Organisatie | De Bilt |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening naamgeving en nummering (adressen) De Bilt 2011 |
Citeertitel | Verordening naamgeving en nummering (adressen) De Bilt 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de 'Verordening naamgeving en nummering (adressen) 2008 en het bepaalde in het besluit 'delegatie bevoegdheden basisadministraties', voorzover het betrekking heeft op het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van de daaraan liggende objecten
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-06-2011 | nieuwe regeling | 23-06-2011 Biltbuis29-06-2011 | cv10-05-2011 |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
De raad van de gemeente De Bilt;
gelezen het voorstel van het college van 25 mei 2011;
gelet op artikel 6 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en
artikel 147 van de Gemeentewet en de artikelen 108, eerste lid, en artikel 149 van de Gemeentewet, en artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet;
overwegende dat het noodzakelijk is in verband met de inwerkingtreding en landelijke invoering van de Wet Basisadministraties Adressen en Gebouwen de Veordening naamgeving en nummering 2008 te wijzigen.
In deze verordening (en de daarop berustende bepalingen) wordt verstaan onder:
a. Adres: door het college aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats toegekende
benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een
nummeraanduiding en de naam van een woonplaats.
b. Afgebakend terrein: een terrein met een kunstmatige of natuurlijke afbakening, waarop zich
geen verblijfsobjecten bevinden en dat betreedbaar en afsluitbaar is.
c. College: het college van burgemeester en wethouders.
d. Convenant: het tussen de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Koninklijke TPG Post BV
gesloten Kader Convenant en Nader Convenant inzake postcodes.
e. Ligplaats: door het college als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld
met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, die is bestemd voor het
permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikt
f. Nummeraanduiding: door het college als zodanig toegekende aanduiding van een
verblijfsobject, een standplaats, een ligplaats en een afgebakend terrein dat bestaat uit een of
meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- en/of cijfercombinatie.
g. Openbare ruimte: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorziene
buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen.
h. Pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige
eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
i. Rechthebbende: een ieder die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht of een
persoonlijk recht zodanig beschikking heeft over een onroerende zaak dat hij naar burgerlijk
recht bevoegd is om in die zaak te handelen zoals in de verordening is voorgeschreven,
j. Standplaats: door het college als zodanig aangewezen terrein of een gedeelte daarvan dat is
bestemd voor het permanent plaatsen van een niet direct en duurzaam met de aarde
verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte ruimte.
k. Uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen inzake naamgeving en nummering (adressen).
l. Verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-,
bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via
een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde
verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in
functioneel opzicht zelfstandig is.
m. Wijk- en buurtindeling: een indeling van de gemeente in wijken en buurten conform de eisen
die het CBS aan deze indeling verbindt.
n. Woonplaats: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorzien gedeelte van
HOOFDSTUK 2. NAAMGEVING EN BEGRENZING VAN WOONPLAATSEN,
TOEKENNEN VAN NAMEN AAN DE OPENBARE RUIMTE, HET NUMMEREN VAN
VERBLIJFSOBJECTEN, LIGPLAATSEN, STANDPLAATSEN EN AFGEBAKENDE
Artikel 2. Naamgeving van woonplaatsen en van delen van de openbare ruimte
1.Het college stelt de grens en de naam van de woonplaats(en) vast en kan desgewenst de
woonplaats(en), al dan niet op basis van bouwblokken, in wijken en buurten verdelen en
aanduiden met namen, zo nodig met letters en nummers.
2.Het college kent per woonplaats namen toe aan delen van de openbare ruimte en zonodig aan
gemeentelijke gebouwen en bouwwerken. Ten aanzien van de toekenning van nieuwe namen aan delen van de openbare ruimte, vraagt het college het advies van de Commissie Straatnaamgeving.
3.Onder vaststellen, verdelen, aanduiden en toekennen, zoals bedoeld in het eerste lid en
tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.
Artikel 3. Nummering van objecten
personen toegankelijke objecten, zijnde niet verblijfsobjecten of op afgebakende terreinen
worden toegepast, indien dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is.
5.Onder vaststellen, toekennen en bepalen, zoals bedoeld in het eerste tot en met vierde lid,
Artikel 4. Namen en nummers aanbrengen
1.De door het college toegekende namen, zoals vervat in artikel 2, worden door of in opdracht
van de gemeente blijvend zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht.
2.Aan objecten, zoals aangegeven in artikel 3, waarvoor een nummer is vastgesteld moet dat
nummer op een doeltreffende wijze zijn aangebracht.
3.Het is een ieder die daartoe niet bevoegd is, verboden namen aan de openbare ruimte en
woonplaatsen, wijken en buurten toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.
4.Het is een ieder die daartoe niet bevoegd is, verboden aan een pand of verblijfsobject, stand- of
ligplaats of afgebakend terrein nummers toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te
HOOFDSTUK 3. PLAATSEN VAN NAAM- EN NUMMERBORDEN
Artikel 5. Gedoogplicht naamborden
1.Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden
met namen van de openbare ruimte, naamverwijsborden, nummerborden,
nummerverzamelborden en andere (verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur,
paal, schutting of een ander soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de
rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en
overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd
2.Indien het college het noodzakelijk acht om een naambord, waarop de vervallen naam is
doorgehaald, tijdelijk naast het naambord met de nieuwe naam te handhaven zal de
rechthebbende dit toelaten als daaraan door het college een termijn van niet langer dan een
3.De rechthebbende zorgt er voor dat de in het eerste en tweede lid bedoelde borden vanaf de
Artikel 6. Verplichting tot aanbrengen van nummerborden
1.Tenzij het college anders heeft besloten, zorgt de rechthebbende van een object er voor dat
de nummers, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, worden aangebracht op een wijze zoals
krachtens artikel 7 is bepaald.
2 De rechthebbende draagt er zorg voor dat de in het eerste lid genoemde nummers binnen vier
weken na kennisgeving van het besluit van het college zijn aangebracht.
3.Indien een verblijfsobject, ligplaats, standplaats of afgebakend terrein nog niet is voltooid,
wordt het nummer binnen vier weken na voltooiing aangebracht.
4.Indien het college heeft besloten om een nummerbord, waarop het vervallen nummer is
doorgehaald, naast het nummerbord met het nieuwe nummer te handhaven zal de
rechthebbende dit toelaten of daar uitvoering aan geven als daaraan door het college een
termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.
5.Het college kan de in het tweede en derde lid genoemde termijn verlengen.
HOOFDSTUK 5. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
1.Overtreding van artikel 4, derde en vierde lid, artikel 5 en artikel 6, eerste tot en met het
vierde lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.
2.Het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt uitgeoefend door de door het college aan te wijzen personen.
Artikel 10. Vervallen oude regels
Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordening ‘naamgeving en nummering (adressen)’ (in werking getreden op 6-11-2008) en het bepaalde in het besluit ‘delegatie bevoegdheden basisadministraties’ (in werking getreden op 1-07-2009), voor zover het betrekking heeft op het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van de daaraan liggende objecten .
1.Namen en nummers die op grond van de in artikel 10 genoemde regels en voorschriften aan
objecten zijn toegekend, blijven na inwerkingtreding van deze verordening bestaan.
2.Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste
lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen
te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij
TOELICHTING OP DE VERORDENING NAAMGEVING EN
NUMMERING (ARESSEN) DE BILT 2011
Op 1 juli 2009 is de Wet Basisregistaties Adressen en Gebouwen (hierna: Wet BAG), in werking
getreden. Deze wet omvat ondermeer regels betreffende de methodische registratie van
adresgegevens. Met de invoering van de Wet BAG is de gemeente de plicht opgelegd om ten
behoeve van de basisregistratie adressen bepaalde, expliciet in de Wet BAG genoemde zaken, van
een naam, nummer of begrenzing te voorzien. Voor zover het deze zaken betreft is er sprake van
medebewind als bedoeld in artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet. Hoeveel vrijheid de
gemeente nog heeft om zelf een regeling rond naamgeving en nummering te treffen wordt
aangegeven in artikel 121 Gemeentewet. Dit artikel stelt, dat de gemeentelijke regeling niet in
strijd mag zijn met wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen.
Deze bevoegdheidsafbakening betekent, dat de gemeente een aanvullingsbevoegheid heeft op de
hogere regelgeving. De gemeente heeft ter voorbereiding daarvan wel rekening te houden met
twee grenzen. Een benedengrens (niet treden in de bijzondere belangen van de ingezetenen) en
een bovengrens (regels mogen niet in strijd zijn met hogere regelgeving).
Al met al staat het de gemeente dus vrij om, met het oog op een goede uitvoering van het
medebewind, de wijze van naamgeving en nummering in het kader van de Wet BAG nader te
regelen. Het gaat hier om het zogeheten ‘vrije medebewind’, omdat in de Wet BAG geen regels
worden gegeven voor het meer creatieve proces dat aan de eerder genoemde methodische
registratie vooraf gaat; onder andere het bedenken en toekennen van namen aan woonplaatsen
en aan delen van de openbare ruimte en de methode van toekennen van nummeren aan objecten
Het is de gemeente, in het kader van regeling en bestuur van de eigen huishouding, toegestaan
om in de verordening inzake naamgeving en nummering bepalingen op te nemen over zaken
waarin de Wet BAG in het geheel niet voorziet. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als de
afbakening en aanduiding van wijken, buurten en bouwblokken, alsmede het nummeren van
afgebakende en afsluitbare terreinen en de naamgeving van gemeentelijke bouwwerken. De
verordening naamgeving en nummering heeft daardoor een dubbele grondslag nodig. Met
betrekking tot de beslissingen, als bedoeld in artikel 6 van de Wet BAG, is er sprake van regeling
van bestuur in medebewind, waarvoor artikel 108, tweede lid, en artikel 149 van de Gemeentewet
de grondslag biedt. Voor de overige beslissingen betreft het regeling en bestuur op grond van
artikel 108, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet. De twee grondslagen voor deze
verordening worden dan ook in de aanhef van de verordening genoemd.
Op het punt van de taaktoedeling bepaalt de Wet BAG, dat de in artikel 6 van die wet genoemde
beslissingen door de gemeenteraad moeten worden genomen, waarmee wordt aangesloten op de
voorheen bestaande taaktoedeling op basis van artikel 108, eerste lid en hoofstuk IX van de
Gemeentewet. Het is zodoende – mede ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet - de raad die,
naast het autonome deel, ook het onderwerpelijke medebewindsdeel in een regeling kan
uitwerken. In de verordening zelf kan delegatie van beslissingen aan het college worden geregeld
op grond van de algemene delegatiebevoegdheid van artikel 156, eerste lid, van de Gemeente. Dit
is in deze verordening ook het geval. (Zie verder ook hierna onder dualistisch bestel)
Belang van naamgeving en nummering (adressen)
Adressen vervullen een essentiële functie in het maatschappelijk verkeer. Niet alleen voor
dienstverlenende instanties als politie, brandweer, posterijen en ambulancebedrijven, maar ook
voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Zij kunnen
veelal hun werkzaamheden niet uitvoeren zonder goed sluitende informatie over adressen. Ook de
burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf. Hij wenst in brede zin vindbaar te
zijn. Adressen vervullen binnen het openbaar bestuur eveneens een wezenlijke functie. Enerzijds
is een groot deel van de overheidsregistraties geordend (toegankelijk) op alfanumerieke volgorde
van adressen. Anderzijds zijn adressen van wezenlijke betekenis voor het koppelen en maken van
selecties uit deze registraties. Het benoemen van delen van de openbare ruimte (voorheen
straatnamen) en het toekennen van nummers aan verblijfsobjecten (voorheen huisnummers) is
een taak die de gemeente met extra zorg moet omgeven.
Het toekennen van een naam of nummer (adressen) op grond van de verordening is een besluit in
de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit zal aan de formele en materiële
eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een besluit een
bezwaarschrift in te dienen bij het besluitende bestuursorgaan. Tevens staat de mogelijkheid open
om een beroepschrift in te dienen bij de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank.
Met name ten aanzien van naamgeving kan de vraag rijzen of er wel sprake is van een besluit.
Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord indien het besluit zich richt op bepaalde,
concreet aanwijsbare objecten en het besluit gebaseerd is op een publiekrechtelijke regeling die
een gedoogplicht inhoudt voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het op
deze objecten aanbrengen van naam- en nummerborden. Op grond van deze verordening zal
derhalve sprake zijn van een besluit tot naamgeving of nummering. Ook wijziging of intrekking
van een naam of nummer of het afwijzen van een verzoek daartoe valt binnen de reikwijdte van
de Awb. Indien een aanvraag voor een naam of een nummering moet worden afgewezen of een
besluit tot naamgeving of nummering een belanghebbenden zou treffen, moet worden bezien of
artikel 4:7 dan wel 4:8 van de Awbvan toepassing is. Deze artikelen houden de verplichting in de
aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt genomen.
Maar er is meer te melden over de bevoegdheid inzake naamgeving en nummering; namelijk het
dualistische stelsel. De kern van het dualisme is de ontvlechting van de positie en bevoegdheden
van de raad en het college. De kaderstellende en controlerende bevoegdheden worden bij de raad
gelegd en de bestuursbevoegdheden worden bij het college geconcentreerd. Er kunnen drie typen
bestuursbevoegdheden worden onderscheiden in
De bestuurlijke bevoegdheden die in de Gemeentewet zijn opgenomen zijn met de
inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur (Stb.2002, 111) bij het college gelegd.
De naamgeving en nummering kan worden aangemerkt als een autonome bestuursbevoegdheid.
Deze bevoegdheid blijft dus nog bij de raad liggen. Pas na de aanvaardig van de
grondwetswijziging en een wijziging van de artikelen 108 en 147 Gemeentewet kan deze
bevoegdheid aan het college worden toegekend. Voorlopig blijft deze bevoegdheid nog bij de
Gemeenteraad. Wel kan de raad ervoor kiezen om vooruitlopend op deze wijziging van de
Grondwet de bevoegdheid tot naamgeving en nummering aan het college te delegeren. Ter
volmaking van het dualistische stelsel ligt dit ook in de rede. Wel blijft ook in het dualistische
stelsel de verordende bevoegdheid bij de raad liggen. Dit betekent dat de bevoegdheid tot
vaststelling van een verordening op de naamgeving en nummering bij de raad blijft berusten. De
raad kan er echter – ook nu al – voor kiezen om de verordende bevoegdheid ter zake van
naamgeving en nummering op grond van artikel 156 Gemeentewet aan het college te delegeren.
Hier is in deze verordening ook voor gekozen.
Bij het gebruik van de bevoegdheid tot naamgeving en nummering moet het college rekening
houden met het belang van vooral bewoners en bedrijven. Wijziging van een naam of een
nummer treft immers de belangen van bewoners en bedrijven. In bepaalde gevallen kan er sprake
zijn van een gemeentelijke gehoudenheid tot regeling van de gevolgen van de wijzigingsbesluiten.
Een aantal punten is hierbij van belang:
1.Tussen het besluit tot wijziging en de uitvoering van de wijziging dient voldoende tijd te
liggen, zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde naam of het veranderde
nummer kunnen voorbereiden. Hoe langer deze periode is, hoe minder de gemeenten
gehouden is tot compenserende maatregelen. De in artikel 11 genoemde periode kan voor
gewone gevallen als een redelijke voorbereiding worden gezien. Gevallen die hiervan afwijken,
zoals sterk naar buiten tredende bedrijven met een groot klantenpotentieel, moeten op
zichzelf worden bezien. Het verdient aanbeveling in een vroeg stadium contact op te nemen
met de betrokken bewoners en bedrijven. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent deze
verplichting op grond van artikel 4:8.
2.Voor de gevallen waarin de gemeente gehouden kan worden tot het vergoeden van de
gemaakte kosten, is geen algemene norm aan te geven waaruit de hoogte of de vorm van de
vergoeding kan worden afgeleid.
3.Indien de wijziging bewoners betreft en er een korte voorbereidingsperiode geldt, is het
beschikbaar stellen van een aantal adreswijzigingkaarten in de meeste gevallen een redelijke
4.Bedrijven die ook bij een voorbereidingsperiode van een jaar onredelijk in hun belangen
worden getroffen, kunnen een aanspraak maken op vergoeding van een deel van de kosten
die ze maken. Daarbij zijn de volgende aspecten te overwegen:
keuze voor vermelding van het adres op verpakkingsmateriaal, winkelruiten, markiezen,
bedrijfsauto’s of productieonderdelen geacht worden tot het ondernemersrisico te behoren;
die niet tot het ondernemingsrisico zijn te rekenen;
h.De mogelijkheid tot bedrijfseconomische en fiscale afschrijving van de onder punt e
De begripsomschrijvingen zijn aangepast aan de omschrijving zoals opgenomen in artikel 1 van de
wet. Daardoor zijn de voorheen in de verordening gehanteerde begrippen straatnaam,
huisnummer, object, gebouw, complex en bouwwerk komen te vervallen. Verblijfsobject, pand,
nummeraanduiding, wijk- en buurtindeling, woonplaats en convenant zijn aan de
begripsomschrijvingen toegevoegd. De overige begrippen zijn ongewijzigd gebleven. Voor de
goede orde wordt gewezen op het feit dat het begrip < openbare ruimte > onder punt g niet
precies overeenkomt met de openbare ruimte die wordt gebezigd in het spraakgebruik.
Het eerste lid regelt het vaststellen en begrenzen van de woonplaats(en). Het totale grondgebied
van de gemeente moet in een of meer woonplaatsen worden opgedeeld. Dit betekent, dat de
gemeentegrens altijd samenvalt met de woonplaatsgrenzen. Verder biedt het eerste lid de
mogelijkheid om woonplaatsen te verdelen in wijken en buurten. In het kader van de Volkstelling
1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term CBS
wijk- en buurtindeling. Deze indeling werd noodzakelijk geacht, omdat op provinciaal en landelijk
niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling van het gemeentelijk grondgebied.
Sinds 1971 heeft het echter ontbroken aan systematisch interbestuurlijk overleg waardoor
onduidelijkheid kon ontstaan over de te hanteren wijk- en buurtindeling. De minister van
Economische Zaken is voornemens zijn coördinerende rol inzake wijk- en buurtindeling te
reactiveren, maar dat heeft nog niet geleid tot nadere bijhoudingsregels. Gemeenten doen er
voorlopig verstandig aan - bij het opdelen van een woonplaats in wijken en buurten - de CBS voorschriften inzake de wijk- en buurtindeling uit 1970 aan te houden.
Het tweede lid regelt het per woonplaats benoemen van openbare ruimte. In de Wet BAG zijn
geen bepalingen opgenomen over de grenzen van benoemde delen van de openbare ruimte. Daar
is in de verordening wel voor gekozen om te voorkomen dat delen van de openbare ruimte,
onbedoeld, een dubbele naam krijgen of deels geen naam krijgen vanwege onduidelijkheid over
de begrenzingen. Voor de meeste gemeenten is het vastleggen van begrenzingen van benoemde
delen van de openbare ruimte al dagelijkse praktijk. Verder is in het tweede lid de naamgeving
van gemeentelijke gebouwen en bouwwerken meegenomen. Deze taak kan, naast de naamgeving
van woonplaatsen en de openbare ruimte, aan de Commissie voor de naamgeving worden
Met de wettelijke regeling inzake de naamgeving van de openbare ruimte komt een einde aan
discussies over de naamgeving van rijkswegen en provinciale wegen. De Wet BAG schrijft
namelijk voor dat alle verblijfsobjecten van een nummer moeten zijn voorzien en dat geldt dus
ook voor bijvoorbeeld benzinestations, restaurants of hotels die alleen via een rijks- of provinciale
weg zijn te bereiken. Nummers kunnen alleen worden uitgegeven als zij worden gerelateerd aan
een door het college vastgestelde naam aan een deel van de openbare ruimte. Gemeenten
moeten derhalve ex artikel 6 van de Wet BAG voor rijks- en provinciale wegen een naambesluit
nemen. Gemeenten moeten hier verstandig met hun bevoegdheid omgaan. In dit soort gevallen
kan worden aangesloten bij de al jaren door veel gemeenten toegepaste werkwijze, waarbij de
naamgeving louter wordt gebaseerd op de nummer en het type weg. Bijvoorbeeld door de A3 in
een bepaalde woonplaats de naam <Rijksweg A3> toe te kennen. Daarmee blijft de A-nummering
intact en ook het type weg (rijksweg) blijft onveranderd (E-aanduidingen moeten niet in de
naamgeving van rijkswegen worden betrokken). Zo kan ook bijvoorbeeld de provinciale weg N999
de naam <Provinciale weg N999> worden toegekend. Ook hier blijft het type weg en de Nummering
volledig intact. Tot op heden hebben gemeenten zich aan deze werkwijze gehouden.
Anders ligt dat bij de naamgeving van rivieren en wateren van internationale betekenis. Na ampel
beraad is besloten over de naamgeving van dit soort openbare buitenruimten geen regels op te
nemen in de verordening. Er bestaat voor de gemeente immers geen enkele aanleiding of
noodzaak tot het herbenoemen van deze rivieren en wateren. Het behoeft bovendien geen nadere
uitleg dat het tot onoverzichtelijke situaties leidt als bijvoorbeeld een rivier per woonplaats een
andere naam krijgt toebedeeld. Het toekennen van nummeringen aan een object of plaats dient te
worden gekoppeld aan de naam van de openbare ruimte naast voornoemde rivieren en wateren.
Als zich de bijzondere situatie al mocht voordoen om een naam van een rivier of water van
internationale betekenis te wijzigen, dan kan dat niet eerder plaatsvinden dan na gehouden
overleg met het bestuursorgaan die dat aangaat.
Het derde lid bepaalt, dat onder de termen bepalen, vaststellen, verdelen en toekennen, zoals
bedoeld in het eerste en twee lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan omvat. Deze
passage is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.
Het eerste en tweede lid regelen het vaststellen van standplaatsen en ligplaatsen en het
toekennen van nummers aan verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende
terreinen. Hier is niet voor de term huisnummer gekozen, omdat bij afgebakende terreinen, ligen
standplaatsen niet kan worden gesproken van huis. Vandaar dat de term nummeraanduiding
Een burger kan overigens een aanvraag voor een nummeraanduiding bij burgemeester en
wethouders indienen. Deze aanvraag zal in de regel zijn aan te merken als een verzoek van een
belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Op de
afwikkeling van de aanvraag zijn de hoofdstukken 3 en 4 van de Awb van toepassing (zie hierover
De strekking van het derde lid spreekt voor zich en behoeft geen verdere toelichting. Het vierde
lid regelt, dat het eerste tot en met het derde lid ook kan worden toegepast op andere
betreedbare en afsluitbare objecten - zoals bijvoorbeeld afgebakende terreinen - als het college
Het vijfde lid bepaalt dat onder de termen vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in
het eerste en twee lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan omvat. Deze passage is
opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.
De toegekende namen moeten overeenkomstig de wens van het college worden aangebracht. De
kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente. De in het eerste lid vervatte zinsnede ‘in
voldoende aantallen ter plaatse’ verdient nadere toelichting. Onder dit begrip wordt verstaan, dat
een verkeersdeelnemer bij het oprijden van een kruising van wegen, door in voldoende aantallen
aangebrachte naamborden, zonder omkijken en in een oogopslag de naam van de dwarsstraat
moet kunnen lezen. Dit betekent doorgaans dat op alle hoeken van de kruising borden dienen te
Het tweede lid bepaalt dat een object of plaats of terrein een door het college toegekend nummer
ook feitelijk moet dragen. Het college wordt de mogelijkheid geboden toe te zien op de naleving
van het aanbrengen van nummers. Met het oog op de dienstverlening is het immers noodzakelijk
dat de nummers, die door het college zijn toegekend, ook ter plaatse terug zijn te vinden. Voor de
hieraan verbonden kosten wordt verwezen naar de algemene toelichting.
Het derde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd, namen toe te kennen aan delen van
de openbare ruimte door naamborden zichtbaar ter plaatse aan te brengen. Het komt steeds
vaker voor dat burgers - om de meest uiteenlopende redenen - een straatnaambord in de tuin
plaatsen of aan de onroerende zaak bevestigen. Dat geeft veelal verwarring met de door de
gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte. Het derde lid geeft de gemeente de
bevoegdheid om hiertegen op te treden. Voor de goede wordt erop gewezen dat het iedereen vrij
staat om een naam toe te kennen aan zijn onroerende zaak, zolang dat geen verwarring geeft met
de door de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte.
Het vierde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd nummers toe te kennen aan
onroerende zaken die prive bezit zijn door deze op zichtbare wijze aan te brengen. Het
aanbrengen van zelf gekozen nummers door eigenaren, gebruikers of beheerders aan objecten,
plaatsen en terreinen is de laatste decennia hand over hand toegenomen. Bovendien is bij de
invoering van de BAG ook gebleken dat nummers vaak zijn verdwenen. Ook worden nummers
soms zo abstract vormgegeven dat zij niet meer aan het criteria van doeltreffendheid, zoals
bedoeld in het tweede lid, voldoen. Deze criteria kunnen worden uitgewerkt in de
uitvoeringsvoorschriften, zoals bedoeld in artikel 7.
Vanuit een weloverwogen algemeen maatschappelijk belang dienen naamborden door of namens
de gemeente ter plaatse goed zichtbaar en in voldoende mate te worden aangebracht. Veelal is
het noodzakelijk om naamborden te bevestigen aan gebouwgevels, terreinafscheidingen of aan
paaltjes die op privéterrein worden geplaatst. De betrokken rechthebbenden zijn verplicht dat toe
te laten. Het artikel houdt verder rekening met de omstandigheid dat de borden niet door de
gemeente zelf, maar op verzoek van de gemeente door derden worden aangebracht.
Het tweede lid geeft de gemeente de mogelijkheid om een bord met de oude (doorgehaalde)
naam enige tijd te handhaven naast een bord met de nieuwe naam. Op deze wijze wordt
voorkomen dat zij, die niet van de herbenoeming op de hoogte zijn, hun bestemming niet kunnen
Het derde lid is opgenomen om te voorkomen dat de leesbaarheid/zichtbaarheid van een
aangebracht naambord door bijvoorbeeld hoog opschietend groen, zonnescherm of reclamebord
wordt belemmerd. Vandaar dat is bepaald dat de rechthebbende ervoor dient te zorgen dat de
bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.
Met betrekking tot dit artikel wordt gewezen op het feit dat het aanbrengen van nummerborden
per gemeente verschillend is geregeld. Sommige gemeenten brengen de nummers zelf aan. Het
aanbrengen van de nummers wordt echter ook uitbesteed of overgelaten aan de aannemer.
Bijvoorbeeld als onderdeel van het uitvoeren van een bouwwerk. Ten slotte wordt het ook vaak
aan de rechthebbende opgedragen om de nummers, conform de gemeentelijke voorschriften, aan
In de verordening is gekozen voor een formulering waarbij de rechthebbende het nummer dient
aan te brengen, tenzij het college anders besluit. Het laatste zal vaak het geval zijn bij
nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht. Het
verdient aanbeveling de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een nummer in de tekst
van het nummerbesluit te regelen.
In het tweede en derde lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een
bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid,
moet het nummer vier weken na de voltooiing zijn aangebracht.
Het vierde lid biedt de gemeente de mogelijkheid om een bord met het oude (doorgehaalde)
nummer enige tijd te handhaven naast een bord met het nieuwe nummer. Op deze wijze wordt
voorkomen dat zij, die niet van de hernummering op de hoogte zijn, hun bestemming niet kunnen
vinden. Het handhaven van het oude (doorgehaalde) nummer wordt soms bij omvangrijke of
ingewikkelde vernummering toegepast.
Het vijfde lid geeft het college de mogelijkheid de in het tweede en derde lid genoemde termijnen
Het eerste lid biedt de mogelijkheid om uitvoeringsvoorschriften vast te stellen ten aanzien van
naamgeving en nummering. Deze uitvoeringsvoorschriften zijn gericht op vast gemeentelijk
beleid. Dat kan van belang zijn bij beroeps- en bezwaarprocedures. De uitvoeringsvoorschiften
kunnen bepalingen bevatten met betreking tot de bestuurlijke, taalkundige en inhoudelijke
aspecten van de naamgeving, alsmede bepalingen over de wijk- en buurtindeling, de toekenning
van nummers, de wijze van nummeren, de uitvoering en plaatsing van borden en voorschriften
van administratief-organisatorische aard. Ook kunnen modellen worden voorgeschreven voor
verklaringen, besluiten en formulieren.
Artikel 2 bepaalt dat de uitvoeringsvoorschriften niet in strijd mogen zijn met het
Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer deze
verplichtingen bij nalatigheid of overtreding kunnen worden afgedwongen, zodra deze worden
overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te
In het tweede lid wordt de afdeling of dienst aangewezen, die op de naleving van de bepalingen in
de verordening moet toezien. Dat kan bijvoorbeeld de afdeling of dienst Bouwtoezicht zijn. De
laatste jaren wordt dit toezicht steeds vaker opgedragen aan de afdeling waaraan de bijhouding
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.
Dit artikel regelt het vervallen van de oude bepalingen. De strekking van dit artikel spreekt voor
Het principe van het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van verblijfsobjecten,
ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen dateert al uit de vorige eeuw. In de loop der
jaren zijn veel opvolgende voorschriften van kracht geweest. Het is niet zinvol bij de invoering van
de verordening te eisen dat alle nummers in de gemeente dienen te worden aangepast aan de
nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals vervat in artikel 7. Nummers die onder het oude regime tot
stand zijn gekomen, blijven gehandhaafd. Het college heeft wel de mogelijkheid om aanpassing
Omdat de term huisnummer in principe geen juiste term is voor het nummeren van
verblijfsobjecten, afgebakende terreinen, standplaatsen en ligplaatsen en de term straatnaam
geen juiste term is voor plantsoenen, wegen e.d., is gekozen voor de nieuwe citeertitel
Verordening naamgeving en nummering (adressen).
De Verordening naamgeving en nummering De Bilt (adressen) 2011 zal op www.overheid.nl te raadplegen zijn.