Organisatie | Tynaarlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2011 |
Citeertitel | Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tynaarlo 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Besluit maatschappelijke ondersteuning |
Geen
Niet van toepassing
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-03-2011 | 01-01-2011 | 01-01-2015 | Onbekend | 01-03-2011 Oostermoer | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB) EN DE FINANCIELE TEGEMOETKOMING
HOOFDSTUK 2 EIGEN BIJDRAGEN, EIGEN AANDEEL EN BESPARINGSBIJDRAGE
Artikel 3. Omvang van de eigen bijdragen of het eigen aandeel4
De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning waarvoor een naturavoorziening, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming wordt verleend, mogen voor de volgende personen samen niet meer bedragen dan:
Artikel 4. Negenendertig perioden van vier weken (3 jaar)
Als een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager wordt gedurende een periode van drie jaar een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een PGB of financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 3 vastgesteld bedrag in mindering gebracht5.
Artikel 5. Besparingsbijdrage/Eigen bijdrage6
Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij het verstrekken van een driewielfiets, een fiets in bijzondere uitvoering of een scootermobiel bedraagt bij verstrekking van een PGB of financiële tegemoetkoming
De eigen bijdrage voor de Taxipas bedraagt:
Voor de Wmo-pashouder: Per rit een instaptarief van € 0,50 en € 0,11 per kilometer (tot een maximum van 2250 km op jaarbasis).
Voor meereizende inwonenden: Per rit een instaptarief van € 0,50 en € 0,11 per kilometer.
Voor overige meereizenden: Per rit een instaptarief van € 2,40 en € 0,45 per kilometer per persoon.
Voor 2e t/m 8e meereizenden: Geldt een korting van 50 %.
Vanaf 30 kilometer geldt het commerciële tarief van € 1,17 per persoon per kilometer.
HOOFDSTUK 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN
De grens (het norminkomen) waarboven hulp bij het huishouden met een omvang van 0 tot 2 uur per week niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komt bedraagt voor een:
Alleenstaande tot 65 € 28.068,-
Alleenstaande ouder tot 65 € 35.344,-
Alleenstaande ouder 65+ € 34.097,-
Samenwonend/gehuwd beide tot 65 € 36.518,-
Samenwonend/gehuwd 1 tot 65 € 37.703,-
Samenwonend/gehuwd beide 65+ € 37.703,-
Artikel 7. PGB of financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen
Het PGB voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de kosten voor het aanpassen van de woning in de door burgemeester en wethouders geaccepteerde offerte minus de eigen bijdrage.
De financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de kosten voor het aanpassen van de woning in de door burgemeester en wethouders geaccepteerde offerte minus het eigen aandeel. 9
Artikel 8. Terugbetalen bij verkoop eigen woning
De investering aan de woning door de gemeente als bedoeld in artikel 21 van de Vvmo wordt in 10 jaar afgeschreven. Het bedrag dat na verkoop van de woning moet worden terugbetaald bedraagt voor het10:
Artikel 9. Verhuiskostenvergoeding (forfaitair bedrag)
Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Vvmo bedraagt € 5.273,-. Hiervan wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel afgetrokken11.
HOOFDSTUK 5 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
Artikel 12. Algemeen gebruikelijke vervoervoorzieningen13
De grens waarboven een Taxipas, een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, bedraagt voor een:
Alleenstaande tot 65 € 28.068,-
Alleenstaande ouder tot 65 € 35.344,-
Alleenstaande ouder 65+ € 34.097,-
Samenwonend/gehuwd beide tot 65 € 36.518,-
Samenwonend/gehuwd 1 tot 65 € 37.703,-
Samenwonend/gehuwd beide 65+ € 37.703,-
Artikel 13. PGB vervoersvoorziening14
Voor het aanschaffen of gebruiken van een (eigen) auto wordt geen PGB verstrekt.
HOOFDSTUK 7 SPORTVOORZIENINGEN
Artikel 17. Sportvoorzieningen
Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als forfaitair bedrag. Het forfaitaire bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar en bedraagt maximaal € 3.591,-. Hiervan wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel afgetrokken16.
Dit Financieel Besluit treedt in werking 1 dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2011, onder gelijktijdige intrekking van het Financieel Besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Tynaarlo 2010.
Dit Financieel Besluit wordt aangehaald als: Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tynaarlo 2011.
1 De systematiek van de Vvmo is dat algemene voorzieningen het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen PGB mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing bieden en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt. Dit is uitgewerkt in artikel 1. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden (de leden 2, 3, 4, 5 en 6).
2Bij voorkeur tegelijk met de aanvraag.
3Het is niet in alle situaties mogelijk een PGB te ontvangen. Het niet mogelijk een PGB te ontvangen als algemene hulp bij het huishouden of een Taxipas een goede en snelle oplossing bieden voor het probleem. Daarnaast wordt ook in situaties dat tijdens het onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, dit als contra-indicatie kan worden opgevat. Bijvoorbeeld bij zorgwekkende schuldensituaties.
4 Hoofdstuk IV van de AMvB handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Het tweede lid van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn. In dit besluit zijn de bedragen genoemd zoals de AMvB deze vermeldt. Er is gekozen voor het innen van de maximale eigen bijdragen of het eigen aandeel. Het CAK hanteert dezelfde parameters.
5Artikel 4.1 derde lid van de AMvB bepaalt dat bij roerende zaken die in eigendom worden verschaft of bij bouwkundige of woontechnische aanpassingen de eigen bijdrage of het eigen aandeel over maximaal negenendertig perioden van vier weken geïnd mag worden.
6Wanneer een voorziening wordt verstrekt waarmee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt vervangen of kan worden vervangen, zoals gebeurt bij verstrekking van een driewielfiets of een scootermobiel, worden alleen de meerkosten verstrekt. Dit betekent dat het algemeen gebruikelijke deel niet vergoed wordt. Het algemeen gebruikelijke deel wordt door de aanvrager zelf betaald als de aanvrager kiest voor een PGB of financiële tegemoetkoming in de vorm van een besparingsbijdrage. Dit artikel bepaalt het bedrag van de besparingsbijdrage.
7Mensen met een inkomen hoger dan de in artikel 6a opgenomen normen hebben geen recht op meer of gelijk aan 2 uur hulp bij het huishouden omdat er van uit gegaan wordt dat zij deze hulp zelf kunnen inhuren en bekostigen. De inkomensnormen die in dit besluit zijn opgenomen, zijn gebaseerd op 2 keer het minimum (bruto norminkomen/ verzamelinkomen). Dit betekent dat ze niet vermenigvuldigd hoeven worden.
8Het uurtarief PGB is 75% van het gemiddelde uurtarief van de hulp bij het huishouden in natura, de tarieven van de gecontracteerde zorgaanbieders. Deze methode werd al gehanteerd onder de AWBZ.
9 In artikel 7 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om de kosten van de door burgemeester en wethouders goedgekeurde offerte. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.
Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het gaat staat in paragraaf 4.7 van het besluit.
10Artikel 8 geeft het afschrijvingschema dat wordt toegepast bij verkoop van de aangepaste woning binnen 10 jaar na de verbouwing. Voor deze regeling is op verzoek van de gemeenteraad gekozen. Van de investeringskosten wordt 40% kwijtgescholden, zodat een taxatie zowel voor als na de verbouwing niet meer noodzakelijk is.
11Het bedrag van € 5273,- is hoger dan de verhuiskostenvergoeding in de Wvg, om te bewerkstelligen dat mensen verhuizen naar een adequate woning. Het bedrag wordt in twee delen uitbetaald, zodat aanvragers hiervan direct een deel van de verhuiskosten kunnen betalen en om te voorkomen dat de gehele verhuiskostenvergoeding is uitgekeerd, maar de verhuizing door omstandigheden nooit heeft plaatsgevonden.
12Artikel 10 legt vast welke bedrag maximaal verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken van een woning, zoals bedoeld in artikel 19 Vvmo.
13 Artikel 12 legt vast vanaf welke grens de auto algemeen gebruikelijk wordt geacht. Boven het norminkomen bestaat geen recht op taxivervoer, een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening. Autoaanpassingen zijn geen algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen. De inkomensnormen die in dit besluit zijn opgenomen, zijn gebaseerd op 2 keer het minimum (bruto norminkomen).
14De artikelen 13, 14 en 14a regelen de wijze waarop een PGB of financiële tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Het gaat voornamelijk om scootmobielen of autoaanpassingen. Hierbij wordt uitgegaan van de meest goedkoopst compenserende voorziening. Als het nodig is, wordt het PGB of de financiële tegemoetkoming verhoogd met een bedrag noodzakelijk voor onderhoud en reparatie. Voor het gebruik van de eigen auto wordt een forfaitair bedrag van maximaal € 1049,-- per jaar verstrekt als reizen met een taxi niet mogelijk is.
15 Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming bij rolstoelen per rolstoel plaats aan de hand van de prijs die met de leverancier is overeengekomen. De tegemoetkoming is bedoeld voor een periode van 5 jaar en wordt aangevuld met een bedrag voor onderhoud en reparatie.
16 Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als forfaitair bedrag. Het forfaitaire bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar en bedraagt maximaal € 3.591,--. Hiervan wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel afgetrokken