Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tynaarlo

Toeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Tynaarlo

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTynaarlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingToeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Tynaarlo
CiteertitelToeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Tynaarlo
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpToeslagenverordening WIJ 2011

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. 147, eerste lid Gemeentewet
  2. artikelen 12, eerste lid, onderdeel e en 35, eerste lid, van de Wet Investeren in Jongeren

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Niet van toepassing

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2012Onbekend

29-03-2011

Oostermoer

Raadsbesluit nummer 11

Tekst van de regeling

Intitulé

Toeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Tynaarlo

Raadsbesluit nr. 11.III

Betreft: Vaststellen Toeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Tynaarlo

De raad van de gemeente Tynaarlo;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november jl.;

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, en de artikelen 12, eerste lid, onderdeel e en 35, eerste lid, van de Wet Investeren in Jongeren,

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken en het verlagen van uitkeringen van 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar bij verordening te regelen;

B E S L U I T:

in te trekken de: “Toeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Tynaarlo 2009” en

vast te stellen de:

“Toeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Tynaarlo”

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet: de Wet investeren in jongeren;

  • b.

    Gehuwdennorm: de norm bedoeld in artikel 28, eerste lid onderdeel c, van de wet;

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo;

  • d.

    Woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, als mede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 2a,van de wet;

  • e.

    Woonkosten:

    • 1.

      Indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;

    • 2.

      Indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

Artikel 2: Reikwijdte

De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor jongeren van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien de gehuwden beiden 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn.

HOOFDSTUK 2. CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE NORM

Artikel 3. Toeslag Alleenstaande of Alleenstaande ouder

  • 1.

    De toeslag bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de jongere in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

  • 2.

    De toeslag bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de jongere die met één of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.

HOOFDSTUK 3. CRITERIA VOOR HET VERLAGEN VAN DE NORM OF TOESLAG

Artikel 4. Verlaging gehuwden

De verlaging bedoeld in artikel 31 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die met één of meer anderen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben.

Artikel 5. Verlaging woonsituatie

De verlaging bedoeld in artikel 32 van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor de jongere geen woonkosten verbonden zijn.

Artikel 6. Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

  • 1.

    De verlaging bedoeld in artikel 34 van de wet is als volgt vastgesteld:

  • a.

    In afwijking van artikel 3 bedraagt de toeslag 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande van 22 jaar in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

  • b.

    In afwijking van artikel 3 bedraagt de toeslag 5 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande van 22 jaar in wiens woning een of meer anderen het hoofdverblijf hebben;.

  • c.

    In afwijking van artikel 3 bedraagt de toeslag 5 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande van 21 jaar in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

  • d.

    In afwijking van artikel 3 bedraagt de toeslag 2 en een half procent voor de alleenstaande van 21 jaar in wiens woning een of meer anderen het hoofdverblijf hebben.

Artikel 7. Anti-cumulatiebepaling

De toepassing van de artikelen 3 tot en met 6 geschiedt zodanig, dat de toepasselijke norm voor de jongere tenminste bedraagt:

  • a.

    50 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande;

  • b.

    70 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder;

  • c.

    80 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 8. inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Toeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Tynaarlo”.

 

Vries, 19 maart 2011

De raad voornoemd,

F.A. van Zuilen, voorzitter

J.L. de Jong, griffier

ALGEMENE TOELICHTING

Op grond van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) heeft de gemeenteraad de opdracht een verordening vast te stellen met betrekking tot het verhogen en verlagen van de normen die voor de inkomensvoorziening gelden (artikel 12, eerste lid sub e, WIJ).

Hoofdstuk 4 van de WIJ kent voor de vaststelling van de inkomensvoorziening een systeem van basisnormen en toeslagen en verlagingen. De hoogte van de norm is geregeld in de artikelen 26 tot en met 29 WIJ. De artikelen 30 tot en met 34 voorzien in de toeslagen en verlagingen.

Uit overwegingen van uitvoerbaarheid heeft de wetgever ervoor gekozen om de normensystematiek die thans is vastgelegd in de WWB zoveel mogelijk over te nemen in de WIJ. Dat betekent enerzijds dat onderscheid is gemaakt tussen de normen die gelden voor jongmeerderjarigen (jongeren van 18 tot 21 jaar) en oudere jongeren (21 tot 27 jaar). Anderzijds zijn de normen voor beide leeftijdsgroepen identiek aan de normen die thans in de WWB voor beide groepen gelden. Hetzelfde geldt voor de normen die van toepassing zijn bij het verblijf in een inrichting. De overgang naar de WIJ leidt op dit onderdeel dus niet tot een wijziging van de financiële positie van de jongeren die afhankelijk worden van een inkomensvoorziening.

De toeslagenverordening heeft een categoriaal karakter, dat wil zeggen dat voor een aantal categorieën uitkeringsgerechtigden de hoogte van de toeslag dan wel verlaging van de norm of de toeslag in de verordening is beschreven. Bij het afbakenen van de categorieën is aansluiting gezocht bij de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand en daarmee gekozen voor eenvoudig te hanteren criteria. In deze verordening is daarom bewust gekozen de schoolverlaterskorting van artikel 33 WIJ niet op te nemen. Voorts is gekozen voor een forfaitaire benadering. Alleen situaties waarin iemand geacht wordt lager bestaanskosten te hebben zijn omschreven. Dit voorkomt rekenwerk met werkelijke kosten per individueel geval.

Individualisering

Het is niet nodig c.q. mogelijk om alle mogelijke situaties uitputtend te beschrijven. In niet geregelde gevallen is het college immers bevoegd én verplicht om de inkomensvoorziening bij wijze van individualisering afwijkend vast te stellen (artikel 35, vierde lid, WIJ).

De werking van de verordening beperkt zich tot uitkeringsgerechtigden van 21 tot 27 jaar, hoewel de WIJ de mogelijkheid biedt verlagingen toe te passen op inkomensgerechtigden van 18, 19 of 20 jaar.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Evenals in de model-toeslagenverordening WWB is het begrip ‘gehuwdennorm’ omschreven, omdat het uitkeringsgebouw in de WIJ, inclusief toeslagen en verlagingen, voor 21- tot 27-jarigen daaraan is gerelateerd. Volstaan is met een verwijzing naar artikel 28, tweede lid, sub d, WIJ. De daar genoemde gehuwdennorm is gelijk aan de gehuwdennorm genoemd in artikel 21, sub c, WWB.

Evenmin als in de WWB wordt het begrip ‘woning’ in de WIJ omschreven. Gelet op de analogie met de WWB mag aangenomen worden dat daarmee hetzelfde begrip is bedoeld als in de WWB, te weten het begrip ‘woning’, bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, “een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige woonruimte, onvrije etage dan wel andere onzelfstandige woonruimte is verhuurd, alsmede de onroerende aanhorigheden”.

Het begrip ‘woonkosten’ is nader gedefinieerd, omdat dit van belang is voor de toepassing van artikel 5 (verlaging woonsituatie). Aangesloten is bij de begripsomschrijving die voorheen onder de vigeur van de Algemene Bijstandswet in het Besluit landelijke normering (tot 1996) was opgenomen. Deze omschrijving wordt in veel verordeningen nog gebruikt. Het is aan het college overgelaten om de onderhoudskosten vast te stellen. Het is ook denkbaar dat geen gebruik wordt gemaakt van het begrip ‘woonkosten’, maar van de begrippen ‘huur’ en ‘hypotheek’. Het verdient aanbeveling deze dan nader te omschrijven.

Omdat een woning ook een woonwagen of woonschip kan zijn, is tevens verwezen naar artikel 3, zesde lid WWB, waarin deze woonruimtes met een woning worden gelijkgesteld.

Begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Zo wordt in deze verordening meerdere malen het begrip ‘jongere’ gebruikt. Artikel 2, eerste lid, WIJ omschrijft dit begrip. Onder jongere wordt verstaan: een hier te lande woonachtige Nederlander (of daarmee gelijkgestelde vreemdeling) 16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder jongeren echter verstaan de jongeren in de leeftijd van 21 jaar of ouder maar jonger dan 27 jaar (zie ook artikel 2).

Artikel 2

De werking van de verordening is beperkt tot uitkeringsgerechtigden in de leeftijdscategorie van 21 tot 27 jaar. De artikelen 31 en 32 WIJ maken ook categoriale verlagingen mogelijk voor uitkeringsgerechtigden van 18, 19 en 20 jaar. Deze uitkeringsgerechtigden hebben echter al een lagere norm (de jongerennorm), omdat zij in principe een beroep kunnen doen op de ouderlijke onderhoudsplicht.

Artikel 3

Op grond van artikel 35, tweede lid, sub a, WIJ is de gemeenteraad verplicht om te bepalen dat de toeslag 20 procent van de gehuwdennorm bedraagt voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft (onverminderd de mogelijkheid tot verlaging van norm of toeslag op andere gronden). Dit is vastgelegd in lid 1.

Ingeval in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en stookkosten). Zolang er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding moet er echter van worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden. Een toeslag blijft op zijn plaats.

Artikel 4

Artikel 4 vormt het spiegelbeeld van artikel 3. Waar de norm voor een alleenstaande (ouder) wordt verhoogd met 10% als een woning gedeeld wordt met een ander, is dit ook gerealiseerd voor gehuwde jongeren in dezelfde situatie. De jongeren kunnen in dat geval namelijk ook kosten delen met een ander en daarom is een verlaging op zijn plaats.

Artikel 5

Als aan een woning geen woonkosten verbonden zijn, is sprake van lagere bestaanskosten dan in andere gevallen. Artikel 32 WIJ opent om die reden de mogelijkheid om de norm of de toeslag te verlagen. Dat is in artikel 5 gerealiseerd. Het bepaalde onder a leidt ertoe dat de norm of toeslag met 20% wordt verlaagd als de jongere geen woonlasten betaalt. Dat kan zich voordoen bij krakers, of als de woonkosten worden betaald door een derde, bijv. de ouders of de ex-partner. Onder woonkosten wordt in dit verband verstaan de huur of, als de jongere een eigen woning bewoont, de verschuldigde hypotheekrente en de aan het eigendom verbonden zakelijke lasten alsmede een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud (CRvB 6 november 2001, nrs. 99/7 en 99/29 NABW).

Artikel 6

Artikel 34 WIJ geeft het college de bevoegdheid om een verlaging toe te passing indien het van oordeel is, dat gezien de hoogte van het minimum jeugdloon er een drempel zou kunnen zijn om werk te aanvaarden. Aangezien het minimum jeugdloon voor een 21-jarige lager is dan dat voor een 22-jarige ligt het voor de hand om voor een 21-jarige een grotere verlaging toe te passen dan voor een 22-jarige.

In het tweede lid wordt geregeld, dat -overeenkomstig het bepaalde in artikel 34 WIJ- de verlaging voor een 21- of 22-jarige alleen kan plaatsvinden op de toeslag.

Artikel 7

Als gebruik wordt gemaakt van alle verlagingsmogelijkheden dan leidt dit mogelijk tot nadelige effecten. De jongere komt dan in een situatie waarin niet in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan worden voorzien. Dit lid regelt dat in het voorkomende geval op grond van het individualiseringsbeginsel de verlaging beperkt moet worden.