Overheidsorganisatie | Gemeente Buren |
---|---|
Officiële naam regeling | Beleidsregel categorieën van gevallen |
Citeertitel | Beleidsregel categorieën van gevallen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen.
Artikel 1:3, lid 4 van de Algemene Wet bestuursrecht
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-07-2011 | 26-06-2014 | Nieuwe regeling | 19-07-2011 | Z11-01218 |
Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Het projectbesluit zoals dat geregeld was in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is verplaatst naar de Wabo. In de Wabo heeft het projectbesluit een andere naam gekregen, te weten: omgevingsvergunning met een goede ruimtelijke onderbouwing (hierna: omgevingsvergunning met GRO). De omgevingsvergunning met GRO betreft artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo.In de Wabo is het college van B&W het bevoegd gezag voor het afgeven van een omgevingsvergunning met GRO. De gemeenteraad moet instemmen met het verlenen van een omgevingsvergunning met GRO. Deze instemming heet een ‘’verklaring van geen bedenkingen’’ (hierna: VVGB). De Wabo biedt de mogelijkheid om categorieën van gevallen aan te wijzen waarvoor geen VVGB nodig is. Deze mogelijkheid betreft artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Op 28 juni 2011 heeft de gemeenteraad besloten (besluitnummer: RV/11/00045) categorieën van gevallen aan te wijzen. Voor die gevallen hoeft geen VVGB bij de gemeenteraad gevraagd te worden. Voor bouwplannen die niet vallen binnen de lijst van categorieën van gevallen, moet het college wel een VVGB aan de gemeenteraad vragen. Deze beleidsregel categorieën van gevallen gaat om de uitwerking van voorwaarden van de categorieën van gevallen. Het college van B&W maakt een afweging of meegewerkt kan worden aan een bouwplan aan de hand van deze beleidsregel.
Aangezien niet alle plannen op dit moment zijn geactualiseerd en wijzigingen in wet en beleid van hogere overheden leiden tot andere inzichten, kan met deze beleidsregel ook van nog niet geactualiseerde bestemmingsplannen worden afgeweken. Dit zorgt voor een uniform afwegingskader voor de gemeente Buren. De beleidsregel is een instrument waarmee flexibeler ingespeeld kan worden op nieuwe ontwikkelingen.
De opzet van de beleidsregel is gebaseerd op het raadsbesluit 28 juni 2011, waarin de gemeenteraad categorieën van gevallen heeft aangewezen. De categorieën van gevallen zijn verder uitgewerkt door het toevoegen van voorwaarden.
Het doel van de beleidsregel is:
Het bieden van een actueel en concreet toetsingskader;
Duidelijkheid geven voor welke gevallen onder welke voorwaarden medewerking verleend kan worden;
Over een aanvraag om omgevingsvergunning transparant en snel te kunnen besluiten;
Het voorkomen van willekeur;
Het voorkomen van strijdigheid met het zorgvuldigheids- en rechtszekerheidsbeginsel.
Punt 3 geeft aan dat er sneller besloten kan worden. Dit heeft te maken met het niet hoeven aanvragen van een VVGB aan de gemeenteraad. Het college van B&W kan zelfstandig een besluit nemen.
De beleidsregel bestemmingsplanafwijkingen is een toetsingskader waarvan het college van B&W gebruik kan maken. Het is geen verplichting, maar een bevoegdheid.
Een aanvraag om omgevingsvergunning moet voldoen aan het vereiste van een ‘’goede ruimtelijke onderbouwing’’, zoals omschreven in artikel 2.12, lid 1, onder 1, sub 3 Wabo. Een omgevingsvergunning kan worden verleend als voldaan wordt aan het vereiste van een goede ruimtelijke onderbouwing en voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in deze beleidsregel.Als er geen voorwaarden genoemd zijn bij een categorie zal het college van B&W een afweging maken. Het vereiste van een goede ruimtelijke onderbouwing is daarbij leidend.
De beleidsregel categorieën van gevallen is onderverdeeld in:
Een algemeen afwegingscriterium, dat voor de gehele beleidsregel geldt;
Categorieën van gevallen voor het stedelijk gebied;
Categorieën van gevallen voor het landelijk gebied.
Per gebied, stedelijk of landelijk, zijn de voorwaarden voor de categorieën van gevallen beschreven. Artikel 1 betreft het stedelijk gebied. Artikel 2 betreft het landelijk gebied. Wat precies wordt verstaan onder stedelijk of landelijk gebied, wordt aangegeven bij de betreffende categorie.
In de artikelen 3 tot en met 7 staan de hardheidsclausule, de communicatie en de overgangs- en slotbepalingen.
De onderstaande tabel geeft een indruk hoe de beleidsregel geplaatst moet worden in de wetgeving. Daarbij geldt als uitgangspunt; hoe groter het plan, hoe zwaarder de procedure. Deze beleidsregel heeft betrekking op het ruimtelijk instrument de ‘’Omgevingsvergunning met GRO’’ (nummer 6 in de tabel).
Ruimtelijk instrument | Artikel en wet | |
1 | Bestemmingsplan | |
2 | Binnenplanse afwijking in bestemmingsplan | 2.12. lid 1, onder a, sub 1 Wabo |
3 | Wijzigingsbevoegdheid in bestemmingsplan | 3.6, lid 1, onder a Wro |
4 | Uitwerkingsbevoegdheid in bestemmingsplan | 3.6, lid 1, onder b Wro |
5 | Buitenplanse afwijking | 2.12, lid 1, onder a, sub 2 Wabo |
6 | Omgevingsvergunning met GRO | 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo |
7 | Herziening van het bestemmingsplan | 3.1, lid 1 Wro |
De begripsbepalingen en de wijze van meten zijn opgenomen in het ‘’Handboek digitale ruimtelijke plannen’’. Dit handboek is te raadplegen op de gemeentelijke website: www.buren.nl -> Bestemmingsplannen -> Algemene informatie.
Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning (artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo) in geval van:
Algemeen afwegingscriterium:Elke aanvraag om omgevingsvergunning (artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo) dient te voldoen aan onderstaand afwegingscriterium:
Naast de gestelde criteria in deze beleidsregel blijven de overige voorwaarden in de geldende bestemmingsplannen en beleidsregels onverminderd van kracht.
1Het realiseren van maximaal 1 burgerwoning
Het passend is binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.
2Het splitsen van een bestaand hoofdgebouw in maximaal drie woningen
Voor een extra woning binnen een bestaand hoofdgebouw geldt, dat:
Het uitsluitend gaat over splitsing van burgerwoningen;
Het hoofdgebouw een grotere inhoud heeft dan 1000m3;
Een extra woning een grotere inhoud heeft dan 300m3;
Voor elke woning is maximaal 75m2 aan bijgebouwen toegestaan, mits het aansluitend terrein met niet meer dan 50% wordt bebouwd;
Het passend is binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.
Voor een extra woning binnen een bestaand hoofdgebouw, aangewezen als Rijksmonument of gemeentelijk monument, geldt, dat:
De bestaande woning een grotere inhoud heeft dan 1000m3;
Een extra woning een grotere inhoud heeft dan 300m3;
De oppervlakte aan vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing, voor zover dit geen karakteristieke of monumentale waarde heeft en meer bedraagt dan 75m2, wordt gesloopt;
Een positief advies door de gemeentelijke monumentencommissie is afgegeven;
Het passend is binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.
3Het verplaatsen van een burgerwoning
4Het realiseren van horeca-, maatschappelijke- of detailhandelsfuncties in milieucategorie 1 of 2 (2)
5Het realiseren van een jongeren ontmoetingsplek (JOP)
De oppervlakte van de JOP maximaal 25m2 bedraagt;
De hoogte niet meer dan 4 meter bedraagt;
Er een afstand is van minimaal 50 meter tussen de JOP en een woning.
6Het plaatsen van een kraam ten behoeve van de verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten
De kraam niet doelmatig op een bijbehorend agrarisch bouwvlak kan worden opgericht;
De kraam een directe, ruimtelijke relatie heeft met de lokaal geproduceerde agrarische producten;
De oppervlakte maximaal 25m2 bedraagt;
De goothoogte maximaal 3 meter en de nokhoogte maximaal 5 meter bedraagt.
7Het realiseren van nieuwe weg-, water-, parkeer- en groenvoorzieningen van lokale aard
8Het realiseren van nevenactiviteiten gericht op de recreatieve- en toeristische sector
De nevenactiviteiten plaatsvinden aansluitend bij het perceel van de bijbehorende woning;
Het aantal vierkante meters bebouwd oppervlak moet voldoen aan het geldend bestemmingsplan;
Het gebruik van de grond maximaal 150m2 bedraagt.
9Het wijzigen van de functie van onbebouwde gronden, niet ten behoeve van bouwen
Het geen activiteiten betreffen genoemd onder artikel 1.8 van deze beleidsregel;
De oppervlakte maximaal 500m2 bedraagt;
Geen detailhandel plaatsvindt;
Geen buitenopslag plaatsvindt van goederen en materieel.
(1) Die gebieden die vallen binnen de bestemmingsplannen van de kommen in gemeente Buren, te weten: Asch, Beusichem, Buren, Eck en Wiel, Erichem, Ingen, Kerk-Avezaath, Lienden, Lingemeer, Maurik, Ommeren, Ravenswaaij, Rijswijk, Zoelen en Zoelmond. In- en uitbreidingsplannen voor de kommen vallen ook hierbinnen.Tevens die gebieden die vallen binnen een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein, te weten: Bedrijventerreinen en Bedrijventerrein Homoet.
(2) Op basis van de VNG handreiking ‘’Bedrijven en milieuzonering’’, uitgave maart 2009.
1Het realiseren van een bedrijfswoning op een grotere afstand dan 5 meter van bedrijfsgebouwen
De afstand tussen de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen maximaal 10 meter bedraagt.
2Het realiseren van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een agrarisch bedrijf buiten het bouwvlak of bestemmingsvlak
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet doelmatig op een bijbehorend agrarisch bouwvlak of bestemmingsvlak kunnen worden opgericht;
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde in het geheel binnen een afstand van maximaal 30 meter van het bouwvlak of bestemmingsvlak worden gebouwd;
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde een maximaal oppervlak hebben van 1000m2;
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde een hoogte hebben van maximaal 2,5 meter.
3Het aanleggen van een mestopslag ten behoeve van een agrarisch bedrijf buiten het bouwvlak of bestemmingsvlak
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet doelmatig op een bijbehorend agrarisch bouwvlak of bestemmingsvlak kunnen worden opgericht;
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde in het geheel binnen een afstand van maximaal 50 meter van het bouwvlak of bestemmingsvlak worden gebouwd;
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde een maximaal oppervlak hebben van 2000m2;
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde een hoogte hebben van maximaal 2,5 meter.
4Het realiseren van een minicamping
Indien de minicamping niet doelmatig binnen 70 meter van de bijbehorende woning gerealiseerd kan worden, is het mogelijk deze op een afstand van maximaal 100 meter van de bijbehorende woning te realiseren.
5Het realiseren van een schuilgelegenheid voor het hobbymatig houden van dieren
De schuilgelegenheid niet doelmatig kan worden opgericht bij een bijbehorende woning;
De oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan 0,25% van het bijbehorend perceel, met een minimaal aaneengesloten perceeloppervlak van 2500m2, waarop de schuilgelegenheid wordt opgericht;
De schuilgelegenheid een maximaal oppervlak heeft van 25m2;
De schuilgelegenheid een goothoogte heeft van maximaal 3 meter en een nokhoogte van maximaal 5 meter.
6Het realiseren van een jongeren ontmoetingsplek (JOP)
De oppervlakte van de JOP maximaal 25m2 bedraagt;
De hoogte niet meer dan 4 meter bedraagt;
Er een afstand is van minimaal 50 meter tussen de JOP en een woning.
7Het plaatsen van een kraam ten behoeve van de verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten
De kraam niet doelmatig op een bijbehorend agrarisch bouwvlak kan worden opgericht;
De kraam een directe, ruimtelijke relatie heeft met de lokaal geproduceerde agrarische producten;
De oppervlakte maximaal 25m2 bedraagt;
De goothoogte maximaal 3 meter en de nokhoogte maximaal 5 meter bedraagt.
8Het realiseren van nieuwe weg-, water-, parkeer- en groenvoorzieningen van lokale aard
9Het realiseren van nevenactiviteiten gericht op de recreatieve- en toeristische sector
De nevenactiviteiten plaatsvinden aansluitend bij het perceel van de bijbehorende woning;
Het aantal vierkante meters bebouwd oppervlak moet voldoen aan het geldend bestemmingsplan;
Het gebruik van de grond maximaal 150m2 bedraagt.
(3) Die gebieden die vallen buiten het stedelijk gebied.
Het college van B&W is bevoegd om gemotiveerd af te wijken van deze beleidsregel, wanneer deze voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen (artikel 4:84 Awb). Een beroep kan alleen gedaan worden op de hardheidsclausule indien:
Bijzondere omstandigheden worden aangevoerd die tot medewerking in afwijking van deze beleidsregel noodzaken en er geen redelijke alternatieven zijn;
Geen precedentwerking optreedt.
Met betrekking tot deze beleidsregel is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Artikel 8.2 van deze wet geeft aan dat geen beroep kan worden ingesteld tegen onder meer een beleidsregel. De beleidsregel is gepubliceerd in de Zakengids Buren en is vervolgens door een ieder in te zien op de website en aan de balie van het gemeentehuis.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel een aanvraag omgevingsvergunning is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt deze beleidsregel toegepast.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel categorieën van gevallen’’.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na publicatie, te weten 28 juli 2011.Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Buren op 19 juli 2011.