Organisatie | Tytsjerksteradiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tytsjerksteradiel |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tytsjerksteradiel |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, artikel 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-08-2011 | 01-10-2011 | Onbekend | 14-07-2011 Actief, 10-08-2011 | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1.3 Indiening aanvraag
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing (vervallen)
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning ontheffing
Artikel 1.7 Termijnen (vervallen)
Artikel 1.8 Lex Silencio Positivo (wel)
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1a Verblijfsontzeggingen
Paragraaf 2 Optochten en betogingen
Artikel 2.1.2.1 Optochten (vervallen)
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
Artikel 2.1.2.4 Te verstrekken gegevens
Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of …………………afbeeldingen (vervallen)
Paragraaf 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.1.4.1 Feest, muziek en wedstrijd e.d. (vervallen)
Artikel 2.1.4.2 Dienstverlening (vervallen)
Artikel 2.1.4.3 Straatmuzikant
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1a Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd …………………..met de publieke functie van de weg
Artikel 2.1.5.1b Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Artikel 2.1.5.1c Vrij te stellen categorieën
Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2.1.5.3 Maken en veranderen van een uitweg
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.1 Veroorzaken van gladheid
Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes (vervallen)
Artikel 2.1.6.3 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d. (vervallen)
Artikel 2.1.6.5 Kelderingangen e.d. (vervallen)
Artikel 2.1.6.6 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2.1.6.7 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen (vervallen)
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2.1.6.10 Objecten onder hoogspanningslijn (vervallen)
Artikel 2.1.6.11 Veiligheid op het ijs
Artikel 2.1.6.12 Bijt in het ijs
Artikel 2.1.6.13 Gevaarlijk ijs
Artikel 2.1.6.14 Vrijheid ijsverkeer
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2.3.1.2 Exploitatievergunning horecabedrijf
Artikel 2.3.1.3 Opheffing vergunningplicht (vervallen)
Artikel 2.3.1.4 Sluitingstijden
Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting
Artikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Artikel 2.3.1.7 Ordeverstoring
Artikel 2.3.1.8 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Artikel 2.3.1.9 Overige bepalingen
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.1 Begripsomschrijvingen (vervallen)
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie (vervallen)
Artikel 2.3.2.3 Nachtregister (vervallen)
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister (vervallen)
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2.4.2 Plakken en kladden
Artikel 2.4.3 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2.4.5 Betreden van plantsoenen e.d. (vervallen)
Artikel 2.4.6 Rijden over bermen e.d. (vervallen)
Artikel 2.4.7 Hinderlijk gedrag op of aan de weg
Artikel 2.4.8 Verboden drankgebruik
Artikel 2.4.9 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2.4.10 Verboden gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d. (vervallen)
Artikel 2.4.12 Afsluiten voertuigen (vervallen)
Artikel 2.4.13 Bespieden van personen (vervallen)
Artikel 2.4.14 Bewakingsapparatuur (vervallen)
Artikel 2.4.15 Nodeloos alarmeren
Artikel 2.4.16 Alarminstallaties (vervallen)
Artikel 2.4.17 Loslopende honden
Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden, pony’s en paarden
Artikel 2.4.19 Gevaarlijke honden
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Artikel 2.4.21 Wilde dieren (vervallen)
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie en dergelijke
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, escortbedrijven, straatprostitutie en dergelijke
Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen en escortbedrijven
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3.2.6 Straat- en raamprostitutie
Artikel 3.2.7 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 4.2.1.1 Begripsomschrijvingen
Paragraaf 2 Inzameling van afvalstoffen
Artikel 4.2.2.1 Aanwijzing inzamelende instanties
Artikel 4.2.2.2 Afzonderlijke inzameling
Artikel 4.2.2.3 Inzamelmiddelen en -voorzieningen
Artikel 4.2.2.4 Frequentie van inzamelen bij elk perceel
Artikel 4.2.2.5 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning
Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.2.3.1 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Artikel 4.2.3.2 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Artikel 4.2.3.3 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Artikel 4.2.3.4 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Artikel 4.2.3.4a Minicontainers
Artikel 4.2.3.4b Verwijdering minicontainers
Artikel 4.2.3.5 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Artikel 4.2.3.6. Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 4.2.3.7 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 4.2.3.8 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel
Artikel 4.2.3.9 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Artikel 4.2.3.10 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Paragraaf 4 Inzameling van andere categorieën van afvalstoffen
Artikel 4.2.4.1 Inzamelverbod andere categorieën afvalstoffen behoudens vergunning
Artikel 4.2.4.2 Inzameling andere categorieën afvalstoffen door de inzameldienst
Artikel 4.2.4.3 Ter inzameling aanbieden van andere categorieën afvalstoffen
Afdeling 4 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.4.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen
Artikel 4.4.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
Artikel 4.4.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Artikel 4.4.4 Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten
Artikel 4.4.5 Straatvegen (vervallen)
Artikel 4.4.6 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4.4.7 Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Artikel 4.4.8 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Afdeling 5 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 4.5.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 4.5.3 Aanvraag vergunning
Artikel 4.5.3a Weigeringsgronden
Artikel 4.5.4 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Artikel 4.5.5 Meldingsplicht voor dunning
Artikel 4.5.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
Artikel 4.5.7 Schadevergoeding
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5.1.2a Te koop aanbieden van voertuigen (vervallen)
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Artikel 5.1.6 Parkeren van reclamevoertuigen of vaartuigen
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Artikel 5.1.9 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Afdeling 2 Collecteren, venten en standplaatsen
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen
Artikel 5.2.2.1 Begripsomschrijving
Artikel 5.2.2.2 Ventverbod en meldingsplicht
Artikel 5.2.3.1 Begripsomschrijving
Artikel 5.2.3.2 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5.2.3.3 Toestemming van de rechthebbende
Artikel 5.2.3.4 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5.3.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5.3.2 Ligplaats innemen
Artikel 5.3.4 Aanwijzingen ligplaats/aanlegmogelijkheid
Artikel 5.3.8 Procedure m.b.t. de aanwijzing van ligoevers
Artikel 5.3.9 Procedure m.b.t. de aanwijzing van oevers en/of wateren waar het verboden is aan te leggen, te ankeren of te varen
Artikel 5.3.10 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers
Artikel 5.3.11 Reddingsmiddelen
Artikel 5.3.12 Veiligheid op het water
Artikel 5.3.13 Overlast aan vaartuigen
Artikel 5.3.14 Ligplaats aan laad- of losplaats
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
Aanleggen: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening af aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk wordt gebruikt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig.
Artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2.1.5.2, 2.1.5.3, 4.5.2. of artikel 4.7.2.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
1.Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2 Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor artikel 4.5.11 ontheffing recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen.
Artikel 1:9 Lex Silencio Positivo (niet)
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
> Artikel 2:2.2. Vergunning evenementen;
> Artikel 2:3.1.2 Exploitatievergunning horeca;
> Artikel 3.2.1. Vergunning seksinrichting;
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Het is verboden op een openbare plaats dan wel een publiek toegankelijk gebouw deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden, ongeregeldheden te veroorzaken of in groepsverband dan wel afzonderlijk anderen lastig te vallen, te vechten of op andere wijze de openbare orde te verstoren.
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.1.1.1a Verblijfsontzeggingen
Het is degene aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde of zedelijkheid is bekendgemaakt, verboden zich anders dan in een openbaar middel van vervoer te bevinden op of aan de door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen, gedurende de uren daarbij genoemd. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode van ten hoogste twaalf weken (verblijfsontzegging).
3.De burgemeester beperkt het in het eerste lid gestelde verbod, indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
4.Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod.
Paragraaf 2 Optochten en betogingen
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat de betoging zal worden gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van wat in artikel 2.1.2.4, eerste lid, hierover is bepaald.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Artikel 2.1.2.4 Te verstrekken gegevens
Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of ………………………..afbeeldingen
Paragraaf 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.1.4.1 Feest, muziek en wedstrijd e.d. (vervallen)
Artikel 2.1.4.2 Dienstverlening
Artikel 2.1.4.3 Straatmuzikant
1 Het is verboden ten behoeve van publiek als straatmuzikant op te treden in de bebouwde kom.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1a Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2.1.5.1c Vrij te stellen categorieën
Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 2.1.5.1a niet geldt.
Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
1.Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde gezag een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat, alsmede alle niet-openbare ontsluitingswegen van gebouwen.
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.3 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.1.6.7 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
1.Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers of (brom)fietsers bestemde deel van de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen lager dan 2,2 meter boven dat gedeelte van de weg.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 m uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af naar achter gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht.
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringswet Privaatrecht.
Artikel 2.1.6.10 Objecten onder hoogspanningslijn (vervallen)
Artikel 2.1.6.11 Veiligheid op het ijs
Artikel 2.1.6.12 Bijt in het ijs
Artikel 2.1.6.13 Gevaarlijk ijs
De rechthebbende op een werk voor de afvoer van water is, wanneer het ijs in of nabij een ijsbaan of ijsweg door uitstorting van dat water onbetrouwbaar is, verplicht de gevaarlijke plaats duidelijk zichtbaar en op opvallende wijze af te bakenen.
Artikel 2.1.6.14 Vrijheid ijsverkeer
Het is verboden op of aan een voor het publiek toegankelijke ijsbaan of ijsweg op enigerlei wijze de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak te belemmeren dan wel de veiligheid op die ijsweg of ijsbaan in gevaar te brengen.
Artikel 2.1.6.15 Wedstrijd op het ijs (vervallen)
Artikel 2.1.6.16 Onbetrouwbaarheid van het ijs
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1 Begripsomschrijvingen
1.Het is verboden bij een evenement onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden, te veroorzaken of in groepsverband dan wel afzonderlijk anderen lastig te vallen, te vechten of op andere wijze de orde te verstoren.
2.Het is verboden bij evenementen messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, op een zodanige wijze mee te voeren dat de openbare orde of veiligheid in gevaar komt of kan komen.
3.Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor wapens die behoren tot categorie I, II, III en IV Wet wapens en munitie.
4.Eenieder is verplicht bij evenementen alle aanwijzingen van ambtenaren van politie en brandweer in het belang van openbare orde of veiligheid terstond en stipt op te volgen.
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan een voor het publiek toegankelijke inrichting met het bijbehorende terras en andere aanhorigheden waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, ontspanning en amusement wordt geboden, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid zijn tevens begrepen instellingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke, of godsdienstige aard zoals een dorpshuis, verenigingsgebouw, sportkantine of daaraan verwante instelling als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet.
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
5 Onder houder wordt in deze paragraaf verstaan: degene die een horecabedrijf exploiteert op grond van het bepaalde in artikel 2.3.1.2 of 2.3.1.3.
6. Deze paragraaf verstaat niet onder bezoekers:
Artikel 2.3.1.2 Exploitatievergunning horecabedrijf
1.Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 weigert de burgemeester de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan c.q. indien het verzoek tot medewerking aan een vrijstelling of wijziging van het bestemmingsplan onherroepelijk is afgewezen.
De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Bij de toepassing van de in het vierde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.
onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal Wegenreglement Fryslân.
Artikel 2.3.1.4 Sluitingstijden
een café, discotheek, restaurant of daaraan verwant bedrijf waar alcohol mag worden geschonken verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven op zondag tot en met donderdag tussen 01.00 en 06.00 uur, en op vrijdag en zaterdag tussen 02.00 en 06.00 uur;
Voor horecabedrijven als bedoeld in artikel 2.3.1.1, derde lid, is het de houder daarvan verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven op zondag tot en met zaterdag tussen 24.00 en 06.00 uur, met dien verstande dat voor dorpshuizen een afwijkend tijdstip geldt op vrijdag en zaterdag van 01.00 tot 06.00 uur.
Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.4 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.3.1.4 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.1.5 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2.3.1.7 Ordeverstoring
1.Het is verboden in een horecabedrijf onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden, te veroorzaken of in groepsverband dan wel afzonderlijk anderen lastig te vallen, te vechten of op andere wijze de orde te verstoren.
2.Het is verboden in een horecabedrijf messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, op een zodanige wijze mee te voeren dat de openbare orde of veiligheid in gevaar komt of kan komen.
3.Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor wapens die behoren tot categorie I, II, III en IV Wet wapens en munitie.
4.Eenieder is verplicht in een horecabedrijf alle aanwijzingen van ambtenaren van politie en brandweer in het belang van openbare orde of veiligheid terstond en stipt op te volgen.
Artikel 2.3.1.8 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van artikel 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.5.
Artikel 2.3.1.9 Overige bepalingen
Een vergunning als bedoeld in artikel 2.3.1.2 vervalt, indien het betreffende horecabedrijf wordt beëindigd, van overheidswege wordt gesloten, indien gedurende een periode van zes maanden geen gebruik wordt gemaakt van de vergunning of indien de aard en omvang van het horecabedrijf wordt gewijzigd.
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.2 Speelautomaten
1.In dit artikel wordt verstaan onder:
a Wet: de Wet op de kansspelen
b speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;
c kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;
d hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
e laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
in hoogdrempelige inrichtingen niet deel uitmakende van een verblijfsrecreatieve voorziening (als bedoeld onder d), zijn maximaal 2 speelautomaten toegestaan. Hierbij moet worden gekozen uit of max. 2 kansspelautomaten of max. 2 behendigheidsautomaten, een combinatie van 1 kansspelautomaat en 1 behendigheidsautomaat is niet toegestaan;
in samengestelde inrichtingen niet deel uitmakende van een verblijfsrecreatieve voorziening (als bedoeld onder d) zijn voor de gehele inrichting maximaal 2 speelautomaten toegestaan, te weten ofwel 2 kansspelautomaten of 2 behendigheidsautomaten in het hoogdrempelige deel, ofwel 2 behendigheidsautomaten in het laagdrempelige deel;
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.10 Verboden gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.15 Nodeloos alarmeren
Het is verboden zonder dat daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat de politie, de brandweer of enige andere overheidsinstelling op welke wijze dan ook te alarmeren.
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het- college is aangegeven.
Artikel 2.4.22 Loslopend vee en pluimvee
1 De rechthebbende op vee of pluimvee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke (pluim)veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Indien in bewaring gesteld (pluim)vee, als bedoeld in het derde lid, niet binnen een termijn van een week, gerekend vanaf de dag van inbewaringstelling, door de eigenaar is opgevorderd, brengt het college deze bewaring door publicatie in een of meer plaatselijk verschijnende nieuwsbladen ter openbare kennis.
Indien de eigenaar het (pluim)vee niet binnen een week na de in het vierde lid bedoelde publicatie heeft gevorderd, wordt dit in het openbaar verkocht. Na aftrek van de kosten van bewaring en publicatie wordt de opbrengst gedurende de wettelijke termijn van verjaring ter beschikking van de eigenaar gehouden.
In afwijking van het bepaalde in het vierde en vijfde id zijn burgemeester en wethouders na het verstrijken van de termijn, als bedoeld in het vierde lid, eveneens gerechtigd over te gaan tot openbare verkoop van het (pluim)vee als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de waarde van het vee ontoereikend is om hieruit de kosten van bewaring en publicatie te voldoen.
Het is de rechthebbende op duiven verboden deze te laten uitvliegen, indien het college hem schriftelijk heeft meegedeeld, dat zij dit in verband met de plaats waar de duiven worden gehouden hinderlijk voor de omgeving achten.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder vuurwerk:
Vuurwerk waarop het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen van toepassing is.
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.7.1a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te treffen of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 9 Preventief fouilleren
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2.9.2 Cameratoezicht op openbare plaatsen
1.De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
2.De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere door de gemeenteraad aan te wijzen openbare plaatsen.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, escortbedrijven, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onher-roepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 453 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
De exploitant – indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en) - of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
1.Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.
2. De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Artikel 3.2.6 Straat- en raamprostitutie
Met het oog op de in artikel 3.3.3, tweede lid, genoemde belangen kan de burgemeester personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het tweede of derde lid, bij besluit verbieden zich gedurende bij dat besluit bepaalde termijn en aangegeven tijden, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen als bedoeld in het eerste lid;
Artikel 3.2.7 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Paragraaf 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden; nadere regels
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.3. Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per jaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste 10 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per jaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.110 lid 1 van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste 10 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te
leiden of daaraan deel te nemen, indien:
de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft, wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze worden beïnvloed.
Artikel 4.1.7 Overige geluidhinder
Het verbod geldt niet, voor zover artikel 2.4.16, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1994 of het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen van toepassing zijn.
Artikel 4.1.8 Gebruik geluidsapparaat in de openlucht
Het is verboden zonder voorafgaande melding aan het college aan, op of boven de weg of openbaar water door middel van een geluidsapparaat een toespraak, gezang of muziek voor het publiek ten gehore te brengen.
Artikel 4.1.9 Geluidhinder door dieren
Het is verboden dieren zodanig te houden, dat voor de omgeving of overigens kennelijk geluidhinder ontstaat.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 4.2.1.1 Begripsomschrijvingen
ter inzameling aanbieden: de wijzen van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe ter beschikking gestelde plaats.
wordt alleen aan bedrijven verstrekt).
Paragraaf 2 Inzameling van afvalstoffen
Artikel 4.2.2.2 Afzonderlijk inzameling
Door de inzameldienst of de krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid aangewezen personen of instanties worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:
Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.2.3.1 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke ………………………..afvalstoffen aan anderen
Artikel 4.2.3.2 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke ………………………..afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Artikel 4.2.3.4 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een ………………………...inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Artikel 4.2.3.4b Verwijdering minicontainers
De houder van een minicontainer moet ervoor zorgen dat de deze zo spoedig mogelijk na lediging door de inzameldienst, doch uiterlijk om 24.00 uur op de krachtens artikel 4.2.3.9 eerste lid vastgestelde inzameldag, van de openbare weg is gehaald.
Artikel 4.2.3.5 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een ………………………...inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Indien voor de gebruiker van een perceel voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen krachtens artikel 4.2.2.3, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening is aangewezen, is het voor de gebruiker verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.
Artikel 4.2.3.6 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via ………………………...inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 4.2.3.7 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een ………………………...brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 4.2.3.8 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder ………………………...inzamelmiddel
Artikel 4.2.3.10 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van ………………………...huishoudelijke afvalstoffen
In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid, aangewezen personen of instanties.
Paragraaf 4 Inzameling van andere categorieën van afvalstoffen
Artikel 4.2.4.1 Inzamelverbod andere categorieën afvalstoffen behoudens ………………………..vergunning
Artikel 4.2.4.2 Inzameling andere categorieën afvalstoffen door de inzameldienst
Het college kan andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.
Afdeling 4 Bodem-, weg en milieuverontreiniging
Artikel 4.4.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen
afval of vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden;
Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod is niet van toepassing op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, de krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid aangewezen personen of instanties of houders van een vergunning als bedoeld in artikel 4.2.2.5.
Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de stoffen of voorwerpen op de weg geraken of tijdelijk op de weg worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel van het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.
Artikel 4.4.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag; te reinigen of te doen reinigen.
Artikel 4.4.4 Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten
Degene die op de weg reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 4.4.6 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.4.7 Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Het is verboden afvalstoffen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden.
Artikel 4.4.8 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en ………………. putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 5 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen
g. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);
Artikel 4.5.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 4.5.3a Weigeringsgronden
De vergunning kan in elk geval worden geweigerd op grond van:
Artikel 4.5.5 Meldingsplicht voor dunning
In het geval bedoeld in het zevende lid, wordt de kennisgeving van voorgenomen dunning aangemerkt als een verzoek om vergunning als bedoeld in artikel 4.5.3. Het college stelt in dat geval degene die de kennisgeving van voorgenomen dunning heeft gedaan, binnen de in het tweede lid genoemde termijn schriftelijk van hun beslissing in kennis.
Artikel 4.5.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegde gezag is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het bevoegde gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegde gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.5.7 Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.5.2, artikel 4.5.4, artikel 4.5.5 of artikel 4.5.6, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het bevoegde gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4.5.8 Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 5a Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4.5.10 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; bijvoorbeeld een tent, tentwagen, kampeerwagen, camper of caravan.
Afdeling 7 Maatregelen tegen ontsiering en overlast
Artikel 4.7.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
1.Het is verboden één of meer van de volgende voorwerpen of stoffen in de open lucht op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, indien deze opslag, plaatsing of aanwezigheid naar het oordeel van het college het uiterlijk van de gemeente op ontoelaatbare wijze schaadt of ontoelaatbare overlast veroorzaakt of zal veroorzaken die hetzij moet worden opgeheven hetzij moet worden voorkomen of schade aan de openbare gezondheid zal kunnen veroorzaken die moet worden voorkomen.
Het gaat om de volgende voorwerpen of stoffen:
c. caravans, kampeerwagens, boten, tenten en andere dergelijke, gewoonlijk voor recreatieve doeleinden gebezigde voorwerpen, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;
De ontheffing is zaaksgebonden.
Artikel 4.7.1.a Vliegenoverlast door gebruik van dierlijke meststoffen
emissie-arm aanwenden: gebruiken van dierlijke meststoffen op de wijze die is aangegeven in de bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998 behorende bijlage II, met dien verstande echter dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden: tijdens het uitrijden van de dierlijke mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt;
d . onhygiënische meststoffen: dierlijke mest waarin grote hoeveelheden eitjes en larven van vliegen voorkomen.
Artikel 4.7.2 Vergunningplicht handelsreclame
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak alsmede de hoofdgebruiker van die zaak verboden zonder vergunning van het bevoegde gezag deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
mits deze opschriften en aankondigingen gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan 0,50 m2 en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 1,00 meter en mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan een onroerende zaak;
opschriften betrekking hebbend op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
c . in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
Artikel 4.7.3 Eisen aan niet-vergunningsplichtige handelsreclame
Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in art. 4.7.2, tweede lid, de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen of ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken.
Afdeling 8 Regels voor het hobbymatig houden van grote huisdieren
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 4.8.1 Begripsomschrijvingen
4. Van lid 3 mag worden afgeweken indien de opslag van vaste mest plaatsvindt:
b.25 meter van een woning van derden of ander gevoelig object buiten de
Artikel 4.8.3 Opslag van vloeistoffen
Voor de opslag van brandbare stoffen, (waaronder gasolie of dieselolie) is artikel 2.1.8. van het “Besluit van 26 juli 2008 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het gebruik van bouwwerken uit het oogpunt van brandveiligheid (Besluit brandveilig gebruik bouwwerken), van toepassing.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a.weg: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
b voertuigen: alle voertuigen met uitzondering van:
3 invalidenvoertuigen in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5.1.2a Te koop aanbieden van voertuigen (vervallen)
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
1.Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd:
langer dan op 5 achtereenvolgende dagen te laten staan op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5.1.6 Parkeren van reclamevoertuigen of vaartuigen
Het is verboden een voertuig of een vaartuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren of te plaatsen met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken. Onder handelsreclame wordt mede verstaan het te koop of te huur aanbieden van een voertuig of een vaartuig.
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen
3 Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.1.9 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
3 Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
4.De ontheffing is persoonsgebonden.
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.
Artikel 5.2.2.1 Begripsomschrijving venten
Artikel 5.2.2.2 Ventverbod en meldingsplicht
Artikel 5.2.3.1 Begripsomschrijving standplaatsen
In deze paragraaf wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een ander voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5.2.3.3 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5.2.3.5 Aanhoudingsplicht
Het college houdt de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning bedoeld in artikel 8.1 van de Wet Milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het tweede lid, tot de dag waarop is beslist op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet Milieubeheer.
Artikel 5.3.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
De verboden in het eerste en derde lid gelden niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening Fryslân, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5.3.2 Ligplaats innemen
De rechthebbende op een vaartuig wordt geacht daarmee gedurende drie achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats te hebben gelegen, indien dat vaartuig op die plaats door een met de uitvoering van de verordening belaste ambtenaar als bedoeld in artikel 6.1.a wordt aangetroffen op enig tijdstip van de eerste van drie dagen en op enig tijdstip van de eerste dag na die drie dagen.
Het in het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening Fryslân of de Provinciale landschapsverordening Fryslân.
Artikel 5.3.4 Aanwijzingen ligplaats/aanlegmogelijkheid
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats of aanlegmogelijkheid in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.3, lid 1 en lid 2, is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmede op een plaats aan te leggen, indien burgemeester en wethouders hem schriftelijk hebben medegedeeld, dat zij het, met het oog op de verdeling van de beschikbare aanlegplaatsen, onaanvaardbaar achten dat genoemde rechthebbende aldaar nog langer aanlegt.
Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren in een rietkraag of op een afstand van minder dan 5 meter vanuit een rietkraag, in een krachtens artikel 5.3.9 als zodanig aangewezen water of op een afstand van minder dan 5 meter vanuit een krachtens artikel 5.3.9 als zodanig aangewezen oever.
Artikel 5.3.8 Procedure met betrekking tot de aanwijzing van ligoevers
Artikel 5.3.9 Procedure m.b.t. de aanwijzing van oevers en/of wateren waar het ……………….. verboden is aan te leggen, te ankeren, of te varen
Artikel 5.3.10 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbaar water, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.11 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5.3.14 Ligplaats aan laad- of losplaats
De ontheffing is persoonsgebonden.
Artikel 5.3.15 Laad en losplaats
Artikel 5.3.16 Hinder of gevaar door laden of lossen
De schipper van een vaartuig is verplicht het laden en lossen van dat voertuig te stoppen indien hem door of namens het college mededeling is gedaan, dat naar het oordeel van het college of naar het oordeel van een door het college aangewezen toezichthouder, hierdoor gevaar of verontreiniging voor de omgeving wordt veroorzaakt.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
4.Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
c in het belang van de veiligheid van het publiek.
3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
Afdeling 5 Verbod vuur te stoken
Artikel 5.5.1 Verbod vuur te stoken
3 . De ontheffing kan worden geweigerd:
Afdeling 6 Straatnaamborden, huisnummers e.d.
Artikel 5.6.1 Gedoogplicht aanduidingen (vervallen)
Artikel 5.6.2 Verwijdering e.d. van aanduidingen (vervallen)
Afdeling 7 Verstrooiing van as
Artikel 5.7.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5.7.2 Verboden plaatsen
Artikel 5.7.3 Hinder of overlast
Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, met uitzondering van het bepaalde in de artikelen 2.1.5.2, 2.1.5.3, 4.5.2, 4.5.4, 4.5.6 en 4.7.2, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening Tytsjerksteradiel.