Organisatie | Roermond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumenten- en archeologieverordening 2011 |
Citeertitel | Monumenten- en archeologieverordening 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Monumenten- en archeologieverordening 2010.
Artikel 38 bevat een overgangsbepaling.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-07-2011 | nieuwe regeling | 07-07-2011 Trompetter, 19-07-2011 | 2011/013/1 |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Deze verordening verstaat onder:
Archeologisch terrein of vindplaats:
Een terrein waarvan bekend is dat er in het verleden archeologische vondsten zijn gedaan.
Beschermd stads- c.q. dorpsgezicht:
Stads- c.q. dorpsgezicht dat als zodanig ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen.
Het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
De muren en de kap inclusief de fundering. Hiertoe worden ook de buitenafwerking en de ramen, vensters, kozijnen en deuren in de buitenmuren gerekend.
Het college van burgemeester en wethouders.
De in hoofdstuk 3 bedoelde en in de Verordening op de Commissie Beeldkwaliteit voorziene commissie.
De natuurlijke persoon of rechtspersoon, die het recht van eigendom dan wel een anders zakelijk recht heeft op een monument.
Van algemeen belang zijnde onroerende zaken die bij besluit van het college als gemeentelijk monument zijn aangewezen.
Een rijksmonument dat uit de aard der zaak niet op een rendabele wijze geexploiteerd kan worden.
Een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.
De voor een subsidie in aanmerking komende kosten zoals beschreven in hoofdstuk 4 van deze verordening.
Het bedrag dat gedurende een kalenderjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze verordening.
Een beschrijving van de geplande werkzaamheden waaruit blijkt:
a. waarom ze noodzakelijk zijn (eventueel geillustreerd met foto's);
HOOFDSTUK 2. GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
Paragraaf 1. De aanwijzing tot gemeentelijk monument.
Artikel 4. Een aanvraag tot aanwijzing
Een aanvraag om aanwijzing tot gemeentelijk monument dient vergezeld te gaan van de volgende gegevens:
Artikel 5. De redengevende omschrijving
Een redengevende omschrijving maakt onderdeel uit van een besluit omtrent aanwijzing tot gemeentelijk monument. Deze redengevende omschrijving omvat de plaatselijke aanduiding, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde monument met een exacte omschrijving van de omvang van de bescherming alsmede een op de in art. 3, lid 2 en 3 genoemde criteria gebaseerde motivatie daarvan.
Paragraaf 2. Vergunningen tot wijziging, verplaatsing of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten.
Artikel 8. Cultuurhistorisch rapport
In een cultuurhistorisch rapport als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Regeling omgevingsrecht wordt in ieder geval opgenomen:
Artikel 9. Commissie Beeldkwaliteit
Het bevoegd gezag kan naar aanleiding van aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7, lid 2 het advies van de Commissie Beeldkwaliteit inwinnen.
Artikel 10. Omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning wordt verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Artikel 11. Aan een vergunning verbonden voorschriften
Het bevoegd gezag kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.
Artikel 13. Cultuurhistorische analyse
Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op de aanvragen om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder f van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen met betrekking tot subsidies
Artikel 18. Toestemming om alvast te mogen beginnen
Op schriftelijk verzoek van de aanvrager kan het college ontheffing verlenen van de verplichting op grond van artikel 17, aanhef en onder c te wachten met de aanvang van de werkzaamheden, totdat een besluit is genomen op de aanvraag tot subsidie, mits de op grond van deze verordening benodigde vergunning is verleend en de werking daarvan niet is opgeschort.
Paragraaf 2. Subsidies voor werkzaamheden aan monumenten en aan onbekende monumentale waarden
Artikel 23. Kosten aan een gemeentelijk- of een niet-rendabel rijksmonument
Het college kan éénmaal per jaar aan de eigenaar van een gemeentelijk monument en / of een niet-rendabel rijksmonument subsidie verlenen in de kosten van werkzaamheden en onderzoeken zoals in artikel 24 genoemd;
Artikel 24. Voor subsidie in aanmerking komende werkzaamheden en het subsidiemaximum
Voor een subsidie komen in aanmerking:
werkzaamheden welke het behoud van monumentale waarden en / of het casco van een gemeentelijk monument en / of een niet-rendabel rijksmonument ten doel hebben. Deze werkzaamheden komen in aanmerking voor een subsidie van 25% van de subsidiabele kosten. Het subsidiebedrag is gebonden aan een maximum van een door het college vast te stellen bedrag per monument per jaar;
een in het kader van een vergunningaanvraag op grond van hst. 5 van de regeling omgevingsrecht of op basis van artikel 2.1 lid 1 onder f van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door de gemeente geëist onderzoek naar de cultuurhistorische waarden van het monument. Dit onderzoek komt in aanmerking voor een subsidie van 50% van de subsidiabele kosten. Het subsidiebedrag is gebonden aan een maximum van een door het college vast te stellen bedrag per monument per jaar;
werkzaamheden aan tot nog toe onbekende monumentale waarden mits door de aanvrager voor de betreffende objecten tevens een aanvraag voor aanwijzing tot gemeentelijk monument wordt ingediend en mits dit leidt tot een onherroepelijk besluit tot aanwijzing tot gemeentelijk monument. Deze werkzaamheden komen in aanmerking voor een subsidie van respectievelijk 25% van de subsidiabele kosten. Het subsidiebedrag is gebonden aan een maximum van een door het college vast te stellen bedrag per monument per jaar.
Van werkzaamheden welke niet door een bij een Kamer van Koophandel ingeschreven bedrijf worden uitgevoerd komen slechts de materiaalkosten voor subsidiëring in aanmerking.
Artikel 26. Indiening van een aanvraag
Op verzoek van de aanvrager stelt de betrokken ambtenaar zich ter plekke op de hoogte van de noodzaak en de wijze van uitvoering van de geplande werkzaamheden. Indien naar het oordeel van de betrokken ambtenaar de noodzaak en de wijze van uitvoering van de geplande werkzaamheden voldoende duidelijk zijn kan de aanvraag in behandeling worden genomen zonder de onder lid 1.c genoemde omschrijving van de werkzaamheden.
Paragraaf 3. Subsidies voor archeologische onderzoeken
Artikel 27. Subsidiemogelijkheid
Het college kan per onderzoeksareaal eenmaal een subsidie verlenen in de kosten van archeologisch onderzoek. De subsidie wordt verleend aan de eigenaar van het betreffende perceel.
Artikel 28. Voor subsidie in aanmerking komende werkzaamheden, het subsidiepercentage en het maximum van de subsidie
Paragraaf 4. Subsidies voor overige activiteiten
Artikel 30. Voor subsidie in aanmerking komende overige activiteiten
Het college kan een subsidie verlenen voor:
het opstellen van op basis van hst. 5 van de regeling omgevingsrecht of op basis van artikel 2.1 lid 1 onder f van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verplicht gestelde cultuurhistorische analyses voor niet-monumentale panden binnen de op grond van de Monumentenwet 1988 aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten.
Artikel 31. Het subsidiepercentage en het maximum aan subsidie
De in artikel 30, lid 1 en 2 genoemde activiteiten komen in aanmerking voor een subsidie van 50% van de subsidiabele kosten. Het subsidiebedrag is gebonden aan een maximum van een door het college vast te stellen bedrag per cultuurhistorische analyse of beleidsondersteunende activiteit per jaar.
Voorafgaande aan grondwerkzaamheden binnen de op de bij deze verordening behorende Beleidskaart archeologie als historische kern aangeduide gebieden of binnen de grenzen van gemeentelijke archeologische monumenten dient een archeologisch vooronderzoek plaats te vinden waar uit moet blijken wat de archeologische verwachting is.
Voorafgaande aan grondwerkzaamheden binnen de op de bij deze verordening behorende Beleidskaart archeologie als gebied met hoge archeologische verwachting aangeduide gebieden dient een archeologisch vooronderzoek plaats te vinden. Dit geldt niet wanneer de grondwerkzaamheden plaatsvinden binnen de bebouwde kom én het plangebied kleiner is dan 1.000 m2 of wanneer de grondwerkzaamheden plaatsvinden buiten de bebouwde kom én het plangebied kleiner is dan 2.500 m2.
Het in lid 1 tot en met lid 5 genoemde archeologische onderzoek hoeft niet te worden verricht wanneer de grondwerkzaamheden plaatsvinden in evident eerder verstoorde bodem of wanneer de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 40 centimeter onder maaiveld of wanneer het een project betreft met een oppervlakte kleiner dan 100 m2.