Organisatie | Weert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening 2009 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Openbare orde |
Deze regeling is vervangen door de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Weert.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-10-2015 | 22-10-2015 | intrekking | 01-10-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 21-10-2015 | RAD-001129 | |
25-04-2013 | 22-10-2015 | art. 2:1, 2:29, 2:47, 2:49, 2:50, 2:50a en 2:65a | 10-04-2013 | RAD-000778 |
De raad van de gemeente Weert;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 februari 2013;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
A. Vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening:
B. Deze verordening treedt in werking de dag na die van de bekendmaking.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Artikel 1:9 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing op volgende artikelen in deze verordening:
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Degene die op een openbare plaats
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie, danwel een buitengewoon opsporingsambtenaar van de eenheid Stadstoezicht van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving, of een buitengewoon opsporingsambtenaar, gedetacheerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving, krachtens artikel 6:2 van deze verordening belast met het toezicht op de naleving van deze verordening, zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op openbare plaatsen in strijd met de publieke functie ervan
Onder uitstalling wordt verstaan: de opstelling, direct voor een bedrijf, van produkten, die binnen worden verkocht en geleverd, en/of één reclame bord ten behoeve van het betreffende bedrijf en/of maximaal twee decoratievoorwerpen aan weerszijden van de toegang tot het bedrijf, direct tegen de voorgevel en per stuk niet groter dan 50 bij 50 centimeter.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:
indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, met een speciaal daartoe door het college vastgesteld meldingsformulier en onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat het op andere wijze wordt gehinderd of in gevaar gebracht.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Het verbod van het eerste lid geldt niet als aan volgende voorwaarden wordt voldaan:
het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan (niet zijnde een woonerf), fiets- of bromfietspad of parkeergelegenheid of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten; hetgeen ook betekent dat er op het trottoir een doorgang van 1,20 meter open moet blijven en op promenades en woonerven een doorgang van minstens 4 meter;
Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Wintertijd: sluitingstijd bij wisseling van zomer- naar wintertijd (waarbij de klok in oktober wordt teruggedraaid van 03.00 naar 02.00 uur): op de dag waarop de wintertijd wordt ingesteld, geldt voor de zogenaamde “natte” horeca (zonder ontheffing) als sluitingstijd de oude tijd van 02.00 uur, zoals die vóór instelling van de wintertijd wordt bereikt. In het kader van het voldoen aan bepaalde ontheffingsvoorschriften (zoals bijvoorbeeld muziek uit en licht aan) geldt voor ontheffinghouders de tijd van 03.00 uur, zoals die na instelling van de wintertijd opnieuw wordt bereikt. Eenzelfde regeling op die dag geldt voor sluiting van inrichtingen van de zogenaamde “droge” horeca (zonder ontheffing);
Zomertijd: sluitingstijd bij wisseling van winter- naar zomertijd (waarbij de klok in maart vooruit wordt gedraaid van 02.00 naar 03.00 uur): op de dag waarop de zomertijd wordt ingesteld, geldt voor zogenaamde “natte” horeca (zonder ontheffing) als sluitingstijd de tijd van 02.00 uur, zoals die vóór instelling van de zomertijd wordt bereikt. In het kader van het voldoen aan bepaalde ontheffingsvoorschriften (zoals bijvoorbeeld muziek uit en licht aan) geldt voor ontheffinghouders de tijd van 03.00 uur, zoals die na instelling van de zomertijd wordt bereikt. Eenzelfde regeling op die dag geldt voor sluiting van inrichtingen van de zogenaamde “droge” horeca (zonder vergunning).
Artikel 2:28 Exploitatie horecabedrijf
Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren:
in strijd met onderstaande regels: de leidinggevenden van een horecabedrijf dienen er zorg voor te dragen dat:
er in de directe omgeving van het horecabedrijf geen overlast ontstaat ten gevolge van het parkeren van voertuigen van bezoekers of het stallen van andere vervoermiddelen van bezoekers, zoals fietsen of bromfietsen, en dat deze vervoermiddelen conform de daarvoor geldende voorschriften worden geparkeerd of gestald;
Artikel 2:28a Gedragsregels exploitatie horecabedrijf
Het bevoegde gezag kan gedragsregels vaststellen die bij het exploiteren van horeca-inrichtingen in acht moeten worden genomen ter voorkoming van ontoelaatbare verstoring van de openbare orde of aantasting van het woon- en leefklimaat.
Artikel 2:29 Sluitingstijd Horecabedrijven
De houder van een inrichting is verantwoordelijk voor en verplicht tot het treffen van zodanige maatregelen dat een tijdige exploitatieafbouw (zoals het sluiten van de tapinstallatie, het uitschakelen van apparatuur, het aanpassen van de muziek, het inschakelen van de poetsverlichting etc.) wordt gerealiseerd, waardoor de sluitingstijd kan worden nageleefd;
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden en winkelbedrijven
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Artikel 2:40a Toezicht op winkelbedrijven
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een smartshop, headshop of growshop of een combinatie van deze winkelvormen;
Artikel 2:40b Vergunningplicht
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een inrichting te exploiteren (winkelvergunning).
Artikel 2:40i Aanwezigheid leidinggevende
Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die vermeld staat op een vergunning met betrekking tot die inrichting.
Artikel 2:40j Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning intrekken, indien:
aannemelijk is, dat een leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Voordat toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, aanhef en onder g, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
Artikel 2:40l Sluiting van inrichtingen
Een sluiting voor onbepaalde tijd duur kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 2:40m Toegang opsporingsambtenaren
De leidinggevende van een inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering alsmede de ambtenaren die door het college of de burgemeester met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:
gedurende de tijd dat de inrichting voor bezoekers geopend is; dan wel gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn en indien die opsporingsambtenaren hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Een ambtenaar van politie, een buitengewoon opsporingsambtenaar van de eenheid Stadstoezicht van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert of een buitengewoon opsporingsambtenaar, gedetacheerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert, krachtens artikel 6:2 belast met het toezicht op de naleving van deze verordening, kan, als hij van oordeel is, dat het in het eerste lid van dit artikel bedoelde verbod wordt overtreden, aan de overtreder een bevel tot verwijdering verstrekken. Degene aan wie het verwijderingsbevel gegeven wordt, is verplicht zich in de door de politie- of opsporingsambtenaar aangegeven richting te verwijderen over tenminste de door deze ambtenaar aangegeven afstand.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Een ambtenaar van politie, een buitengewoon opsporingsambtenaar van de eenheid Stadstoezicht van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert of een buitengewoon opsporingsambtenaar, gedetacheerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert, krachtens artikel 6:2 belast met het toezicht op de naleving van deze verordening, kan, als hij van oordeel is, dat het in het eerste of tweede lid van dit artikel bedoelde verbod wordt overtreden, aan de overtreder een bevel tot verwijdering verstrekken. Degene aan wie het verwijderingsbevel gegeven wordt, is verplicht zich in de door de politie- of opsporingsambtenaar aangegeven richting te verwijderen voor tenminste de door deze ambtenaar aangewezen afstand.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Een ambtenaar van politie, een buitengewoon opsporingsambtenaar van de eenheid Stadstoezicht van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert of een buitengewoon opsporingsambtenaar, gedetacheerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Weert, krachtens artikel 6:2 belast met het toezicht op de naleving van de verordening, kan, als hij van oordeel is, dat het in het eerste lid van dit artikel bedoelde verbod wordt overtreden, aan de overtreder een bevel tot verwijdering verstrekken. Degene aan wie het verwijderingsbevel gegeven wordt, is verplicht zich in de door de politie- of buitengewoon opsporingsambtenaar aangegeven richting te verwijderen voor tenminste de door deze ambtenaar aangegeven afstand.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is de bestuurder van een rijwiel, al dan niet voorzien van een hulpmotor, verboden dit achter te laten:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57b Verbod tot onbeheerd laten loslopen van honden
Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond, alsmede eenieder die een hond onder zijn hoede heeft, verboden deze buiten de bebouwde kom op de openbare weg en op voor het publiek toegankelijke plaatsen en overige door het college bij openbare kennisgeving aan te wijzen gebieden zonder geleide of toezicht te laten loslopen.
Artikel 2:57c Verbod tot zonder toestemming laten lopen van honden op privé-terrein
Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond, alsmede eenieder die een hond onder zijn hoede heeft, verboden deze wederrechtelijk op andermans eigendom te laten bevinden.
Een opgevangen hond blijft gedurende 14 dagen in een door het college aan te wijzen asiel ter beschikking van de rechthebbende, aan wie hij tegen betaling van de asielkosten en de kosten van het overbrengen van het dier naar het asiel, volgens de door het college vast te stellen normbedragen, zal worden teruggegeven.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.
Artikel 2:65a Slaapverbod op openbare plaats
Onverminderd het bepaalde in afdeling 5 van Hoofdstuk 4 van deze verordering is het verboden op een openbare plaats al dan niet in een motorvoertuig, te slapen, dan wel op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent, caravan of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijk doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te slapen dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, gebiedsontzeggingen en openbaar orde cameratoezicht
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:26, 2:47, 2:48, 2:48a, 2:50, 4:8 en 5:34 of van deze verordening niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven,aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die een of meer van de wettelijke bepalingen, die genoemd zijn in het laatste lid van dit artikel, overtreedt een verbod opleggen zich te bevinden in een door het college aangewezen gebied en de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die hij eerder een verbod, als bedoeld in het eerste lid, heeft opgelegd en ten aanzien van wie binnen 1 jaar na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd dat hij opnieuw een of meer van de in het laatste lid genoemde artikelen overtreedt, een verbod opleggen zich te bevinden in een door het college aangewezen gebied en in de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen voor een tijdvak van maximaal 12 weken.
De in het eerste lid bedoelde wettelijke bepalingen zijn: 2:1 (samenscholing), 2:26 (ordeverstoring), 2:33 (ordeverstoring en inrichtingen) en 2:47 t/m 2:50 (diverse vormen van hinderlijk gedrag), 2:74 (drugshandel op straat) en het overtreden van een krachtens artikel 2:77 van de APV opgelegd verbod. Van het Wetboek van Strafrecht de artikelen 138 (huisvredebreuk), 139 (lokaalvredebreuk), 141 (gezamenlijke openlijke geweldpleging), 170 (vernieling van gebouwen), 180 (wederspannigheid), 184 (niet voldoen aan bevel), 267 (belediging), 285 (bedreiging), artikel 300 t/m 303 (mishandeling), 306 (deelnemen aan aanval), 310 (diefstal), 321 (verduistering), 350 (zaakbeschadiging), 424 (straatschenderij), 426 (ordeverstoring in dronkenschap), 453 (openbare dronkenschap). Van de Opiumwet de artikelen 2 en 3, alsmede de bepalingen inzake verboden wapenbezit in de Wet Wapens en munitie.
Artikel 2:79a Route gevaarlijke stoffen
Voor het vervoer als bedoeld in artikel 18 van de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS) worden, behoudens tijdelijke verkeersomleggingen, de volgende wegen en weggedeelten, voorzover gelegen binnen de gemeente Weert, aangewezen:
Het college is bevoegd bij tijdelijke verkeersomleggingen andere wegen en weggedeelten aan te wijzen voor vervoer bedoeld in artikel 2:79a.
Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van het Besluit algemene bepalingen inzake het wegverkeer bevorderen het college, waar dit naar hun oordeel voor de aanduiding van de routes wenselijk is, de plaatsing van het Routebord vervoer gevaarlijke stoffen, model K14 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Het college is op basis van artikel 22 WVGS bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 2:79a en 2:79b waarbij zij zorg dragen, dat het noodzakelijke vervoer zoveel mogelijk onbelemmerd en langs de kortste weg zijn bestemming kan bereiken. Een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, 1e lid van bijlage 2, hoofdstuk II van het V.L.G.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
toelatingsgebieden: begrensde gebieden waarin prostitutiebedrijven, met inbegrip van erotische massagesalons en parenclubs, zich slechts mogen vestigen. Hiertoe behoren de bebouwde gedeelten aan weerskanten van de volgende in- en uitvalswegen binnen de gemeente Weert:
voor zover de in artikel 3:13, lid 2 genoemde belangen zich niet tegen vestiging verzetten en de gebieden gemarkeerd zijn op de plankaarten, behorende bij de beleidsnota “Prostitutie in de gemeente Weert” van 30 november 2000;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:7a Intrekking vergunning
Met het oog op de in artikel 3:13 tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan de op basis van artikel 3:4 verleende vergunning voor een seksinrichting intrekken.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Artikel 3:9 Straat- en raamprostitutie
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 2 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit tot 02.00 uur (op vrijdag, zaterdag en zondag) en tot 01.00 uur (op de overige dagen van de week) niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:5 Overige geluidhinder
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer (recreatie)toestellen, (bouw)machines of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3. het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 cm dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven maaiveld;
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden die op bosbouwkundige of bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd, indien het betreft:
houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.
Artikel 4:11d Bijzondere vergunningsvoorschriften
Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen- of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo vaak mogelijk, een herplantplicht opgelegd.
Artikel 4:11e Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld legt het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting op te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, op andere wijze dan door velling teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4:11f Schadevergoeding
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.
Artikel 4:11g Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.
Artikel 4:11h Bestrijding van iepeziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van de iepeziekte of voor vermeerdering van de iepespintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:17 Begripsomschrijving
Onder een kampeermiddel wordt verstaan: tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor als gevolg van artikel 27 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is: een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:18b Verenigingskamperen en groepskamperen
Het college kan ontheffingen verlenen voor groepen om gedurende korte periode buiten een kampeerterrein te kamperen, daarbij moet de initiatiefnemer aantonen dat er geen bestaande waarden worden verstoord of aangetast (geen kap van bomen en struiken, geen aantasting of verstoring van beschermingswaardige flora en fauna, geen aantasting van de bodemstructuur).
Artikel 4:18c Kamperen op eigen terrein
Het plaatsen van één kampeermiddel op eigen terrein is gedurende het gehele jaar toegestaan, zulks onder de voorwaarde dat het kampeermiddel niet zichtbaar is vanaf de openbare weg. Bovendien dient dit kampeermiddel binnen 20 meter uit de bebouwing behorende tot een burgerwoning of op het agrarische bouwblok gesitueerd te worden;
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het verbod geldt voorts niet voor zover het betreft:
het stoken van snoeihout ontstaan als gevolg van het onderhoud van erfbeplantingen of andere kleine landschapselementen gelegen in het buitengebied van de gemeente Weert voor zover het stoken plaatsvindt:
-op een terrein gelegen in het buitengebied van de gemeente Weert;eenmaal gedurende een periode van één week in de maanden februari/maart en/of oktober/november;
In de gevallen als bedoeld in lid 3.a. en b. dient minimaal 1 week voorafgaand aan het stoken daarvan melding te worden gedaan aan Burgemeester en Wethouders op een daartoe door Burgemeester en Wethouders vast te stellen formulier. Ontheffingen die vóór het tijdstip van wijziging van dit artikel reeds zijn verleend blijven van kracht voor de periode waarvoor ze zijn verleend. Daarvoor hoeft geen melding te worden gedaan.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- en SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Artikel 6:5a Overgangsbepaling nieuwe gemeentelijke organisatie
Met ingang van 1 januari 2012 dan wel zoveel later als de nieuwe gemeentelijke organisatie van start gaat, dient de "Algemene plaatselijke verordening 2009" zodanig te worden uitgelegd dat:
De onder I en II vastgestelde werkwijze geldt slechts voor de duur dat de taken en functieomschrijvingen binnen de nieuwe organisatie van de gemeente Weert nog niet 100 procent zijn geïmplementeerd en de gemeenteraad de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Weert 2009 niet anderszins heeft gewijzigd.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 juni 2009, gewijzigd in de vergaderingen van 9 december 2009, 27 januari 2010, 10 juni 2010, 14 juli 2010, 22 september 2010, 20 april 2011, 25 mei 2011, 2 november 2011, 14 december 2011, 26 september 2012 en 10 april 2013.
de raad van de gemeente Weert;
de griffier, de voorzitter,
Mr. M.H.R.M. Wolfs-Corten A.A.M.M. Heijmans
Aanplakken, aanplakbiljetten 2:42
Aanwezigheid in gesloten inrichting 2:31
Aanwezigheid, hinderlijk 2:47, 2:49, 2:50
Afbraakmaterialen, opslag 4:13
A.t.b.´s rijden met 5:32, 5:33
Autobedrijven, parkeren voertuigen 5:2
Baldadig gedrag 2:47, 2:49, 2:50
Behoefte, doen natuurlijke 4:8
Bekladden, weg of onroerend goed 2:42
Beperking, aanbieden gedrukte stukken 2:6
Beperking, gemotoriseerd verkeer en ruiterverkeer in natuurgebieden 5:33
Beplanting, uitzicht belemmerende 2:15
Betreden van plantsoenen e.d. 2:45
Bromfietsen, overlast door 2:52
Cameratoezicht op openbare plaatsen 2:78
Caravans, parkeren op de weg 5:6
Dieren, hinderlijke of schadelijk 2:60
Erotisch – pornografische goederen, afbeeldingen e.d. 3:11
Fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein 2:52
Fietsen, neerzetten van - 2:51
Gebouw, hinderlijk gedrag in 2:49
Gedachten of gevoelens openbaren op voorwerpen 2:42
Gedoogplicht, voorzieningen voor verkeer en verlichting 2:21
Gedrag, hinderlijk 2:47, 2:49, 2:50
Gedrukte stukken, venten met 5:16
Géén fictieve positieve beschikking bij niet tijdig beslissen 1:10
Geluiden, hinderlijke 4:1 e.v.
Gemotoriseerd verkeer in natuurgebieden 5:33
Glas op straat (voorkomen) 2:48a
Hanen, hinder van kraaiende 4:6
Hinderlijk gedrag 2:47, 2:49, 2:50
Hinderlijk gedrag op of aan de weg 2:47
Hinderlijke dieren, houden van 2:60
Honden, hinder van blaffende - 4:6
Inbrekerswerktuigen, vervoer 2:44
Inrichting, aanwezig in gesloten horecabedrijf 2:31
Inrichting, ordeverstoring in 2:33
Inzameling van geld of goed 5:13
Kennisgeving optocht en betoging 2:3
Landbouwafval, opslag van 4:13
Landbouwproducten, opslag ingekuilde 4:13
Lex silencio positivo (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) 1:9 en 1:10
Loslopend vee en pluimvee 2:62
Manifestaties, Wet Openbare 2:3
Markt, vlooien-, snuffel- 5:23
Muziek in recreatie-inrichtingen 4:3
Objecten onder hoogspanningslijn 2:22
Opschriften en aankondigingen 2:21
Optochten en betogingen 2:2, 2:3
Ordeverstorend gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten 2:50
Parkeren van voertuigen autobedrijf e.d. 5:2
Pornografische goederen, afbeeldingen e.d. 3:11
Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen 1:9
Route gevaarlijke stoffen 2:79a t/m e
Reclameborden aan, op of boven de weg 4:16
Reclamevoertuigen op de weg 5:7
Sluitingsuur inrichtingen 2:29
Stankverspreidende stoffen, voertuigen 5:10
Stoffen op, aan of boven de weg 2:10
Straatartiest, straatfotograaf 2:9
Toelatingsgebieden prostitutiebedrijven 3:1
Uitzichtbelemmerende beplanting 2:15
Vermakelijkheden (evenementen) 2:25
Verontreiniging door honden 2:58a
Verspreiden van gedrukte stukken 2:6
Vervoer inbrekerswerktuigen 2:44
Voorwerpen op, aan of boven de weg 2:10
Voorwerpen, gevaarlijke of hinderlijke 2:19
Wedstrijden op crossterreinen 5:32
Wedstrijden op of aan de weg 2:25