Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoorn

Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand
CiteertitelReïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp611 werkgelegenheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

410A

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet artikel , art. 147
  2. Wet Werk en bijstand , art. 8
  3. overige zie begin tekst

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200725-04-2013nieuwe regeling

12-12-2006

Gemeenteblad 2007-04

2007 07.

Tekst van de regeling

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand

De Raad van de gemeente Hoorn;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

 

gezien het advies van de Commissie Mens en Maatschappij van

22 november 2006;

 

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8 van de Wet werk en bijstand, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, alsmede artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

 

gelet op de Verordening (EG) nr. 2204/2002 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op werkgelegenheidssteun en de Verordening (EG) nr. 69/2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun, alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004);

 

overwegende dat per 1 januari 2004 de Wet werk en bijstand in werking is getreden welke de gemeenteraad opdraagt een verordening vast te stellen die regels geeft voor het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling;

 

dat het thans wenselijk is de in dit kader vastgestelde Re-integratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Hoorn te actualiseren;

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende:

 

Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • 2.

    de Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • 3.

    de Iaoz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • 4.

    de Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • 5.

    de afstemmingsverordening; de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand;

  • 6.

    het maatregelenbesluit: het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz;

  • 7.

    uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de wet, de Ioaw of de Ioaz;

  • 8.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het Centrum voor Werk en Inkomen;

  • 9.

    Nugger: de niet-uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 6, onder a van de wet;

  • 10.

    arbeidsinschakeling en voorzieningen: arbeidsinschakeling en voorzieningen bedoeld in artikel 8, eerste lid onder a van de wet;

  • 11.

    de cliëntenplusraad: de Cliëntenplusraad als bedoeld in Verordening Inspraakorgaan Werk en Bijstand Hoorn.

Artikel 2 Opdracht college

  • 1.

    Het college biedt uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling aan.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de groepen als bedoeld in het eerste lid behoren.

  • 3.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning bij arbeids-inschakeling en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, noodzakelijk is.

  • 4.

    Het college draagt zorg voor een voldoende diversiteit in het aanbod

  • 5.

    aan ondersteuning en voorzieningen.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 3 Beleidsplan en beleidsverslag

  • 1.

    De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering van de voorzieningen en ondersteuning.

  • 2.

    Dit plan omvat in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van de verschillende doelgroepen;

    • b.

      een omschrijving van het inkoopbeleid;

    • c.

      een omschrijving van de activiteiten en instrumenten die worden ingezet voor de doelgroepen;

    • d.

      een omschrijving van het omgaan met de combinatie arbeid en zorg.

  • 3.

    Het college biedt aan de gemeenteraad een verslag aan over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid in de praktijk. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

  • 4.

    Bij de opstelling van het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid, alsmede het verslag als bedoeld in het derde lid wordt het oordeel van de cliëntenplusraad betrokken.

  • 5.

    Het college kan, ter nadere uitvoering van deze verordening, beleidsregels vaststellen.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers en personen als bedoeld in artikel 2, tweede lid van deze verordening, hebben aanspraak op ondersteuning door de gemeente bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college doet, als een belanghebbende aanspraak wil maken op ondersteuning, binnen maximaal drie maanden een aanbod dat past binnen de kaders die gesteld zijn in deze verordening, het beleidsplan en de beleidsregels als genoemd in artikel 2.

Artikel 5 Verplichtingen

  • 1.

    Degene die door het college een voorziening wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2.

    Degene die gebruik maakt van een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en Inkomen en deze verordening, alsmede aan de overige verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3.

    Indien een uitkeringsgerechtigde gebruik maakt van een voorziening en niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen met inachtname van het gestelde in de afstemmingsverordening.

  • 4.

    Voor de Ioaw-er of Ioaz-er die gebruik maakt van een voorziening, geldt het maatregelenbesluit indien niet wordt voldaan aan het gestelde in het tweede lid.

  • 5.

    Voor degenen zonder uitkering, die gebruik maken van een voorziening en niet voldoen aan het gestelde in het tweede lid, vordert het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie terug.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 6 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Het college kan in ieder geval een voorziening aanbieden zoals omschreven in het artikel 2 genoemde beleidsplan en de beleidsregels.

  • 2.

    Het college kan aan de aangeboden voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3.

    Het college kent een voorziening niet (meer) toe:

    • a.

      indien degene die gebruik maakt van een voorziening zijn verplichtingen niet of niet voldoende nakomt;

    • b.

      indien degene die gebruik maakt van een voorziening niet meer behoort tot de doelgroep van de wet en in dit kader vastgestelde regelgeving;

    • c.

      indien degene die gebruik maakt van een voorziening algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waardoor er geen noodzaak meer is voor het aanbieden van een voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4.

    Het college kan ten aanzien van de inhoud van voorzieningen nadere regels stellen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 7 Uitvoering

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

  • 2.

    In gevallen waar deze verordening niet of niet naar redelijkheid voorziet, beslist het college.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Reïntegratieverordening WWB.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van1 januari 2007.

  • 2.

    De Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Hoorn wordt ingetrokken per 1 januari 2007.

TOELICHTING

Algemeen

In het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) is het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, Nuggers en Anw-ers. Met het oog hierop wordt de gemeenteraad opgedragen om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak is neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak op ondersteuning bij die reïntegratie geregeld.

Naast de algemene opdracht om in de verordening het lokale beleid te formuleren, hebben gemeenten een verordening nodig om specifieke instrumenten in te kunnen zetten. Het gaat hierbij vooral om subsidies en vergoedingen die de gemeente kan verstrekken.

 

Uit de memorie van toelichting valt af te leiden dat in ieder geval de volgende zaken bij verordening moeten worden geregeld:

  • -

    de aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente;

  • -

    het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen;

  • -

    het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken;

  • -

    de beschikbaarheid van financiële middelen.

 

De Wwb draagt de gemeenteraad op om haar re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. Beleid kan op een aantal niveaus worden geregeld:

  • 1.

    In een verordening. Hierbij wordt het beleid voor langere duur vastgesteld. Uitgangspunt is veelal dat een verordening het beleid op hoofdlijnen regelt en vervolgens een aantal jaren meekan.

  • 2.

    In beleidsregels. Het voordeel van beleidsregels is, dat hiermee flexibeler kan worden omgegaan. Deze vorm biedt het college ook meer mogelijkheden om in bijzondere gevallen afwijkend te beslissen. Ook vergt het aanpassen van een beleidsregel minder tijd dan de wijziging van een verordening.

  • 3.

    In een beleidsplan. Naast algemene uitgangspunten kunnen hierin ook andere onderwerpen aan de orde komen zoals bijv. het inkoop- en aanbestedingsbeleid, alsmede de afstemming met de overige beleidsterreinen als onderwijs, zorg en economie.

  • 4.

    In delegatie aan het college (uitvoeringsbesluiten).

 

Gekozen is voor een procedurele verordening, waarbij alleen is vastgelegd op welke wijze in de gemeente het beleid wordt bepaald en hoe de verhouding tussen raad en college luidt. Daarnaast zijn enkele algemene artikelen opgenomen over de opdracht aan het college, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen, alsmede de rechten en plichten van de cliënt. Al het overige is neergelegd in het beleidsplan en beleidsregels.

De Wwb vraagt tevens aan gemeenten een (afstemmings-)verordening op te stellen waarin het samenstel van de rechten en plichten van de cliënt is geregeld. De re-integratie-verordening en de afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit zou ervoor pleiten om beide verordeningen te integreren. Echter, de gemeente kan ook aan de verstrekking van bijstand verplichtingen verbinden, die geen directe relatie hebben met re-integratie. Om die reden zijn beide verordeningen niet samengevoegd; wel zijn duidelijke verwijzingen aangebracht

ARTIKELSGEWIJS

 

Artikel 1

Er is voor gekozen om begrippen die reeds zijn omschreven in de Wwb niet afzonderlijk te definiëren in de verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van de wet ook de verordening opnieuw moet worden gewijzigd.

Artikel 2

In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven conform artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. De aanspraak op voorzieningen geldt overigens alleen voor inwoners van de gemeente Hoorn.

Het tweede lid is van toepassing op personen die via gesubsidieerde arbeid aan het werk zijn. Zij maken op grond van deze verordening aanspraak op een voorziening, maar zijn niet aan te merken als bijstandsgerechtigde, nugger of Anw-er.

Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen kunnen worden ondersteund. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is; er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

Artikel 3

Zoals ook in de algemene toelichting is aangegeven, draagt de Wwb de gemeenteraad op om haar reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Gekozen is voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van een beleidsplan en beleidsregels.

Het eerste lid geeft aan dat de gemeenteraad een beleidsplan opstelt. Een beleidsplan wordt telkens voor 4 jaar opgesteld. (Toegezegd door het college tijdens de vergadering van de Commissie Mens & Bedrijf 21 september 2004)

In het tweede lid wordt door de raad een aantal beleidsonderwerpen genoemd die in ieder geval in het beleidsplan aan de orde dienen te komen.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De Wwb geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het Rijk zendt. Deze verslagen dienen vergezeld te zijn van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden.

Het vierde lid biedt de mogelijkheid de cliëntenplusraad te betrekken bij de vaststelling van en de verantwoording over het beleid.

Het vijfde lid biedt de mogelijkheid om in beleidsregels nadere regels te stellen voor specifieke voorzieningen.

Artikel 4

De Wwb stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de Wwb zelf geregeld. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Als een cliënt zelf aanspraak wil maken op een voorziening, dan moet het college beoordelen of dit bijdraagt aan de beoogde arbeidsinschakeling. Als dit het geval is, dan moet de cliënt binnen een bepaalde termijn aan de voorziening kunnen deelnemen. Een maximale termijn van drie maanden vanaf de aanvraag tot de start van de voorziening wordt hier redelijk geacht.

Artikel 5

In de Wwb wordt uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn die verplichtingen conform de wet geformuleerd.

Het derde lid biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt de mogelijkheid de uitkering te verlagen wanneer een uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet.

De afstemmingsverordening is niet van toepassing op Ioaw-ers en Ioaz-ers. Voor deze groepen blijft het maatregelenbesluit van kracht, zoals dit ook reeds van toepassing was voor inwerkingtreding van de Wwb.

Voor personen zonder uitkering, Nuggers, Anw-ers en voor personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen. Daarom is in het vijfde lid opgenomen, dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de gemaakte kosten dan wel de verleende subsidie terugvordert.

Artikel 6

In dit artikel worden een aantal zaken geregeld die te maken hebben met alle voorzieningen, de voorzieningen worden niet met name genoemd in de verordening. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan worden bepaald dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de casemanager de voortgang bespreekt.

Het derde lid geeft aan wanneer het college een voorziening beëindigt. Onder beëindiging wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van een arbeidsovereenkomst bij detachering. Hierbij dienen vanzelfsprekend de arbeidsrechtelijke bepalingen in acht genomen.

Een bijzonder aandachtspunt vormt de uitbesteding van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij het uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Uitgangspunt is dat in het contract met het reïntegratiebedrijf vast wordt gelegd dat deze reïntegratieverordening van toepassing is.

Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

Artikel 7 t/m 9

In deze artikelen worden de uitvoering, de citeertitel en de inwerkingtreding geregeld. Daarnaast is bepaald dat waar de verordening niet of niet naar redelijkheid voorziet burgemeester en wethouders beslissen.