Organisatie | Sittard-Geleen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Marktverordening Sittard-Geleen 2011 |
Citeertitel | Marktverordening Sittard-Geleen 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | markten |
incl toelichting
art. 147, eerste lid en art. 149 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-07-2011 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 06-07-2011 Trompetter, 20 juli 2011 | 056/2011 |
De raad van de gemeente Sittard-Geleen;
gelezen het voorstel van het college van 14 juni 2011, gemeenteblad 2011, nummer 056 inzake de kwaliteitsimpuls voor de markten in de gemeente;
gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de vaste raadscommissie voor Middelen, Wijkgericht Werken en Leefomgeving d.d. 23 juni 2011;
gezien het advies van de Marktadviescommissie d.d. 11 april 2011;
overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de markten;
vast te stellen de volgende verordening:“Marktverordening Sittard-Geleen 2011.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende nadere regels wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen
Artikel 5. Standplaatsvergunning
Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.
Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college.
Hoofdstuk 3. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 8. Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 7 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:
Artikel 9. Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkerplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats uitsluiten, voor ten hoogste vier marktdagen of definitief uitsluiten gedurende één jaar, indien deze:
Artikel 10. Onmiddellijke verwijdering
Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeesters en de bij besluit van het college aangewezen personen.
Het college kan het bepaalde bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de markt leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 14. Intrekking oude regeling
De Marktverordening Sittard-Geleen 2007, vastgesteld in de raadsvergadering van 11 oktober 2007, wordt ingetrokken.
Artikel 15. Overgangsbepalingen
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening Sittard-Geleen 2007 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
De totstandkoming van de model marktverordening 2008
In 2008 is in het kader van de algehele deregulering van de modelverordeningen door de VNG besloten ook de model marktverordening 2003 te herzien. Dit model is vervangen door aantal nieuwe modellen. Dit betreft allereerst de model marktverordening 2008, waarin bepalingen voor het verkrijgen van een vergunning voor een standplaats zijn opgenomen. De regeling voor onder meer de toewijzing van een vaste standplaats, dagplaats en standwerkerplaats is opgenomen in het model marktreglement 2008. Alle modellen zijn in overleg met het Centraal Overleg Marktaangelegenheden (COM) tot stand gekomen.
Voornoemde deregulering alsmede de gewenste Kwaliteitsimpuls van onze markten vormen de aanleiding om te komen tot een nieuwe Marktverordening Sittard-Geleen 2011.
Grondslag en belang verordening
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld, voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Op grond van artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht.
Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet). De Marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.
Regelgeving overige ambulante handel
De regulering van overige ambulante handel is te vinden in onze Algemene plaatselijke verordening (APV). Artikel 2:25 van de APV bevat een vergunningstelsel voor evenementen. Onder evenementen vallen bijvoorbeeld braderieën. Hoofdstuk 5, de afdelingen 2, 3, 4 en 5 van de APV bevat bepalingen over collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten.
Samenloop met de Algemene plaatselijke verordening (APV)
De Marktverordening regelt met name de warenmarkten. Het is van belang dat in andere verordeningen wordt opgenomen dat geen vergunning wordt verleend, indien op grond van de Marktverordening vergunning is vereist. Hiermee kan worden voorkomen dat ‘een met de marktverordening conflicterende’ vergunning dient te worden verleend op grond van een andere verordening, zoals de APV. Deze samenloop kan bijvoorbeeld spelen bij de (losse) standplaatsvergunning (artikel 5:18 APV).
De Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) is op 28-12-2006 in werking getreden met als doel belemmeringen van het vrije verkeer van diensten op te heffen. Over de vrijheid van vestiging (hoofdstuk 3) is bepaald dat lidstaten de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in beginsel niet afhankelijk mogen stellen van een vergunningstelsel (artikel 9). De Marktverordening Sittard-Geleen 2011 (individuele vergunning) regelt de warenmarkt; het gaat dus om de verkoop van goederen. De verordening bevat geen bepalingen omtrent de toegang tot of de uitoefening van een dienst. Daarmee valt de verordening buiten de werkingsfeer van de Dienstenrichtlijn.
Verificatieplicht Vreemdelingenwet 2000
In het kader van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) dient bij de aanvraag om een vergunning een verblijfsrechtelijke toets plaats te vinden alvorens tot vergunningverlening wordt overgegaan. Artikel 9, tweede lid, van de Vw 2000 schept een verplichting om desgevraagd bij een aanvraag voor een beschikking, anders dan op grond van de Vw 2000, een document te overleggen waaruit het rechtmatige verblijf blijkt. Bij de vergunningverlening met betrekking tot de markt dient hier rekening mee te houden.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd.
Onder c is het begrip vaste standplaats opgenomen. Door gebruik van het woord ‘persoon’ in plaats van het begrip ‘ambtenaar’ bij de begripsomschrijving van marktmeester onder j kan een niet-ambtenaar ook tot marktmeester worden aangewezen. Bij aanwijzing (= mandaat) van een niet-ondergeschikte dient deze (en zijn werkgever) in te stemmen met de mandaatverlening overeenkomstig artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 2. Inrichting van de markt; branche-indeling
Bij de inrichting van de markten wordt ook in onze gemeente de landelijke “Handreiking veiligheid markten” als basis gehanteerd. Deze handreiking geeft richtlijnen voor maatregelen voor zowel gemeenten als ondernemers.
Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Het aantal branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt.
Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches.
Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (kraam of ook andere verkoopmaterialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Naast de traditionele (huur)kraam verschijnen steeds meer verrijdbare kramen en verkoopwagens. De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen.
Het tweede lid schept voor het college de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.
Met de herziening van Marktverordening is een gedeelte van de vroegere bepalingen overgeheveld naar het marktreglement. Op grond van artikel 3 is het college bevoegd die nadere regels te stellen.
Beleidsregels versus nadere regels
Het college kan nadere regels stellen op grond van art. 3 van de Marktverordening. Nadere regels zijn algemene regels die te karakteriseren zijn als algemeen verbindende voorschriften.
Daarnaast kan het college beleidsregels opstellen ten aanzien van de gekregen bevoegdheden. Beleidsregels zijn algemene regels omtrent de toepassing van bevoegdheden (art. 1:3, vierde lid, van de Awb). Deze beleidsregels kennen een inherente afwijkingsbevoegdheid in tegenstelling tot nadere regels. Op grond van artikel 4:84 van de Awb dient een bestuursorgaan een uitzondering op een beleidsregel te maken indien bijzondere omstandigheden daartoe nopen. Dit wordt de inherente afwijkingsbevoegdheid van de beleidsregel genoemd. Hierdoor zijn beleidsregels flexibeler dan nadere regels (algemeen verbindende voorschriften). Immers, van nadere regels is vaak geen afwijking mogelijk.
Artikel 4. Voorschriften en beperkingen
Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 11 is eveneens van toepassing.
Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen
Artikel 5. Standplaatsvergunning
De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 4). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar. Artikel 5 van het Marktreglement Sittard-Geleen 2011 regelt de overschrijving van een standplaatsvergunning.
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Overtreding van dit artikel wordt gehandhaafd. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.
Vanuit het oogpunt van lastenverlichting zijn de voorheen geldende verplichtingen tot het overleggen van de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK) bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) komen te vervallen. De inschrijvingen zien op economische aspecten die buiten de huishouding van een gemeente vallen.
In plaats daarvan is nu slechts het vereiste van een handelingsbekwaam natuurlijk persoon opgenomen, die de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt. Hiermee is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten en wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.
In het kader van deregulering wordt het aanvraagformulier vereenvoudigd en zodra mogelijk vervangen door een digitale versie.
Artikel 7. Intrekking vaste standplaatsvergunning
Als de in het eerste lid genoemde gronden zich voor doen, wordt altijd tot intrekking van de vaste standplaatsvergunning overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingbevoegdheden genoemd ten aanzien van de vergunning (‘kan’ betekent: is bevoegd, en niet verplicht).
Bij dag- en standwerkerplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand. Daarom is deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkerplaatsen zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 10.
Hoofdstuk 3. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 8. Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning
Hier worden de gronden genoemd op basis waarvan een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. De zinsnede ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 7’ geeft aan dat ook de intrekking op grond van artikel 7 een punitieve sanctie is. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.
In onderdeel c wordt ervan uitgegaan dat het niet betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt. Het moge duidelijk zijn dat deze intrekking- of schorsinggrond alleen wanbetaling van publieke verplichtingen betreft en niet lichtvaardig mag worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) ‘wanbetalers’.
Het laatste lid is opgenomen ter ondersteuning van de marktmeester in diens publieke taakuitoefening.
Artikel 9. Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
In artikel 8 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 10) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkerplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen.
In dit artikel 9 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats en in sommige gevallen definitief gedurende één jaar. In de beschikking tot uitsluiting moet worden aangegeven om hoeveel dagen het gaat (maximaal vier) en om welke concrete dagen.
Het in onderdeel d genoemde kan worden opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders of standwerkers. Zie verder de toelichting onder artikel 8, onderdeel c.
Het laatste lid is opgenomen ter ondersteuning van de marktmeester in diens publieke taakuitoefening.
Artikel 10. Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de Marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:39 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven.
De in artikel 10 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:31 van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid wordt uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen, zoals het blokkeren van de veiligheidszone, gebruik gemaakt.
Ten aanzien van de in artikel 11 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient een administratieve afhandeling de voorkeur. Het sanctiebeleid geeft de opvolgende stappen weer en is onderdeel van het Marktreglement Sittard-Geleen 2011.
In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden.
Door middel van de hardheidsclausule wordt aan het college de bevoegdheid gegeven te handelen in die situaties waarin de Marktverordening of het Marktreglement niet voorzien. Ons college zal in beperkte mate van deze hardheidsclausule gebruik maken en deze bevoegdheid wordt ook strikt bij het college gelaten (geen delegatie of mandaat).
Artikel 14. Intrekking oude regeling
De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.
Artikel 15. Overgangsbepalingen
Een overgangsregeling is van belang om oude rechten te eerbiedigen en voor de rechtszekerheid van de betrokkenen.
Artikel 142 van de Gemeentewet bepaalt dat alle verordeningen in werking treden op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor is aangewezen.
De Marktverordening wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 Gemeentewet).
Verder is van belang dat de gemeente gehouden is een besluit met strafbepalingen mee te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen (artikel 143 Gemeentewet).
In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.