslagen en uitvoeringsbesluiten, Het eerste lid geeft daarom aan dat de raad een beleidsverslag opstelt. Het tweede lid is de basis voor verantwoording van het gevoerde beleid. Het definitief verslag dient gepaard te gaan met een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een beleidsverslag aan de raad moet worden gezonden. Bij de vormgeving van dit verslag zal worden aangesloten bij de inhoud van het verslag over de uitvoering aan het rijk.Artikel 4 Aanspraak op ondersteuningOndersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere voorzieningen. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties. Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Bovendien worden de voorzieningen alleen ingezet als aan de hand van onderzoek is gebleken dat door de inzet van die voorziening het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt, Reïntegratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn.Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost omdat doel te bereiken, De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij burgemeester en wethouders, die immers ook verantwoordelijk zijn voor de effectieve en doelmatige inzet van de middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de cliënt. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de cliënt belangrijk. Voordat tot het inzetten van het traject wordt besloten, wordt de inhoud hiervan met cliënt besproken, waarna het trajectplan door beide partijen ondertekend wordt. In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de Criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen, Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin de criteria worden verwoord.De in het derde lid genoemde voorliggende voorzieningen kunnen bijvoorbeeld zijn: de bemiddeling richting arbeidsmarkt door het Centrum voor Werk en Inkomen of reïntegratieactiviteiten die door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen worden aangeboden.Artikel 5 Verplichtingen van de cliëntIn de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd. Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegene zonder uitkering moeten daarom in deze verordening voorwaarden aan het reïntegratietraject worden gekoppeld, Deze gelden dan vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigde. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten van belanghebbende worden teruggevorderd, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt. Om die mogelijkheid open te houden is het wenselijk dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen.Natuurlijk heeft de cliënt ook rechten. Deze rechten zijn elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Awb, Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het derde lid verbindt deze reïntegratieverordening met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald bedrag. Echter, voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat de gemeente in die gevallen (een deel van) de kosten van het traject kan terugvorderen.Artikel 6 Criteria ontheffing arbeidsverplichtingDe in het eerste lid onder a opgenomen situatie dient aan te sluiten bij hetgeen in artikel 9 vierde lid van de WWB is opgenomen. Hierin is bepaald dat de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar slechts geldt nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschik-baarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de cliënt, De belastbaarheid wordt in principe beoordeeld door de casemanager. Bij vergaand verschil van mening over de mate van belastbaarheid dient geko-zen te worden voor een advies van een onafhankelijke externe deskundige. Onder passende kinderopvang wordt verstaan opvang die onder de Regeling Kinderopvang Alleenstaande Ouders valt en de overige door de gemeente Geertruidenberg gesubsidieerde kinderopvang en buitenschoolse opvang. De toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van cliënt dient naar individuele omstandigheden te worden bepaald.De onder b genoemde Situatie wordt, met name bij medische redenen, bij voorkeur ondersteund door een extern onafhankelijk deskundig advies, Onder deze omschrijving valt overigens ook psychische problematiek. In de Abw was het mogelijk de groep van 571/2 jaar en ouder categoriaal te ontheffen van de arbeidsverplichting. In de WWB is dit niet meer mogelijk. De minister heeft in zijn decembercirculaire van 2003 naar aanleiding van discussie in de Eerste Kamer bepaald dat de consequentie is dat gemeenten onder de WWB ook het zittend bestand ouderen individueel zal moeten beoordelen op de kansen om uit te stromen haar een betaalde baan, Echter, omdat de arbeidsmarkt op dit moment weinig ruimte biedt voor nieuwe instroom en een gedeelte van de ouderen al voor langere tijd werkzoekend is, kan de gemeente volstaan met een éénmalige individuele beoordeling van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Als vastgesteld wordt dat er kansen aanwezig zijn ligt het voor de hand om deze kansen te benutten en de uitstroom te bevorderen. Wanneer tijdens deze eerste beoordeling geconcludeerd wordt dat de afstand tot de arbeidsmarkt nauwelijks meer valt te overbruggen heeft de gemeente de bevoegdheid om te volstaan met een ontheffing van de arbeidsverplichtingen voor de resterende periode dat de oudere bijstand ontvangt. Een deskundige afweging van de mogelijkheden van de cliënt van 62 jaar en ouder op de arbeidsmarkt zou ondersteund kunnen worden door een verklaring van het Centrum voor Werk en Inkomen.In de wet is bepaald dat een ontheffing slechts tijdelijk wordt verleend. Het tweede lid van dit artikel sluit hierbij aan. In het derde lid is bepaald dat het college deze periode kan verlengen nadat een herbeoordeling heeft plaatsgevonden. Dit is aan de orde als na afloop van de ontheffingsperiode de omstandigheden ongewijzigd zijn of er nieuwe zwaarwegende factoren voor een nieuwe ontheffing aanwezig zijn.Artikel 7 Sluitende aanpak jongerenDe in het eerste lid genoemde voorzieningen behelzen de voorzieningen zoals beschreven in deze verordening. Met een sluitende aanpak binnen de periode van 6 maanden wordt aangesloten bij de algemene toelichting op de wet en het Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De volledige ontheffing van de arbeidsverplichting slaat terug op artikel 6 van deze verordening. Van de Sluitende aanpak voor jongeren kan slechts worden afgeweken in uitzonderlijke gevallen. Te denken valt bijvoorbeeld aan een baangarantie of ander bron van inkomsten op zeer korte termijn.Artikel 8 Budget- en subsidieplafonds De gemeente kan, om financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het in artikel 3 genoemde beleidsverslag gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie en budgetplafonds instellen. De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open naar andere instrumenten uit te wijken.Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningenDit artikel is opgenomen om enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat. Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de casemanager de voortgang bespreekt. Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dit kan doen. Onder beëindigingen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan de werkgever. Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage kan op zijn plaats zijn.Artikel 10 Work-firstIn dit artikel wordt de mogelijkheid geboden een “Work-first”-project op te starten. Het doel van Work-first is om personen van een bepaalde doelgroep, bij wijze van spreken, 24 uur na bijstandsaanvraag voor een bepaalde periode en voor een bepaald aantal uur werk aan te bieden. Ondertussen blijft de persoon op zoek naar regulier werk. Daarnaast bekijkt de gemeente samen met de cliënt wat de beste manier is om verdere ondersteuning te bieden. Dat kan variëren van sollicitatietraining tot het volgen van scholing. Overigens gelden voor het uitbesteden van een dergelijk traject de regels voor aanbesteding. Een dergelijk instrument zou zeer goed kunnen worden ingezet voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid. Bij vaststelling van een dergelijk project zal moeten worden gekozen op welke wijze het werk gefinancierd zal worden. In de toelichting bij artikel 10 van de wet wordt gesteld dat werken met behoud van uitkering tot de mogelijkheid behoort, De positieve bijdrage aan de mogelijkheden voor arbeidsinschakeling staat hierbij centraal. Overigens kan een dergelijk project nooit louter dienen als een budgetvriendelijke oplossing voor het doen verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten waarvoor geen of onvoldoende publieke financiering voor handen is. Hieruit volgt dat de verplichting om mee te werken aan werken met behoud van uitkering alleen mag worden opgelegd indien de te verrichten werkzaamheden noodzakelijk zijn om uit te stromen naar regulier werk. Tenslotte dient uiteraard rekening gehouden te worden met de grenzen van het arbeidsrecht.Artikel 11 WerkstagesWerkstages zijn een instrument voor gemeenten om langdurig werklozen te reïntegreren. Voor de term werkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal. De werkstage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. De werkstage is bedoeld voor leden van de doelgroep die op korte of middellange termijn perspectief op betaald werk hebben. Het eerste lid geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een werkstage. Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is vooral van belang om te voorkomen dat de cliënt claimt dat sprake Is van een arbeidsovereenkomst en bij de rechter loonbetaling afdwingt. De werkstage kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenaamde ‘snuffelstage’, waarbij de cliënt de gelegenheid krijgt om te bezien of het soort werk als passend kan worden beschouwd.Op de tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkstage kan de cliënt wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s. Het derde lid geeft de maximale duur van de werkstage aan. In het vierde lid wordt bepaald dat er voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst (stageovereenkomst) wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een werkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding.Artikel 12 Sociale activeringVolgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling Bij het beleid rond de eerste aanbesteding van reïntegratie en sociale activeringstrajecten is door de gemeente Geertruidenberg duidelijk gekozen voor sociale activering als opstap richting arbeidsmarkt. In aansluiting op hetgeen is neergelegd in de contracten met de reïntegratiebedrijven kan als termijn voor een sociale activeringstraject, met als doel de opstap naar een reïntegratietraject, een periode van 12 maanden worden gehanteerd. Sociale activering wordt primair ingezet als eerste stap richting arbeidsmarkt vanuit het oogpunt dat iedereen nog mogelijkheden heeft. Op voorhand wordt niemand afgeschreven voor een plaats op de arbeidsmarkt. Voor sommige personen is de afstand tot de arbeidsmarkt echter zo groot dat als eerste stap het instrument sociale activering wordt ingezet. Er is echter nooit een garantie dat een persoon waarmee een sociaal activeringstraject is gestart ook daadwerkelijk zal doorstromen naar werk of een reïntegratietraject. Soms moet in de praktijk worden vastgesteld dat sociale activering het hoogst haalbare is.Artikel 13 Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie Het instrument loonkostensubsidies gericht op reïntegratie is bekend van de werkervaringsplaatsen uit de Wet inschakeling werkzoekenden en het Besluït in- en doorstroombanen. Per 1 januari 2004 zijn, gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) en het Besluit in- en doorstroombanen ingetrokken. In het raadsvoorstel bij de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Geertruidenberg, welke per 1 januari 2005 in werking is getreden, is aangekondigd dat het overgangsrecht met betrekking tot de loonkostensubsidie voor In- en Doorstroombanen en Wiw-dienstverbanden in een uitvoeringsbesluit geregeld zou worden. Dit uitvoeringsbesluit, vastgesteld door de Raad op 27 juni 2006, formaliseert de reeds sinds de inwerkingtreding van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Geertruidenberg bestaande uitvoeringspraktijk. Het besluit is in werking getreden met ingang van 1 augustus 2006. Het eerste lid geeft de basis voor de loonkostensubsidie, waarbij expliciet wordt aangegeven dat het primair gaat om een reïntegratievoorziening. Tevens is hier bepaald dat alleen de doelgroep uitkeringsgerechtigden voor deze loonkostensubsidie in aanmerking komt. Dit is bepaald om deze vorm van uitstroom beschikbaar te stellen voor de groep waarvoor de gemeente ook financieel verantwoordelijk is. Bij uitvoering van het derde lid dient een verklaring te worden afgegeven door de CWI. Het vierde lid benadrukt dat de gemeente in haar reïntegratieverordening de beleidsaanbeveling met betrekking tot de subsidiëring van arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratie werkzoekenden dient te incorporeren. In de reïntegratieverordening dient de gemeente een expliciete verwijzing naar deze beleidsaanbeveling op te nemen. Deze beleidsaanbeveling kan gemeenten ontlasten van de administratieve verplichting — welke voortvloeit uit de regelgeving van de Europese Gemeenschap — om een samenvatting van de (loonkosten-) subsidieregeling (zoals vastgelegd in haar reïntegratieverordening) op te sturen naar de Europese Commissie en jaarlijks de Europese Commissie een verslag te verstrekken.Artikel 14 ScholingIn het kader van de trajecten richting arbeidsmarkt kan scholing noodzakelijk zijn. Daar het aanbod van scholing bijzonder divers is en daarbij ook de duur en kosten erg variabel zijn, is het noodzakelijk om voor het aanbod hiervan nadere randvoorwaarden vast te stellen. Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening die door de gemeente ingekocht wordt als in de vorm van een subsidie. Dit laatste kan van belang zijn indien de cliënt op eigen initiatief met een voorstel tot scholing komt die door het college noodzakelijk wordt geacht, doch niet bestaat binnen het reguliere aanbod. Het derde lid maakt het mogelijk om door het formuleren van een evenwichtige beoordeling een minder willekeurig scholingsbeleid te voeren.Artikel 15Financiering uit het werkdeel is mogelijk voor zover schuldhulpverlening wordt ingezet als voorziening in het kader van de arbeidsinschakeling. Daarbij geldt dan wel dat het niet mag gaan om uitvoeringskosten en dat de werkzaamheden conform artikel 7, lid 4 WWB moeten worden uitgevoerd door derden. Een bijkomende voorwaarde voor financiering op grond van het werkdeel is dat schuldhulpverlening als voorziening wordt vermeld in de reïntegratieverordening. Artikel 9 van de onderhavige verordening is opgenomen om enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.Artikel 16 Overige vergoedingen De gemeente kan ter stimulering van de arbeidsinschakeling besluiten diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daartoe bijdragen. In dit artikel zijn als voorbeelden genoemd reiskosten? verhuiskosten en kosten voor kinderopvang. Dit is echter geen limitatieve opsomming. Wel dienen de kosten altijd beoordeeld te worden op noodzaak en redelijkheid en op de mogelijkheden voor voorliggende voorzieningen. Te denken valt hierbij aan vergoedingen door de werkgever of fiscale regelingen.Artikel 17 HardheidsclausuleDit artikel behoeft geen nadere toelichting.Artikel 18 Nadere regelsVoor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.Artikel 19 Uitvoeringevenals de uitvoering van de WWB ligt de uitvoering van deze verordening bij het college.Artikel 20 InwerkingtredingIn het kader van de gefaseerde invoering van de WWB hebben gemeenten tot 1januari 2005 de tijd om de verordening vast te stellen. De aanspraak van artikel 10 WWB kan pas ‘te gelde’ worden gemaakt als de verordening is ingegaan. Tenslotte is in het Invoeringsbesluit WWB bepaald dat de reïntegratieverordening en de afstemmingsverordening op hetzelfde tijdstip in dienen te gaan.Artikel 21 CiteertitelDit artikel behoeft geen nadere toelichting.