Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Landerd

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLanderd
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2004
CiteertitelVerordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpwelzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

n.v.t.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1
  2. Wet werk en bijstand, art. 30
  3. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsnotitie Wet werk en bijstand, dd. 23 maart 2004

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-06-200401-10-2009nieuwe regeling

29-04-2004

Koerier, 12 mei 2004

-1.844.5/GL
24-06-200405-11-2009nieuwe regeling

29-04-2004

Koerier, 12 mei 2004

-1.844.5/GL

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet werk en bijstand 2004

De raad van de gemeente Landerd;

gezien het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 23 maart 2004, overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van belanghebbenden bedoeld in artikel 8, eerste lid onderdeel c, van de Wet werk en bijstand bij verordening te regelen,

gelet op artikel 30 van de Wet werk en bijstand, de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet werk en bijstand 2004.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • ·

    de wet: de Wet werk en bijstand (Stb. 2003, nr. 375); en de begrippen die in deze verordening voorkomen hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand is aangegeven.

  • ·

    hulpbehoevende: degene die, indien hij niet tezamen met een ander in de woning zijn hoofdverblijf zou hebben, zou zijn aangewezen op beroepsmatige hulp zoals verzorging in een bejaardentehuis of in een andere inrichting ter verpleging of verzorging.

Hoofdstuk 2. Categorieën

Artikel 2
  • 1.

    Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.

  • 2.

    De categorieën worden aangeduid als:

    • a.

      alleenstaande van 21 jaar of ouder, maar jonger dan 65 jaar;

    • b.

      alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder, maar jonger dan 65 jaar;

    • c.

      gehuwde, waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan 65 jaar.

Hoofdstuk 3. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3
  • 1.

    De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2.

    De toeslag wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder, met zijn ten laste komende kinderen, bepaald op het in artikel 25, tweede lid, van de wet genoemde maximumbedrag, wanneer in de woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 3.

    De toeslag bedraagt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder, met zijn ten laste komende kinderen, heeft 10% van het netto minimumloon, wanneer in de woning ook een ander zijn woonverblijf heeft.

  • 4.

    De algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan worden geacht te kunnen worden gedeeld met een ander, die in de woning zijn hoofdverblijf heeft, indien door de ander kan worden beschikt over een inkomen dat gelijk is aan of hoger dan de vergoeding voor het levensonderhoud voor de studerende thuiswonende op grond van de Wet op de studiefinanciering, vermeerderd met 10% van het netto minimumloon.

  • 5.

    De toeslag wordt, in afwijking van het bepaalde in het derde en vierde van dit artikel, eveneens bepaald op het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde maximumbedrag, ten aanzien van:

    • a.

      de alleenstaande en de alleenstaande ouder die hulpbehoevende is;

    • b.

      de alleenstaande en de alleenstaande ouder, die uitsluitend tezamen met één of meer hulpbehoevende(n) in de woning zijn hoofdverblijf heeft.

Hoofdstuk 4. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag

Artikel 4
  • 1.

    De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld indien de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2.

    De verlaging bedraagt 10 % van het netto minimumloon wanneer in de woning ook een ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 3.

    De algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen worden gedeeld met een ander die in de woning zijn hoofdverblijf heeft, indien door de ander kan worden beschikt over een inkomen dat gelijk is aan of hoger dan de vergoeding voor het levensonderhoud voor de studerende thuiswonende op grond van de Wet op de studiefinanciering, vermeerderd met 10% van het netto minimumloon.

  • 4.

    Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van:

    • a.

      de gehuwde die hulpbehoevende is;

    • b.

      de gehuwde die, behoudens de tot zijn laste komende kinderen, uitsluitend tezamen met één of meer hulpbehoevende(n) in de woning zijn hoofdverblijf heeft.

Artikel 5
  • 1.

    De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen kosten zijn verbonden.

  • 2.

    De verlaging bedraagt 16% van het netto minimumloon.

  • 3.

    De verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag.

Artikel 6
  • 1.

    De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet wordt voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar, in afwijking van artikel 3 van deze verordening, op nihil gesteld.

Artikel 7
  • 1.

    Indien een combinatie van een toeslag op grond van artikel 3 en één of meer verlagingen op grond van de artikelen 5 en 6 geldt, wordt de verlaging zodanig vastgesteld dat de belanghebbende in ieder geval kan blijven beschikken over een inkomen van 75% van de basisnorm zoals die in artikel 21 en 22 van de wet is bepaald.

  • 2.

    Indien meer dan één verlaging op grond van de artikelen 4, 5 en 6 geldt, wordt de verlaging zodanig vastgesteld dat de belanghebbende in ieder geval kan blijven beschikken over een inkomen van 75% van de basisnorm zoals die in artikel 21 en 22 van de wet is bepaald.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 8

Het College van burgemeester en wethouders is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening en beslist in die gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 9

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2004.

Artikel 10
  • 1.

    De verordening treedt in werking zes weken na publicatie van dit raadsbesluit

  • 2.

    De op 14 december 2000 vastgestelde verordening Toeslagen en Verlagingen 2001 in het kader van de Algemene bijstandswet wordt zes weken na publicatie van dit raadsbesluit ingetrokken.

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Landerd

van 29 april 2004.

De raad voornoemd,

de griffier

J.A.G. Huijs

de voorzitter

W.C. Doorn-Van der Houwen