Organisatie | Hoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand |
Citeertitel | Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | 611 werkgelegenheid |
410A
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 25-04-2013 | nieuwe regeling | 12-12-2006 Gemeenteblad 2007-04 | 2007 07. |
De Raad van de gemeente Hoorn;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gezien het advies van de Commissie Mens en Maatschappij van
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8 van de Wet werk en bijstand, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, alsmede artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
gelet op de Verordening (EG) nr. 2204/2002 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op werkgelegenheidssteun en de Verordening (EG) nr. 69/2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun, alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004);
overwegende dat per 1 januari 2004 de Wet werk en bijstand in werking is getreden welke de gemeenteraad opdraagt een verordening vast te stellen die regels geeft voor het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling;
dat het thans wenselijk is de in dit kader vastgestelde Re-integratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Hoorn te actualiseren;
vast te stellen de navolgende:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning bij arbeids-inschakeling en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, noodzakelijk is.
In het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) is het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, Nuggers en Anw-ers. Met het oog hierop wordt de gemeenteraad opgedragen om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak is neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak op ondersteuning bij die reïntegratie geregeld.
Naast de algemene opdracht om in de verordening het lokale beleid te formuleren, hebben gemeenten een verordening nodig om specifieke instrumenten in te kunnen zetten. Het gaat hierbij vooral om subsidies en vergoedingen die de gemeente kan verstrekken.
Uit de memorie van toelichting valt af te leiden dat in ieder geval de volgende zaken bij verordening moeten worden geregeld:
De Wwb draagt de gemeenteraad op om haar re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. Beleid kan op een aantal niveaus worden geregeld:
Gekozen is voor een procedurele verordening, waarbij alleen is vastgelegd op welke wijze in de gemeente het beleid wordt bepaald en hoe de verhouding tussen raad en college luidt. Daarnaast zijn enkele algemene artikelen opgenomen over de opdracht aan het college, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen, alsmede de rechten en plichten van de cliënt. Al het overige is neergelegd in het beleidsplan en beleidsregels.
De Wwb vraagt tevens aan gemeenten een (afstemmings-)verordening op te stellen waarin het samenstel van de rechten en plichten van de cliënt is geregeld. De re-integratie-verordening en de afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit zou ervoor pleiten om beide verordeningen te integreren. Echter, de gemeente kan ook aan de verstrekking van bijstand verplichtingen verbinden, die geen directe relatie hebben met re-integratie. Om die reden zijn beide verordeningen niet samengevoegd; wel zijn duidelijke verwijzingen aangebracht
Er is voor gekozen om begrippen die reeds zijn omschreven in de Wwb niet afzonderlijk te definiëren in de verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van de wet ook de verordening opnieuw moet worden gewijzigd.
In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven conform artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. De aanspraak op voorzieningen geldt overigens alleen voor inwoners van de gemeente Hoorn.
Het tweede lid is van toepassing op personen die via gesubsidieerde arbeid aan het werk zijn. Zij maken op grond van deze verordening aanspraak op een voorziening, maar zijn niet aan te merken als bijstandsgerechtigde, nugger of Anw-er.
Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen kunnen worden ondersteund. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is; er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.
Zoals ook in de algemene toelichting is aangegeven, draagt de Wwb de gemeenteraad op om haar reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Gekozen is voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van een beleidsplan en beleidsregels.
Het eerste lid geeft aan dat de gemeenteraad een beleidsplan opstelt. Een beleidsplan wordt telkens voor 4 jaar opgesteld. (Toegezegd door het college tijdens de vergadering van de Commissie Mens & Bedrijf 21 september 2004)
In het tweede lid wordt door de raad een aantal beleidsonderwerpen genoemd die in ieder geval in het beleidsplan aan de orde dienen te komen.
Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De Wwb geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het Rijk zendt. Deze verslagen dienen vergezeld te zijn van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden.
Het vierde lid biedt de mogelijkheid de cliëntenplusraad te betrekken bij de vaststelling van en de verantwoording over het beleid.
Het vijfde lid biedt de mogelijkheid om in beleidsregels nadere regels te stellen voor specifieke voorzieningen.
De Wwb stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de Wwb zelf geregeld. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).
In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Als een cliënt zelf aanspraak wil maken op een voorziening, dan moet het college beoordelen of dit bijdraagt aan de beoogde arbeidsinschakeling. Als dit het geval is, dan moet de cliënt binnen een bepaalde termijn aan de voorziening kunnen deelnemen. Een maximale termijn van drie maanden vanaf de aanvraag tot de start van de voorziening wordt hier redelijk geacht.
In de Wwb wordt uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn die verplichtingen conform de wet geformuleerd.
Het derde lid biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt de mogelijkheid de uitkering te verlagen wanneer een uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet.
De afstemmingsverordening is niet van toepassing op Ioaw-ers en Ioaz-ers. Voor deze groepen blijft het maatregelenbesluit van kracht, zoals dit ook reeds van toepassing was voor inwerkingtreding van de Wwb.
Voor personen zonder uitkering, Nuggers, Anw-ers en voor personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen. Daarom is in het vijfde lid opgenomen, dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de gemaakte kosten dan wel de verleende subsidie terugvordert.
In dit artikel worden een aantal zaken geregeld die te maken hebben met alle voorzieningen, de voorzieningen worden niet met name genoemd in de verordening. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan worden bepaald dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de casemanager de voortgang bespreekt.
Het derde lid geeft aan wanneer het college een voorziening beëindigt. Onder beëindiging wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van een arbeidsovereenkomst bij detachering. Hierbij dienen vanzelfsprekend de arbeidsrechtelijke bepalingen in acht genomen.
Een bijzonder aandachtspunt vormt de uitbesteding van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij het uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Uitgangspunt is dat in het contract met het reïntegratiebedrijf vast wordt gelegd dat deze reïntegratieverordening van toepassing is.
Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.
In deze artikelen worden de uitvoering, de citeertitel en de inwerkingtreding geregeld. Daarnaast is bepaald dat waar de verordening niet of niet naar redelijkheid voorziet burgemeester en wethouders beslissen.