Organisatie | Aa en Hunze |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze 2011 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
1. Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze 2009
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-07-2011 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 13-07-2011 De Schakel, 27-07-2011 | 2011/43 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Besluit maatschappelijke ondersteuning: het Besluit maatschappelijke ondersteuning, AMvB, Stb. 450;
Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet ;
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;
Financiële tegemoetkoming: een gehele of gedeeltelijke vergoeding voor de in het kader van de Wmo gemaakte kosten van een verleende voorziening;
Inkomen: Het verzamelinkomen of belastbaar inkomen, zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en waarvan uitgegaan wordt bij de vaststelling van de eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten;
Norminkomen: de normen genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand ;
WMO-besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze.
Geen voorziening wordt toegekend:
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen
Artikel 3. Financiële tegemoetkoming
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in artikel 3.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze 2011 7) in de beschikking opgenomen.
Artikel 4. Persoonsgebonden budget
Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet 3), zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze;
Het college kan nagaan of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.
Hoofdstuk 3. Eigen bijdrage en eigen aandeel
De hoogte van de eigen bijdrage wordt gesteld op de maxima van artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
De eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden wordt in rekening gebracht zolang de voorziening duurt. Bij de verstrekking in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget van individuele woon- en vervoersvoorzieningen wordt de eigen bijdrage in rekening gebracht over maximaal negenendertig perioden van vier weken.
Indien de voorziening in natura wordt verstrekt wordt de eigen bijdrage opgelegd nadat de voorziening is geleverd. Indien hulp bij het huishouden als persoonsgebonden budget wordt verstrekt wordt de eigen bijdrage opgelegd vanaf de indicatiedatum. Bij andere voorzieningen die in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt wordt de eigen bijdrage opgelegd een maand nadat het persoonsgebonden budget is uitgekeerd.
De hoogte van de eigen bijdrage wordt berekend overeenkomstig de maxima van artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
Geen eigen aandeel wordt in rekening gebracht bij een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten en bij de forfaitaire tegemoetkomingen voor vervoersvoorzieningen genoemd onder 2, 3 en 4 van artikel 25, eerste lid onder b van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze 2011.
Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden
Artikel 7. Vormen van hulp bij het huishouden
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 8. Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:
In afwijking van het gestelde in artikel 8 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid, waar deze persoon deel van uitmaakt één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.
Artikel 10. Omvang van de hulp bij het huishouden
De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week.
Artikel 11. Omvang van het persoonsgebonden budget
De bedragen per uur die in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze.
Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen
Artikel 13. Vormen van woonvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het normale gebruik van de woning te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 14. Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.
Artikel 15. Soorten individuele woonvoorzieningen
De in artikel 13 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Artikel 16. Primaat van de verhuizing
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b en c in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is, of wanneer de aanpassingskosten in de woning lager zijn dan een door burgemeester en wethouders vast te stellen bedrag.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder f in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
Artikel 17. Primaat van de losse woonunit
Indien een woonvoorziening van bouwkundige of woontechnische aard bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die het eigendom is van een verhuurder, die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken of een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze vast te leggen maximumbedrag.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.
Artikel 21. Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening dan wel krachtens een aan deze verordening voorafgaande verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.
Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 22. Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 23. Het primaat van het collectief vervoer
Voor zover een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet gebruik kan maken van een aanwezig en bruikbaar systeem van collectief vervoer die in de individuele situatie kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.
Artikel 24. Het recht op een collectieve vervoersvoorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22 onder b vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:
Artikel 25. Het recht op en de vormen van een individuele vervoersvoorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een individuele vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 22, onder c. in aanmerking worden gebracht als:
Artikel 26. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal het norminkomen wordt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet geacht financieel bij te dragen aan de kosten van het collectief vervoer. De persoon krijgt een voorziening in de vorm van een kooppas waarvoor de persoon een jaarlijks bedrag aan de gemeente betaalt zoals geregeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Daarnaast is ook artikel 24, lid 3 van toepassing.
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal het norminkomen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat de kosten van een auto of een met een auto vergelijkbare individuele voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding. Met een met een auto vergelijkbare voorziening worden in ieder geval bedoeld een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 25 lid 2 onder b sub 2 t/m 4.
Artikel 27. Omvang in gebied en in kilometers
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 28. Vormen van rolstoelvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 29. Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en indien de in 28 onderdeel a vermelde voorziening niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.
Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Artikel 30. Gebruik aanvraagformulier
Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.
Artikel 31. Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking
Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:
het handelt om een aanvraag een persoon betreffend, die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening dan wel een aan deze verordening voorafgaande verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze te boven zal gaan;
Artikel 32. Samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager kan het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.
Artikel 33. Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek of overeenkomstig de regelgeving waarop bedragen zijn gebaseerd.