Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Edam-Volendam

Regeling integriteit en gedragscode voor de burgemeester en wethouders

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEdam-Volendam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling integriteit en gedragscode voor de burgemeester en wethouders
CiteertitelGedragscode voor de burgemeester en wethouders
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet art. 41c, 69

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-12-200302-05-2014Nieuwe regeling

02-12-2003

Onbekend

151/2003

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling integriteit en gedragscode voor de burgemeester en wethouders

 

 

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1.

    Onder college wordt verstaan: het college van de burgemeester en de wethouders.

  • 2.

    In gevallen waarin de code niet voorziet, of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college.

  • 3.

    De code is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 4.

    Collegeleden ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

Artikel 2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 1.

    Een collegelid doet via de secretaris opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar. Openbaarmaking vindt plaats door ter inzage legging van de opgave bij het Bestuurssecretariaat in het stadhuis.

  • 2.

    Bij privaatpublieke samenwerkingsrelaties voorkomt het collegelid (de schijn van ) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 3.

    Een ex-collegelid wordt na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente, indien hij daarbij de informatie en invloed die hij uit hoogde van dat ambt heeft gehad, ten eigen bate aan zou kunnen wenden.

  • 4.

    Een collegelid die familie-of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 5.

    Een collegelid neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

Artikel 3 Nevenfuncties

  • 1.

    Een collegelid vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

  • 2.

    Een collegelid maakt via de secretaris melding aan het college van al zijn nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt. Openbaarmaking vindt plaats door ter inzage legging van de gegevens bij het Bestuurssecretariaat in het stadhuis.

  • 3.

    De kosten die een collegelid maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (c.q. nevenfunctie), worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend, tenzij anders overeengekomen.

  • 4.

    Een collegelid die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

Artikel 4 Informatie

  • 1.

    Een collegelid gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen informatie waarvan hem bekend is of kan zijn dat het geheime informatie betreft.

  • 2.

    Een collegelid houdt in het kader van het algemeen belang geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur

  • 3.

    Een collegelid maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van de in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Artikel 5 Aannemen van geschenken

  • 1.

    Geschenken en giften die een collegelid ontvangt, ook wanneer het geschenken en giften als bedoeld in het tweede lid zijn, worden in het college gemeld aan en geregistreerd via de secretaris.

    Geschenken en giften worden ontvangen uit hoofde van de functie en niet privé.

  • 2.

    Geschenken of giften die een attentiewaarde van wat in het algemeen maatschappelijk verkeer gebruikelijk is overstijgen, worden door het collegelid geretourneerd aan de verzender.

  • 3.

    Kleine geschenken/attenties met een p.r.karakter (pen, agenda, kalender e.d.) die een collegelid uit hoofde van zijn functie ontvangt, behoeven niet gemeld en geregistreerd te worden en kunnen door het collegelid naar eigen inzicht worden gebruikt.

  • 4.

    Geschenken en giften die de attentiewaarde overschrijden worden niet geaccepteerd zolang overleg- en onderhandelingssituaties gaande zijn.

Artikel 6 Bestuurlijke uitgaven en Declaraties

  • 1.

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 2.

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd: -met de uitgave is het belang van de gemeente gediend; -de uitgave vloeit voort uit de functie.

  • 3.

    Een collegelid declareert geen uitgaven die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 4.

    Declaraties worden administratief afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde procedure.

  • 5.

    In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan het college.

Artikel 7 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

  • 1.

    Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan, zonder dat er een overeenkomst aan ten grondslag ligt.

  • 2.

    Collegeleden kunnen op basis van een overeenkomst voor zakelijk gebruik een fax, mobiele telefoon en computer in bruikleen ter beschikking krijgen. Hierin zijn de voorwaarden opgenomen waaronder de apparaten in bruikleen worden gegeven.

Artikel 8 Reizen buitenland

  • 1.

    Een collegelid dat het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis te maken, maakt hiervan melding aan het college. Het seniorenconvent (raadspresidium) wordt van het besluit op de hoogte gesteld.

  • 2.

    Een collegelid dat het voornemen van een dienstreis meldt, verschaft het college informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 3.

    Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en in ieder geval getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 4.

    Van de reis wordt verantwoording afgelegd in het college en is ter inzage voor het seniorenconvent. (raadspresidium)

  • 5.

    Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van het collegelid is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 6.

    Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het

    meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming

    van het college betrokken.

  • 7.

    Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits de duur

    van de verlenging in redelijke verhouding staat tot de duur van de dienstreis en dit is betrokken bij

    de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening

    van het collegelid.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze gedragscode treedt in werking één dag na vaststelling door het college en wordt ter kennis gebracht van de raad.

Artikel 10 Citeertitel

Deze gedragscode kan worden aangehaald als: Gedragscode voor de burgemeester en de wethouders.

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente

Edam-Volendam d.d.

W.J.F.M. van Beek.

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente

Edam-Volendam in haar vergadering

d.d.

de secretaris, de burgemeester,

Nota-toelichting  

Regeling integriteit en gedragscode.

 

Inleiding

 

Het doel van deze gedragscode is om leden van het college, de burgemeester en de raad  een houvast te bieden bij het bepalen van normen omtrent de integriteit van het bestuur. De code kan de discussie stimuleren om tot regels te komen, waarbij rekening kan worden gehouden met specifieke omstandigheden. De code bevat regels zowel voor de burgemeester, het college en de raad als voor de leden afzonderlijk.

De code geeft niet per definitie regels die rechtskracht hebben, maar heeft vooral bestuurlijke en politieke relevantie. De burgemeester en de college- en raadsleden zijn op de naleving van gedragscodes aanspreekbaar en wanneer zij zich er niet aan houden kan dat gevolgen hebben voor hun functioneren en voor hun positie. Naast deze code bestaan er voorschriften die in wet of elders geregeld zijn, bijvoorbeeld over fraude, valsheid in geschrifte en over nevenfuncties. Dergelijke voorschriften zijn niet in deze code opgenomen. Bestuurders dragen verantwoordelijkheid voor de integriteit van hun ambtenaren. Die verantwoordelijkheid ligt uiteraard in de eerste plaats bij de ambtenaar zelf en bij de ambtelijke organisatie. In aanvulling op datgene wat in de Ambtenarenwet en in de ambtelijke rechtspositieregelingen is geregeld, is hetgeen in deze code is opgenomen ook bruikbaar voor ambtenaren en kan het een goede aanleiding zijn om te bezien of er nadere maatregelen ter bevordering van het integriteitsbeleid in brede zin nodig zijn.

 

De code bevat zowel normen over hoe in een bepaalde situatie te handelen als regels over procedures die moeten worden gevolgd. Procedureafspraken kunnen een onlosmakelijk onderdeel zijn van een gedragsregel en de transparantie en daarmee de controleerbaarheid vergroten.

 

De code bestaat uit twee onderdelen.

Deel I beschrijft een aantal kernbegrippen van integriteit en plaatst daarmee het vraagstuk in een breder kader. Zij vormen als het ware de algemene uitgangspunten voor de gedragscode.

Deel II bevat de feitelijke gedragsregels, waarbij een aantal thema’s wordt onderscheiden:

·       algemene bepalingen

·       belangenverstrengeling en aanbesteding

·       nevenfuncties

·       informatie

·       aannemen van geschenken

·       bestuurlijke uitgaven en declaraties

·       gebruik van gemeentelijke voorzieningen

·       reizen buitenland

 

 

Deel I. Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit

 

Leden van colleges van burgemeester en wethouders en raadsleden stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

 

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording door collegeleden wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders en de gemeenteraad en door raadsleden aan de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

 

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:

 

·       Dienstbaarheid

Het handelen van een burgemeester, collegelid of raadlid is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

 

·       Functionaliteit

Het handelen van een burgemeester, collegelid of raadslid heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

 

·       Onafhankelijkheid

Het handelen van een burgemeester, collegelid of raadslid wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

 

·       Openheid

Het handelen van een burgemeester, collegelid of raadslid is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van het collegelid of raadslid en zijn beweegredenen daarbij.

 

·       Betrouwbaarheid

Op een burgemeester, collegelid of raadlid moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

 

·       Zorgvuldigheid

Het handelen van een burgemeester, collegelid of raadlid is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

 

  • Omgangsvormen

Het handelen van een burgemeester, collegelid of raadslid naar andere collegeleden of raadsleden is zodanig, dat men elkaar op gelijke wijze benadert en met wederzijds respect bejegent, dat men loyaal is naar elkaar en er een transparante wijze van communicatie is gericht op het belang van de gemeente.

 

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.