Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leiden

Besluit gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeiden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid 2012
CiteertitelKwijtscheldingsbesluit 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel 2, leden 2 en 3 treden met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2012.

Deze regeling vervangt het Kwijtscheldingsbesluit van 1 december 2011.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 255
  2. Invorderingswet 1990, art. 26
  3. Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, hoofdstuk II

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-07-2012nieuwe regeling

03-07-2012

Stadskrant, 13-07-2012

RV 12.0060
10-12-201114-07-2012nieuwe regeling

01-12-2011

Stadskrant, 9 december 2011

RV 11.0108
11-02-200610-12-2011nieuwe regeling

31-01-2006

Stadsblad, 10 februari 2006

RV 05.0163

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid 2012

Besluit gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid 2012

Artikel 1 Uitgesloten van kwijtschelding

Bij de invordering van de volgende belastingen wordt geen kwijtschelding verleend:

  • a.

    Binnenhavengelden met uitzondering van binnenhavengelden opgelegd ter zake van woonboten aan degene die de woonboot als permanente woning gebruikt;

  • b.

    Leges;

  • c.

    Markt- en staangelden;

  • d.

    Parkeerbelasting;

  • e.

    Precariobelasting met uitzondering van precariobelasting opgelegd ter zake van woonboten aan degene die de woonboot als permanente woning gebruikt;

  • f.

    Toeristenbelasting.

Artikel 2 Verruimde kwijtschelding

  • 1.

    Bij de berekening van kwijtschelding wordt in afwijking van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 het percentage voor de berekening van de kosten van bestaan vastgesteld op 100 percent.

  • 2.

    In afwijking van artikel 16, tweede lid, onderdelen a en b van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, worden de kosten van bestaan voor een echtpaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet werk en bijstand, voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en bijstand, die de pensioengerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene ouderdomswet heeft bereikt, gesteld op ten hoogste 100 procent van het toepasselijke bruto-ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, zesde lid, van die wet, verminderd met de verschuldigde loonbelasting, de premies voor de volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet, en verhoogd met het eerste bedrag, genoemd in artikel 16, tweede lid, onderdeel a van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, voor een echtpaar waarvan beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, of het bedrag, genoemd in artikel 16, tweede lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder, of voor een echtpaar waarvan een van de echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

  • 3.

    Met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van de in artikel 27, onderdeel b Uitvoeringsregeling Invoderingswet 1990 bedoelde belastingen en heffingen worden in afwijking van artikel 28 eerste lid, onderdelen a en b Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, als uitgaven als bedoeld in artikel 15, eerste lid Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, mede in aanmerking genomen de overeenkomstig artikel 1.7, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalde kosten van kinderopvang verminderd met de kinderopvangtoeslag of met de tegemoetkoming van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de te betalen kosten van kinderopvang, bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 2, van die wet.

  • 4.

    Met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen verschuldigd door een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent, zijn de afdelingen1, 2 en 5 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing indien de belastingen geen verband houden met de uitoefening van dat bedrijf of beroep.

Artikel 3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Het ‘kwijtscheldingsbesluit’ van 1 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de gevallen die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking, met dien verstande dat artikel 2, leden 2 en 3 terugwerken tot en met 1 januari 2012.

  • 3.

    Dit besluit kan worden aangehaald als 'Kwijtscheldingsbesluit 2012’.

Artikelsgewijze toelichting Besluit gemeentelijk Kwijtscheldingsbeleid 2012

Artikel 1 Uitgesloten van kwijtschelding

In artikel 1 is een aantal belastingen opgesomd waarvoor geen kwijtschelding wordt verleend.

 

Artikel 2 Verruimde kwijtschelding

Lid 1

Bij de berekening van de kwijtschelding worden de kosten van bestaan binnen een bepaalde bandbreedte gesteld op 90% van het inkomen van de belastingschuldige. Gemeenten mogen een ruimer kwijtscheldingsbeleid voeren door dit percentage te verhogen tot maximaal 100% (artikel 255, vierde lid, van de Gemeentewet).

 

Gemeente Leiden heeft ervoor gekozen om, bij de berekening van de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen de kosten van bestaan vast te stellen op het maximale percentage 100.

 

Lid 2

De kwijtscheldingsnormen voor personen van 65 jaar of ouder worden verhoogd tot 100% van de toepasselijke netto AOW-bedragen.

 

Lid 3

Bij het bepalen van het netto-besteedbare inkomen voor de kwijtschelding wordt rekening gehouden met de netto-kosten van kinderopvang. Het gaat hier om de kosten die huishoudens voor kinderopvang moeten maken, na aftrek van ontvangen kinderopvangtoeslag. Als het huishouden een tegemoetkoming in de te betalen kosten van kinderopvang van de gemeente dan wel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ontvangt, gaat het om de kosten van kinderopvang na aftrek van deze tegemoetkomingen.

 

Lid 4

Deze bepaling ziet op artikel 28, lid 1 sub b van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, waarin is bepaald dat de gemeenteraad ook op ondernemers de afdelingen 1, 2 en 5 van Hoofdstuk II van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing kan verklaren. Dit houdt in dat ondernemers voor hun privé-belastingen in aanmerking kunnen voor kwijtschelding, mits ze voldoen aan de overige voorwaarden.

 

Artikel 3 Inwerkingtreding en citeertitel

Lid 1

Het eerste lid regelt dat het oude besluit wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding. Het oude besluit blijft van toepassing op de gevallen die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Lid 2

Dit lid regelt de dag van inwerkingtreding van het besluit.

Artikel 2 leden 2 en 3 hebben een terugwerkende kracht naar 1 januari 2012. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat de onderhavige rijkswetgevingen terugwerken naar 1 januari 2012.

 

 

Toelichting op Besluit Gemeentelijk Kwijtscheldingsbesluit 2012  

Wettelijke basis

Op de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen hebben de volgende wettelijke bepalingen en regelingen betrekking:

  • - artikel 255 van de Gemeentewet;

  • - artikel 26 van de Invorderingswet 1990;

  • - hoofdstuk II van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

Een nadere toelichting op de uitvoering van de kwijtschelding heeft de staatssecretaris van Financiën opgenomen in de Leidraad Invordering 2008 (Rijksleidraad). Omdat gemeenten formeel niet aan de Rijksleidraad zijn gebonden, moeten zij hun eigen beleidsregels vaststellen.

 

1.2 Mogelijkheden gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid

De mogelijkheid voor gemeenten om kwijtschelding van belastingen te verlenen, is geregeld in artikel 255 van de Gemeentewet. Hoofdregel daarbij is dat gemeenten het kwijtscheldingsbeleid van de rijksoverheid volgen zoals dat is geregeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (Uitvoeringsregeling). Als de gemeente met betrekking tot een belasting niets regelt, geldt deze ministeriële regeling automatisch ook voor deze gemeentelijke belasting.

Artikel 255 van de Gemeentewet biedt de mogelijkheid om van de Uitvoeringsregeling af te wijken. Het gemeentelijke beleid kan per belasting verschillen. Het afwijkende beleid kent de volgende mogelijkheden:

a. de gemeente verleent voor een belasting geen kwijtschelding;

b. de gemeente verleent voor een belasting gedeeltelijk kwijtschelding;

c. de gemeente verleent voor een belasting ruimere kwijtschelding door ten opzichte van de rijksregeling een hoger percentage te hanteren bij de berekening van de kosten van bestaan.

 

Gemeenten hebben de vrijheid om te besluiten al dan niet kwijtschelding te verlenen. Ook kunnen gemeenten bijvoorbeeld alleen kwijtschelding verlenen voor de eerste hond in de hondenbelasting of voor een gedeelte van de afvalstoffenheffing. Daarnaast kunnen gemeenten ook een lager percentage voor de kosten van bestaan hanteren.

De mogelijkheden voor een strakker kwijtscheldingsbeleid zijn beperkt. Bij de berekeningsgrondslag is de rijksregeling uniform voorgeschreven. Afwijkingen waarbij vermogensbestanddelen, inkomsten of uitgaven niet of maar beperkt worden meegenomen in de vermogens- of inkomenstoets, zijn niet toegestaan.

Het raadsbesluit dat het afwijkende kwijtscheldingsbeleid regelt, is vormvrij. Naast een afzonderlijk besluit kunt u het afwijkende kwijtscheldingsbeleid ook in de betreffende belastingverordening regelen. Het beleid heeft alleen betrekking op de in die verordening geregelde gemeentelijke belasting.

 

1.3 Wanneer wordt geen kwijtschelding verleend

Los van de vraag of belastingschuldige al dan niet over voldoende vermogen of betalingscapaciteit beschikt, kunnen zich omstandigheden voordoen waardoor geen kwijtschelding wordt verleend. Een inhoudelijke beoordeling van het kwijtscheldingsverzoek blijft dan achterwege. De uitzonderingssituaties moeten bij elke aanvraag om kwijtschelding in de beoordeling worden betrokken. Een voorbeeld zou zijn dat de belastingplichtige onvoldoende gegevens verstrekt.