Organisatie | Hoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2009 (1e wijz) |
Citeertitel | Verordening Parkeerbelastingen 2009 (1e wijz) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | 215 baten parkeerbelasting |
671A
De tarieventabel onder 1 is gecorrigeerd waarbij de datum van ingang van de heffing 1 januari 2009 is.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-04-2009 | 01-01-2010 | artikel 1 | 07-04-2009 Gemeenteblad 2009=12a | 2009 09.04086 | |
01-01-2009 | nieuwe regeling | 16-12-2008 Gemeenteblad 2008=35b | 2008 08.48364 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren:het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven.
Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
De belasting wordt niet geheven van degene op wiens naam een gehandicapten- parkeerkaart is uitgeschreven of in bezit is van een gehandicaptenvoertuig.
Met uitzondering van parkeergarages. Hierbij dient de gehandicaptenparkeerkaart duidelijk leesbaar en op een zichtbare plaats, bij voorkeur op het dashboard, in het voertuig te zijn geplaatst.
Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 7 Heffing naar tijdsgelang
Indien voor een parkeervergunning parkeerbelasting is voldaan voor een tijdvak van langer dan één kalendermaand en die parkeervergunning vóór het verstrijken van dat tijdvak wordt ingetrokken, wordt ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal nog niet ingetreden volle kalendermaanden van dat tijdvak.
De in de vorige volzin bedoelde ontheffing wordt niet eerder verleend dan nadat de beschikking van het college van burgemeester en wethouders, waarbij de parkeervergunning wordt ingetrokken, onherroepelijk is komen vast te staan.
Indien een vergunninghouder parkeerbelasting heeft voldaan voor een parkeervergunning over een tijdvak van langer dan één kalendermaand en aannemelijk is, dat als gevolg van door of met medewerking van het gemeentebestuur getroffen maatregelen, andere dan die bedoeld in het eerste lid, gedurende één of meer in dat tijdvak vallende kalendermaanden niet van de parkeervergunning gebruik heeft kunnen maken, wordt op schriftelijk verzoek ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke de vergunninghouder niet heeft kunnen parkeren.
Artikel 8 Wijze van heffing en termijn van betaling
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, dan wel door middel van het werpen van geld in parkeerapparatuur en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren, dan wel bij wege van nota en moet worden betaald na afloop van het parkeren danwel terstond na aanbieding van de nota. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op de parkeerapparatuur kennisgegeven. Het college van burgemeester en wethouders geeft omtrent een en ander nadere regels.
Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken besluit.
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.
TARIEVENTABEL 2009 BEHORENDE BIJ DE VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2009