Organisatie | Bergen (L) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reclameverordening buitengebied gemeente Bergen (L.) |
Citeertitel | Reclameverordening buitengebied gemeente Bergen (L.) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Kaart bij Reclameverordening buitengebied gemeente Bergen (L.) |
Geen.
Gemeentewet, art. 147, eerste lid en artikel 149
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | nieuwe regeling | 21-12-2004 Maas en Niersbode 2005, 1 | 21-12-2004, 7160 |
Reclameverordening buitengebied gemeente Bergen (L.)(Geconsolideerde tekst)
De raad van de gemeente Bergen,
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 november 2004
gelet op hetgeen in artikel 147, eerste lid alsmede artikel 149 van de Gemeentewet is bepaald
gezien het advies van de commissie Grondgebiedzaken
de “Reclameverordening buitengebied gemeente Bergen (L.)” vast te stellen
Buiten de gebieden zoals nader aangegeven op de bij deze verordening behorende kaarten is het verboden om ten behoeve van reclame opschriften, aankondigingen, afbeeldingen, constructies ten behoeve daarvan, of kennelijk voor reclamedoeleinden gebezigde vervoersmiddelen (verder te noemen: reclame) te plaatsen of te doen plaatsen dan wel als eigenaar of andere zakelijk gerechtigde of gebruiker van enige onroerende zaak plaatsing toe te staan.
Het in artikel 1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op reclame
die is geplaatst op een terrein waar een openbare wedstrijd, manifestatie, evenement of tentoonstelling wordt gehouden, welke niet behoort tot de gebruikelijke commerciële uitoefening van een beroep, bedrijf of dienst, voor zolang zij feitelijke betekenis heeft en voor zover zij niet eerder dan twee weken daaraan voorafgaand is geplaatst;
van tijdelijke aard ten behoeve van een openbare wedstrijd, manifestatie, evenement of tentoonstelling met een grootschalig karakter en als zodanig door het college van burgemeester en wethouders erkend, voor zolang zij feitelijke betekenis heeft en voorzover zij niet eerder dan vier weken daaraan voorafgaand is geplaatst en voorzover een voor reclame gebruikt bord de omvang van 4 vierkante meter niet overstijgt.
Artikel 1 Straf en dwangbepalingen
1.Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.
2.Met de opsporing van de bij deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn belast:
de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren;
de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen toezicht houdende ambtenaren.
1. De ingevolge het eerste lid van artikel 2.2 aangewezen personen zijn, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, bevoegd tussen zonsopgang en zonsondergang alle plaatsen, met uitzondering van woningen, te betreden. Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.
2. Zij zijn bevoegd zich te doen vergezellen van personen die daartoe door hen zijn aangewezen.
1. De in het eerste lid van artikel 2.2 bedoelde personen zijn bevoegd van ieder die inlichtingen te verlangen die redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig zijn.
2. Zij zijn bevoegd voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, van ieder inzage te verlangen van de van belang zijnde bescheiden.
Een ieder is verplicht de in artikel 2.4 verlangde inlichtingen volledig en naar waarheid te verstrekken, alsmede de verlangde inzage van bescheiden te verlenen en ook overigens al die medewerking aan de in het eerste lid van artikel 2.2 bedoelde personen te verlenen, die deze bij de uitvoering van de hun bij of krachtens deze verordening opgedragen taak redelijkerwijs behoeven.
Vergunningen verleend krachtens artikel 1 van de 'Natuur en landschapsbeschermingsverordening Limburg' dan wel ontheffingen verleend krachtens artikel 2.1 van de 'Landschapsbeschermingsvordening Limburg 1994' blijven van kracht totdat de termijn waarvoor zij zijn afgegeven is komen te vervallen of tot het moment waarop zij worden ingetrokken.
Indien toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders tot kennelijke onbillijkheid leidt, dan kan het college van burgemeester en wethouders, al dan niet onder het stellen van voorwaarden, het bepaalde in artikel 1.1 buiten toepassing verklaren.
Reclameborden en aankondigingen in het buitengebied vormen in beginsel een visuele vervuiling van het landelijke landschapsschoon. Deze verordening heeft als doel om het belang van het landschapsschoon in het buitengebied van de gemeente Bergen (L.) te beschermen door het plaatsen van reclameborden en aankondigen in dit gebied, als aanvulling op de Algemeen plaatselijke verordening gemeente Bergen (L.), aan stringente regelgeving te onderwerpen.
De verordening strekt zich niet uit over gebieden, met een in grote mate 'stedelijke' functie (woongebieden, bedrijventerreinen, sportvelden, recreatieve voorzieningen, e.d.). In die gebieden, waarvan de begrenzing op de bij deze verordening behorende kaarten is aangegeven, geldt de verordening niet.
Uitgangspunt is dat elk bord of constructie ten behoeve van reclame buiten genoemde gebieden in principe een aantasting vormt van het landschapsschoon. Dergelijke constructies die bedoeld zijn om de aandacht van de burger te trekken tasten de visuele waarden van het landschap aan. Vandaar dat artikel 1.1 een verbod behelst om reclameborden in het buitengebied te plaatsen. Onder omstandigheden kan een aantasting van het landschapsschoon in het buitengebied echter aanvaardbaar zijn. De verordening houdt hiermee rekening door het vastleggen van een aantal reclame uitingen die niet onder de werking van het verbod van artikel 1.1 vallen (artikel 1.2). Plaatsing van reclameborden die ingevolge artikel 1.2 uitgezonderd zijn van het verbod als bedoeld in artikel 1.1 zijn onder omstandigheden wel vergunningplichtig op basis van de Algemeen plaatselijke verordening gemeente Bergen (L.) en/of de Woningwet (bouwvergunning).
Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan het college van burgemeester en wethouders door middel van toepassing van de hardheidsclausule (artikel 4) verklaren dat het verbod om een reclamebord te plaatsen buiten toepassing dient te blijven.
In dit artikel wordt behalve de eigenaar of andere zakelijk gerechtigde ook de gebruiker genoemd. Hiermee wordt bedoeld degene die over het gebruik van de zaak zeggenschap heeft, zoals bijvoorbeeld een huurder of pachter.
Voor de vraag of er sprake is van een bedrijfsperceel is de ter plaatse geldende planologische regeling doorslaggevend.Overigens is het niet zo, dat het plaatsen van reclameborden op bedrijfspercelen aan geen enkele regeling is onderworpen. In die gevallen waarin een reclamebord als bouwwerk in de zin van de Woningwet kan worden aangemerkt, kan de gemeente via de bouwvergunning het plaatsen van reclameborden reguleren. Daarnaast zullen reclameborden op bedrijfspercelen op basis van de Algemeen Plaatselijke Verordening gemeente Bergen (L.) vergunningplichtig zijn wanneer deze een bepaalde grootte overschrijden.
De regelingen waaraan hier met name is gedacht zijn het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens, de door de Minister van Verkeer en Waterstaat vastgestelde 'Richtlijnen bewegwijzering' en de provinciale circulaire 'Richtlijnen Uitvoering Toeristische Bewegwijzering'.
In lid 1 van dit artikel wordt reeds een koppeling gelegd met het bedrijfsperceel. Op het bedrijfsperceel is reclame toegelaten. Deze bepaling maakt het mogelijk om ook buiten het bedrijfsperceel - onder strikte voorwaarden - borden te plaatsen. De voorwaarden zijn erop gericht de effecten op het landschap te minimaliseren. Het bestemmingsplan is voor de vraag of er sprake is van een bedrijfsperceel maatgevend. In het bestemmingsplan moet aan het perceel uitdrukkelijk een bedrijfsbestemming zijn gegeven. Indien gebruik is gemaakt van een vrijstelling ex artikel 19 WRO wordt de vraag of er sprake is van een bedrijfsperceel beoordeeld op basis van het vrijstellingsbesluit. Voor een agrarisch bedrijf is het bedrijfsperceel het agrarisch bouwblok zoals dat in het bestemmingsplan is vastgelegd. Als het bedrijf tevens toeristisch recreatieve activiteiten ontplooit, kan gebruik worden gemaakt van de toeristische bewegwijzering. Voor een dergelijk bedrijf is plaatsing van borden met toepassing van lid 10 overbodig.
De koppeling die in lid 1 van artikel 1.2 met het bedrijfsperceel is gelegd, biedt in bepaalde gevallen onvoldoende mogelijkheden om de weggebruiker op een bedrijf attent te maken. Gedoeld wordt op die situaties waarin het bedrijfsperceel niet direct aangrenst aan de openbare weg en gebruik moet worden gemaakt van een oprit of privé ontsluitingsweg. Indien de ontsluitingsweg geen onderdeel uitmaakt van het bedrijfsperceel kunnen hier geen borden worden geplaatst. Artikel 1.2, lid 1 verzet zich hiertegen.Deze bedrijven zijn hierdoor ten opzichte van andere bedrijven in het nadeel. Om dit nadeel op te heffen is lid 11 in het leven geroepen. Teneinde de aantasting van het landschap zoveel mogelijk te beperken mag slechts één bord worden geplaatst met een maximale omvang van 1,00 m².
Deze bepaling heeft betrekking op een kleine groep van grootschaligere evenementen zoals het “Bleijvenement” en “Proef je Streek”.