Organisatie | Hoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de gemeenteraad 2002 |
Citeertitel | Reglement van orde voor de gemeenteraad 2002 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | 001 bestuursorganen |
9940A
Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-03-2002 | 09-12-2014 | nieuwe regeling | 14-03-2002 Gemeenteblad 2002=10a | 2002 02.40514A |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties
indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het stadhuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 10. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 14 Spreekrecht burgers
Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. In totaal is maximaal dertig minuten beschikbaar. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
De voorzitter kan tijdens een vergadering besluiten de vergadering te verdagen naar een tijdstip, gelegen binnen 72 uur na dat verdagingsbesluit.
Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming
Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen.
Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend.
Artikel 23 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 30 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 31 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd.
Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 37 Schriftelijke vragen
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van het vragenuur bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
Artikel 38a Onderzoekscommissie
Indien de gemeenteraad besluit het onderzoek van enig onderwerp of voorstel op te dragen aan een bijzondere daartoe ingestelde commissie, niet zijnde een commissie met bevoegdheden zoals bedoeld in artikel 155b t/m 155f van de Gemeentewet, bestaat de commissie uit drie of vijf leden, die door de raad zelf uit zijn midden worden benoemd, tenzij die benoeming aan de voorzitter wordt overgelaten.
De voorzitter van elke bijzondere commissie ontvangt alle in handen van de commissie gestelde stukken, roept de leden samen en leidt hun beraadslagingen. Elke commissie kan zich zonodig door derden doen voorlichten. Wanneer die voorlichting schriftelijk gevraagd en verkregen is, wordt die bij het verslag aan de raad overgelegd. De kosten welke de commissies moeten maken voor de uitvoering van hun taak, worden vergoed uit de gemeentekas.
Elke commissie draagt zorg dat haar verslag zo spoedig mogelijk aan de voorzitter van de gemeenteraad wordt ingezonden. Zijn daartoe meer dan drie maanden na haar benoeming nodig, dan geeft de commissie daarvan aan de raad kennis. Indien in bijzondere gevallen meer dan zes maanden nodig zijn, is de commissie gehouden de raad verlof voor een bepaald tijdvak te vragen. Elk verslag moet steeds tot een bepaalde conclusie leiden, waarover met "voor" of "tegen" kan worden gestemd. Het gevoelen van de minderheid wordt, zo dit door deze wordt verlangd, tevens in het verslag opgenomen.
De commissies worden, zo zij het verlangen, bijgestaan door de griffier, of een door hem aan te wijzen gemeente-ambtenaar, of door de gemeentesecretaris, of een door hem aan te wijzen gemeente-ambtenaar. De nodige stukken worden haar uit het archief ten gebruike afgestaan, op een bewijs van ontvangst, door haar voorzitter af te geven.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 41 Verslag; verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 38, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 45 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 46a Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 47 Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.
Toelichting Reglement van Orde voor de gemeenteraad 2002
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Onder ‘aanhangig’ wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd.
Voor de raadscommissies wordt verwezen naar de Kaderverordening commissies van de raad 2002.
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. Voor de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur nam een wethouder de taken van de burgemeester als voorzitter van de raad waar.
In het gewijzigde artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet is nu bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudst in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer.
De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen.
In verband met artikel 22 van de Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen aangaande de griffier zijn niet in dit reglement opgenomen maar in de door de raad vast te stellen ambtsinstructie voor de griffier.
De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt vanaf de dualisering echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.
Artikelen 3b en 3c Presidium en/of seniorenconcent
Wij kenden al een Seniorenconvent, maar hebben er geen regels voor vastgelegd. Wij gaanervan uit dat de behoefte eraan blijft: er blijven onderwerpen die met de fractievoorzitters in beslotenheid besproken moeten kunnen worden in een vroeg stadium. Niets regelen zou betekenen dat het toch gebeurt. Het is dan duidelijker, met name voor degenen die er geen deel van uit maken, de aard ervan, de samenstelling en de grenzen ervan kort aan te duiden in dit reglement.
Vanwege het gegeven dat het aantal fracties de laatste jaren minimaal zeven is geweest zal het convent vermoedelijk uit minimaal zeven leden en een voorzitter bestaan. Wanneer daaraan ook de taak wordt toegevoegd van ordening en procesbewaking van de raad en de raadscommissies, inclusief de voorbereiding van de agenda van de raad, zouden in het convent de voorzitters van de raadscommissies moeten aanschuiven. Omdat we rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de voorzitters van de raadscommissies niet tevens fractievoorzitters zijn, zou dat leiden tot een zo groot aantal leden dat de slagvaardigheid voor de praktische taken in het gedrang komt.Daarom wordt in dit Reglement voorzien in beide.
De taken van het presidium zijn ordenend en procesbewakend en niet inhoudelijk of politiek. Het is bijvoorbeeld tevens bedoeld om te overleggen over de inhoud van het voor Hoorn nieuwe fenomeen van raadsleden als voorzitters van raadscommissies.
Gezien deze taken zal het presidium frequent bijeen moeten komen.
Het presidium kan op grond van de ervaringen in de praktijk het nodig oordelen voorstellen te doen aan de raad tot wijziging van het reglement van orde, de Kaderverordening Raadscommissies, dan wel daarop geënte besluiten. Het is immers niet logisch dat daarvoor een voorstel van het college moet worden uitgelokt. Die voorstellen zullen de gebruikelijke weg langs de raadscommissie waarin Algemeen Bestuurlijke Zaken aan de orde worden gesteld doorlopen.
De griffier is bij het presidium uit de aard van zijn taak aanwezig en zal de voorbereiding ervan verzorgen.
Het is gewenst dat de gemeentesecretaris aanwezig is bij taakdeel 2c, vanwege zijn aandeel in het nakomen van de opdrachten uit de raad voor de korte- en langetermijn- planning van de agenda van de raad door middel van aansturing via Managementteam en sectoren.
Voor wat betreft de “cultuur” van de voorbereiding van de agenda van de raad: de aanwezigheid van de collegevoorzitter en de gemeentesecretaris in het presidium en de mogelijkheid een wethouder hierbij aanwezig te laten zijn dragen bij aan het opstellen van een vooruitziende planning van de raadsagenda en een tijdige agendering van onderwerpen met een belangrijke of een fatale termijn. Het lijkt gewenst dat uitgangspunt is dat wanneer één of meer wethouders of het college de behoefte aangeven dat een onderwerp - al dan niet voorzien van een collegevoorstel - wordt geagendeerd in de raad of in een raadscommissie het presidium een dergelijk verzoek overneemt. En dat als er een dringende reden is om dat op de eerstvolgende vergadering te doen dat ook inderdaad gebeurt. Het betreft dan immers een onderwerp waarover kennelijk een raadsbesluit nodig is en wel op korte termijn. Daarmee is het ook voor de raad van belang over dat onderwerp, of in ieder geval over die wens, spoedig te besluiten. Via artikel 8 lid 4 kan de raad een correctie aanbrengen wanneer er naar zijn inzicht sprake is van een "onvoldoende voorbereid" agendapunt.
Tevens is advisering over de personele en organisatorische zaken van de griffie aan het presidium opgedragen. Bij overleg over personele aangelegenheden van de griffier zelf is deze (en de gemeentesecretaris) uiteraard niet aanwezig in dit overleg.
Omdat het presidium feitelijk ondersteuning verleent aan taken van de raadsvoorzitter is bepaald dat bij verschil van mening uiteindelijk de raadsvoorzitter beslist.
Artikel 3c Het seniorenconvent
Het seniorenconvent krijgt uitsluitend het karakter van klankbord en vandaar dat de leden geen stemrecht hebben: er behoeft niet te worden gestemd.
Vervanging van een fractievoorzitter door een ander raadslid is mogelijk. Vervanging door een niet-raadslid niet, gezien de aard van klankbordgroep en de vertrouwelijkheid van het seniorenconvent.
Omdat in beslotenheid wordt vergaderd is uitdrukkelijk aangegeven dat niet alleen de voorzitter, maar alle deelnemers zich ervoor verantwoordelijk moeten voelen dat er niet onnodig in beslotenheid wordt vergaderd, of dat in dit convent wordt vergaderd over aangelegenheden die in een besloten vergadering van een raadscommissie thuishoren.
HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; FRACTIES
Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden.
Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.
Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature.
De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad vervalt door inwerking treden van de Wet dualisering gemeentebestuur.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning).
In nadere regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractie-assistentie, dient te worden aangesloten bij het in dit Reglement opgenomen fractiebegrip.
Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben.
Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.
Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 6 Tijd en plaats van vergaderen
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd.
Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda.
In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om tien dagen voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.
Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen de voorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.
Een bijzondere mogelijkheid om een onderwerp op de agenda van de raad te krijgen kan het Burgerinitiatief zijn wanneer de raad deze mogelijkheid openstelt. De regeling daarvoor zal in een afzonderlijke verordening worden vastgelegd, waarin ook de begrenzingen worden opgenomen en de verhouding ten opzichte van (de gevolgen van) een referendum wordt bepaald.
Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt.
Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.
Artikel 8a is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.
Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).
Artikel 10 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.
Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op de website toegevoegd.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 13 Opening vergadering
De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend.
Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Artikel 14 Spreekrecht burgers
Dit artikel behoeft toelichting omdat het niet eerder opgenomen is geweest in een Reglement van Orde in onze gemeente. Het geeft burgers de gelegenheid het woord te voeren en is daarmee een pendant van de al wel bekende publieksrondvraag aan het begin van vergaderingen van de raadscommissies.
De voorzitter maar ook ieder lid van de raad kan met een voorstel komen voor de behandeling van hetgeen de burger heeft ingebracht. Het is wel een zaak waarbij de voorzitter de orde dient te bewaken en de hand dient te houden aan de maximale spreektijd van vijf minuten per burger of in totaal maximaal 30 minuten.
In dit artikel, dat in het VNG-model leeg was gebleven, hebben wij de in het eerdere Hoornse reglement opgenomen bepaling inzake verdaging van de vergadering weer opgenomen. Bij de aanvang van een verdaagde vergadering dient wel opnieuw te worden vastgesteld of het quorum aanwezig is (artikelen 11 en 13) en dient opnieuw de primus bij hoofdelijke stemming (artikel 16) te worden aangewezen.
Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming
In onze praktijk is gebruik de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering (en niet pas wanneer hoofdelijke stemming daadwerkelijk aan de orde is). Deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing, bij hoofdelijke stemming (artikel 28, lid 4b). Bij verdaging dient in de verdaagde vergadering opnieuw een primus te worden aangewezen, omdat raadsleden van de eerdere vergadering afwezig zouden kunnen zijn bij de verdaagde vergadering.
Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was.
Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).
Artikel 18 Ingekomen stukken; mededelingen
Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren.
Wanneer een ingekomen stuk moet leiden tot een inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 23).
Artikel 21 Aantal spreektermijnen
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden.
Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.
De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 23 Handhaving orde; schorsing
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 23 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde.
Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 46 van dit reglement.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd.
In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).
Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Gemeentewet geregelde verschoningsrecht.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.
Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 28 Algemene bepalilngen over stemming
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.
De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.
In onze gemeente wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot stemmen bij handopsteken. Daarom is deze mogelijkheid weer opgenomen (in lid 4 onder a.)
Bij wie de hoofdelijke stemming begint, is geregeld in artikel 16.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 29 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 33 en 34a van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluitgenomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.
Artikel 30 Stemming over personen
De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).
Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld.
Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.
Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bij voorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.
In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.
Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.
De artikelen 31 Herstemming over personen en 32 Beslissing door het lot behoeven geen toelichting.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement.
Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 21).
Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 29. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen.
Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen.
Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.
Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 36 geregelde initiatiefvoorstellen.
Artikel 35 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 36).
Artikel 36 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerp-verordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven.Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorgesteld. Vandaar deze bepaling dat dan ook de raad degene is die het weer afvoert of het voor nadere onderbouwing terugzendt aan het college. Overigens wordt hier verwezen naar de toelichting bij artikel 3b over het presidium waarin wordt aangegeven dat voor wat betreft de cultuur uitgangspunt moet zijn dat voorstellen of wensen van college(leden) voor het opvoeren van een agendapunt in principe overgenomen dienen te worden.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 lid 2 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht en van de informatieplicht van het college. Het gaat om een recht van ieder raadslid om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daar is wel eerst verlof van de raad voor nodig. De raad beslist tevens wanneer tijdens de vergadering de interpellatie gaat plaatsvinden.
Van het voornemen tot interpellatie wordt vooraf ook aan de wethouder(s) mededeling gedaan zodat deze zich kunnen voorbereiden op de interpellatie. Aangezien het recht van interpellatie meer is dan het vragfen van informatie alleen houdt het in dat er interrupties en moties bij mogelijk zijn. (Dit in tegenstelling tot het Vragenuur van artikel 37a).
Artikel 37 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
Nadat in vorige reglementen voor de termijn van beantwoording nog werd uitgegaan van "binnen drie weken" volgen we nu de landelijke lijn: binnen 30 dagen.
Deze bepaling vormt een (facultatieve) aanvulling op het artikel 155, eerste lid, van de nieuwe Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht, die in sommige gemeenten al bestond in bijvoorbeeld de vorm van een rondvraag in de raad. In onze gemeente was dat begrip in de raad niet bekend. In een dualistisch stelsel is het niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om die reden en omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, wordt voor het stellen van vragen aan het begin van iedere vergadering gelegenheid geboden. (Het wordt vragenuur genoemd maar behoeft uiteraard niet daadwerkelijk een uur te duren.
Het vragenuur kan bijdragen aan actualiteit en aan levendigheid van de vergadering. Het karakter ervan is zodanig dat het uitdrukkelijk niet is toegestaan dat er interrupties en/of moties bij worden ingediend. In het geval dat toch door een raadslid wordt gewenst dient hiervoor een interpellatie te worden aangevraagd die ingevolge artikel 36b pas in de eerstvolgende vergadering kan worden toegestaan.
Als onderdeel van de raadsvergadering wordt hetgeen besproken is in dit vragenuur vastgelegd in het verslag van de raadsvergadering.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 38a Onderzoekscommissies
Deze bepalingen stonden al in ons Reglement van Orde 1998 en waren overgenomen uit een eerder Hoorns reglement. Er is ook gebruik van gemaakt.
De nieuwe gemeentewet voorziet in met name de zware variant van onderzoek (enquête) met verplichtingen ten aanzien van verschijnen, verhoor, eedaflegging e.d. (art. 155 a t/m f van de Gemeentewet).
Aan een lichtere vorm van onderzoek zal wellicht eerder behoefte ontstaan. Om dan niet, onder de druk van de behoefte aan dat onderzoek, alsnog eerst de regels ervoor te moeten vaststellen worden nu in het algemeen in dit Reglement de al vertrouwde Hoornse bepalingen wederom opgenomen, met een verduidelijking dat het hier niet gaat om de "zwaardere" enquêtecommissie: daarvoor dient een afzonderlijke verordening te worden vastgesteld (art. 155a van de Gemeentewet).
HOOFDSTUK 5 BEGROTING EN REKENING
Artikel 39 Procedure begroting en artikel 40 Procedure jaarrekening
Deze artikelen behoeven geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.
HOOFDSTUK 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES
Artikel 41 Verslag; verantwoording
In onze gemeente bestaat sedert 1989 een afzonderlijke uitgebreide verordening hierover. Daarom is in het Reglement van Orde 1998 niet gekozen om deze bepaling uit het VNG-model over te nemen. In de praktijk is er sedert 1989 een keer gebruik van gemaakt zonder ingrijpende gevolgen. Daarom wordt nu volstaan met het wel overnemen van deze bepaling en het gelijktijdig intrekken van de afzonderlijke verordening hiervoor.
Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen).
In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 37.
Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.
Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.
HOOFDSTUK 7 BESLOTEN VERGADERING
Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 45 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
HOOFDSTUK 8 TOEHOORDERS EN PERS
De artikelen 46 Toehoorders en pers, 46a Geluid- en beeldregistraties, 47 Verbod gebruik mobiele telefoons behoeven geen toelichting.
De artikelen 48 Uitleg reglement en 49 In werking treding behoeven geen toelichting.