Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Steenwijkerland

Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone centrumgebied Steenwijk 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Steenwijkerland
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone centrumgebied Steenwijk 2012
CiteertitelVerordening BI-zone Centrumgebied Steenwijk 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Experimentenwet Bedrijven Investeringszone (BI-zones) artikel 1, lid 1 en artikel 7, lid 4
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-05-201113-07-2011Nieuwe regeling

08-02-2011

Gemeenteblad 2011, nr. 17

2011/13

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-Zone centrumgebied Steenwijk 2012

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethoudjers van 18 januari 2011, nummer 2011/13;

gelet op artikel 1, eerste lid en artikel 7, vierde lid , van de Experimentenwet Bedrijven Investeringszones (BI-zones) en gelet op de tussen de gemeente Steenwijkerland en de Stichting Centrummanagement Steenwijk gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 31 januari 2011;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-Zone centrumgebied Steenwijk 2012 (Verordening BI-zone Centrumgebied Steenwijk 2012)

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deeluitmakende kaart;

  • b.

    de wet: de Experimentenwet BI-zones;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • d.

    Uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Steenwijkerland en Stichting Centrummanagement Steenwijk gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 31 januari 2011

Artikel 2 Aanwijzing vereniging

De Stichting Centrummanagement Steenwijk (hierna: de stichting) wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 3 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van vijf jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3.

    Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 4.

    Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ- bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 5 Belastingobject

  • 1.

    Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dient en die niet is genoemd in artikel 220d, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 2.

    Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze verordening.

  • 2.

    Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 3.

    Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1.

    In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die besteed zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

    • b.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

    • c.

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • d.

      begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.

Artikel 8 Belastingtarief

  • 1.

    De BIZ-bijdrage bedraagt bij een waarde van:

 in 2012in 2013in 2014in 2015in 2016
minder dan € 150.000,-€ 400,-€ 408,-€ 416,-€ 424,-€ 432,-
€150.000,- of meer, maar minder dan € 200.000,-€ 450,-€ 459,-€ 468,-€ 477,-€ 487,-
€ 200.000 of meer, maar minder dan € 250.000,-€ 500,-€ 510,-€ 520,-€ 530,-€ 541,-
€ 250.000,- of meer, maar minder dan € 300.000,-€ 550,-€ 561,-€ 572,-€ 583,-€ 595,-
€ 300.000,- of meer, maar minder dan € 350.000,-€ 600,-€ 612,-€ 624,-€ 636,-€ 649,-
€ 350.000,- of meer, maar minder dan € 400.000,-€ 650,-€ 663,-€ 676,-€ 690,-€ 704,-
€ 400.000,- of meer, maar minder dan € 450.000,-€ 700,-€ 714,-€ 728,-€ 743,-€ 758,-
€ 450.000,- of meer, maar minder dan € 500.000,-€ 750,-€ 765,-€ 780,-€ 796,-€ 812,-
€ 500.00,- of meer, maar minder dan € 550.000,-€ 800,-€ 816,-€ 832,-€ 855,-€ 872,-
€ 550.000,- of meer, maar minder dan € 600.000,-€ 850,-€ 867,-€ 884,-€ 902,-€ 920,-
€ 600.000,- of meer, maar minder dan € 650.000,-€ 900,-€ 918,-€ 936,-€ 955,- € 974,-
€ 650.000,- of meer, maar minder dan € 700.000,-€ 950,-€ 969,-€ 988,-€ 1.008,-€ 1.028,-
€ 700.000,- of meer, maar minder dan € 750.000,-€ 1.000,-€ 1.020,-€ 1.040,-€ 1.061,-€ 1.082,-
€ 750.000,- of meer, maar minder dan € 800.000,-€ 1.050,-€ 1.071,-€ 1.092,-€ 1.114,-€ 1.136,-
€ 800.000,- of meer€ 1.100,-€ 1.122,-€ 1.144,-€ 1.167,-€ 1.190,-
  • 2.

    Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 9 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede lid tweemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd, vervalt met betrekking tot het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de betaaltermijnen als genoemd in het eerste lid.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 12 Algemeen

Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene Subsidieverordening Steenwijkerland van toepassing.

Artikel 13 Subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    De subsidie bedraagt maximaal het bedrag van de jaarlijks te ontvangen BIZ-bijdragen, verminderd met de daarmee samenhangende perceptiekosten.

  • 3.

    In de Uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van bevoorschotting en de verrekening van meer- en minderopbrengsten van de ontvangen BIZ-bijdragen.

Artikel 14 Melding van relevante wijzigingen

  • 1.

    De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2.

    De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking acht dagen nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening BI-zone Centrumgebied Steenwijk 2012”.

De raad voornoemd,

de griffier, R.G.H.P. Moonen

de voorzitter, M.A.J. van der Tas