Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leeuwarden

Richtlijnen voor de renteberekening en inflatie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leeuwarden
Officiële naam regelingRichtlijnen voor de renteberekening en inflatie
CiteertitelRichtlijnen voor de renteberekening en inflatie
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

-

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Financiele verordening Leeuwarden 2010, art. 7

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201125-09-2012Onbekend

19-07-2011

Onbekend

357735

Tekst van de regeling

Artikel 1 Systeem van rente-omslag

  • a.

    De rentekosten bestaande uit:

  • -

    rente van aangegane geldleningen;

  • -

    bespaarde rente over reserves, voorzieningen en vooruitontvangen bedragen van Europese en Nederlandse overheidslichamen met een specifiek bestedingsdoel;

  • -

    rente over financieringstekort (deels kort, deels lang)

  • worden aan de kostendragers toegerekend op basis van het rente-omslagpercentage.

  • b.

    Als omslagbasis wordt gehanteerd de boekwaarde van de in Coda gedefinieerde elementen ‘INV’, ‘GR’ en ’PRO’.

  • c.

    In afwijking van het gestelde onder lid b. worden de in Coda gedefinieerde elementen ‘PRO’ en ‘INV’ die volledig kostendekkend zijn niet in de omslagbasis betrokken.

  • d.

    In afwijking van het gestelde onder lid a. wordt bij annuïtair af te schrijven investeringen een vast rentepercentage toegepast. Het vaste rentepercentage dat wordt toegepast bij afschrijving op basis van annuïteiten is gelijk aan het omslagpercentage, zoals dat wordt toegepast ten tijde van de eerste geraamde afschrijving.

  • e.

    De raad besluit op grond van artikel 14 lid 2 sub g van de Financiële verordening Leeuwarden 2010 tot het toestaan van een vast rentepercentage, dat afwijkt van het in lid a. genoemde (variabel) omslagpercentage, op grond van een gemotiveerd voorstel.

Artikel 2 Moment van rentetoerekening

Aan de in artikel 1  genoemde – daarvoor in aanmerking komende  - activa wordt rente toegerekend vanaf het moment waarop een boekwaarde ontstaat.

Artikel 3 Bandbreedte rente-omslagpercentage

  • a.

    Het voorcalculatorisch rente-omslagpercentage voor het jaar t+1 wordt alleen aangepast, indien dit percentage 0,25% of meer naar boven of naar beneden afwijkt van het toegepaste omslagpercentage voor het jaar t. Bij overschrijding van de bandbreedte wordt het voorcalculatorische rente-omslagpercentage aangepast met 0,25% naar boven of naar beneden.

  • b.

    Er wordt geen nacalculatie toegepast.

Artikel 4 Renteresultaat

Een renteresultaat wordt via Programma 15 “Algemene dekkingsmiddelen” verrekend met de algemene middelen.

Artikel 5 Activering rente

Bij de elementen ‘INV’ mag de rente niet worden geactiveerd, met uitzondering van INV’s voor strategische verwervingen.

Artikel 6 Onderuitputting

  • a.

    Bij het ramen van de kapitaallasten van de lopende of voorgenomen investeringen wordt de begrote onderuitputting intracomptabel verwerkt.

  • b.

    De in lid a genoemde onderuitputting van de onrendabele sectoren komt ten gunste van de algemene middelen;

  • c.

    Uitzondering op het gestelde onder lid a en b is de onderuitputting op O&I-investeringen, voorzover onderuitputting op O&I-investeringen wordt ingezet voor O&I-activiteiten.

Artikel

  • a.

    De bespaarde rente wordt berekend over alle reserves en voorzieningen tegen het omslagrentepercentage en komt in eerste instantie ten gunste van de exploitatie van de betreffende dienst. Daarnaast wordt er ook bespaarde rente berekend over de concernbreed vooruit ontvangen bedragen van Europese en Nederlandse overheidslichamen met een specifiek bestedingsdoel. Deze bespaarde rente komt in eerste instantie centraal ten gunste van de exploitatie.

  • b.

    Het bijschrijven van de rente aan reserves beperkt zich tot de inflatie; het rentesurplus (= het verschil tussen omslagrente en de inflatie) komt ten gunste van de algemene reserve.

  • c.

    De rente van voorzieningen komt volledig ten gunste van de exploitatie.

  • d.

    De rente over vooruit ontvangen bedragen van Europese en Nederlandse overheidslichamen met een specifiek bestedingsdoel komt volledig ten gunste van de algemene reserve.

  • e.

    De uitzonderingen op bovenstaande algemene regels zijn:

  • 1.

    De bespaarde rente over de reserves ‘Revolving fund monumenten’ (RES045) en ‘Reserve afschrijving’ (RES031) komt volledig ten gunste van de exploitatie.

  • 2.

    Over de ‘Reserve budgetoverheveling’(RES005)en de ‘Reserve saldo rekening baten en lasten’ (RES099) wordt geen rente berekend.

  • 3.

    Rentebijschrijving van reserves waarvan het rentesurplus niet ten gunste van de algemene reserve komt maar ten gunste van de reserves zelf, zijnde:

  • Algemene Reserve (RES001),

  • Bovenwijkse voorzieningen (RES014),

  • Grondexploitatie (RES015),

  • Parkeren (RES016),

  • Stadsvernieuwing (RES020),

  • Gemeentelijke samenwerking (RES051),

  • Reserve Filmhuis (RESxxx) (vast rentepercentage 4,5 ingaande 2012).

  • 4.

    Rente van voorzieningen waarvan de omslagrente ook al voor 2011 niet ten gunste van de algemene reserve komt, maar rechtstreeks ten gunste van de exploitatie, zijnde:

  • Alle voorzieningen afgesloten complexen (VAG’s)

    Wachtgeld voormalige bestuurders (VRZ504),

  • Pensioenen voormalige bestuurders (VRZ505),

  • Voorziening FPU (VRZ537),

  • Zadelfonds monumentenzorg (VRZ547),

  • Openbaar vervoer (VRZ548),

  • Afkoopsommen onderhoud graven (VRZ550),

  • Onderhoud graven familie Zadel (VRZ551),

  • Voorziening riolering (VRZ552),

  • MFC Vrijheidswijk (VRZ566) (vast rentepercentage 4,5).

  • Voorziening escrow CBL en ASA (VRZ568)

  •  

Artikel 8 Methode inflatieberekening begroting

  • a.

    In de begroting van het jaar t+1 worden de budgetten van het jaar t – voor zover van toepassing – met inflatie aangepast.

  • b.

    Bij de aanpassingen van de inflatie wordt onderscheid gemaakt in inflatie voor lonen, prijzen en subsidies (70% loon en 30% prijs).

  • c.

    Per onder b genoemde categorie wordt het inflatiepercentage voor het jaar t+1 als volgt berekend.

  •     (Werkelijke inflatie in het jaar t-1 maal herberekende inflatie in het jaar t maal veronderstelde inflatie in het jaar t+1) gedeeld door(werkelijke inflatie in het jaar t-2 maal inflatie in het begrotingsjaar t-1 maal inflatie in begroting jaar t).

Artikel 9 Interne controle

  • a.

    De sectormanager Financiële dienstverlening van de Dienst Algemene Zaken bewaakt dat de rente conform de uitgangspunten van deze richtlijnen in de administratie wordt verwerkt. Hij toetst achteraf en steekproefgewijs of de richtlijnen op correcte wijze zijn toegepast.

  • b.

    Het resultaat van de toets wordt vastgelegd.

Artikel 10 Afwijking van deze richtlijnen

Het college van Burgemeester en Wethouders kan op grond van een beargumenteerd voorstel toestaan van deze richtlijnen af te wijken.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van het dienstjaar 2011 onder gelijktijdige intrekking van de Richtlijnen renteberekening 2009.

Artikel 12 Citeertitel

Deze richtlijnen kunnen worden aangehaald als “Richtlijnen renteberekening en inflatie Leeuwarden 2011”.

 

 

Leeuwarden, 19 juli 2011

 

 

Burgemeester en wethouders voornoemd,

 

 

 

 

burgemeester,

 

 

 

 

secretaris.