Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Staphorst

Maatregelenverordening Wet Werk en Bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieStaphorst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening Wet Werk en Bijstand
CiteertitelMaatregelenverordening Wet Werk en Bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2011 onder gelijktijdige intrekking van de op 8-2-2006 vastgestelde 'Maatregelenverordening Wet Werk en Bijstand'.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1b.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-201101-05-2012Nieuwe regeling

12-07-2011

De Staphorster, 26-07-2011

11-6484
01-08-2011Nieuwe regeling

12-07-2011

De Staphorster, 26-07-2011

11-6484

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening Wet Werk en Bijstand

De raad van de gemeente Staphorst;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 juni 2011

gelet op artikel 8, 1e lid, onderdeel b, Wet werk en bijstand waarin gesteld wordt dat de raad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlagen van de bijstand , bedoeld in artikel 18, 2e lid Wwb;

B E S L U I T

Vast te stellen de Maatregelenverordening Wet Werk en Bijstand

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. De wet: de Wet werk en bijstand (Wwb);

b. Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004

c. Algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, lid b, van de wet;

d. Bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, lid d, van de wet;

e. Bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

f. Bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, lid c, van de wet; Voor zelfstandigen van 18 tot 27 jaar die een Bbz-uitkering ontvangen of hebben ontvangen wordt onder “bijstandsnorm” verstaan de norm die op grond van artikel 78f, tweede lid, van de wet op hen van toepassing is.

g. Langdurigheidtoeslag: de langdurigheidtoeslag bedoeld in artikel 36 van de wet;

h. Maatregel: het verlagen van de bijstand of de langdurigheidtoeslag op grond van artikel 18, 2e lid, van de wet;

i. Benadelingbedrag: het nettobedrag aan bijstand dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

j. Plicht tot arbeidsinschakeling: de verplichtingen genoemd in artikel 9, 1e lid onder a en b van de Wwb;

k. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening van het bestaan: het verrichten van handelingen door belanghebbende dan wel het nalaten van daarvan waardoor een onnodig beroep op de bijstand wordt gedaan;

l. Inlichtingenplicht: de verplichtingen genoemd in artikel 17, eerste, tweede en vierde lid van de Wwb en de artikelen 28, 2e lid en 29, 1e lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI);

m. Aanvullende verplichtingen: de, overige, aan de bijstand verbonden verplichtingen gebaseerd op de artikelen 55, 56, 1e lid en 57 onder a van de Wwb alsmede de individueel opgelegde verplichtingen die in de beschikking en het door de gemeente en belanghebbende ondertekende trajectplan zijn opgenomen;

n. Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Staphorst

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1

    Wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college verplichtingen die de Wwb en de Wet SUWI aan de bijstand verbindt niet of onvoldoende nakomt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2

    De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1

    De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld.

  • 2

    In afwijking van het 1e lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand of de langdurigheidtoeslag wanneer:

    a. Aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 Wwb; of

    b. De verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand of de langdurigheidtoeslag, daartoe aanleiding geeft.

    c. Aan belanghebbende bijzondere bijstand is verstrekt voor woonkosten en premie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen aan zelfstandigen die bijstand voor het levensonderhoud krachtens het Bbz ontvangen of hebben ontvangen.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:

a. De reden van de maatregel,

b. De duur van de maatregel,

c. Het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd,

d. Het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd uitgaande van de uitkeringsnorm.

e. Indien van toepassing, de reden om af te wijken van een maatregel zoals opgenomen in deze verordening.

Artikel 5 Horen van belanghebbende

  • 1

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    a. De vereiste spoed zich daartegen verzet;

    b. De belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    c. De belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet; of

    d. Het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2

    In afwijking van het 1e lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand of de langdurigheidtoeslag nog niet is uitbetaald.

  • 3

    In afwijking van het 1e lid kan, voor zover het zelfstandigen betreft die een uitkering voor het levensonderhoud in de vorm van een geldlening op grond van het Bbz hebben ontvangen, kan de maatregel met terugwerkende kracht worden betrokken bij de definitieve vaststelling van die bijstand.

  • 4

    Wanneer de uitkering met ingang van de eerst volgende kalendermaand wordt beëindigd, zal het bedrag van een opgelegde maatregel worden opgeteld bij het terug te vorderen bedrag.

  • 5

    In het geval er zeer sterke vermoedens zijn dat belanghebbende verwijtbaar verplichtingen die aan de bijstand zijn verbonden niet of niet geheel nakomt of heeft nagekomen, kan in afwachting van nader onderzoek, uitbetaling van de bijstandsuitkering worden opgeschort.

Artikel 7 Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in deze verordening artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

 

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 8 Indeling in categorieën

  • 1

    Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of niet voldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën met bijbehorende maatregel:

    1e categorie:

    Bij de volgende gedragingen wordt de uitkering verlaagd met 20% van de bijstand gedurende één maand:

    a. Het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    b. Het niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

    c. Het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij UWV WERKbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    2e categorie:

    Bij de volgende gedragingen wordt de uitkering verlaagd met 100% van de bijstand gedurende één maand:

    d. Het niet voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

    e. Het niet of niet in voldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding;

    f. Het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, 1e lid, onderdeel b en artikel 10, 1e lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering.

    g. Het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    h. Het door eigen toedoen niet behouden van arbeid.

  • 2

    De duur van de maatregel, als omschreven in dit artikel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Wanneer dit het geval is, gaat er geen waarschuwing vooraf aan het opleggen van de maatregel.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 9 Te laat verstrekken van gegevens

  • 1

    Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet, of artikel 38 2e lid Bbz, niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt eenmalig een schriftelijke waarschuwing gegeven.

  • 2

    Wanneer het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaats-vindt binnen een periode van 2 jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing voor deze gedraging is gegeven, wordt een maatregel opgelegd van 5% van de bijstandsnorm gedurende één maand, onverminderd artikel 2, 2e lid.

  • 3

    De hoogte van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging.

  • 4

    Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 14.

Artikel 10 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen

  • 1

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet of artikel 38 2e lid van het Bbz heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, 2e lid, 15% van het benadelingbedrag, met een minimum van € 150,00.

  • 2

    De hoogte van de maatregel, als omschreven in dit artikel, wordt verdubbeld indien belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging.

Artikel 11 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand

  • 1

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet, of artikel 38 2e lid van het Bbz, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt eenmalig een schriftelijke waarschuwing gegeven.

  • 2

    Wanneer het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht zonder gevolgen voor de bijstand plaatsvindt binnen een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing voor deze gedraging is gegeven, wordt een maatregel opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende één maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.

  • 3

    De hoogte van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 12 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1

    Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, 2e lid, van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingbedrag.

  • 2

    De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 3

    Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

  • 4

    Een maatregel van 20% van de bijstand wordt opgelegd indien belanghebbende later terugkeert van vakantie dan ingevolge artikel 13, eerste lid, onder d, van de Wwb is toegestaan.

Artikel 13 Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, 2e lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, 2e lid, een maatregel opgelegd van minimaal 20% van de bijstandsnorm gedurende één maand.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 14 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    a. Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    b. De gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2

    Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    a. Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    b. De gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de Maatregelenverordening Wet Werk en Bijstand.

Artikel 16 De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2011 onder gelijktijdige intrekking van de op 8-2-2006 vastgestelde “Maatregelenverordening Wet Werk en Bijstand”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Staphorst van 12 juli 2011

Toelichting 1