Organisatie | Tynaarlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening Inkomensvoorziening voor Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers en Inkomensvoorziening voor Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Gewezen Zelfstandigen gemeente Tynaarlo |
Citeertitel | Afstemmingsverordening Inkomensvoorziening voor Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers en Inkomensvoorziening voor Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Gewezen Zelfstandigen gemeente Tynaarlo |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ 2011 |
Geen
Niet van toepassing
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-04-2011 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 29-03-2011 Oostermoer | Raadsvoorstel agendapunt 11 |
De raad van de gemeente Tynaarlo;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 maart jl.;
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 35 van de Inkomensvoorziening voor Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers en Inkomensvoorziening voor Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Gewezen Zelfstandigen;
overwegende dat er bij verordening regels dienen te worden gesteld ter verlaging van de uitkering vanuit Inkomensvoorziening voor Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers en Inkomensvoorziening voor Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Gewezen Zelfstandigen naar aanleiding van de wet Bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten;
“Afstemmingsverordening Inkomensvoorziening voor Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers en Inkomensvoorziening voor Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Gewezen Zelfstandigen gemeente Tynaarlo”
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
f. Maatregel: het tijdelijk verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, lid 2, van de IOAW en artikel 20, lid 1 IOAZ alsmede het tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering op grond van artikel 20,
lid 1 IOAW en artikel 20, lid 2 IOAZ;
g. Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;
Artikel 3 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
Het college kan alleen in bijzondere, specifieke en individuele gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening.
Met ingang van 1 januari 2010 is de wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan
gemeenten (Wet BUIG) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wet BUIG per 1 januari 2010 heeft de gemeente een grotere beleidsmatige rol en financiële verantwoordelijkheid rond de uitvoering van de IOAW, IOAZ, WWIK en (voor een deel) het Bbz 2004 verkregen.
De IOAW, IOAZ en het Bbz 2004 kenden tot 1 januari 2010 een financieringssystematiek waarbij 75 % bij het Rijk kon worden gedeclareerd en 25 % drukte op het gemeentelijke budget. De WWIK kende daarnaast een financieringssystematiek waarbij 100 % kon worden gedeclareerd. Per 1 januari 2010 is een systeem van volledige budgetfinanciering ingevoerd, zoals dit nu van toepassing is op het WWB-inkomensdeel. Met de Wet BUIG worden de financiële middelen van de 'kleine inkomensregelingen' gebundeld in het volledig gebudgetteerde I-deel dat de gemeente ontvangt voor de bijstandsverstrekking op grond van de WWB.
Door de Wet BUIG wordt het aantal landelijke regels verder sterk teruggedrongen. In de plaats komt een grotere beleidsruimte voor de gemeente. Daardoor is het college gehouden om op een aantal punten zelf beleid te ontwikkelen. Daarnaast moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de verlaging van uitkeringen IOAW, IOAZ en WWIK als gevolg van verwijtbaar handelen van de belanghebbende (maatregelenverordening), alsmede met betrekking tot de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de IOAW, IOAZ en WWIK in het kader van het financiële beheer (handhavingverordening).
Deze verordening is een minimale variant. In die zin dat er geen maatregelen worden opgelegd. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de toelichting op de artikelen.
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
In de verordening is ervoor gekozen om geen maatregelen aan de belanghebbende op te leggen. De IOAW en IOAZ biedt als regeling zelf voldoende mogelijkheden om te straffen. Deze regelingen zijn gunstig voor een speciale doelgroep: te weten de oudere gewezen werknemer en ondernemer. Een groot deel van het vermogen wordt vrijgelaten, lang niet alle inkomsten worden gekort. Uit ervaringen blijkt dan ook dat deze doelgroep nagenoeg geen maatregelwaardig gedrag vertoont in het verleden zijn er nagenoeg ook geen maatregelen opgelegd. Uit de praktijk blijk dat de doelgroep gemotiveerd is om weer mee te doen in de maatschappij, in welke vorm dan ook (betaald werk of participeren).
Indien de belanghebbende niet voldoet aan zijn inlichtingen- en medewerkingsplicht (artikel 17 IOAW en IOAZ), kan de uitkering van rechtswege worden beëindigd. Dit is al een straf voor de belanghebbende, gelet op de voordelen die deze regeling(en) biedt. De belanghebbende is dan aangewezen op de WWB. Het vermogen dient dan “opgegeten” te worden en nagenoeg alle inkomsten worden gekort.