Organisatie | Landerd |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2004 |
Citeertitel | Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | welzijn |
n.v.t.
Beleidsnotitie Wet werk en bijstand, dd. 23 maart 2004
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-06-2004 | 01-10-2009 | nieuwe regeling | 29-04-2004 Koerier, 12 mei 2004 | -1.844.5/GL | |
24-06-2004 | 05-11-2009 | nieuwe regeling | 29-04-2004 Koerier, 12 mei 2004 | -1.844.5/GL |
De raad van de gemeente Landerd;
gezien het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 23 maart 2004, overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van belanghebbenden bedoeld in artikel 8, eerste lid onderdeel c, van de Wet werk en bijstand bij verordening te regelen,
gelet op artikel 30 van de Wet werk en bijstand, de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;
vast te stellen de Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet werk en bijstand 2004.
Hoofdstuk 3. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm
De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.
De algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan worden geacht te kunnen worden gedeeld met een ander, die in de woning zijn hoofdverblijf heeft, indien door de ander kan worden beschikt over een inkomen dat gelijk is aan of hoger dan de vergoeding voor het levensonderhoud voor de studerende thuiswonende op grond van de Wet op de studiefinanciering, vermeerderd met 10% van het netto minimumloon.
Hoofdstuk 4. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag
De algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen worden gedeeld met een ander die in de woning zijn hoofdverblijf heeft, indien door de ander kan worden beschikt over een inkomen dat gelijk is aan of hoger dan de vergoeding voor het levensonderhoud voor de studerende thuiswonende op grond van de Wet op de studiefinanciering, vermeerderd met 10% van het netto minimumloon.
De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen kosten zijn verbonden.
Indien een combinatie van een toeslag op grond van artikel 3 en één of meer verlagingen op grond van de artikelen 5 en 6 geldt, wordt de verlaging zodanig vastgesteld dat de belanghebbende in ieder geval kan blijven beschikken over een inkomen van 75% van de basisnorm zoals die in artikel 21 en 22 van de wet is bepaald.
Het College van burgemeester en wethouders is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening en beslist in die gevallen waarin deze verordening niet voorziet.