Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Referendumverordening 2008 |
Citeertitel | Referendumverordening 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-02-2022 | artikel, 1, 3, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16 | 27-01-2022 | |||
11-02-2021 | 05-02-2022 | artikel 13 | 28-01-2021 | 20.0141 | |
29-10-2014 | 11-02-2021 | art. 6 | 16-10-2014 | RV 14.0088 | |
25-09-2010 | 11-02-2021 | gewijzigde regeling | 09-09-2010 Stadsblad, 24-9-2010 | RV 10.0079 |
Indien de raad besluit tot het houden van een referendum, wordt het desbetreffende raadsvoorstel vervolgens op de gangbare wijze behandeld, met dien verstande dat het conceptbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de door de raad aanvaarde amendementen, niet in stemming wordt gebracht, maar wordt aangehouden.
Zo spoedig mogelijk na het besluit tot het houden van een referendum treedt de referendumkamer in overleg met vertegenwoordigers van de raad en desgewenst met andere betrokkenen over de vraagstelling. Tenzij het presidium instemt met een andere periode, brengt de referendumkamer binnen twee weken na het genoemde besluit advies uit over de vraagstelling.
Een ondersteuningsverklaring voor een inleidend referendumverzoek bestaat uit de handtekening met de daarbij behorende naam, adres [straat, huisnummer, woonplaats] en geboortedatum van een kiesgerechtigde. Voor het bepalen van de kiesgerechtigdheid geldt de datum waarop het verzoek bij de raad wordt ingediend.
Voorafgaand aan de plenaire behandeling als bedoeld in het eerste lid adviseert de referendumkamer de raad over de toelaatbaarheid van het onderwerp. Indien het college of een of meer leden van de raad van mening zijn dat het verzoek niet behoort te worden ingewilligd, stellen zij de referendumkamer hiervan tijdig in kennis. Voorafgaand aan het uitbrengen van het advies stelt de referendumkamer de meest betrokkenen in de gelegenheid hun opvattingen hierover nader toe te lichten.
Zo spoedig mogelijk na binnenkomst van een verzoek als bedoeld in het eerste lid verzoekt de griffier de burgemeester te onderzoeken of het verzoek door een voldoende aantal kiezers is gedaan. Daartoe controleert de burgemeester de ondersteuningsverklaringen kiesgerechtigdheid als bedoeld in het tweede lid.
Indien het verzoek betrekking heeft op een onderwerp zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, wijst de raad het verzoek af. De raad kan het verzoek eveneens, met redenen omkleed, afwijzen indien het verzoek betrekking heeft op een onderwerp waarvoor de primaire verantwoordelijkheid bij een andere overheid ligt, dat een bovenlokaal karakter heeft, of waarbij de raad vaststelt dat hij onvoldoende mogelijkheden ziet, dan wel niet bereid is, te handelen conform de mogelijke uitslag van het referendum.
Als de raad heeft besloten de kiesgerechtigden in de gelegenheid te stellen een definitief verzoek in te dienen, wordt het desbetreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze behandeld, met dien verstande dat het conceptbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de door de raad aanvaarde amendementen, niet in stemming wordt gebracht maar wordt aangehouden.
Zo spoedig mogelijk na het besluit om de kiesgerechtigden in de gelegenheid te stellen een definitief verzoek in te dienen, treedt de referendumkamer in overleg met in ieder geval vertegenwoordigers van de raad, van de indieners en het college over de vraagstelling. Tenzij het presidium instemt met een andere periode, brengt de referendumkamer binnen twee weken na het genoemde besluit advies uit over de vraagstelling.
Een definitief verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend door ten minste 5.000 personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat de in het vierde lid bepaalde termijn van zes weken begint. Dit gebeurt door het plaatsen van hun handtekening op een handtekeninglijst of via het inzenden van een ondersteuningsverklaring met gebruikmaking van DigiD. De handtekeninglijsten en de inhoud van de bij de digitale ondersteuning te gebruiken internetpagina worden na advies van de referendumkamer vastgesteld door het presidium en zijn voorzien van de door de raad vastgestelde vraagstelling.
De handtekeninglijsten zijn gedurende zes weken beschikbaar in het Stadhuis en op ten minste twee andere door het college, in overeenstemming met de raad, aangewezen locaties. Het college draagt er zorg voor dat op een wekelijkse koopavond en op zaterdag ten minste een van deze locaties geopend is. Het inzenden van een ondersteuningsverklaring met gebruikmaking van DigiD is in dezelfde periode van zes weken mogelijk.
De in het vorige lid genoemde termijn van zes weken vangt aan en eindigt op een door het college, in overeenstemming met de raad, bekend te maken dag en tijdstip. In de bekendmaking wordt aangegeven op welke locaties en gedurende welke tijdstippen de handtekeninglijsten beschikbaar zijn en via welke internetpagina digitale ondersteuning mogelijk is. Indien het benodigde aantal geldige handtekeningen of digitale ondersteuningen eerder dan na zes weken is verkregen, kan de mogelijkheid tot het plaatsen van een handtekening en het inzenden van een digitale ondersteuning worden beëindigd.
Als het definitieve verzoek voldoende wordt ondersteund, neemt de raad zo spoedig mogelijk een beslissing op het verzoek. Indien de raad van oordeel is dat er na het besluit over het inleidend verzoek sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden van substantiële aard, kan hij het verzoek, gehoord de referendumkamer, alsnog afwijzen.
Het referendum vindt plaats uiterlijk vier maanden na de dag waarop besloten is tot het houden van een referendum. De raad kan deze termijn met ten hoogste twee maanden verlengen om het referendum te combineren met een reguliere verkiezing of om te voorkomen dat het referendum in een schoolvakantie voor het basis- en voortgezet onderwijs valt die voor de regio is aangewezen.
Het college stelt met inachtneming van de Algemene Subsidieverordening gemeente Leiden (ASV) en een advies van de referendumkamer nadere regels vast met de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een bijdrage in de kosten van de campagneactiviteiten. Daarbij zijn de aanvraagtermijn in artikel 8, lid 3 en de beslistermijn in artikel 9, lid 2 ASV niet van toepassing en kan worden afgeweken van de weigeringsgronden in artikel 10 ASV.
Op de procedure ter voorbereiding, stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken B, E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.
Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen het ontwerp raadsbesluit zijn uitgebracht alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit heeft gestemd, waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.
Zo mogelijk in de eerste vergadering na het plaatsvinden van het referendum maar niet later dan na twee maanden besluit de raad over het aangehouden conceptbesluit dat aan het referendum werd onderworpen.