Organisatie | Geertruidenberg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Lokaal prostitutiebeleid voor de gemeente Geertruidenberg |
Citeertitel | Prostitutiebeleid voor de gemeente Geertruidenberg |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Gedelegeerde regelgeving van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2000 | Nieuwe regeling | 31-08-2000 De Langstraat, 14-09-2000 | 2000-08-31, nr. 18 |
Nr. 18De raad van de gemeente GEERTRUIDENBERG;mede gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg van 14 juli 2000, nr. 10;BESLUITeen prostitutiebeleid voor de gemeente Geertruidenberg vast te stellen, dat bestaat uit de volgende onderdelen:
vaststelling van toetsingscriteria op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening voor aanvragen om een vergunning tot vestiging van een prostitutiebedrijf:- geen vestiging in of aan woonstraten;- geen vestiging in de nabijheid van winkels of recreatie-inrichtingen;- geen vestiging naast winkels;- geen vestiging binnen een straal van 250 meter van een onderwijsinstelling, kerk of zorginstelling;
Geertruidenberg, 31 augustus 2000De raad voornoemd,De secretaris, De voorzitter,H.P.F. Stijnen Mr. J.J.M. Dosker
Raadsvoorstel:AAN de Raad van de gemeente GeertruidenbergRaadsvergadering : 31 augustus 2000Raamsdonksveer: 14 juli 2000Agendapunt : 18 Commissie ABEZOnderwerp : Vaststellen lokaal prostitutiebeleid.Per 1 oktober 2000 wordt het zogenoemde bordeelverbod opgeheven. De individuele gemeenten krijgen daardoor de verantwoordelijkheid voor het opstellen van een beleid aangaande de toelating van prostitutiebedrijven. Daarbij speelt tevens de vraag, hoe het te ontwikkelen lokale beleid zich verhoudt tot dat van de andere gemeenten in de omgeving. Uit oogpunt van adequate beleidsvoering en handhaving in de politieregio Midden en West Brabant (MWB) is afstemming gewenst, want (grote) afwijkingen in beleid op hoofdlijnen tussen verschillende gemeenten kunnen afbreuk doen aan de beheersbaarheid van het prostitutievraagstuk.De politieregio MWB, waarvan de gemeente Geertruidenberg deel uitmaakt, heeft een nota Prostitutiebeleid ( regionale kaders en handreikingen) samengesteld, die de instemming heeft gekregen van het Regionaal College op 31 mei j.l. Deze nota bevat regionale afspraken, die de afzonderlijke gemeenten ter ondersteuning dienen bij het opstellen van een lokaal beleid.Een gemeente is weliswaar niet verplicht een prostitutiebeleid te voeren, maar het is raadzaam te anticiperen op de mogelijkheid, dat ook in de gemeente Geertruidenberg bedrijfsmatige exploitatie van prostitutie zich aandient.De gemeente kan enkele instrumenten en maatregelen inzetten om de exploitatie van prostitutie te beheersen en te reguleren1. Vergunningenbeleid- APVDe gemeente kan de vestiging van prostitutiebedrijven beheersen en reguleren door een vergunningsplicht op te nemen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Dat is gebeurd bij raadsbesluit van 23 december 1999 tot vaststelling van de 3C wijziging van de APV.- MaximumstelselMet het oog op de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefmilieu kan het aantal te verlenen vergunningen aan een maximum gebonden worden. Een eventueel maximumstelsel dient goed onderbouwd te worden met argumenten waarom vestiging van meer seksbedrijven dan het gestelde maximum zal leiden tot een ontoelaatbaar risico voor de openbare orde, het woon- en leefmilieu en de volksgezondheid. Onduidelijkheid over de ontwikkelingen in de prostitutiebranche compliceert het vaststellen van maxima. Een algeheel bordeelverbod in de gemeente Geertruidenberg is waarschijnlijk — uitspraken van de rechter zijn nog niet beschikbaar — in strijd met de Grondwet, waarin het recht op vrije keuze van arbeid neergelegd is:Een restrictief prostitutiebeleid is evenwel mogelijk. Gemeenten binnen de regio MWB waar geen bedrijfsmatige exploitatie van prostitutie is geconstateerd, achten 1 seksinrichting met vergunning toelaatbaar. In navolging daarvan zou die grens ook voor de gemeente Geertruidenberg kunnen gelden. Wij stellen dan ook voor deze grens te stellen.Dit maximumstelsel zal in voorkomende gevallen getoetst moeten worden aan nieuwe ontwikkelingen in de prostitutiebranche en aan uitspraken van de rechterlijke macht.2. Vestigingsbeleid- Toetsingscriteria APV voor aanvragen om vergunningLos van het instrument van de bestemmingsplannen zal de gemeente een vestigingsbeleid voor seksbedrijven moeten ontwikkelen op grond van de APV, waarin aandacht is voor risico’s voor de openbare orde en veiligheid, het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid. Daartoe dienen toetsingscriteria opgesteld te worden, die anders luiden dan ruimtelijke criteria die bepalend zijn voor het regelen van seksinrichtingen in een bestemmingsplan.Aanvragen om een vergunning voor het vestigen van een prostitutiebedrijf worden in de gemeente Geertruidenberg mede getoetst aan de volgende criteria:a. Geen vestiging in of aan woonstraten.Onder woonstraten wordt verstaan: alle voet- en rijstraten, wegen, lanen, kaden, hofjes, woonerven en pleinen, waaraan bebouwing is gelegen, die uitsluitend of in belangrijke mate dient ter bewoning.In zodanige straten zal door de overwegende woonfunctie aldaar vestiging van prostitutie- bedrijven de openbare orde en de beleving van het woon- en leefklimaat ernstig kunnen aantasten. Hinder door slaan met autodeuren, claxonneren en dergelijke verschijnselen, die zich door het karakter van zulke straten snel voordoet, maar ook gevoelens van onbehagen, angst voor ongewenste confrontatie, waardevermindering van de woning, kunnen aanleiding vormen voor conflictsituaties. Daarmee zijn zowel de buurtbewoners als de exploitanten van prostitutiebedrijven niet gebaat.b. Geen vestiging in nabijheid van winkels of recreatie-inrichtingenProstitutiebedrijven zullen niet worden toegestaan in andere straten dan woonstraten, waar sprake is van een concentratie van winkels, recreatie-inrichtingen of andere het woon/leefklimaat c.q. de openbare orde belastende activiteiten.De gedachte hierachter is, dat vestiging van een prostitutiebedrijf voor de bewoners nog eens extra overlast betekent wegens druk op één punt in de straat. Bovendien is de kans aanwezig, dat op zo’n concentratiepunt getippeld zal worden.c. Geen vestiging naast winkelsDe bewoners boven of naast winkels hebben op zich door de situering van hun woning al last van een winkel naast de deur door het laden en lossen van goederen, af- en aanloop van klanten, parkeerproblemen. Een prostitutiebedrijf betekent vaak nog extra overlast, temeer daar de openingstijden van een prostitutiebedrijf over het algemeen afwijken van de openingstijden van de winkels. Bovendien bestaat de mogelijkheid, dat de vestiging van een prostitutiebedrijf naast een winkel leidt tot leegstand van de winkel en aantasting van het winkelbestand in de buurt.
d. Geen vestiging binnen een straal van 250 meter van een onderwijsinstelling Met dit toetsingscriterium wordt beoogd om prostitutiebedrijven te scheiden van een (onderdeel van een) onderwijsinrichting c.q. school waar in belangrijke mate onderwijs of opleiding gegeven wordt aan minderjarigen. Jongeren onder de 18 jaar is het niet toegestaan zich in een prostitutiebedrijf te begeven. Door de verkeersdrukte in de directe omgeving van een prostitutiebedrijf en vormen van overlast die zich daar kunnen voordoen, is het ongewenst zo’n bedrijf te laten vestigen in een gebied waar minderjarigen vaak vertoeven.- Ruimtelijke beleidDe vestiging van prostitutiebedrijven en de lokalisering van prostitutie kunnen mede beheersbaar gemaakt worden door middel van een gericht ruimtelijk beleid. Zo’n beleid kan gevoerd worden door aanpassen van bestemmingsplannen en zo nodig door het inzetten van het instrument van d,e leefmilieuverordening. Het wordt na 1 oktober 2000 mogelijk om prostitutie positief te bestemmen en de bedrijfsmatige uitoefening van deze bedrijvigheid op ongewenste locaties te verbieden.Het opnemen van een bestemming om prostitutie uit te sluiten, maakt de vraag relevant in hoeverre prostitutie toegelaten is onder bestaande bestemmingen. Het moge duidelijk zijn, dat een bordeel of seksclub niet uitgebaat mag worden in een pand met een woonbestemming. Dat ligt niet altijd even duidelijk bij de omschrijving van een bestemming als Nijverheid of handel en Horecadoeleinden.Uit een eerste globale ambtelijke toetsing is gebleken, dat geen enkele bestemming van de vigerende bestemmingsplannen ruimte biedt voor een seksclub of bordeel. Niettemin zullen bestemmingsplannen uitvoerig onderzocht worden op onduidelijke of te globale definities van met name de bestemmingen Horeca, Dienstverlening, Bedrijven en Gemengde functies. In dit onderzoek zullen tevens de gebruiksvoorschriften ( of het ontbreken daarvan), bezien worden.Eventuele aanpassing van (oudere) bestemmingsplannen en het bestemmen van panden of gebieden voor prostitutiedoeleinden in nieuwe bestemmingsplannen, zal onderdeel zijn van het project Herziening Bestemmingsplannen, dat in de komende jaren zijn beslag zal krijgen.Tot die tijd zal een aanvraag voor een vrijstelling van het bestemmingsplan om ter plaatse prostitutie mogelijk te maken, uitsluitend beoordeeld mogen worden op ruimtelijke relevante gronden. Ook daarbij heeft de gemeente niet de mogelijkheid om met behulp van ruimtelijke instrumenten een nulbeleid te voeren.3. VolksgezondheidIn de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) zijn taken aan de gemeente opgedragen voor de collectieve preventie die betrekking heeft op tuberculose, seksueel overdraagbare aandoeningen ( soa) en aids. In de regionale nota is een opsomming gemaakt van de eisen waaraan een prostitutiebedrijf of de exploitant ervan moet voldoen. Deze eisen worden opgenomen in de vergunning voor de exploitatie van een prostitutiebedrijf. De GGD heeft hierin een adviserende en controlerende taak. Over de controlerende taak worden bij het opstellen van de exploitatievergunning en de daarbij behorende voorschriften afspraken gemaakt met GGD, maar ook met andere controlerende instanties als politie, brandweer en Bouw- en Woningtoezicht.VoorstelWij stellen uw raad voor om:
Burgemeester en wethouders van Geertruidenberg,de secretaris, de burgemeester,H.P.F. Stjjnen mr. J.J.M. Dosker
Regionale nota prostitutiebeleid juli 2000:Midden en West BrabantREGIONALE NOTA PROSTITUTIEBELEIDRegionale kaders en handreikingenBreda, juli 2000Ambtelijke werkgroepGGDGemeenteOpenbaar MinisterieMr. A. de GraafstichtingPolitie Midden en West BrabantVOORWOORD
Zoals bekend zal de voorgestelde wetswijziging inzake de opheffing van het algemeen bordeelverbod, het verbod op het souteneurschap en de aanscherping van de strafbaarstelling van ongewenste vormen in de prostitutie (onvrijwillige prostitutie en seksueel misbruik van minderjarigen) op 1 oktober 2000 zijn formeel beslag krijgen. Deze wetswijziging verlangt de nodige bestuurlijke en strafrechtelijke inspanningen op zowel lokaal als regionaal niveau. Met name zullen de gemeenten, de politie en het Openbaar Ministerie hierin de kernpartners zijn. Omwille van een goede afstemming en te komen tot uniformering van beleid wordt samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de kernpartners van belang geacht. Dit heeft geleid tot het samenstellen van een ambtelijke werkgroep en uiteindelijk tot deze nota. De nota prostitutiebeleid bevat handreikingen ten behoeve van de onderwerpen die op regionaal niveau richtinggevende uitspraken behoeven.
Aan deze nota werkten mee:De heer W.J. van Bruggen, portefeuillehouder zorgsector, Politie Midden en West Brabant (voorzitter)De heer G.C. Frey, korpsprojectleider Prostitutie! Mensenhandel, Politie Midden en West Brabant (secretaris)Mevrouw drs. M. van Doorninck, beleidsmedewerker Mr. A de Graaf Stichting, instituut voor prostitutievraagstukkenMevrouw S.M.J. van Megen, beleidsmedewerker politie, Openbaar Ministerie in het arrondissementparket BredaDe heer mr. H.M.P. Hillenaar, Officier van Justitie, Openbaar Ministerie in het arrondissementsparket BredaDe heer drs. F.JP. Ewals, beleidsmedewerker Openbare Orde en Veiligheid, gemeente BredaMevrouw J. Glasmacher, beleidsadviseur! coördinator integrale veiligheid, gemeente TilburgMevrouw S. Blair, beleidsmedewerker Openbare Orde en Veiligheid, gemeente WaalwijkDe heer L.P.M Hoendervangers, beleidsmedewerker Alg. Jurid. Zaken en Openbare Orde en Veiligheid, gemeente WoensdrechtDe heer A.L.M. de Jong, medewerker 6 Alg. Jurid. Zaken en Openbare Orde en Veiligheid, gemeente WoensdrechtDe heer R. van Beek, beleidsmedewerker openbare orde en veiligheid, gemeente DrimmelenDe heer A.A.l. Geerards, coördinator zorgsector v.h. district Breda, Politie Midden en West BrabantDe heer P.L.M. Rens, coördinator zorgsector v.h. district Tilburg, Politie Midden en West BrabantDe heer J.C.J. Laros, coördinator zorgsector v.h. district Oosterhout, Politie Midden en West BrabantDe heer H.J.A. Muskens, coördinator zorgsector v.h. district Bergen op Zoom, Politie Midden en West BrabantMevrouw M.J.C. Verhooren, medewerker GGD Midden BrabantMevrouw E.A. van Alphen, medewerker GGD West Brabant1. INLEIDING0.1 Aanleiding0.2 Doelstellingen0.3 Het belang van prostitutiebeleid0.4 Het belang van regionale afstemming2. INVENTARISATIE PROSTITUTIE3. VERSCHIJNINGSVORMEN PROSTITUTIE EN SEKSINRICHTINGEN4. LOKAAL BELEID4.1 Middelen4.2 Vestigingseisen4.3 Inrichtingseisen4.4 Bedrijfsvoering5. HANDHAVINGSBELEIDBIJ LAGEN1. Model — APV seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.2. Handreiking vestigingsbeleid ter bescherming van het woon- en leefklimaat3. Locatie- en vestigingsvoorschriften inzake prostitutiebedrijven gemeente Breda 19964. Handreiking vestigingsbeleid kleine kernen (gemeente Woensdrecht)
Wat zijn de achtergronden en de gevolgen van de opheffing van het algemeen bordeelverbod?Op 26 oktober ji. heeft de Eerste Kamer ingestemd met het voorstel het algemeen bordeelverbod op te heffen, De wetswijziging zal van kracht worden per 1 oktober 2000. Deze wetswijziging houdt in dat het vestigen van seksinrichtingen vanaf 1 oktober a.s. legaal is en dat de exploitant daarvan te vergelijken is met ieder ander ondernemer.De wetswijziging houdt het volgende in:• Opheffing van het algemeen bordeelverbod en het verbod op het souteneurschap; de desbetreffende artikelen worden geschrapt uit het Wetboek van Strafrecht.• aanscherping van de strafbaarstelling van ongewenste vormen van exploitatie van prostitutie: onvrijwillige prostitutie en seksueel misbruik van minderjarigen.
Wat is de bedoeling en de strekking van de wetswijziging?Door de rijksoverheid zijn aan de wetswijziging zes doelstellingen verbonden.
Artikel 1.3 Het belang van prostitutiebeleid
Waarom is het ontwikkelen van lokaal prostitutiebeleid noodzakelijk?Het ontwikkelen van prostitutiebeleid is noodzakelijk om een aantal redenen:- Indien omliggende, grotere, steden waar nu reeds seksinrichtingen gedoogd worden een stringenter prostitutiebeleid gaan hanteren bestaat de kans op verschuiving van seksinrichtingen naar die plaatsen waar geen beleid is geformuleerd;- Als omliggende gemeenten stringent beleid hanteren bestaat de kans dat inrichtingen die elders geen vergunning kunnen krijgen, omdat niet voldaan wordt aan de voorwaarden van het prostitutiebeleid, zich vestigen in die plaatsen waar geen beleid is;- Omdat het een legale bedrijfsvorm wordt bestaat de kans op een groter aantal aanvragen van nieuwe ondernemers ten behoeve van het vestigen van seksinrichtingen;- Door het formuleren van beleid kunnen eisen gesteld worden aan ondernemers op het gebied van gezondheid, veiligheid, openbare orde, bedrijfsvoering enz.;- Door het formuleren van beleid kan getracht worden de ongewenste neveneffecten van prostitutie, zoals uitbuiting en mensenhandel, te beperken;Op grond van de bovengenoemde doelstellingen van de wetswijziging, zijn de volgende drie doelstellingen voor een gemeentelijk prostitutiebeleid als volgt te formuleren:Deze doelstellingen zijn in 3 categorieën in te delen:• De bescherming van het woon - en leefklimaat:Het beheersen en reguleren van de exploitatie van prostitutie, o.a. door het voeren van een actief vestigingsbeleid.• Het beschermen van de positie van prostitueesDe prostitutie is een branche die zich tot nu toe in een (semi-) illegale sfeer bevindt. Er is in deze branche sprake van gedwongen prostitutie, de prostitutie van illegalen en minderjarigen. Prostituees zijn vanuit deze positie ook een kwetsbare groep. Zeker gelet op deze ‘achterstandspositie’ dient de lokale overheid een actieve rol te vervullen in het beschermen en verbetering van de positie van de prostituees, door het stellen van inrichtingseisen aan prostitutiebedrijven en eisen rond de bedrijfsvoering.• Het voorkomen van strafbare feiten:Het verbeteren van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie, het terugdringen van de omvang van prostitutie door illegalen en het beschermen van minderjarigen tegen seksueel misbruik, onder andere door het stellen van eisen aan de exploitant.
Artikel 1.4 Regionale afstemming
Wat is de meerwaarde van een regionale afstemming van het prostitutiebeleid?Het regionaal afstemmen van het prostitutiebeleid heeft duidelijk meerwaarde. Niet alleen omdat de prostitutiebranche zelf vaak bovengemeentelijk georganiseerd is. Deze meerwaarde blijkt met neme uit de volgende overwegingen:- Regionale afspraken vormen ondersteuning voor de afzonderlijke gemeenten in de regio bij het opstellen van lokaal beleid;- Gemeenten kunnen leren van en gebruik maken van elkaars ervaringen;- Gemeenschappelijke kaders vergroten de beheersbaarheid, bieden duidelijkheid aan alle betrokkenen en verminderen eventuele negatieve effecten van het wegvallen van het bordeelverbod;- Er kunnen regionale afspraken worden gemaakt over het vergunningen - en vestigingsbeleid waardoor onder meer ongewenste verschuivingseffecten voorkomen worden maar wat ook weer duidelijkheid creëert voor alle betrokkenen;- Er kan gestreefd worden naar een evenwichtige verdeling van seksinrichtingen;- De politie kan één standaard hanteren ten aanzien van toezicht en controle, kan deze inzet regionaal organiseren en heeft te maken met eenduidige voorschriften, vergunningsvoorwaarden, inrichtings-, bedrijfsvoerings- en vestigingseisen;- Aansluitend hierop kan het OM één standaard hanteren voor de sanctionering en vervolging van overtredingen;- Samenwerking met andere regionaal georganiseerde partners is beter mogelijk;- Bij weigering van een vergunning is lokaal beleid dat is ingebed in regionaal beleid een sterke basis voor de rechter;Hoe komen we tot een regionaal afgestemd prostitutiebeleid?Bij het opstellen van het lokaal en regionaal prostitutiebeleid kan gebruik worden gemaakt van de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten betreffende seksinrichtingen, sekswinkels en straat - en raamprostitutie.Om een zo optimaal mogelijke afstemming tussen de gemeenten te verkrijgen, wordt voorgesteld om deze modelverordening zoveel mogelijk op te nemen in de lokale regeling, daarbij uiteraard rekening houdend met de lokale omstandigheden. In de navolgende hoofdstukken worden richtinggevende uitspraken gedaan.(Zie bijlage 1 voor het Model — APV seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.)
Hoofdstuk 2 Inventarisatie van prostitutie en seksinrichtingen
Hoe is de huidige situatie van de prostitutie in de regio van de Politie Midden en West Brabant?De aantallen zijn gebaseerd op cijfers voor zover deze bij de politie van de regio Midden en West Brabant bekend waren.Prostitutie- In de regio van de Politie Midden en West Brabant zijn totaal 56 seksinrichtingen gevestigd. (definities zie hfdst.3). De grootste concentraties bevinden zich in de politiedistricten Breda en Bergen op Zoom.- In de regio van de politie Midden en West Brabant komt escortprostitutie voor. Over het aantal en de vestigingen van de escortbedrijven is echter weinig bekend.- In de regio van de Politie Midden en West Brabant komt thuisprostitutie voor. Over het aantal en de vestigingen van de thuisprostitutie zijn geen exacte gegevens bekend.- In de gehele regio van de Politie Midden en West Brabant komt geen straat en raamprostitutie voor.- In de regio van de Politie Midden en West Brabant zijn een of meerdere ontmoetingsplaatsen aanwezig waar mogelijk sprake is van prostitutie.Aantal werkzame prostitueesOver dein de regio werkzame prostituees is te weinig informatie bekend om hiervan een zinnige optelsom te maken. Het aantal werkzame prostituees is moeilijk in te schatten, mede door een hoge mobiliteit in deze branche. In voorkomende gevallen waarbij een schatting is gemaakt van het aantal werkzame prostituees, zullen de cijfers dan ook voorzichtig en indicatief moeten worden gelezen, Door de politie wordt het totale aantal in de bedrijfsmatige prostitutie werkzame prostituees geschat op meer dan 250. Dit aantal is een ondergrens. Het aantal prostituees in de escortprostitutie en overige sectoren is niet bekend en derhalve niet meegerekend.Het aantal prostituees afkomstig van buiten de Europese Unie is onbekend. Middels tellingen in 18 andere regio’s wordt het aantal van buiten de E.U. afkomstige prostituees geschat op iets meer dan 50 % van het totaal aantal werkzame prostituees.ConclusieUit de inventarisatie blijkt dat de Politie nog een beperkt zicht heeft op de verschillende prostitutiesectoren. Van de sectoren is wel bekend of deze zich in de regio voordoet, maar weet men vaak niet het aantal werkzame prostituees. Binnen de Politie Midden en West Brabant vinden momenteel ontwikkelingen plaats om het zicht op de prostitutiebranche te verbeteren, (Zie hfdst. 5).Tabel
Hoofdstuk 3 Verschijningsvormen van prostitutie en seksinrichtingen
Welke verschijningsvormen van prostitutie en seksinrichtingen behoeven regeling?De model-APV van de VNG kent een onderscheid met betrekking tot seksinrichtingen (prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub) met elkaar, escortbedrijven en sekswinkels, al dan niet in combinatie met elkaar. Voorgesteld wordt de in de VNG opgenomen definities ongewijzigd over te nemen. Tevens kan onder een sexinrichting ook worden verstaan een caravan of camper, waarin op enig moment — ongeacht of er sprake is van een mobiele situatie — prostitutie als in een prostitutiebedrijf wordt uitgeoefend en deze dus geacht moet worden een voor publiek toegankelijke besloten ruimte te zijn als bedoeld in de begripsomschrijving.Omdat er door middel van een gemeentelijk vergunningenstelsel extra eisen kunnen worden gesteld aan prostitutiebedrijven, bestaat het gevaar dat er een vlucht plaatsvindt in de escortservice en het thuiswerk. Om die reden is het noodzakelijk dat de escortservice ook aan de vergunningplicht wordt onderworpen. De VNG stelt dat de mogelijkheid om regels voor escortbedrijven te stellen niet moet worden overschat. Ook al valt een escortbedrijf onder de vergunningplicht, het blijft een voor bestuurlijke sancties moeilijk vatbare bedrijfstak. Wel is van belang dat bij een vergunningaanvraag de criminele antecedenten van de eigenaar / bedrijfsleider van het escortbedrijf kunnen worden onderzocht.Om een vlucht naar het —niet vergunningplichtige- thuiswerk tegen te gaan, zou goed gedefinieerd moeten worden wat hieronder wordt verstaan. De algemene toelichting op de VNG-verordening zegt hierover: “thuiswerksters adverteren soms in bladen, maar beschikken vaak ook over een vaste klantenkring die zich uitbreidt langs informele weg”. Hieruit kan het volgende worden opgemaakt:
Indien in een perceel prostitutie wordt bedreven en er wordt niet aan één of meerdere van deze eisen voldaan, dan is er sprake van een prostitutiebedrijf en is het bedrijf vergunningplichtig. Prostituees, die voorheen als thuiswerkster werden gedoogd en hun beroep uitoefenen in strijd met deze regels, dienen na de vaststelling van de APV verordening hun activiteiten te staken of een vergunning voor een prostitutiebedrijf aan te vragen. De gemeente kan daarbij de overgangstermijn hanteren conform de lokale voorschriften.Het verdient aanbeveling de regeling ten aanzien van het thuiswerk op te nemen in de toelichting op artikel 3.1.1 (begripsomschrijving seksinrichtingen). De overgangsregeling dient opgenomen te worden in artikel 3.5.1 van de verordening.Escortbedrijven worden, onder de regeling zoals neergelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening en het ter plaatse vigerende bestemmingsplan, toegestaan c.q. geaccepteerd, voor zover deze voldoen en blijven voldoen aan de beschrijving van het begrip escortbureau zoals neergelegd in artikel 3.1,1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, zolang er bij het escortbureau geen nevenbedrijven in de vorm van een (verkapte) seksinrichting of sekswinkel wordt geëxploiteerd;Definities:Seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;Escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een nadere plaats dan in een bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;Sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd.
Hoofdstuk 4 Lokaal prostitutiebeleid
Welke middelen staan ter beschikking om op korte termijn te komen tot prostitutiebeleid?Op grond van de voorgestelde wijziging van de APV kan een vergunningsplicht ontstaan voor de exploitatie van seksinrichtingen en sekswinkels, derhalve kan gebruik gemaakt worden van een vergunningenstelsel. Op grond van de bepalingen in de model-APV kunnen door het college nadere voorschriften opgesteld worden en kunnen de weigeringsgronden in beleid ingekaderd worden. Bij het opstellen van voorschriften kan gedacht worden aan de volgende aandachtspunten
In veel bestemmingsplannen is geen specifieke regeling opgenomen omtrent de vestiging van bordelen en andere seksinrichtingen. Zolang het bordeelverbod bestaat is dit geen onoverkomelijk bezwaar om op te treden tegen ongewenste ontwikkelingen, immers de gemeente kan optreden wegens overtreding van een wettelijk verbod opgenomen in het Wetboek van Strafrecht en in de APV. Door het vervallen van dit verbod is de vestiging van een seksinrichting een activiteit, die in beginsel gelijk te stellen is met willekeurig welke andere bedrijfsmatige activiteit. Gevolg daarvan is, dat als er door een gemeente geen vestigingsbeleid wordt geformuleerd uitsluitend getoetst kan worden aan vigerende bestemmingsplannen. In deze plannen is vaak voorzien in bestemmingen, die niet uitsluiten, dat ter plaatse seksinrichtingen gevestigd kunnen worden, te denken is b.v. aan een bestemming als “gemengde doeleinden”.Gezien het vorenstaande wordt door de VNG aanbevolen bestaande bestemmingsplannen te screenen en waar nodig aan te passen om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Aanpassing van de bestemmingsplannen vergt veel tijd, gevolg hiervan is dat de genoemde datum van 1 oktober 2000 niet wordt gehaald. Bovendien is het motief om een vestigingsbeleid te voeren niet, althans niet in de eerste plaats, van ruimtelijke aard, maar liggen hieraan veeleer openbare orde motieven ten grondslag, het voorkomen van overlast daaronder begrepen.Om die reden verdient het aanbeveling in ieder geval ook een vestigingsbeleid te formuleren gebaseerd op laatstgenoemde motieven en dit beleid te hanteren bij de vergunningverlening op basis van de APV.
Artikel 4.2.2 Vergunningenbeleid
Wat zijn de uitgangspunten bij het vaststellen het vergunningenbeleid?Met betrekking tot de leefbaarheid in de kernen mag het duidelijk zijn dat daarbij factoren als omvang c.q. inwonertal (de omvang van de kernen varieert tussen 1.000 en 185.000 inwoners), acceptatie en tolerantie en zedelijkheid, openbare orde en woon - en leefbaarheid van overwegend belang zijn.Ondanks de steeds verdergaande liberalisering van de presentatie en acceptatie van erotiek en pornografie in de media en het maatschappelijk verkeer kan niet worden gesteld dat prostitutie, bordelen en seksinrichtingen maatschappelijk als een normale bedrijfstak worden aanvaard. Prostitutie, een bordeel of enige andere sextinrichting kan derhalve, ook al is wettelijk het bordeel - c.q. prostitutieverbod (onder voorwaarden) van de baan, een grote en negatieve invloed hebben op het maatschappelijk leven en de leefbaarheid in een woongemeenschap. De impact van een seksinrichting of sekswinkel op de openbare orde en het leefklimaat kan ingrijpend zijn.Binnen het werkgebied van de politieregio Midden en West Brabant onderkennen we gebieden en plaatsen, die, vanuit hun geografische ligging, bevolkingssamenstelling en omvang, van oudsher op zeer verschillende wijze te maken hebben gekregen en zijn omgegaan met vestiging van en omgang met prostitutie, bordelen, sekswinkels en seksinrichtingen. In hoofdstuk nr. 2 treft u een overzicht aan van bedrijven welke, onderscheiden naar specifieke werkzaamheden, werkzaam zijn op het onderhavige beleidsterrein per gemeente. We constateren dat met name de grote gemeenten en de grensplaatsen te maken hebben met bedrijven welke werkzaam zijn op het hiervoor beschreven beleidsterrein.Uit de toelichting op het wetsvoorstel en de behandeling in de Tweede Kamer blijkt, dat de Minister van mening is, dat een gemeentelijk bordeelverbod een zgn. 0-beleid niet tot de mogelijkheden behoort. Dit zou in strijd zijn met het grondwettelijk recht op vrije arbeidskeuze. Doch het grondwettelijk recht op vrije arbeidskeuze behoeft niet te worden doorkruist of geschaad indien een bepaalde werkzaamheid c.q. een bepaald bedrijf op enige locatie wegens aspecten van openbare orde, overlast, woon - en leefsituatie, bescherming milieu, ruimtelijke ordeningaspecten, etc., niet wordt toegestaan c.q. wordt verboden. Ten behoeve van de regulering van de vestiging van prostitutiebedrijven, escortbureaus, sekswinkels, seksinrichtingen, straatprostitutie kan bijvoorbeeld naar analogie van de wet - en regelgeving en het beleid t.a.v. de vestiging en exploitatie van horecabedrijven worden gehandeld. Het recht op vrije arbeidskeuze wordt daarbij niet stelselmatig geschonden, doch slechts door regulering op onderdelen de huishouding der gemeente betreffende en op basis van het gestelde in artikel 151 a van de Gemeentewet beïnvloed.Straat - en raamprostitutie kan, vanwege de disproportionele overlast, aantasting van woon - en leefsituatie, ernstig negatieve invloeden op de verkeersveiligheid en ernstige problematiek t.a.v. openbare orde, hinder overlast en criminaliteit, niet worden toegestaan. Als onderbouwing voor het verbod op straatprostitutie is van groot belang het feit dat er enerzijds bij straatprostitutie geen of nauwelijks controle kan worden uitgevoerd of uitgeoefend op de arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen waaronder moet worden gewerkt, hetgeen anderzijds een verschuiving in arbeidslocatiekeuze tot gevolg zal c.q. kan hebben met als gevolg een toename van de hiervoor reeds geschetste negatieve effecten.Geadviseerd wordt derhalve om geen aanwijzingsbesluit voor straatprostitutie zones te nemen zoals bedoeld in artikel 3.2.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening.Op basis van het hiervoor gestelde worden de navolgende handreikingen gedaan op basis waarvan, binnen de politieregio Midden en West Brabant, lokaal en districtelijk invulling kan worden gegeven aan het vestigingsbeleid. De hiervoor neergeschreven motieven dienen hierbij als ondersteuning en onderbouwing van dit vestigingsbeleid.
Vestigingsbeleid ter bescherming van het woon - en leefklimaat.Ter bescherming van het woon — en leefklimaat in de woonwijk, het tegengaan van concentratie van seksinrichtingen en de bescherming van minderjarigen wordt geadviseerd lokaal vestigingsbeleid te formuleren gebaseerd op de hiervoor aangehaalde afwegingen.In de bij deze nota gevoegde bijlagen treft u handreikingen inzake het vestigingsbeleid aan.
Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor het sluitingsuur van de seksinrichtingen.We onderscheiden verschillende hoedanigheden waarin we prostitutie, seksinrichtingen en sekswinkels tegenkomen. De regulering van het sluitingsuur moet derhalve worden afgestemd op elk van deze vormen en hoedanigheden.We moeten onderscheid maken tussen de verrichtingen die vallen onder het begrip prostitutie, enerzijds, en verrichtingen die vallen onder de begrippen verkoop van producten anderzijds. In de branche treffen we een groot aantal zaken aan waarbij we een vermenging zien van aspecten zoals beschreven in artikel 3.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening onder seksinrichtingen enerzijds en sekswinkels anderzijds of tussen seksinrichtingen enerzijds en escortbureaus anderzijds.Het afstemmen van een sluitingsuur op de diverse combinatievormen van bedrijven is noodzakelijk. Bij seksinrichtingen (al dan niet gecombineerd met een escortbureau) alwaar prostitutie geschiedt en waarbij geen kleinhandel in erotische producten (condooms uitgezonderd) plaatsvindt, kan t.b.v. vaststelling van het sluitingsuur worden aangesloten bij het lokale sluitingsuur zoals vermeld in artikel 2.3.1.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening ten aanzien van horecabedrijven. Ook het ontheffingsbeleid kan dan naar analogie hiermee worden toegepast. Op die wijze wordt voorkomen dat, na sluitingsuur horeca, de toevlucht wordt gezocht in seksinrichtingen. Voor alle andere vormen van seksinrichtingen en / of sekswinkels gelden de sluitingsuren zoals vermeld in de Winkeltijdenwet (06.00 uur tot 22.00 uur).
In het Bouwbesluit worden met name technische voorschriften voor bouwwerken aangegeven. In een (Model) Bouwverordening worden zaken geregeld zoals; de aanvraag van een bouwvergunning, de wijze van een bouwmelding, de plicht tijdens en bij uitvoering van een voltooiing van de bouw, stedenbouwkundige voorschriften etc.Uiteraard dienen panden waarin prostitutie plaatsvindt, of plaats gaat vinden, te voldoen aan de regels zoals deze gesteld worden in het Bouwbesluit en / of de (Model) Bouwverordening.Voorschriften t.b.v. de inrichting
Voorschriften met betrekking tot de brandveiligheidIndien panden, waarin prostitutie plaatsvindt, onvoldoende brandveilig zijn, levert dit gevaar op voor de daarin verblijvende personen. Gemeenten dienen zich derhalve af te vragen welke brandveiligheidseisen zij zullen stellen aan die panden.Geadviseerd wordt om voor panden, waarin prostitutie plaatsvindt, waarin vijf of meer personen tegelijk aanwezig zullen zijn een gebruiksvergunning te vereisen. In concreto betekent dit, dat aan artikel 6.1.1. van de (Model) Bouwverordening wordt toegevoegd, dat voor dergelijke bouwwerken een gebruiksvergunning vereist is. Aan deze vergunning kunnen door de Brandweer nadere eisen verbonden worden. Voor panden waarin minder dan vijf personen aanwezig zullen zijn wordt het niet noodzakelijk geacht een gebruiksvergunning te vereisen, Deze panden dienen overigens op grond van het bepaalde in artikel 6.2.1. (Model) Bouwverordening wel te doen aan de algemene brandveiligheidseisen zoals opgenomen in de bijlagen 3 en 4 van die verordening.
Artikel 4.4.2 Eisen bevordering gezondheid en hygiëne
Gelet op de doelstellingen van het lokaal prostitutiebeleid (zie 1.3) en in aanvulling op hetgeen is opgenomen in het model APV, is het van belang de volgende aanvullende voorschriften op te nemen ter bescherming van minderjarigen en ter voorkoming van illegaliteit. Hierover vindt nog overleg plaats met de GGD.Daarnaast is het raadzaam (en voor de hand liggend) om ten aanzien van gezondheids- en hygiëne aspecten goed overleg met de GGD te voeren en hierover — liefst zoveel mogelijk in districtelijk verband — nadere afspraken te maken.In de wet Collectieve Preventie (WCPV) is geregeld dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor onder andere het bevorderen van de (psycho)hygiëne en het bewaken en bevorderen van SOA en AIDS. De GGD is hierbij de uitvoerende en adviserende instantie.Krachtens de Wet infectieziekten heeft de GGD taken met betrekking tot bestrijding van SOA en AIDS. Deze taken zijn onder meer passieve en actieve opsporing, de controle van specifieke groepen, voorlichting en preventie en de coördinatie van activiteiten van regionale samenwerkingsverbanden die betrokken zijn bij de Aids-bestrijdingOp basis van de WCPV kunnen in het gemeentelijke vergunningensysteem maatregelen op het terrein van de volksgezondheid worden opgenomen en uitgewerkt. Gemeenten kunnen in hun APV specifieke gezondheidsbevorderende eisen stellen aan de vergunninghouders op het gebied van SOA- en Aids-preventie en -bestrijding en de (psycho) hygiëne - begeleiding. Hiermee wordt bijgedragen aan één van de doelstellingen van de opheffing van het bordeelverbod, namelijk aan de bescherming van de positie van de prostituees.Wat betreft de voorlichting omtrent SOA en AIDS is de GGD de aangewezen instantie. De doelgroep binnen de prostitutie vraagt specifieke ervaring en deskundigheid. Vaak is sprake van korte gesprekken tussendoor en is planning niet mogelijk omdat klanten voorgaan. Bijzondere aandacht is hoofdzakelijk voor de steeds grotere diversiteit aan culturele achtergronden en talen. Ook zal speciale aandacht besteed moeten worden aan de uitwerking van voorlichtings- en preventieactiviteiten voor andere vormen van prostitutie, zoals bijvoorbeeld de escortservice. De frequentie van de voorlichtingsactiviteiten verdient nadere aandacht. Zeker direct na de invoering van het vergunningensysteem zal een hogere frequentie nodig zijn.Voor de hygiënebegeleiding kan gebruik worden gemaakt van het Risicoprofiel sekshuizen en relaxbedrijven uit de Protocollen Technische Hygiënezorg van de Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding (Lol). De risico’s voor het oplopen van infectieziekten worden hierin in relatie tot hygiëne beschreven; er is aandacht voor de gebruikers, de prostituees en de bouwkundige, huishoudelijke en technische aspecten. In de nadere regels kunnen gemeenten inrichtingseisen voor prostitutiebedrijven opnemen. Daarbij kan uit het oogpunt van hygiëne nadere specificatie plaatsvinden. De gemeenten kunnen hierover aanvullende voorschriften opnemen.Het betreft de volgende voorschriften:A. Voorschriften ter bevordering van de gezondheid
B. Voorschriften ter bevordering van de hygiëne
C. Overige verplichtingen van de exploitant
Wanneer de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing is, zal ook de Arbo-dienst in het belang van de werknemers aandacht besteden aan factoren die van invloed zijn op de lichamelijke en geestelijke belasting. Werkgevers hebben bijvoorbeeld ook de verplichting om werknemers in de gelegenheid te stellen jaarlijks een zogenaamd Periodiek Arbeid Gezondheidskundig Onderzoek te laten ondergaan. De gemeente heeft geen bevoegdheden om een regeling te treffen tot de arbeidstijden (Arbeidstijdenwet) en de arbeidsvoorwaarden. (In strijd met art. 148 gemeentewet).
InleidingIn het “Handboek lokaal prostitutiebeleid” van het Ministerie van Justitie worden drie kwaliteitscriteria aangegeven die van belang zijn voor het uitwerken van een handhavingarrangement De handhaving dient effectief, efficiënt en consequent te zijn. Preventie heeft het meeste effect wanneer er tegelijkertijd sprake is van een consistente en zichtbare repressieve handhaving. Op geconstateerde overtredingen moet altijd gereageerd worden. De aanpak moet consequent zijn en gebaseerd op een gedifferentieerd sanctiepakket. Vergelijkbare gevallen moeten op een zelfde wijze worden behandeld. Een dergelijke handhaving heeft ook een belangrijke signaalfunctie voor exploitanten en prostituees. Eenduidige handhaving is van essentieel belang om duidelijkheid te scheppen voor de branche en mede daardoor te komen tot een zo snel mogelijke normalisering en decriminalisering. Te denken valt hierbij o.a. aan het tegengaan van mensenhandel. Bovendien worden hierdoor eventuele verschuivingeffecten voorkomen.Voor de handhaving van het lokale (en regionale) prostitutiebeleid zijn de belangrijkste handhavers: de gemeente, het Openbaar Ministerie en de politie, gezondheidszorg en de hulpverlenende instanties. Verschillende instanties in de gezondheidszorg en hulpverlening (zoals de GGD) hebben op deelterreinen handhavende taken.De onderstaande aanbevelingen zijn gebaseerd op een landelijk voorstel als vermeld in het “Handboek lokaal prostitutiebeleid” van het Ministerie van Justitie. Daarnaast is gebruik gemaakt van reeds ontwikkelde voorstellen in de regio Limburg-Zuid en Twente.Voorts is van belang op te merken dat de basis voor toezicht en handhaving en kwalitatieve benadering van het prostitutiebeleid vervat liggen in de handleiding “Aanpak mensenhandel van de vergadering van Procureurs-generaal van 10 mei 1995 (herzien op 29juni1999), alsmede het “Protocol vrouwenhandel”, opgesteld door een landelijke werkgroep en geaccordeerd door de Raad van Hoofdcommissarissen in de vergadering van juni 1995, vernieuwd in oktober 1996.Als uitgangspunt wordt genomen dat repressie slechts effectief is, nadat regelgeving en preventie optimaal zijn afgestemd. Een integrale aanpak en wederzijdse informatieverstrekking door de betrokken partners is van groot belang. Naast strafrechtelijke repressie is ook de bestuursrechtelijke handhaving door de gemeenten onontbeerlijk. Hierbij kan gedacht worden aan maatregelen zoals tijdelijke sluiting van de inrichting, het toepassen bestuursdwang, het intrekken van de verleende vergunning etc.In de lokale driehoek dienen aanvullende afspraken worden gemaakt.Het gevaar is aanwezig als het beleid in deze in de gemeenten binnen de regio Midden en West Brabant niet gelijk is er onmiddellijk een verplaatsing in de richting van de relatief zwakkere bestuurlijke schakel ontstaat.Strafrecht.De bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht die uit het oogpunt van strafrechtelijke handhaving van een prostitutiebeleid alsmede de aanpak van mensenhandel van belang zijn, zijn weergegeven in de reeds genoemde en bijgevoegde aanwijzing (aanpak mensenhandel) van het College van procureurs-generaal.Regionale contactpersonenGezien het belang van de handhaving van het prostitutiebeleid is het gewenst dat binnen de diverse instanties die belast zijn met toezicht en opsporing, contactpersonen aangesteld worden ten behoeve van de regulering van de controles en het toezicht. De aangestelde contactpersonen dienen tenminste twee keer per jaar overleg te voeren. Het wordt aanbevolen om een keer per jaar een controleplanning te maken waarin de controles van de diverse instanties zijn afgestemd. Tevens dient in dit overleg het toezicht en de handhaving geëvalueerd te worden.ToegangsbevoegdheidTen behoeve van de uitvoering van de handhavingstaken dient onder meer de toegangsbevoegdheid van opsporingsambtenaren en toezichthouders in de Algemeen Plaatselijke Verordening te worden opgenomen. Het nieuwe hoofdstuk 3 van de model-APV bevat echter geen bepalingen over opsporingsambtenaren en toezichthouders. Deze bevoegdheden zijn geregeld in hoofdstuk 6 van de model APV en in de artikelen 5.11 t/m 5.20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als in de vergunning nadere voorschriften worden opgenomen ten aanzien van hygiëne en gezondheid, waarvan de controle het beste kan geschieden door GGD artsen, kunnen deze functionarissen aangewezen worden als toezichthouders.Handhaving gemeenteVoor wat betreft de gemeenten zal een grotere inspanning worden gevraagd, daar de inrichtingen op allerlei facetten gecontroleerd dienen te worden op bijvoorbeeld brandveiligheid, bouwaspecten, hygiëne.Integrale afstemming is van belang.
Handhaving GGDTussen de GGD en de gemeenten vindt nog overleg plaats om te komen tot nadere afspraken over het geven van voorlichting en het houden van controles. (zie hfdst.4)PrivacyaspectenHet is van belang op te merken dat, teneinde een goed zicht op de aard en omvang van het prostitutiecircuit en inzicht in de aard en omvang van de mensenhandelproblematiek, adequate registratie van de informatie verkregen uit onder meer de reguliere controles, plaats zal dienen te vinden. Dit betekent dat voldaan zal moeten worden aan de bepalingen van de Wet persoonsregistraties (Wet bescherming persoonsgegevens), de Wet politieregisters en aan de daaruit voortvloeiende rapporten van de registratiekamer, waaronder het rapport “Registratie van Prostituees”van juni 1997.De regiopolitie Midden en West Brabant, divisie recherche, heeft voor wat betreft de informatieverzameling en vastlegging inzake mensenhandel een regionale coördinerende rol. Het is van belang dat er tussen de controlerende instanties uitwisseling van informatie plaatsvindt. Bij deze uitwisseling zal wederom aandacht besteed dienen te worden aan de wettelijke kaders (privacywetgeving) die hiermee gemoeid zijn. Het is mogelijk dat hieromtrent het sluiten van convenanten wenselijk is.Handhaving Politie 1 Openbaar MinisterieDe bestrijding van mensenhandel is een belangrijke doelstelling van de opheffing van het algemeen bordeelverbod. Mensenhandel is door het Openbaar Ministerie als beleidsprioriteit benoemd en is expliciet als beleidsthema genoemd in het Beleidsplan Nederlandse Politie 1999—2002.Integrale handhavingIn het ‘Handboek lokaal prostitutiebeleid” van het Ministerie van Justitie wordt de voorkeur gegeven aan het formeren van één handhavingsteam waarin verschillende instanties en functionarissen met uiteenlopende handhavende taken participeren. De handhaving wordt door de politie in principe niet met de overige handhavers geïntegreerd uitgevoerd, daar de verschillende partners ieder hun eigen belang en invalshoek hebben bij de benadering van de prostitutiebranche, Dit neemt niet weg dat er een goede afstemming plaats vindt. Dit kan ertoe leiden dat een gezamenlijke controle in een concrete situatie wenselijk is.Controle en opsporingDe beoogde doelstellingen van de wetswijziging kunnen onder andere bereikt worden door de seksinrichtingen regelmatig te controleren op illegale vormen van exploitatie van prostitutie.Het uitvoeren van de controles door politiefunctionarissen in seksinrichtingen kan plaats vinden op de navolgende gronden:• Een vermoeden of melding van in de inrichting gepleegde strafbare feiten, zoals bijvoorbeeld heling, wapen - of drugshandel, geweldpleging etc.;• Een vermoeden of melding van strafbare feiten gepleegd door de exploitant, zoals betrokkenheid bij mensenhandel of het in dienst hebben van minderjarige of illegale prostituees;• Controle op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);• Controle op grond van de gemeenteverordening;De regiopolitie Midden en West Brabant zal op grond van landelijke vastgestelde beleidsregels die vertaald zijn in regionaal beleid, tenminste zes keer per jaar een controle uitvoeren op de seksinrichtingen waar prostitutie plaats vindt.De Politie Midden en West Brabant heeft in elk district een prostitutieteam geformeerd dat vanuit de politie multidisciplinair is samengesteld uit zeden — en vreemdelingenrechercheurs die de controles zullen uitvoeren.Er vinden ontwikkelingen plaats om de opsporing van mensenhandel en de controle op de seksinrichtingen structureel in de korpsformatie in te bedden.In geval van constatering van mensenhandel door de regiopolitie Midden en West Brabant zal altijd een onderzoek worden gestart. Het is aan de regiopolitie dit beleid te implementeren binnen de bedrijfsvoering voor zover dit nog niet is gebeurd. Tevens leidt mensenhandel altijd tot het intrekken van de vergunning. (Zie onderstaande schema’s)Deskundigheidsbevordering en gedragsrichtlijnenBijzondere aandacht wordt besteed aan de deskundigheidsbevordering van de betrokken politiefunctionarissen en aan de risico’s omtrent integriteit en veiligheid. Om de integriteit te waarborgen en ter bescherming van de politiefunctionaris, hanteert de politie daarom een gedragscode voor het bezoeken van seksbedrijven.SanctiemaatregelenIn de onderstaande schema’s is aangegeven welke sanctiemaatregelen in welke gevallen worden genomen. Het is van belang dat deze sanctiemaatregelen in de hele regio worden toegepast om verschuivingeffecten binnen de regio te voorkomen.Gelet op de diversiteit en de verschillen in ‘ernst” van de overtredingen wordt binnen het parket Breda vooraf vooralsnog geen strafkader vastgesteld. Per overtreding zal bezien worden welke strafmaat passend is; dit in afwachting van landelijke kaders. Het parket Breda zal de totstandkoming van deze kaders mede initiëren.StappenplanIn diverse politieregio’s zijn in de regionale beleidsnotities inzake prostitutiebeleid stappenplannen opgenomen ten behoeve van vergunningaanvragen. Deze stappenplannen zullen worden nagezonden.Hand-outs.Ten behoeve van de controle van de prostitutiebedrijven wordt er thans landelijk gewerkt aan diverse hand-outs. Deze hand-outs zullen onder andere bevatten een protocol controle prostitutiebedrijven, een gedragscode, een bevoegdhedenmatrix (welke wet geeft welke bevoegdheden) alsmede een hand- en een zakboek. Deze hand- outs worden nagestuurd.Controlelijst.De effectuering van het handhavingsbeleid impliceert het verrichten van de nodige activiteiten noodzakelijk is.Een overzicht van deze activiteiten wordt bijgevoegd.I. EXPLOITATIE ZONDER VERGUNNING
II. EXPLOITATIE IN STRIJD MET VERGUNNING
III. EXPLOITATIE IN STRIJD MET ARTIKEL 250 A WETBOEK VAN STRAFRECHT
Overtreding artikel 250a Wetboek van strafrecht (mensenhandel, minderjarigen e.d.) | Afhankelijk van situatie evt. inschakelen van derden, bv. De belastingdienst, arbeidsinspectie, GGD |
Uitbreiding met artikel 197 a,b,c SrBijlagen:• Hand-outs controle prostitutiebedrijven (wordt nagezonden),• Aanpak van Mensenhandel, handleiding van de collegevergadering van Procureurs-generaal,• Stappenplan aanvraag vergunning prostitutiebeleid (wordt nagezonden),• Aktiepuntenlijst.Bijlagen
Handreiking vestigingsbeleid ter bescherming van het woon - en leefklimaat.Zoals in hoofdstuk 4 reeds aangegeven dient ter bescherming van het woon en leefklimaat in woonwijken, het tegengaan van concentratie van seksinrichtingen en de bescherming van minderjarigen, vestigingsbeleid geformuleerd te worden.Vanuit het oogpunt van openbare orde en ter bescherming van de leefbaarheid, de verkeersfunctie van de weg en de gebruiksfunctie van woningen in woonwijken kunnen de navolgende toetsingscriteria als beleidsregels worden opgenomen:
Locatie en vestigingsvoorschriften inzake prostitutiebedrijven gemeente Breda 1996.
Prostitutiebedrijven zullen niet worden toegestaan in of aan woonstraten, Onder het begrip ‘woonstraten” wordt in dit verband verstaan:”alle voet - en rijstraten, wegen, lanen, kaden, hofjes, woonerven en pleinen, waaraan bebouwing is gelegen, die uitsluitend of in belangrijke mate dient ter bewoning”. In dergelijke straten zal door de overwegende woonfunctie aldaar vestiging van prostitutiebedrijven de openbare orde de beleving van - het woon - en leefklimaat ernstig kunnen aantasten. Hinder van slaan -met autodeuren, claxonneren en dergelijke, - welke - zich door het karakter van dergelijke straten snel voordoet, doch ook ‘gevoelens van onbehagen, angst voor ongewenste confrontatie, waardevermindering van de woning kunnen aanleiding vormen voor conflictsituaties, waarmee zowel buurtbewoners als exploitantanten van prostitutiebedrijven niet gebaat zijn.
Prostitutiebedrijven zullen niet worden toegestaan in straten, niet zijnde straten als bedoeld onder a, waar sprake is van een concentratie van recreatie-inrichtingen of anderszins het woon- en leefklimaat c.q. de openbare orde belastende activiteiten (winkelstraten hieronder begrepen)De gedachte hierachter is, dat een prostitutiebedrijf erbij voor de bewoners nog eens extra overlast betekent vanwege de extra - druk op één centraal punt. Bovendien is de kans groot, dat op een dergelijk concentratiepunt zal worden getippeld.
Prostitutiebedrijven zullen niet naast winkels worden toegestaan. De bewoners boven of naast de winkels hebben op zich door de situering van hun woning al last van een winkel naast de deur, bijvoorbeeld door het laden en lossen (vaak ‘s morgens), af- en aanloop klanten, parkeerproblemen overdag. Een prostitutiebedrijf erbij betekent vaak nog eens -extra — overlast, te meer daar de openingstijden van een prostitutiebedrijf over het algemeen afwijken van de openingstijden van winkels. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat -de vestiging van een prostitutiebedrijf naast een winkel leidt tot leegstand van de winkel en daardoor aantasting van het winkelbestand in de buurt.
Prostitutiebedrijven dienen onderling een afstand van 300 meter hemelsbreed te hebben teneinde een zekere concentratie te voorkomen. Hierbij wordt aangetekend, dat, indien er sprake is van een “natuurlijke barrière”, zoals een spoorlijn, singel, snelweg, kruispunt, talud ed., de afstand korter mag zijn.Concentratie wordt niet voorgestaan en wel om de volgende redenen:— kans op gettovorming— ontstaan van druk op een centraal punt met kans op overlast;— kans op tippelen e.d.;— kans op vermenging van bedrijven;— kans op verloedering van de buurt.
HANDREIKING VESTIGINGSBELEID KLEINE KERNEN (Gemeente Woensdrecht)Het disproportionaliteitsbeginsel, genoemd in de regionale nota, kan ertoe leiden dat de leefbaarheid in (kleinere) gemeenschappen bescherming behoeft. Hiertoe is ten aanzien van de diverse verschijningsvormen van prostitutiebedrijven een stelsel neergelegd, op basis waarvan een regionale spreiding kan worden bevorderd, waarbij recht wordt gedaan aan de beginselen van vrije arbeidskeuze, voorkoming verschuivingeffecten afstemming van controle en toezicht op (de verbetering van de omstandigheden) van de prostituees en de woonfunctie en leefbaarheid in de kernen.Kleine kernen bevatten, zoals reeds gesteld, op een relatief klein gebied het geheel van sociaal- maatschappelijke, culturele, op vorming en educatie gerichte gemeenschapsvoorzieningen. Deze voorzieningen alsmede woongebieden, centrumgebieden en mogelijk industriegebieden lopen veelal in elkaar over of liggen direct in elkaars nabijheid. Het is in die gevallen moeilijk om te spreken over woonstraten zoals beschreven in de handreikingen gevoegd als bijlage bij deze nota. Daar waar aldaar regels zijn aangegeven tav. vestiging van prostitutiebedrijven en seksinrichtingen, is dit ten aanzien van kleine kernen moeilijk zo niet onmogelijk toe te passen. Daarnaast onderkennen we in kleine kernen veelal gebieden waarbij woonhuizen gelegen zijn, verder van elkaar in gebieden niet te typeren als woonstraat, maar wel met een eigen zelfstandige woon - en leeffunctie. Ook deze gebieden c.q. bewoners van de woningen gelegen in deze gebieden verdienen dezelfde bescherming als bewoners van woningen welke zijn gevestigd in een woon straat.Vergelijkbaar met een woonwijk in een grotere gemeente is een kern met zo’n 7.500 tot 10.000 inwoners. Deze kernen zouden dezelfde bescherming moeten kunnen krijgen tegen de vestiging van seksinrichtingen of prostitutiebedrijven als woonstraten, bij bescherming woon - en leefklimaat. Naar analogie hiervan wordt een kern met minder dan 7.500 inwoners geacht vergelijkbaar te zijn met een woonwijk zoals hiervoor bedoeld en wordt vestiging of exploitatie daarin van een seksinrichting of prostitutiebedrijf onwenselijk geacht.Het navolgende uitgangspunt kan hierbij dan ook worden aangehoudenSeksinrichtingen kunnen niet worden gevestigd in kleine kernen en het daarbij behorende buitengebied niet, afhankelijk van ligging en structuur van de kern, minder dan 4000 tot 7500 inwoners. (Aantal inwoners van de kern dienen lokaal vastgesteld te worden)In de hiervoor neergeschreven beleidskeuzes wordt gesproken over kernen en gemeenten. Meteen kern wordt bedoeld een gebied dat door een besluit van de gemeenteraad in het kader van artikel 27, lid 2 van de Wegenwet is aangewezen als bebouwde kom. Daar waar wordt gesproken over een gemeente, worden de gemeenten en gemeentegrenzen bedoeld zoals deze bij wet zijn vastgesteld. Voor dit onderscheid is gekozen daar bijvoorbeeld een gemeente met 20.000 inwoners en 10 kernen te maken heeft met een heel andere woon - en leefsituatie dan een gemeente met 20.000 inwoners en 1 of 2 kernen. De bijzonderheden aangaande woon - en leefsituatie, openbare orde, veiligheid, netheid en zedelijkheid komen bij een onderverdeling naar kernen beter tot zijn recht.