Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bijzondere subsidieverordening ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk 2012 |
Citeertitel | Bijzondere subsidieverordening ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg, ondersteuning en welzijn |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 22-6-2011
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gemeenteblad 2011,afd. 3A, nr. 107/444
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-09-2014 | nieuwe regeling | 22-06-2011 Gemeenteblad 2011,afd. 3A, nr. 107/444 | Gemeenteblad 2011,afd. 1, nr. 444 |
Paragraaf 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
buddy: een vrijwilliger die gedurende langere tijd (één tot twee jaar) sociaal-emotionele steun en begeleiding biedt aan:
(i) mensen met een ernstige, levensbedreigende of chronische ziekte;
(ii) mensen met langdurige fysieke beperkingen;
(iii) (ex-)verslaafden en (ex-)dak- en thuislozen in een sociaal isolement;
(i) introductie en vervolgens implementatie van nieuwe (combinaties van) methodieken die gebruikt worden bij mantelzorgondersteuning en de ondersteuningsinfrastructuur vrijwilligerswerk, om nog niet bereikte doelgroepen (beter) te bereiken;
(ii) het zoeken van nieuwe (combinaties van) tijdelijke samenwerkingsverbanden op het gebied van mantelzorgondersteuning en de ondersteunings-infrastructuur vrijwilligerswerk;
mantelzorgondersteuning: ondersteuning aan mantelzorgers in de vorm van informatie en advies, informele respijtzorg, educatieve en emotionele steun, en belangenbehartiging, voor zover deze activiteiten niet binnen de werkingssfeer van het basispakket mantelzorgondersteuning vallen dat reeds door de stadsdelen wordt gefinancierd;
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten die stadsdeeloverstijgend zijn en:
gericht zijn op ondersteuning van mantelzorgers die speciale aandacht behoeven door het geven van informatie en advies, emotionele en educatieve steun, informele respijtzorg en belangenbehartiging, voor zover deze activiteiten niet binnen de werkingssfeer van het basispakket mantelzorgondersteuning vallen dat reeds door de stadsdelen wordt gefinancierd;
Artikel 1.5 Verdeelsleutel en hoogte te verlenen bedrag
In wettelijke procedures en rechtsgedingen tegen besluiten die op grond van de Bijzondere Subsidieverordening voor ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers in de informele zorg 2008 zijn genomen, dan wel op tegen deze besluiten in te stellen of ingestelde beroepen, blijven, zowel in eerste aanleg als in verdere instantie, de regels van toepassing, die golden voor de intrekking van die verordening.
Algemene toelichting behorende bij de Bijzondere subsidieverordening ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk 2012
1. Context: Wmo - ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk
Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking getreden. Op dat moment zijn de Welzijnswet en de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) ingetrokken en zijn onderdelen van de AWBZ overgeheveld van het zorgkantoor naar de gemeente. Door deze beleidsterreinen onder één regime te brengen kunnen gemeenten meer samenhang aanbrengen in de ondersteuning, zorg en dienstverlening aan burgers. Gemeenten moeten de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van burgers bevorderen en een vangnet van voorzieningen bieden aan burgers die zich niet zelf of met hulp uit hun omgeving kunnen redden. In de Wmo is ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligerswerk expliciet vastgelegd als verantwoordelijkheid voor gemeenten. De gemeente hecht veel waarde aan het versterken van de civil society: het geheel aan sociale netwerken en verbanden in de samenleving. Mantelzorgers en vrijwilligers leveren een belangrijke bijdrage aan die civil society.
Mantelzorgers zorgen langdurig voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende ouder, partner, kind, vriend of buur. Mantelzorgers zijn geen beroepsmatige zorgverleners maar geven zorg omdat ze een persoonlijke band hebben met degene die ze verzorgen. Zeker als ze intensieve zorg verlenen - langer dan drie maanden en meer dan acht uur per week - kan mantelzorg zwaar zijn. Hierdoor lopen mantelzorgers het risico sociale, fysieke of emotionele problemen te krijgen.
De gemeente Amsterdam ondersteunt mantelzorgers om te voorkomen dat ze overbelast raken. Hierbij is er een verdeling tussen activiteiten die door stadsdelen gefinancierd worden via het basispakket mantelzorgondersteuning en activiteiten die gefinancierd worden door de centrale stad. Stadsdelen zijn verantwoordelijk voor uitvoering van het basispakket mantelzorgondersteuning gericht op ondersteuning van alle mantelzorgers, ook de moeilijk bereikbare groepen. Het betreft de volgende activiteiten: informatie en advies, materiële steun, emotionele en educatieve steun en het toeleiden naar respijtzorg. Deze verordening richt zich op subsidie van activiteiten die niet binnen het basispakket mantelzorgondersteuning vallen.
Vrijwilligers die zich inzetten in de informele zorg zijn er in soorten en maten. Bijvoorbeeld buddy's die mensen met psychische problemen bijstaan en emotionele ondersteuning bieden. Of maatjes die gekoppeld worden aan mensen met psychosociale problemen om samen activiteiten te ondernemen. Ook is het mogelijk dat mensen met een beperking of chronische ziekte hulp krijgen van vrijwilligers of dat vrijwilligers worden ingezet om mantelzorgers te ontlasten (informele respijtzorg). Daarnaast zijn er organisaties die zich richten op het makelen, waarbij vrijwilligers gekoppeld worden aan kwetsbare Amsterdammers die hulp nodig hebben. Bijvoorbeeld een groep vrijwilligers die een dagdeel de tuin opknapt van iemand die hier door beperkingen (fysiek/psychisch/psychosociaal) niet zelf toe in staat is. Of een vrijwilliger die mensen in een sociaal isolement thuis of in een verzorgingstehuis/verpleeghuis bezoekt om een praatje te maken.
De Bijzondere subsidieverordening ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk vervangt de Bijzondere Subsidieverordening voor ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers in de informele zorg 2008. De laatst genoemde verordening wordt ingetrokken en vervangen omdat deze niet aansluit bij het door de gemeenteraad in 2008 vastgesteld mantelzorgondersteuningsbeleid, met een verdeling tussen stadsdeeltaken (basispakket mantelzorgondersteuning) en centraalstedelijke taken.
De gemeente wil met de nieuwe verordening voorkomen dat er overlap ontstaat met subsidieregelingen van andere gemeentelijke diensten en programma's. Daarnaast wil de gemeente een betere regie voeren en sturing geven aan gewenste ontwikkelingen in de stad. Daarom wordt er in de nieuwe subsidieverordening gewerkt met speerpunten en maximumbedragen. Met speerpunten geeft de gemeente prioriteiten aan. Het biedt de mogelijkheid tot meer dynamiek, waardoor de gemeente kan meebewegen met, en kan inspelen op behoeften in de samenleving. Door te kiezen voor een maximumbedrag per aanvraag wil de gemeente stimuleren dat het palet aan activiteiten zo gevarieerd mogelijk is om tegemoet te komen aan de diversiteit van de samenleving. De gemeente wil voor zoveel mogelijk verschillende typen activiteiten subsidie mogelijk maken. Zonder een maximumbedrag te stellen is het moeilijk hierop te sturen.
3. Wettelijke context: ASA 2004 en Awb
Deze verordening vormt een aanvulling op de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2004 (ASA 2004). Voor zover deze verordening geen uitspraken doet over zaken, blijft de ASA 2004 onverminderd van toepassing. Wat in de ASA is geregeld, wordt niet herhaald in deze verordening. Daarnaast is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Van de Awb is met name titel 4.2 (Subsidies) relevant.
Artikelgewijze toelichting bij de Bijzondere subsidieverordening ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk 2012
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Voor zover begrippen niet in de begripsomschrijving te vinden zijn, wordt gebruik gemaakt van de begripsomschrijvingen in de wettekst van de Wmo. Voor zover begrippen niet zijn opgenomen in de begripsomschrijvingen en in de wettekst van de Wmo, wordt gebruikgemaakt van de begripsomschrijvingen in de Dikke Van Dale.
De inhoud van dit lid spreekt voor zich.
a. Sommige mantelzorgers hebben extra ondersteuning nodig omdat degenen die ze verzorgen, kampen met specifieke problematiek die vraagt om een speciale aanpak of ondersteuning.
b. De doelgroep waar deze verordening zich op richt, zijn vrijwilligers die zich inzetten in de informele zorg, ten behoeve van mensen die op enig moment kwetsbaar zijn: chronisch zieken, mensen met psychische, psychiatrische of psychosociale problemen, mensen die kampen met langdurige fysieke of verstandelijke beperkingen, of mensen die op een andere manier hulpbehoevend zijn.
c. Het is moeilijk vrijwilligers te vinden en te binden. Daarbij komt dat vrijwilligers, net als mantelzorgers, het risico lopen overbelast te raken, met name als ze actief zijn in de informele zorg en te maken krijgen met heftige problematiek. Om te zorgen dat voldoende Amsterdammers vrijwilligerswerk willen doen en blijven doen is makelen, werving, training, scholing, deskundigheidsbevordering en waardering van vrijwilligers een basisvoorwaarde. Al deze activiteiten dragen bij aan een sterke stedelijke ondersteuningsinfrastructuur vrijwilligerswerk.
De gemeenteraad heeft de mogelijkheid speerpunten te benoemen. Aanvragen die vallen binnen deze speerpunten krijgen voorrang bij het verdelen van het subsidiebudget. Speerpunten kunnen betrekking hebben op activiteiten of aandachtsgroepen. Door speerpunten te benoemen kan de gemeente regie voeren en meer sturing geven aan gewenste ontwikkelingen. Met de speerpunten geeft de gemeente prioriteiten aan. Het biedt de mogelijkheid tot meer dynamiek, waardoor de gemeente kan meebewegen met, en kan inspelen op behoeften in de samenleving.
Het College heeft de mogelijkheid kwaliteitseisen te benoemen die gelden als selectiecriteria bij het verdelen van het subsidiebudget. Projectaanvragen worden op basis van deze kwaliteitseisen beoordeeld en krijgen meer punten toebedeeld naarmate zij beter voldoen aan de kwaliteitseisen. Zo komen de kwalitatief beste projecten in aanmerking voor subsidie.
Artikel 1.3 Bevoegde bestuursorgaan
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 1.4Subsidiabele activiteiten
Bij stadsdeeloverstijgende activiteiten gaat het om activiteiten die toegankelijk zijn voor vrijwilligers en deelnemers uit de hele stad. In de praktijk betekent dit dat deelnemers vanuit verschillende stadsdelen aan de georganiseerde activiteiten meedoen en de vrijwilligers woonachtig zijn in verschillende stadsdelen. Een voorbeeld van een stadsdeeloverstijgende activiteit is het trainen van vrijwilligers die daarna via verschillende vrijwilligersorganisaties inzetbaar zijn als buddy of maatje voor kwetsbare burgers in de stad. Of vrijwilligers die via een organisatie in verschillende verpleeg- en verzorgingstehuizen in Amsterdam op bezoek gaan bij bewoners om sociaal isolement tegen te gaan. Activiteiten die niet als stadsdeeloverstijgend gelden, zijn bijvoorbeeld: het koppelen van vrijwilligers uit een bepaalde buurt of wijk aan kwetsbare burgers uit diezelfde buurten of wijken. Of activiteiten die plaatsvinden in een beperkt gedeelte van de stad.
De stadsdeeloverstijgende activiteiten van organisaties die bijdragen aan de ondersteuning van mantelzorg en vrijwilligerswerk zijn subsidiabel. Hierna volgt een nadere uitwerking van de activiteiten die daartoe worden gerekend.
a. Een buddy (voetnoot 1) is een vrijwilliger die gedurende langere tijd (een tot twee jaar) gekoppeld wordt aan mensen met een ernstige, levensbedreigende of chronische ziekte en/of langdurige fysieke beperkingen, waarbij sprake is van een forse impact van de ziekte op het leven de cliënt. Ook kunnen vrijwilligers gekoppeld worden aan (ex-)verslaafden en (ex-)dak- en thuislozen, Buddy's bieden sociaal-emotionele steun en begeleiding gericht op het vergroten van de autonomie van de cliënt. Voorbeelden van activiteiten zijn: naar de film of theater, luisteren en praten over emoties die het ziek zijn oproept, steun bieden in het contact met artsen en hulpverleners en steun bieden bij het onderhouden of opbouwen van een sociaal netwerk. Buddy's kunnen soms ook praktische steun bieden.
Een maatje (voetnoot 2) is een vrijwilliger die gedurende langere tijd (een tot twee jaar) gekoppeld wordt aan iemand met een fysieke of verstandelijke beperking, psychische, psychiatrische of psychosociale problemen om alledaagse activiteiten mee te ondernemen (naar de film, wandelen etc.). Het gaat vaak om mensen die weinig sociale contacten hebben. Maatjesprojecten dragen bij aan de maatschappelijke integratie en leveren een positieve bijdrage aan de beeldvorming van mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, of met een psychische/psychiatrische/psychosociale achtergrond. Doelstellingen bij een maatjescontact zijn:
Bij subsidiabele activiteiten zoals hierboven genoemd horen niet alleen het tot stand brengen van koppelingen (buddy's, maatjes), maar ook andere activiteiten die deze vrijwilligers ondersteunen en waarderen, activiteiten gericht op scholing en deskundigheidsbevordering of activiteiten die leiden tot een groter aanbod van vrijwilligers. Voorbeelden zijn: groepsbijeenkomsten tussen deelnemers (cliënten) al dan niet met vrijwilligers, informatiebijeenkomsten, workshops en activiteiten gericht op verbetering van de beeldvorming van de doelgroep.
b. Activiteiten gericht op mantelzorgers die extra ondersteuning behoeven, zijn divers en onder te verdelen in:
Informatie en advies: mantelzorgers informeren over de diverse ondersteuningsmogelijkheden die er zijn. Bijvoorbeeld informatie over materiële steun op gemeentelijk en rijksniveau, de mantelzorgkrant, informatie over hoe om te gaan met een ziekte of specifieke problematiek van degene die verzorgd wordt. In adviesgesprekken is meer tijd om mantelzorgers te helpen zaken uit te zoeken of op een rijtje te zetten.
Emotionele en educatieve steun: voorbeelden hiervan zijn: lotgenotencontact, cursussen gericht op ontspanning, maar ook trainingen op het gebied van assertiviteit of tiltechnieken, waardoor mantelzorgers zichzelf emotioneel en fysiek minder snel belasten.
Informele respijtzorg: bij informele respijtzorg gaat het om tijdelijke en kortdurende vervangende zorg door een vrijwilliger, zodat de mantelzorger tijd voor zichzelf heeft of er even tussenuit kan. De zwaarte van inzet is afhankelijk van de gezondheidssituatie van de zorgvrager. De hulp sluit aan bij de behoefte van de mantelzorger. Alle activiteiten gericht op werven, matchen, training, deskundigheidsbevordering en waardering van vrijwilligers ten behoeve van informele respijtzorg, komen in aanmerking voor subsidie.
Daarnaast komt ook belangenbehartiging voor subsidie in aanmerking. Belangenbehartiging van mantelzorgers vormt een belangrijk ingrediënt voor het in stand houden van een stedelijke infrastructuur ondersteuning mantelzorg. Activiteiten zijn gericht op het signaleren van knelpunten en behoeften voor het verbeteren van de voorwaarden waaronder mantelzorgers hun taak verrichten. Het signaleren gebeurt op basis van inbreng van mantelzorgers zelf. De inbreng wordt vervolgens vertaald in gevraagde en ongevraagde adviezen richting (gemeentelijke) beleidsmakers, politici en zorgaanbieders.
Bij alle bovenstaande activiteiten gaat het alleen om activiteiten die mantelzorgers ondersteunen die niet reeds via het basispakket mantelzorgondersteuning van de stadsdelen worden ondersteund. Het gaat om mantelzorgers die extra ondersteuning nodig hebben omdat degenen die ze verzorgen kampen met specifieke problematiek die vraagt om een speciale aanpak of ondersteuning.
c. Onder activiteiten gericht op het in stand houden van een stedelijke ondersteuningsinfrastructuur vrijwilligerswerk wordt het volgende verstaan:
Training, scholing, deskundigheidsbevordering en waardering: cursussen, workshops, training, themabijeenkomsten, (na)scholing en waardering van vrijwilligers. Voorwaarde voor subsidieverlening is dat de activiteiten openstaan voor vrijwilligers die zich inzetten in de informele zorg, de civil society, en voor kwetsbare burgers in Amsterdam. Met de activiteiten doen vrijwilligers kennis en vaardigheden op die ze in hun werk kunnen toepassen en het biedt hen mogelijkheden tot persoonlijke groei.
Makelen: het actief en bewust matchen van vrijwilligers aan (een) kwetsbare burger(s), een activiteit, of vrijwilligersorganisatie met als doel een concreet resultaat tot stand te brengen. Dit veronderstelt steeds de aanwezigheid van een bemiddelende instantie. Centraal staat het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Voorbeelden van makelen:
het matchen van één of meerdere vrijwilliger(s) aan een kwetsbare burger om diverse activiteiten mee te ondernemen: wandelen, bezoek aan een museum. Het kan ook gaan om hulp zoals boodschappen doen, een klusje doen, voor vervoer zorgen, hulp bij correspondentie, meegaan naar de (huis)arts of ziekenhuis;
het matchen van één of meerdere vrijwilliger(s) aan activiteiten die bijdragen aan het versterken van de civil society. Bijvoorbeeld: een groep vrijwilligers die een dagdeel de tuin opknapt van iemand die hier door fysieke, psychische of psychosociale beperkingen niet zelf toe in staat is. Andere voorbeelden zijn: een vrijwilliger die oudere migranten begeleidt naar het ziekenhuis of vrijwilligers die gekoppeld worden aan allochtone Amsterdammers om hen wegwijs te maken in de Amsterdamse samenleving;
d. Bij innovatieve activiteiten gaat het om het introduceren en vervolgens implementeren van nieuwe (combinaties van) methodieken die gebruikt worden bij mantelzorgondersteuning en de stedelijke ondersteuningsinfrastructuur vrijwilligerswerk om nog niet bereikte doelgroepen (beter) te bereiken. Het gaat ook om het zoeken van nieuwe (combinaties van) tijdelijke samenwerkingsverbanden bij activiteiten gericht op mantelzorgondersteuning en de stedelijke ondersteuningsinfrastructuur vrijwilligerswerk.
Artikel 1.5Verdeelsleutel en hoogte te verlenen bedrag
De inhoud van dit lid spreekt voor zich.
Op basis van jaarlijkse aanvragen kan subsidie verleend worden gedurende de periode van maximaal vier achtereenvolgende jaren. Organisaties kunnen jaarlijks aanvragen tot het maximale bedrag, maar kunnen ook minder aanvragen als dat voldoende is om de geplande activiteiten uit te voeren. Als organisaties een subsidiebedrag aanvragen dat lager is dan het maximale subsidiebedrag, wordt het aangevraagde bedrag toegekend.
De effecten die de activiteiten hebben op het versterken van de sociale infrastructuur in de stad, hebben enige tijd nodig. Vier jaar geeft hiervoor voldoende tijd. Daarnaast wil het college kunnen meebewegen met ontwikkelingen en noden uit de samenleving. Een maximale periode van vier jaar biedt het college de flexibiliteit om, hierop inspelend, prioriteiten te stellen.
De inhoud van dit lid spreekt voor zich.
De gemeenteraad heeft de mogelijkheid in een peiljaar speerpunten te benoemen: activiteiten of aandachtsgroepen. Aan deze activiteiten of aandachtsgroepen wordt in eerste instantie voorrang gegeven. De gemeente vindt het belangrijk subsidie te verlenen aan activiteiten die voldoen aan de vastgestelde kwaliteitseisen. Daarom wordt in tweede instantie voorrang gegeven aan projectaanvragen die het beste voldoen aan de kwaliteitseisen.
De inhoud van dit lid spreekt voor zich.
Er is gekozen voor een maximumbedrag van € 30.000 per aanvraag omdat er beperkte middelen zijn binnen het subsidieplafond en de gemeente wil stimuleren dat het palet aan activiteiten zo gevarieerd mogelijk is om tegemoet te komen aan de diversiteit van de samenleving. De gemeente wil voor zoveel mogelijk verschillende typen activiteiten subsidie mogelijk maken. Zonder een maximumbedrag te stellen is het moeilijk hierop te sturen.
Activiteiten die vallen binnen het innovatiebudget kunnen voor één jaar subsidie krijgen met een mogelijkheid van een tweede jaar. Subsidie in het tweede jaar is bedoeld om activiteiten die in het eerste jaar ontwikkeld zijn, te implementeren. Twee jaar biedt voldoende tijd voor ontwikkeling en implementatie. Indien organisaties nieuwe activiteiten die succesvol zijn, willen voortzetten, moeten deze na twee jaar worden opgenomen in bestaande programma's van organisaties. Dit betekent dat ze keuzes moeten maken.
De gemeenteraad heeft de mogelijkheid in een peiljaar speerpunten te benoemen: activiteiten of aandachtsgroepen. Aan deze activiteiten of aandachtsgroepen wordt in eerste instantie voorrang gegeven. De gemeente vindt het belangrijk subsidie te verlenen aan activiteiten die voldoen aan de vastgestelde kwaliteitseisen. Daarom wordt in tweede instantie voorrang gegeven aan projectaanvragen die het beste voldoen aan de kwaliteitseisen.
De inhoud van dit lid spreekt voor zich.
Paragraaf 2 Aanvraag en verlening van subsidies
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich.
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich.
Voor een subsidieaanvraag maken organisaties gebruik van het vastgestelde aanvraagformulier. Dit formulier dient volledig ingevuld de gegevens te bevatten op basis waarvan de aanvraag wordt beoordeeld. In het aanvraagformulier staan in ieder geval de volgende zaken.
a. Het college vraagt een beschrijving van de subsidiabele activiteiten waarvoor de organisaties subsidie aanvraagt. Deze moeten bijdragen aan mantelzorgondersteuning en het in stand houden van een stedelijke ondersteuningsinfrastructuur vrijwilligerswerk. Per activiteit moet duidelijk beschreven zijn welk doel een activiteit heeft en welk beoogd resultaat. Het beoogde resultaat moet daarbij zo concreet mogelijk geformuleerd zijn.
b. Het aanvraagformulier vraagt om gegevens in te vullen over de grootte van de doelgroep die bereikt wordt met de subsidiabele activiteiten.
c. Het college wil inzicht krijgen in de expertise die organisaties hebben met de doelgroep.
d. Het college vraagt in het aanvraagformulier ook een overzicht van overige subsidieaanvragen bij andere overheden (provincie, rijk) en gemeentelijke diensten en/of stadsdelen en eventueel gedane toezeggingen. Subsidiëring van de activiteiten elders kan leiden tot een korting op, of weigering van de subsidie op basis van deze verordening.
e. In Amsterdam zijn veel organisaties die koppelingen in de informele zorg aanbieden. Het gaat hierbij om maatjes- en buddycontacten. Ook bij informele respijtzorg vindt een vorm van koppeling plaats. Het college wil inzicht krijgen in wat er nodig is om deze koppelingen succesvol, kwalitatief goed en kosteneffectief aan te bieden. Daarom wordt aan organisaties gevraagd inzicht te geven in de gemiddelde kostprijs van een koppeling. Omdat het opstellen van een productomschrijving en kostprijsberekening enige tijd kost, krijgen organisaties hier de tijd voor.
f. Het college vraagt organisaties inzicht te geven in de wijze waarop ze de kwaliteit van hun dienstverlening bewaken. Het gaat o.a. om de volgende zaken:
g. De subsidie op basis van deze verordening kan door organisaties worden ingezet voor personeelskosten, vaste kosten voor de huisvesting en organisatie (bijvoorbeeld portokosten, telefoon, internet) en voor variabele kosten die bijdragen aan mantelzorgondersteuning het in stand houden van een stedelijke ondersteuningsinfrastructuur vrijwilligerswerk. Organisaties maken bij de aanvraag gebruik van het begrotingsformulier dat bij het aanvraagformulier hoort.
h. Een bestuursverklaring waarin verklaard wordt dat de gegevens naar waarheid zijn verstrekt. Organisaties maken hiervoor gebruik van het format bestuursverklaring, dat een onderdeel vormt van het aanvraagformulier.
Als organisaties niet voldoen aan de criteria voor subsidietoewijzing, zoals beschreven in (de toelichting van) artikel 1.4, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren. Ook kan het college subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren als de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd onder een andere gemeentelijke, provinciale of rijksregeling worden gesubsidieerd. Ten slotte kan subsidie geheel of gedeeltelijk geweigerd worden als de aanvrager niet beschikt over aantoonbare kennis van de doelgroep. De weigeringsgronden zoals neergelegd in artikel 4:35 Awb en de artikelen 2:3 en 5:4 ASA 2004 zijn onverkort van toepassing.
De weigeringsgronden in artikel 4:35 Awb houden verband met vragen zoals:
Heeft de aanvrager juiste en volledige gegevens verstrekt? In artikel 2.4, leden 1 en 2, van deze verordening is aangegeven welke gegevens de aanvrager dient te overleggen. Indien de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, kan de subsidieverlening worden geweigerd.
De weigeringsgronden in artikelen 2:3 en 5:4 ASA 2004 houden verband met vragen zoals:
Paragraaf 3 Vaststelling subsidies
Artikel 3.1 Aanvraag tot vaststelling
Het college stelt naast het aanvraagformulier een formulier vast voor het vaststellen van de subsidie. Dit formulier wordt door alle subsidieontvangers gebruikt om de subsidie te verantwoorden en een aanvraag tot vaststelling in te dienen. Het formulier geeft een overzicht van de geleverde prestaties en behaalde resultaten en van de gedane uitgaven, zoals die waren beoogd in de subsidieaanvraag.
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich.
1. De definitie van buddy is gebaseerd op de definitie zoals genoemd in het rapport: Functies Steunpunten Mantelzorg en organisaties Intensieve Vrijwilligerszorg, van Mezzo (september 2008).
2. De definitie van maatje is gebaseerd op de definitie zoals genoemd in het rapport: Functies Steunpunten Mantelzorg en organisaties Intensieve Vrijwilligerszorg, van Mezzo (september 2008).