Organisatie | Hoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand |
Citeertitel | Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | 610 bijstandsverlening |
410A
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-01-2007 | 01-01-2007 | 01-03-2012 | nieuwe regeling | 12-12-2006 Gemeenteblad 2007=05d | 7-11-2006 |
De Raad van de gemeente Hoorn;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van
Gezien het advies van de Commissie Mens en Bedrijf;
Gelet op het bepaalde in artikel 147 Gemeentewet, alsmede de artikelen 8 en 30 van de Wet werk en bijstand;
Overwegend dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden van 21 jaar en ouder, doch jonger dan 65 jaar en op grond van welke criteria de toeslag wordt verstrekt of de verlaging wordt bepaald, bij verordening te regelen,
vast te stellen de navolgende:
Hoofdstuk II Verhoging en verlaging
Artikel 3 Toeslagen alleenstaanden 23 tot 65 jaar en alleenstaande ouders van 21 tot 65 jaar.
De norm wordt verhoogd met een toeslag, indien de alleenstaande van 23 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar of de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar, hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.
Artikel 4 Verlaging van de norm van gehuwden
De norm wordt lager vastgesteld, indien de gehuwde die jonger is dan 65 jaar en de partner ook jonger is dan 65 jaar, lager algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft, dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander. De verlaging bedraagt 15 procent van het wettelijk minimumloon.
Artikel 5 Toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar
De toeslag wordt voor een alleenstaande van 21 respectievelijk 22 jaar vastgesteld op 1 procent respectievelijk 3 procent van het wettelijk minimumloon, indien hij lagere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.
Toelichting Toeslagenverordening Wet werk en bijstand
Hoofdstuk 3 van de Wet werk en bijstand kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan een systeem van basisnormen, toeslagen en verlagingen.
De hoogte van normen is geregeld in paragraaf 3.2, in de artikelen 20 tot en met 24 Wet werk en bijstand. Daarnaast is in paragraaf 3.3 (op grond van de artikel 25 tot en met 29 Wet werk en bijstand) bepaald dat de norm verhoogd (met een toeslag) dan wel verlaagd kan worden. Het college is verplicht om in voorkomende gevallen de norm te verhogen met een toeslag. Van de mogelijkheid om een verlaging toe te passen hoeft geen gebruik gemaakt te worden.
Voor personen van 21 jaar tot en met 65 jaar bestaan er een drietal basisnormen
(artikel 21 Wet werk en bijstand), te weten:
Een toeslag kan worden verstrekt aan een alleenstaande of alleenstaande ouder indien de algemeen noodzakelijke bestaanskosten niet of niet geheel gedeeld kunnen worden. De mogelijkheid tot het delen van kosten wordt aanwezig geacht als naast betreffende belanghebbende nog één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Dan kunnen zaken als huur, gas, water en licht, maar ook krant etc. gedeeld worden.
De toeslag kan worden vastgesteld op elk bedrag binnen dit maximum van 20% van het wettelijk minimumloon, mits dit aansluit bij het niveau van de noodzakelijke bestaanskosten. Dit is uitgewerkt in artikel 3 en 5 van de Toeslagenverordening. Budgettaire overweging mogen bij het vaststellen van de toeslag geen rol spelen. Het college is overigens niet verplicht om bij de verlening van een toeslag rekening te houden met lagere bestaanskosten. Het college heeft de mogelijkheid om alle alleenstaanden en alleenstaande ouders, zonder nader onderscheid, de maximale toeslag te verstrekken.
De Wwb noemt de volgende verlagingen:
Een aantal van deze verlagingen zijn uitgewerkt in de verordening. Besloten is om de verlaging in verband met het recentelijk beëindigen van een studie niet toe te passen.
Gebleken is dat deze verlaging nauwelijks kan worden toegepast en dat het effect van de verlaging niet doeltreffende was.
In artikel 8 lid 1 onder c jo. artikel 30 Wwb is geregeld dat de gemeenteraad bij verordening dient vast te stellen voor welke categorieën de norm verhoogd of verlaagd wordt en op grond van welke criteria de hoogte of verlaging wordt bepaald.
Het door het college voorgestane beleid ten aanzien van de toeslagen moet dus worden vastgelegd in de Toeslagenverordening door de gemeenteraad, opdat het college het beleid kan uitvoeren.
In niet geregelde of uitzonderlijke gevallen heeft het college de bevoegdheid c.q. de plicht om de bijstand op grond van 18 lid 1 Wwb bij wijze van individualisering afwijkend vast te stellen.
De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de Wwb en de algemene wet bestuursrecht. Omdat uit de verordening moet blijken waar belanghebbenden recht op hebben, zijn de begripsomschrijvingen en de daarbij behorende toelichting uit de wet overgenomen.
Kostendeling - bepaald is dat in alle gevallen waar kosten kunnen worden gedeeld sprake is van kostendeling. In de praktijk betekent dit dat in het geval dat iemand van 21 jaar of ouder bij iemand in huis woont (en er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding) er kosten kunnen worden gedeeld. Niet ten laste komende kinderen met een inkomen dat hoger is dan tweemaal de jongeren norm voor een alleenstaande plus een toeslag van 10% van het wettelijk minimumloon worden eveneens geacht kosten te kunnen delen. Verder is geregeld dat voor de vaststelling van het inkomen, van kinderen tot 21 jaar, de inkomsten uit studiefinanciering en Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten buiten beschouwing blijven.
Verzorgingsbehoevende - om een persoon als verzorgingsbehoevende aan te kunnen merken, dient de belanghebbende aannemelijk te maken dat deze bij afwezigheid van de verzorging door een derde zou zijn aangewezen op de verzorging in een verpleeg- of verzorgingstehuis. Er moet een duidelijke indicatie zijn op grond waarvan de verzorgingsbehoevendheid kan worden aangenomen, bij voorkeur een verklaring van deze strekking die is afgegeven door een arts. Indien de verzorgingsbehoevende recht heeft op een persoonsgebonden budget heeft de verzorger geen recht op een hogere toeslag aangezien de verzorgingsbehoevende geacht wordt een bijdrage te leveren vanuit zijn persoonsgebonden budget.
De werking van de verordening is beperkt tot de belanghebbende in de leeftijdscategorie van 21 tot 65 jaar. De artikelen 26, 27 en 28 Wwb maken ook categoriale verlagingen mogelijk voor belanghebbende van 18, 19 en 20 jaar. Deze belanghebbenden hebben echter al een lagere norm (jongerennorm) omdat zij in principe een beroep kunnen doen op de ouderlijke onderhoudsplicht.
De gemeenten behouden de verantwoordelijkheid om de bijstand - dat wil zeggen de landelijk geregelde norm en de bij gemeentelijke verordening geregelde verhogingen of verlagingen – af te stemmen als de individuele omstandigheden van de betrokkene daartoe aanleiding geven. Wanneer burgemeester en wethouders constateren dat de belanghebbende zich niet aan de uit deze wet voortvloeiende verplichtingen (inclusief die aan hem door burgemeester en wethouders in de beschikking zijn opgelegd) houdt of anderszins onvoldoende besef van verantwoordelijkheid toont, kunnen zij de bijstand verlagen.
Artikel 3 Toeslagen alleenstaanden 23 tot 65 jaar en alleenstaande ouders 21 tot 65 jaar
In dit artikel is bepaald dat de alleenstaande en de alleenstaande ouder, die geen kostendelen, recht hebben op een maximale toeslag van 20 procent van het wettelijk minimumloon.
Zolang er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding moet er echter van worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden. Voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder die kosten deelt, geldt een toeslag van 5% van het wettelijk minimumloon.
Artikel 4 Verlaging gehuwdennorm
Dit artikel bepaalt dat indien een echtpaar kosten kan delen er op de bijstandsuitkering van dit echtpaar een verlaging wordt toegepast van 15 procent van het wettelijk minimumloon. Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf.
Voorts is bepaald dat indien één of beide partners jonger zijn dan 21 jaar er geen verlaging wegens kostendeling plaats vindt.
Artikel 5 Toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar
Artikel 29 Wwb geeft het college de bevoegdheid om een lagere toeslag toe te passen indien het van oordeel is, dat gezien de hoogte van het wettelijk minimum jeugdloon er een drempel zou kunnen zijn om werk te aanvaarden. Aangezien het wettelijk minimum jeugdloon voor een 21 jarige lager is dan dat voor een 22 jarige ligt het voor de hand om voor een 21 jarige een grotere verlaging toe te passen dan voor een 22 jarige.
Om te stimuleren dat hulpbehoevenden niet worden opgenomen in een inrichting ter verpleging of verzorging is bepaald dat wanneer de verzorgende en de hulpbehoevende bij elkaar inwonen, de verzorgende niet wordt aangemerkt als kostendeler. Van hulpbehoevendheid is sprake wanneer de hulpbehoevende anders in een inrichting ter verpleging of verzorging zou worden opgenomen. De belanghebbende wordt in een dergelijke situatie verzocht de indicatiestelling van het RIO te overleggen. In de situatie dat niet duidelijk is dat daadwerkelijk sprake is van hulpbehoevendheid kan de arts van de GGD geraadpleegd worden.
In dit artikel is bepaald dat dak- of thuislozen die zwerven geen recht hebben op een toeslag. In Hoorn bestaat de mogelijkheid om aan dak- en thuislozen gratis onderdak te bieden. De kosten hiervan komen volledig ten laste van de gemeente. Dak- en thuislozen worden geacht een postadres in de gemeente of op het gemeentehuis te hebben.
Artikel 8 Verlaging i.v.m. woonsituatie
De gemeente heeft de bevoegdheid de toeslag en/of de norm te verlagen, als er lagere bestaanskosten zijn, ook zonder dat er sprake is van het kunnen delen van kosten. Bepaald is dat indien de belanghebbende geen huur of hypotheeklasten dient te voldoen, op de bijstandsuitkering een verlaging wordt toegepast van 15% van het wettelijk minimumloon. Deze korting op de bijstandsuitkering is ongeveer gelijk aan de woonkostencomponent. Het bedrag van de woonkostencomponent conform de wet Individuele Huursubsidie (IHS) is gelijk aan het bedrag waaronder geen recht op huursubsidie bestaat.
Van lagere bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn bij de bewoning van een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden, bijvoorbeeld in het geval van krakers. Hiervan is echter ook sprake ingeval een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de woonlasten betaalt van de woning. Het financiële voordeel van het niet verschuldigd zijn van woonkosten rechtvaardigt een lager bedrag aan bijstand.
Artikel 9 tot en met 11 Slotbepalingen
In deze artikelen worden de uitvoering, de citeertitel en de inwerkingtreding geregeld. Daarnaast is bepaald dat waar de verordening niet of niet naar redelijkheid voorziet burgemeester en wethouders beslissen.