Organisatie | Stede Broec |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de onttrekking van woonruimte |
Citeertitel | Huisvestingsverordening gemeente Stede Broec 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 149, Huisvestingswet, art. 2
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-07-2011 | 24-10-2014 | Ingetrokken | 07-07-2011 De Middenstander, 20-07-2011 | Onbekend. |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
economische binding: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub l, van de Wet bepaalde, waarbij onder het duurzaam verrichten van arbeid wordt verstaan dat er een arbeidsovereenkomst moet zijn aangegaan van minimaal 1 jaar, dan wel indien een tijdelijke arbeidsovereenkomst van minimaal 6 maanden is gesloten, de werkgever schriftelijk heeft verklaard dat de overeenkomst bij normaal functioneren van de werknemer zal worden verlengd met opnieuw minimaal 6 maanden of worden omgezet in een vaste arbeidsovereenkomst;
Hoofdstuk 2 Verdeling van huurwoningen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:
1. De corporatie dient haar voor verhuur vrijkomende woonruimte door publicatie of toezending aan woningzoekenden aan te bieden onder vermelding van in ieder geval:
de eigenaar of verhuurder van de woonruimte.
2. De voorwaarden bedoeld in lid 1, sub d, behoeven vooraf instemming van burgemeester en wethouders.
3. a. Door of namens burgemeester en wethouders wordt zorggedragen voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.
b. Voor zover dat verplicht is gesteld dient de inschrijving of registratie jaarlijks te worden verlengd.
c. Voor de inschrijving of de jaarlijkse verlenging worden geen kosten in rekening
4. In afwijking van het bepaalde in artikel 6, lid 3 blijft de inschrijfduur in stand voor zover het betreft personen die een huurwoning in de regio leeg en voor verhuur beschikbaar achterlaten en waarvan de huidige huur is gelegen beneden de op basis van Wet op de huurtoeslag vastgestelde maximale huurgrens voor personen beneden de 23 jaar en de zijn gelabeld als jongerenwoning en waarvan de huur van de aangeboden woning boven de op basis van de Wet op de huurtoeslag vastgestelde maximale huurgrens voor personen beneden de 23 jaar is gelegen.
5. Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de corporatie, een afwijking toestaan van het bepaalde in lid 1 tot en met 3, indien aannemelijk wordt gemaakt dat toewijzing van woonruimte plaatsvindt met inachtneming van het bepaalde in de huisvestingsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4.
De gemeenteraad stelt een regionaal werkzame onafhankelijke urgentiecommissie in die burgemeester en wethouders bindend advies uitbrengt omtrent de urgentie van de woningzoekende.
1. De woningzoekende kan een aanvraag indienen tot het verlenen van urgentie bij de toewijzing van passende woonruimte.
2. De aanvraag zoals bedoeld in lid 1 wordt ingediend bij de corporatie en gericht aan burgemeester en wethouders.
3. Het verlenen van urgentie als bedoeld in lid 1 houdt in het verlenen van een extra inschrijfduur van vier jaar.
4. Urgentie kan worden verleend aan woningzoekenden die voldoen aan de volgende criteria:
medisch: medisch geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met medische omstandigheden permanent ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in hun woonsituatie. Er kan alleen een beroep worden gedaan op deze omstandigheid indien bij de aanvraag een verklaring wordt overgelegd van een professionele medische, psychiatrische en/of sociale hulpverleningsinstantie, zonodig aangevuld met een advies van een onafhankelijke instantie die is gespecialiseerd in sociaal-medische advisering;
sociaal: sociaal geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met sociale of psychische omstandigheden ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in hun huidige woonsituatie. Onder sociaal geïndiceerden vallen ook woningzoekenden met ernstige relationele problemen met buren of buurt, waardoor sprake is van een acuut woonprobleem, waarbij de woningzoekenden alles in het werk hebben gesteld de situatie weer leefbaar te maken. Indien een beroep wordt gedaan op deze omstandigheid dient dit te worden onderbouwd door gegevens van justitie en/of politie en/of met gegevens van een professionele sociale hulpverleningsinstantie en indien gewenst een advies van de corporatie;
economisch en maatschappelijk: economisch en maatschappelijk geïndiceerden zijn woningzoekenden die beschikken over een economische of maatschappelijke binding. Van een dergelijke omstandigheid kan sprake zijn indien door het aanvaarden van een werkkring in de regio de woon-werkafstand een reistijd van meer dan 4 uur per dag met het openbaar vervoer betekent;
echtscheiding/verbreken samenleving: zijn woningzoekenden die van echt scheiden of hun samenwoning verbreken. Urgentie op deze grond kan uitsluitend aan één gewezen partner worden verleend en uitsluitend, indien de woningzoekende op grond van de Wet of een rechterlijke uitspraak geheel of in overwegende mate met de zorg voor zijn minderjarige kind(eren) is of wordt belast, dan wel ingeval sprake is van co-ouderschap de ouder waarbij het kind op grond van de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven en er aantoonbaar een poging is gedaan om het huur/kooprecht van de huidige woning te behouden en dit niet is geslaagd;
financieel: financieel geïndiceerden zijn woningzoekenden die buiten hun schuld te maken hebben met een grote inkomensachteruitgang door acute en/of onvoorziene omstandigheden waardoor de huidige woonruimte niet langer betaalbaar is;
5. Urgentie kan uitsluitend worden verleend aan woningzoekenden die ingezetenen zijn, dan wel beschikken over een economische of maatschappelijke binding, dan wel in de positie verkeren als bedoeld in artikel 13c, lid 1, van de Wet en over de Nederlandse nationaliteit beschikken, dan wel behoren tot de groep mishandelde vrouwen in opvanghuizen zoals bedoeld in de circulaire van de Minister van WWI, nummer MG 2008-5, dan wel in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel in Nederland en buiten hun schuld in een dusdanige situatie verkeren dat zij op korte termijn andere woonruimte behoeven en naar verwachting niet binnen die termijn andere woonruimte zullen krijgen en hun betreffende situatie niet op andere wijze kunnen oplossen.
a. de in lid 3 bedoelde urgentie geldt voor een termijn van vier maanden ingaande
op de dag volgend op de datum waarop de beschikking tot het toekennen van
b. degene aan wie een urgentie is verleend is verplicht om gedurende de onder a.
genoemde termijn in elke opeenvolgende periode van veertien dagen ten minste
op drie passende en via het toewijzingssysteem aangeboden woningen te
reageren, met dien verstande dat van voldoende passend aanbod sprake is;
onder een passende woning zoals bedoeld onder sub. b wordt verstaan een zelfstandige woonruimte met een aantal kamers dat in verhouding staat tot de grootte van het huishouden, waarbij vanaf een drie-persoonshuishouden de volgende tabel van toepassing is:
urgentie zoals bedoeld in lid 3, niet binnen de vastgestelde termijn van vier maanden woonruimte heeft gevonden, wordt binnen een tweede termijn van vier maanden eenmalig een passende woonruimte aangeboden. Deze laatstgenoemde termijn kan worden verlengd met nogmaals een termijn van vier maanden indien geen passend aanbod beschikbaar is gekomen;
1. Burgemeester en wethouders beslissen op de in artikel 9, lid 2, bedoelde aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag en de daarbij over te leggen bescheiden en brengen de beslissing ter kennis van de aanvrager.
2. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in lid 1 voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.
1. Burgemeester en wethouders trekken een urgentieverklaring in, indien:
a. aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentie niet meer wordt voldaan;
b. de urgentie is verstrekt op grond van gegevens waarvan de houder van de
urgentie wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;
c. de houder van de urgentie daarom verzoekt.
2. De urgentieverklaring vervalt automatisch indien de houder van de urgentie na de afgifte van de urgentie zelfstandige woonruimte voor onbepaalde tijd in gebruik heeft genomen.
Hoofdstuk 3 Bijzondere woonvormen
1. Het is verboden zonder toestemming van burgemeester en wethouders een standplaats in gebruik te nemen.
2. De toewijzing van een standplaats en/of woonwagen geschiedt volgens de regels zoals bedoeld in artikel 7.
3. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2 van de Wet genieten woningzoekenden, in afwijking van het op grond van artikel 6 van toepassing zijnde toewijzingssysteem, die op het moment van inschrijving als woningzoekende legaal in een woonwagen wonen of gewoond hebben, voorrang boven andere woningzoekenden.
1. Indien een gemeente een of meer overeenkomsten sluit, als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Wet jo artikel 4, lid 2 van deze verordening, stelt de gemeenteraad een regionale werkzame klachtencommissie in, waar woningzoekenden een klacht kunnen indienen met betrekking tot het uitbrengen van een afwijzend advies door de regionale urgentiecommissie zoals bedoeld in artikel 8, het (niet) inschrijven als woningzoekende bij de gemeente respectievelijk de eigenaar van woonruimte en woonwagenstandplaatsen, het (niet) toewijzen van een woning door de gemeente respectievelijk de corporatie en de behandeling door de gemeente respectievelijk de eigenaar van woonruimte in het algemeen, voor zover deze behandeling betrekking heeft op de uitvoering van de op basis van artikel 4 afgesloten overeenkomst.
2. De commissie verricht haar taak onafhankelijk van de gemeente en de eigenaren van woonruimte(n). Indien de eigenaar van woonruimte(n) handelt op basis van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid doet de klachtencommissie een bindende uitspraak. Indien andere zaken aan de commissie worden voorgelegd, strekt de uitspraak van de commissie burgemeester en wethouders tot advies.
3. De samenstelling, procedure van benoeming en werkwijze van de commissie wordt bij apart besluit door de gemeenteraad geregeld.
Hoofdstuk 5 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad
1. Het verbod als bedoeld in artikel 30 van de Wet is van toepassing op:
a. ingeval van onttrekking: alle zelfstandige woonruimte;
b. ingeval van samenvoeging of omzetting van huurwoningen: woonruimte met een
huurprijs beneden de huurprijsgrens;
c. ingeval van samenvoeging of omzetting van koopwoningen: woonruimte met een koopprijs beneden de op basis van de Wet vastgestelde koopprijsgrens dan wel een verhoogde koopprijsgrens die is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten.
2. Burgemeester en wethouders kunnen al dan niet onder voorwaarden een onttrekkingsvergunning verlenen.
1. Voor het verkrijgen van een onttrekkingsvergunning moet een schriftelijke aanvraag worden ingediend bij burgemeester en wethouders.
a. naam en correspondentieadres van de aanvrager en tevens van de eigenaar
indien deze niet de aanvrager is;
b. indien een gemachtigde is aangewezen, diens naam en correspondentieadres;
c. gegevens over de huidige situatie:
d. gegevens over de beoogde situatie:
- de bouwtekening / bouwvergunning;
- de gronden waarop de aanvraag berust.
e. gegevens bij voorgenomen samenvoeging:
- de verwachte huur- of koopprijs;
- de naam van de toekomstige bewoner;
- de omvang van het huishouden van de toekomstige bewoner.
3. Bij een aanvraag moeten de volgende bescheiden worden overgelegd:
a. een of meer tekeningen waaruit blijkt de plattegrond op schaal (1:100) van iedere verdieping van het gebouw, alsmede de verdieping of verdiepingen waarop de aanvraag betrekking heeft, met een aanduiding van de beoogde bestemming;
b. een situatietekening, schaal 1:1000, waaruit de situering blijkt van het gebouw
ten opzichte van de in de nabijheid gelegen bouwwerken;
c. een berekening van het aantal vierkante meters van de samen te voegen
1. Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag om een onttrekkingsvergunning binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.
2. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in lid 1 voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.
3. Indien de onttrekkingsvergunning wordt gevraagd ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf dan kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel.
4. Indien de onttrekkingsvergunning wordt gevraagd ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici of paramedici dan kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de Adviescommissie Huisvesting Beoefenaars van Medische en Paramedische Beroepen.
1. Burgemeester en wethouders verlenen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 31 van de Wet, de onttrekkingsvergunning indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad en/of het belang van de leefbaarheid van de woonomgeving.
2. Indien een aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte, wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend indien:
a. de samenvoeging of omzetting een woonruimte oplevert met een huur- of
koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens, of;
b. bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is, de
woonbestemming gehandhaafd blijft en de na samenvoeging ontstane woonruimte
passend is voor het huishouden van de eigenaar-bewoner, of;
c. de aanvraag om een onttrekkingsvergunning geschiedt door een
verhuurder/beheerder voor een te krap wonend huishouden dat na samenvoeging passend woont.
3. De passendheid zoals bedoeld in lid 2, sub b en c, wordt beoordeeld aan de hand van het daaromtrent in of op basis van deze verordening bepaalde.
4. Er bestaat uitsluitend grond voor het verlenen van medewerking indien het vigerende bestemmingsplan of een in voorbereiding zijnde ruimtelijke plan zich daartegen niet verzet.
5. Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat er grond bestaat voor het verlenen van medewerking, wordt de onttrekkingsvergunning verleend, indien voldoende compensatie als bedoeld in artikel 18 wordt geboden en overigens aan de door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden is voldaan.
1. Compensatie voor de onttrekking, samenvoeging of omzetting kan worden geboden door:
a. het toevoegen aan de woonruimtevoorraad van andere vervangende woonruimte die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de woonruimte die als gevolg van de onttrekking, samenvoeging of omzetting verloren gaat;
b. door betaling van een financiële compensatie waarbij de volgende bedragen per vierkante meter te onttrekken vloeroppervlak woonruimte van toepassing zijn:
- in geval van onttrekking aan de woonbestemming € 150;
- in geval van samenvoeging van woonruimte of het omzetten van zelfstandige in
onzelfstandige woonruimte € 75.
Het vloeroppervlak als bedoeld in sub b, wordt gesteld op het gezamenlijk oppervlak van kamers en andere vertrekken, keukens, badkamer, doucheruimte, hal en andere verkeersruimten en inpandige bergingen.
2. Bij de bepaling van het vloeroppervlak zoals bedoeld onder lid 1, sub b tellen zolderruimten slechts mee indien deze bereikbaar zijn via een vaste trap en indien de vloer begaanbaar is.
3. Het vloeroppervlak als bedoeld in lid 1, sub b, wordt vastgesteld op de bij inwendige meting bevonden oppervlakte, met een minimale hoogte van 1.50 meter boven de vloer.
4. De compensatiegelden als bedoeld in lid 1, sub b, komen ten goede aan een door de gemeenteraad in te stellen fonds dat uitsluitend wordt aangewend binnen het kader van de volkshuisvesting.
5. Bij de als compensatie toe te voegen woonruimte als bedoeld in lid 1, sub a, dient door de aanvrager om een onttrekkingsvergunning binnen 4 weken na ontvangst van de vergunning een waarborgsom te worden betaald dan wel een bankgarantie te worden verstrekt, die gelijk is aan het bedrag dat had moeten worden betaald indien hij voor de in de onttrekkingsvergunning gestelde financiële compensatievoorwaarde zou hebben gekozen.
6. Bij de als compensatie toe te voegen woonruimte als bedoeld in lid 1, sub a, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning de voorwaarde verbinden, dat binnen 12 maanden na de dag van verzending van het besluit de compensatie daadwerkelijk moet hebben plaatsgevonden.
7. De waarborgsom als bedoeld in lid 5 wordt aan de vergunninghouder terugbetaald binnen 8 weken nadat aan burgemeester en wethouders schriftelijk is medegedeeld dat de compensatie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Indien gekozen is voor een bankgarantie zoals bedoeld in lid 5 wordt de werking daarvan per gelijke datum beëindigd.
8. De waarborgsom als bedoeld in lid 5 vervalt aan het in lid 4 genoemde fonds indien de compensatie als bedoeld in lid 1, sub a, niet voldoet aan de in de vergunning vermelde voorwaarden, dan wel de compensatie niet binnen de gestelde termijn daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Indien gekozen is voor een bankgarantie zoals bedoeld in lid 5 dient het daarin genoemde bedrag per omgaande te worden betaald.
9. Burgemeester en wethouders kunnen beslissen tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van compensatie:
a. in gevallen, genoemd in artikel 17, lid 2, sub b;
b. bij samenvoeging, indien de eigenaar-bewoner een eigen investering doet ten
behoeve van noodzakelijk bouwkundig herstel. Daarbij geldt dat de vrijstelling ten hoogste 50% van de noodzakelijke investering bedraagt.
1. Burgemeester en wethouders verlenen voor een tijdelijke woonruimteonttrekking alleen een onttrekkingsvergunning indien de aanvrager aantoont dat een situatie bestaat die een tijdelijke woonruimteonttrekking rechtvaardigt en waarbij vast staat dat die woonruimteonttrekking niet langer dan vijf jaar zal duren.
2. Burgemeester en wethouders nemen in de vergunning een termijn op, waarna de onttrekking moet zijn beëindigd. Deze termijn bedraagt ook na verlenging niet meer dan 5 jaar.
3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de onttrekkingsvergunning voor tijdelijke woonruimteonttrekking de voorwaarde van financiële compensatie verbinden. Deze compensatie bedraagt 10% van de compensatie als bedoeld in artikel 21, lid 1, sub b, vermenigvuldigd met het aantal jaren waarvoor de tijdelijke onttrekkingsvergunning is verleend.
4. Burgemeester en wethouders kunnen aan de onttrekkingsvergunning voor tijdelijke woonruimteonttrekking tevens de voorwaarde verbinden dat de vergunninghouder een waarborgsom stort dan wel een bankgarantie verstrekt. De hoogte van de waarborgsom c.q. bankgarantie is gelijk aan de compensatie als bedoeld in lid 3.
5. De waarborgsom als bedoeld in lid 4 wordt aan de vergunninghouder terugbetaald binnen 8 weken nadat de onttrekking binnen de termijn als bedoeld in lid 2 is beëindigd. Ten aanzien van een eventueel afgegeven bankgarantie is het bepaalde in artikel 18, lid 8, van overeenkomstige toepassing.
6. De waarborgsom als bedoeld in lid 4 vervalt aan het in artikel 18, lid 4, genoemde fonds indien de onttrekking niet binnen de termijn als bedoeld in lid 2 is beëindigd. Ten aanzien van een eventueel afgegeven bankgarantie is het bepaalde in artikel 18, lid 9, van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 6 Verdeling van Koopwoningen
Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimten voor nieuwbouw koopwoningen met een koopprijs beneden de koopprijsgrens zoals door burgemeester en wethouders vastgesteld.
1. Burgemeester en wethouders kunnen eigenaren van voor verkoop vrijkomende nieuwbouwwoningen beneden de koopprijsgrens verplichten deze woningen aan te bieden aan woningzoekenden die zijn opgenomen in een door burgemeester en wethouders bij te houden register van koopwoningzoekenden. Burgemeester en wethouders bepalen daarbij de koopprijsgrens en de volgorde waarin de woningzoekenden voor de betreffende woningen in aanmerking komen.
2. Het inkomen van het huishouden moet in een naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijke verhouding staan tot de koopprijs van de in lid 1 bedoelde categorieën. In dit verband stellen burgemeester en wethouders een inkomens/kooptabel vast.
3. Burgemeester en wethouders stellen, ter uitvoering van het bepaalde in lid 1 vast:
a. welke categorieën koopwoningen vallen onder het bepaalde in lid 1;
b. de categorieën en de onderlinge volgorde van mensen die in aanmerking komen
voor toewijzing van een koopwoning, waaronder het percentage dat in
aanmerking komt voor toewijzing aan starters.
4. Starterswoningen worden, in aanvulling op het bepaalde in de leden 2 en 3, uitsluitend toegewezen aan starters of aan huishoudens die een woning achterlaten beneden de huurgrens voor jongeren in de Wet op de huurtoeslag.
5. Indien een koopwoning zoals bedoeld in lid 1 niet wordt toegewezen op de wijze zoals bedoeld in lid 3 kunnen burgemeester en wethouders het verschil tussen de verlaagde grondprijs en de reguliere grondprijs bij de betrokken ondernemer terugvorderen.
6. Ten aanzien van het bepaalde in de leden 1 en 2 plegen burgemeester en wethouders vooraf overleg met de ondernemers die koopwoningen realiseren in de aangewezen categorieën.
Hoofdstuk 7 Overgangs-, straf-, slot- en overige bepalingen
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de ingevolge de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Overtreding van het bepaalde in artikel 18 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie, zoals bedoeld in artikel 23, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht.
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
2. Met de opsporing van de bij artikel 24 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering de in artikel 75 van de Wet aangewezen ambtenaren voor zover zij tevens buitengewoon ambtenaar zijn.
3. De in lid 1 genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de Wet.
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
2. Het gestelde in het eerste lid is eveneens van toepassing indien op grond van artikel 4 van de Wet de uitvoering van de paragrafen 5 en 6 is overgedragen aan eigenaren van woonruimte en/of standplaatsen.
1. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij een rechtvaardige verdeling van de schaarse woonruimte richtinggevend is.
2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in deze verordening afwijken of afwijking daarvan toestaan ten behoeve van experimenten die in het belang zijn van de volkshuisvesting.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van bevoegdheden krachtens de paragrafen 5 en 6 van deze verordening te mandateren aan eigenaren van woonruimte en/of standplaatsen.
1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de openbare bekendmaking.
2. Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Huisvestingsverordening gemeente Stede Broec 2007.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Stede Broec, gehouden op 7 juli 2011.