Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoorn

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingToeslagenverordening Wet Werk en Bijstand
CiteertitelToeslagenverordening Wet Werk en Bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp610 bijstandsverlening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

410A

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Wet Werk en bijstand art. 8 en 30

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-01-200701-01-200701-03-2012nieuwe regeling

12-12-2006

Gemeenteblad 2007=05d

7-11-2006

Tekst van de regeling

Intitulé

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand

Raadsbesluit nr.: 06136 d

 

De Raad van de gemeente Hoorn;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van

7 november 2006;

 

Gezien het advies van de Commissie Mens en Bedrijf;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 147 Gemeentewet, alsmede de artikelen 8 en 30 van de Wet werk en bijstand;

 

Overwegend dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden van 21 jaar en ouder, doch jonger dan 65 jaar en op grond van welke criteria de toeslag wordt verstrekt of de verlaging wordt bepaald, bij verordening te regelen,

besluit:

 

vast te stellen de navolgende:

 

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

    • 1.

      Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

    • 2.

      In deze verordening wordt verstaan onder:

      • a.

        de wet: de Wet werk en bijstand;

      • b.

        ten laste komend kind: het kind, jonger dan 18 jaar, voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;

      • c.

        kostendeling: van kostendeling is sprake:

        • 1.

          bij inwonende niet ten laste komende kinderen tot 21 jaar, waarbij de inkomsten meer bedragen dan tweemaal de norm als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a van de wet verhoogd met 10 procent van het wettelijk minimumloon;

        • 2.

          bij alle andere gevallen van woningdeling, waarbij de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zoals woonkosten, belastingen, vaste lasten, contributies abonnementen e.a. kunnen worden gedeeld;

      • d.

        wettelijk minimumloon: bijstandsnorm voor gehuwden als bedoeld in art. 21, onder c, van de wet;

      • e.

        de bijstandsnorm: de op grond van paragraaf 3.2 van de WWB op de belanghebbende van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van paragraaf 3.3, door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

      • f.

        dak- en thuisloze: een persoon die niet beschikt over een vast woon- of verblijfadres;

      • g.

        verzorgingsbehoevende: degene die anders in een inrichting ter verpleging of verzorging zou worden opgenomen;

      • h.

        verzorgende: de belanghebbende die een verzorgingsbehoevende verzorgt.

Artikel 2 Personenkring

  • 1.

    De verordening heeft alleen betrekking op belanghebbenden, die 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar zijn. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar zijn;

  • 2.

    De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 van de verordening laten de toepassing van artikel 18, eerste lid, van de wet onverlet.

Hoofdstuk II Verhoging en verlaging

Artikel 3 Toeslagen alleenstaanden 23 tot 65 jaar en alleenstaande ouders van 21 tot 65 jaar.

  • 1.

    De norm wordt verhoogd met een toeslag, indien de alleenstaande van 23 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar of de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar, hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2.

    De toeslag als bedoeld in het eerste lid is 20 procent van het wettelijk minimumloon indien er geen sprake is van kostendeling.

  • 3.

    De toeslag als bedoeld in het eerste lid is 5 procent van het wettelijk minimumloon indien er sprake is van kostendeling.

Artikel 4 Verlaging van de norm van gehuwden

  • 1.

    De norm wordt lager vastgesteld, indien de gehuwde die jonger is dan 65 jaar en de partner ook jonger is dan 65 jaar, lager algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft, dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander. De verlaging bedraagt 15 procent van het wettelijk minimumloon.

  • 2.

    De norm wordt niet verlaagd, indien één van de partners of beide partners jonger zijn dan 21 jaar.

Artikel 5 Toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

  • 1.

    De toeslag wordt voor een alleenstaande van 21 en 22 jaar, in afwijking van artikel 3, vastgesteld op 2 procent respectievelijk 9 procent van het wettelijk minimumloon.

  • 2.

    De toeslag wordt voor een alleenstaande van 21 respectievelijk 22 jaar vastgesteld op 1 procent respectievelijk 3 procent van het wettelijk minimumloon, indien hij lagere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

Artikel 6 Hulpbehoevendheid

De belanghebbende die een verzorgingsbehoevende verzorgt wordt niet als kostendeler aangemerkt.

Artikel 7 Dak- en thuislozen

Dak en thuislozen hebben geen recht op een gemeentelijk toeslag.

Hoofdstuk III Woonsituatie

Artikel 8 Verlaging i.v.m. woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt:

15% van het wettelijk minimumloon indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 9 Uitvoering

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    In gevallen waar deze verordening niet of niet naar redelijkheid in voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2007.

  • 2.

    De Toeslagenverordening Werk en Bijstand van 25 april 2005 wordt ingetrokken per 1 januari 2007.

Toelichting Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

Norm, toeslag en verlaging

Hoofdstuk 3 van de Wet werk en bijstand kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan een systeem van basisnormen, toeslagen en verlagingen.

De hoogte van normen is geregeld in paragraaf 3.2, in de artikelen 20 tot en met 24 Wet werk en bijstand. Daarnaast is in paragraaf 3.3 (op grond van de artikel 25 tot en met 29 Wet werk en bijstand) bepaald dat de norm verhoogd (met een toeslag) dan wel verlaagd kan worden. Het college is verplicht om in voorkomende gevallen de norm te verhogen met een toeslag. Van de mogelijkheid om een verlaging toe te passen hoeft geen gebruik gemaakt te worden.

Norm

Voor personen van 21 jaar tot en met 65 jaar bestaan er een drietal basisnormen

(artikel 21 Wet werk en bijstand), te weten:

  • 1.

    gehuwden: 100% van het wettelijk minimumloon;

  • 2.

    alleenstaande ouders: 70% van het wettelijk minimumloon;

  • 3.

    alleenstaanden: 50% van het wettelijk minimumloon.

Toeslagen

Een toeslag kan worden verstrekt aan een alleenstaande of alleenstaande ouder indien de algemeen noodzakelijke bestaanskosten niet of niet geheel gedeeld kunnen worden. De mogelijkheid tot het delen van kosten wordt aanwezig geacht als naast betreffende belanghebbende nog één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Dan kunnen zaken als huur, gas, water en licht, maar ook krant etc. gedeeld worden.

De toeslag kan worden vastgesteld op elk bedrag binnen dit maximum van 20% van het wettelijk minimumloon, mits dit aansluit bij het niveau van de noodzakelijke bestaanskosten. Dit is uitgewerkt in artikel 3 en 5 van de Toeslagenverordening. Budgettaire overweging mogen bij het vaststellen van de toeslag geen rol spelen. Het college is overigens niet verplicht om bij de verlening van een toeslag rekening te houden met lagere bestaanskosten. Het college heeft de mogelijkheid om alle alleenstaanden en alleenstaande ouders, zonder nader onderscheid, de maximale toeslag te verstrekken.

Verlagingen

De Wwb noemt de volgende verlagingen:

  • 1.

    verlaging in verband met het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van de noodzakelijke kosten van het bestaan met een ander bij gehuwden (artikel 26 Wwb);

  • 2.

    verlaging in verband met de woonsituatie (artikel 27 Wwb);

  • 3.

    verlaging in verband met het recentelijk beëindigen van een studie (artikel 28);

  • 4.

    verlaging in verband met de leeftijd van 21 of 22 jaar bij alleenstaanden (artikel 29).

Een aantal van deze verlagingen zijn uitgewerkt in de verordening. Besloten is om de verlaging in verband met het recentelijk beëindigen van een studie niet toe te passen.

Gebleken is dat deze verlaging nauwelijks kan worden toegepast en dat het effect van de verlaging niet doeltreffende was.

De toeslagenverordening

In artikel 8 lid 1 onder c jo. artikel 30 Wwb is geregeld dat de gemeenteraad bij verordening dient vast te stellen voor welke categorieën de norm verhoogd of verlaagd wordt en op grond van welke criteria de hoogte of verlaging wordt bepaald.

Het door het college voorgestane beleid ten aanzien van de toeslagen moet dus worden vastgelegd in de Toeslagenverordening door de gemeenteraad, opdat het college het beleid kan uitvoeren.

In niet geregelde of uitzonderlijke gevallen heeft het college de bevoegdheid c.q. de plicht om de bijstand op grond van 18 lid 1 Wwb bij wijze van individualisering afwijkend vast te stellen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de Wwb en de algemene wet bestuursrecht. Omdat uit de verordening moet blijken waar belanghebbenden recht op hebben, zijn de begripsomschrijvingen en de daarbij behorende toelichting uit de wet overgenomen.

  • a.

    De wet - dit behoeft geen nadere toelichting.

  • b.

    Ten laste komend kind - onder het “ten laste komend kind” wordt verstaan het kinder jonger dan 18 jaar voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken.

  • c.

    Kostendeling - bepaald is dat in alle gevallen waar kosten kunnen worden gedeeld sprake is van kostendeling. In de praktijk betekent dit dat in het geval dat iemand van 21 jaar of ouder bij iemand in huis woont (en er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding) er kosten kunnen worden gedeeld. Niet ten laste komende kinderen met een inkomen dat hoger is dan tweemaal de jongeren norm voor een alleenstaande plus een toeslag van 10% van het wettelijk minimumloon worden eveneens geacht kosten te kunnen delen. Verder is geregeld dat voor de vaststelling van het inkomen, van kinderen tot 21 jaar, de inkomsten uit studiefinanciering en Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten buiten beschouwing blijven.

  • d.

    Wettelijk minimumloon - bijstandnorm voor gehuwden als bedoeld in art. 21 c, onder c van de wet.

  • e.

    Bijstandsnorm - dit behoeft geen nadere toelichting

  • f.

    Dak- en thuislozen - dit behoeft geen nadere toelichting

  • g.

    Verzorgingsbehoevende - om een persoon als verzorgingsbehoevende aan te kunnen merken, dient de belanghebbende aannemelijk te maken dat deze bij afwezigheid van de verzorging door een derde zou zijn aangewezen op de verzorging in een verpleeg- of verzorgingstehuis. Er moet een duidelijke indicatie zijn op grond waarvan de verzorgingsbehoevendheid kan worden aangenomen, bij voorkeur een verklaring van deze strekking die is afgegeven door een arts. Indien de verzorgingsbehoevende recht heeft op een persoonsgebonden budget heeft de verzorger geen recht op een hogere toeslag aangezien de verzorgingsbehoevende geacht wordt een bijdrage te leveren vanuit zijn persoonsgebonden budget.

  • h.

    Verzorgende - dit behoeft geen nadere toelichting

Artikel 2 Personenkring

De werking van de verordening is beperkt tot de belanghebbende in de leeftijdscategorie van 21 tot 65 jaar. De artikelen 26, 27 en 28 Wwb maken ook categoriale verlagingen mogelijk voor belanghebbende van 18, 19 en 20 jaar. Deze belanghebbenden hebben echter al een lagere norm (jongerennorm) omdat zij in principe een beroep kunnen doen op de ouderlijke onderhoudsplicht.

De gemeenten behouden de verantwoordelijkheid om de bijstand - dat wil zeggen de landelijk geregelde norm en de bij gemeentelijke verordening geregelde verhogingen of verlagingen – af te stemmen als de individuele omstandigheden van de betrokkene daartoe aanleiding geven. Wanneer burgemeester en wethouders constateren dat de belanghebbende zich niet aan de uit deze wet voortvloeiende verplichtingen (inclusief die aan hem door burgemeester en wethouders in de beschikking zijn opgelegd) houdt of anderszins onvoldoende besef van verantwoordelijkheid toont, kunnen zij de bijstand verlagen.

Artikel 3 Toeslagen alleenstaanden 23 tot 65 jaar en alleenstaande ouders 21 tot 65 jaar

In dit artikel is bepaald dat de alleenstaande en de alleenstaande ouder, die geen kostendelen, recht hebben op een maximale toeslag van 20 procent van het wettelijk minimumloon.

Zolang er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding moet er echter van worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden. Voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder die kosten deelt, geldt een toeslag van 5% van het wettelijk minimumloon.

Artikel 4 Verlaging gehuwdennorm

Dit artikel bepaalt dat indien een echtpaar kosten kan delen er op de bijstandsuitkering van dit echtpaar een verlaging wordt toegepast van 15 procent van het wettelijk minimumloon. Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf.

Voorts is bepaald dat indien één of beide partners jonger zijn dan 21 jaar er geen verlaging wegens kostendeling plaats vindt.

Artikel 5 Toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

Artikel 29 Wwb geeft het college de bevoegdheid om een lagere toeslag toe te passen indien het van oordeel is, dat gezien de hoogte van het wettelijk minimum jeugdloon er een drempel zou kunnen zijn om werk te aanvaarden. Aangezien het wettelijk minimum jeugdloon voor een 21 jarige lager is dan dat voor een 22 jarige ligt het voor de hand om voor een 21 jarige een grotere verlaging toe te passen dan voor een 22 jarige.

Artikel 6 Hulpbehoevendheid

Om te stimuleren dat hulpbehoevenden niet worden opgenomen in een inrichting ter verpleging of verzorging is bepaald dat wanneer de verzorgende en de hulpbehoevende bij elkaar inwonen, de verzorgende niet wordt aangemerkt als kostendeler. Van hulpbehoevendheid is sprake wanneer de hulpbehoevende anders in een inrichting ter verpleging of verzorging zou worden opgenomen. De belanghebbende wordt in een dergelijke situatie verzocht de indicatiestelling van het RIO te overleggen. In de situatie dat niet duidelijk is dat daadwerkelijk sprake is van hulpbehoevendheid kan de arts van de GGD geraadpleegd worden.

Artikel 7 Dak- en thuislozen

In dit artikel is bepaald dat dak- of thuislozen die zwerven geen recht hebben op een toeslag. In Hoorn bestaat de mogelijkheid om aan dak- en thuislozen gratis onderdak te bieden. De kosten hiervan komen volledig ten laste van de gemeente. Dak- en thuislozen worden geacht een postadres in de gemeente of op het gemeentehuis te hebben.

Artikel 8 Verlaging i.v.m. woonsituatie

De gemeente heeft de bevoegdheid de toeslag en/of de norm te verlagen, als er lagere bestaanskosten zijn, ook zonder dat er sprake is van het kunnen delen van kosten. Bepaald is dat indien de belanghebbende geen huur of hypotheeklasten dient te voldoen, op de bijstandsuitkering een verlaging wordt toegepast van 15% van het wettelijk minimumloon. Deze korting op de bijstandsuitkering is ongeveer gelijk aan de woonkostencomponent. Het bedrag van de woonkostencomponent conform de wet Individuele Huursubsidie (IHS) is gelijk aan het bedrag waaronder geen recht op huursubsidie bestaat.

Van lagere bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn bij de bewoning van een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden, bijvoorbeeld in het geval van krakers. Hiervan is echter ook sprake ingeval een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de woonlasten betaalt van de woning. Het financiële voordeel van het niet verschuldigd zijn van woonkosten rechtvaardigt een lager bedrag aan bijstand.

Artikel 9 tot en met 11 Slotbepalingen

In deze artikelen worden de uitvoering, de citeertitel en de inwerkingtreding geregeld. Daarnaast is bepaald dat waar de verordening niet of niet naar redelijkheid voorziet burgemeester en wethouders beslissen.