Organisatie | Moerdijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reintegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Moerdijk (INGETROKKEN) |
Citeertitel | Reintegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Moerdijk (INGETROKKEN) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Uitvoeringsbesluit Reintegratieverordening Wet werk en bijstand 2006
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-05-2006 | 01-04-2009 | nieuwe regeling | 11-05-2006 De Moerdijkse Bode 30-05-2006 | 06 8044 |
De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 11 mei 2006;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 maart 2006;
gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 8 van de Wet werk en bijstand;
vast te stellen de volgende verordening:
REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE MOERDIJK
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
leer/werkervaringsplaats: een voorziening, gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij in het bijzonder aandacht wordt gegeven aan het verwerven van structuur, sociale vaardigheden, arbeidsritme en werkervaring. Afhankelijk tot de beoordeelde afstand tot de arbeidsmarkt kan de duur van de plaatsing na drie maanden verlengd worden, indien dit noodzakelijk wordt bevonden met betrekking tot de arbeidsinschakeling op de arbeidmarkt.
Hoofdstuk 2 BELEID EN FINANCIËN
Het college biedt aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing. Het college draagt hierbij zorg voor een evenwichtige aanpak met betrekking tot leden van de doelgroep.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, zoals bedoeld in deze verordening in artikel 1, onder b tot en met d, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Jaarlijks stelt het college de omvang van het in lid 2 bedoelde aanbod vast op basis van het beschikbare budget en de samenstelling van het uitkeringsbestand. Hierbij wordt rekening gehouden met het gestelde in artikel 7 van deze verordening.
In verband met de Europese aanbestedingsregels vindt deze vaststelling uiterlijk 1 augustus van elk jaar plaats.
Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning
Uitkeringsgerechtigden, ANW-ers, Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10 WWB (waaronder jongeren), tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Deze personen vormen de doelgroep van het reïntegratiebeleid.
Geen aanspraak maakt de persoon, die geen uitkeringsgerechtigde is en die onderwijs of een beroepsopleiding volgt niet zijnde partieel leerplichtig als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Deze personen behoren dus ook niet tot de doelgroep van het reïntegratiebeleid.
Het college kan in individuele gevallen tijdelijk (gedeeltelijke) vrijstelling verlenen van sollicitatieverplichtingen:
Artikel 6 Budget- en subsidieplafonds
Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening
Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.
Artikel 8 Reïntegratietrajecten
Reïntegratietrajecten zijn primair gericht op uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid.
Voor personen die nieuw instromen in de uitkering, zij die al in het WWB bestand voorkomen en jongeren is Direct Werk een primaire voorziening;
Bij de inzet van reïntegratietrajecten wordt een zorgvuldige afweging gemaakt over de combinatie met zorgtaken.
Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activeringen zorgtraject, zoals bedoeld in artikel 1, lid V en W van deze verordening.
Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.
Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.
Artikel 14 Inkomstenvrijlating
en dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.
Hoofdstuk 4 OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 18 Subsidieduur voor bestaande dienstverbanden op grond van artikel 4 en 5 van de (voormalige) Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw)
Artikel 19 Subsidieduur voor bestaande dienstverbanden op grond van de (voormalige) Regeling In- en Doorstroombanen (I/D regeling)
Personen die vóór inwerkingtreding van deze verordening recht hadden op premies op grond van de ‘ Verordening premiebeleid en onkostenvergoedingen gemeente Moerdijk’ kunnen het recht op deze premies die hen op grond van die premieverordening is toegekend voor de afgesproken duur behouden, voor zover dit niet in strijd is te achten met de bedoeling van de WWB.
TOELICHTING OP DE REÏNTEGRATIEVERORDENING
Aanleiding voor deze verordening ligt in artikel 8 van de Wet werk en bijstand.
Artikel 8. Opdracht gemeenteraad
De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot:
het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a;
het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid;
het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 30.
In dit artikel wordt verwezen naar ondersteuning en voorzieningen volgens artikel 7 van de wet:
Het college is verantwoordelijk voor:
het ondersteunen van personen die algemene bijstand ontvangen, personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden bij arbeidsinschakeling en, indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling noodzakelijk acht, voor het bepalen en aanbieden van deze voorziening.
De definities behoeven geen nadere toelichting met uitzondering van algemeen geaccepteerde arbeid. Er mag van een persoon onder andere niet verwacht worden dat deze werk verricht dat in strijd is met de wet (criminele activiteiten), of dat werk in strijd is met zijn persoonlijke integriteit, bijvoorbeeld prostitutie, seksindustrie of defensie.
Alle voorzieningen die het college inzet zijn primair gericht op de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het wegnemen van belemmeringen daartoe.
De doelmatigheid van de voorzieningen wordt in de praktijk beoordeeld door de reïntegratieadviseur en de klantmanagers. Zij plaatsen personen uit de doelgroep op trajecten waarvan zij verwachten dat deze het meest bijdragen aan de arbeidsinschakeling.
De diversiteit in doelgroepen en in het aanbod komt tot uitdrukking in de variatie aan inkoopovereenkomsten, waaronder Direct-werk trajecten voor nieuwe aanvragers van een uitkering, trajecten voor personen die reeds een uitkering hebben of zonder uitkering werkzoekend zijn, trajecten voor jongeren en voor allochtonen, trajecten sociale activering en vrijwilligerswerk als opstap naar arbeidsinschakeling, losse producten als directe bemiddeling.
De verwijzing naar artikel 40, lid 1 WWB betreft de groep daklozen. De WWB geeft aan dat de voorzieningen ook aan deze groep kunnen worden aangeboden.
Personen uit de doelgroep hebben aanspraak op voorzieningen. Dat wil niet zeggen dat zij bepaalde voorzieningen kunnen afdwingen. B&W bepalen in overleg met de klant welke voorziening het best kan worden ingezet om de klant zo efficiënt mogelijk naar algemeen geaccepteerde arbeid te laten instromen.
Tegenover de inzet van voorzieningen staat de verplichting hiervan gebruik te maken. Dat geldt voor alle voorzieningen die aan de persoon beschikbaar worden gesteld en die zijn opgenomen in het reïntegratieplan.
Daarnaast kan het College andere verplichtingen opleggen, bedoeld in het derde lid. Een medisch onderzoek, behandeling van een verslaving of begeleiding bij schuldenproblematiek zijn hiervan voorbeelden.
Ten aanzien van het vierde lid is in het uitvoeringsbesluit aangegeven welke criteria worden gehanteerd buiten het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid en het gebruik van de aangeboden voorzieningen. Deze laatste twee verplichtingen zijn vastgelegd in artikel 9, eerste lid van de wet.
De voorwaarden waaronder een reïntegratievoorziening wordt ingetrokken, herzien en teruggevorderd zijn, wanneer aantoonbaar niet of niet in voldoende mate wordt meegewerkt aan de met cliënt overeengekomen reïntegratieactiviteiten zoals is weergegeven in zijn of haar reïntegratie plan en wederzijds goedgekeurde wijzigingen op dit plan.
De categoriale vrijstelling, zoals die onder de Abw nog mogelijk was, kan onder de WWB niet meer worden gehanteerd. Elke vorm van vrijstelling moet worden gemotiveerd op basis van persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Hetgeen genoemd staat in lid 1 t/m 4 wordt geacht te vallen onder zwaarwegende persoonlijke omstandigheden, waarop vrijstelling van toepassing is.
Het betreft hier nadrukkelijk vrijstelling van sollicitatieverplichtingen en niet van arbeidsverplichtingen. Arbeidsverplichtingen zijn ruimer en bevatten naast de sollicitatieverplichting ook verplichtingen als inschrijving bij het CWI, het volgen van een traject sociale activering of scholing.
De in lid 4 genoemde vrijstelling is gebaseerd op het kortdurend zorgverlof, zoals genoemd in de wet Zorg en Arbeid. De toekenning en registratie van kortdurend zorgverlof wordt opgenomen in de inkoopovereenkomsten met reïntegratiebedrijven.
Het instellen van subsidieplafonds dient twee doelen: a) Het voorkomt dat (posten in) de begroting worden overschreden en b) het vormt een juridische weigeringgrond voor het beschikbaar stellen van een specifieke voorziening. Als het budget voor een specifieke voorziening is uitgeput, dan kan deze voorziening niet meer worden aangeboden. In dat geval wordt zo mogelijk een andere voorziening ingezet.
De wettelijke basis voor het instellen van subsidieplafonds is geregeld in artikel 4.22 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 4.21 van de Algemene wet bestuursrecht is de aanspraak op bepaalde voorzieningen geregeld. De voorzieningen worden beschikbaar gesteld met bepaalde doeleinden. De gebruiker wordt geacht medewerking te geven aan de doeleinden van de voorzieningen. De aanspraak geldt dus onder die voorwaarde en voorzover aangenomen mag worden dat uitkeringsgerechtigde aangewezen is op deze voorziening. Waar in dit artikel sprake is van nadere bepalingen in een uitvoeringsbesluit, worden die bepalingen ook opgenomen in het uitvoeringsbesluit.
Artikel 17 van de WWB bepaalt dat personen op wie een voorziening van toepassing is verplicht zijn mee te werken aan het verstrekken van gevraagde informatie.
Dit artikel regelt onder andere de sluitende aanpak voor jongeren en nieuwe aanvragers van een uitkering. Jongeren van 15 tot 18 vallen nu ook onder de sluitende aanpak als de individuele situatie daar om vraagt. Partiele leerplicht behoeft dit niet in de weg te staan als de actie is gericht op het verkrijgen van een bij de persoon passende startkwalificatie en/of plaats op de arbeidsmarkt. Voorliggende voorzieningen dienen eerst te worden aangewend. Deze sluitende aanpak, was tot de inwerkingtreding van de WWB geregeld in de Wiw en in de afspraken onder de Agenda voor de Toekomst.
Gedeeltelijke vrijstelling als gevolg van zorgtaken vraagt om een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Zorgtaken zullen te allen tijde noodzakelijk en onvermijdbaar moeten zijn.
Artikel 9 van de wet betreft de verplichting algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden en gebruik te maken van de aangeboden voorzieningen.
In artikel 7, eerste lid van de wet wordt melding gemaakt van voorzieningen, zonder dat deze concreet worden genoemd. Dat kan ook niet, omdat gemeenten daaraan hun eigen invulling kunnen geven. In artikel 9 t/m 12 worden een aantal specifieke voorzieningen genoemd die door het College kunnen worden ingezet. In artikel 18 is geregeld dat het college ook nieuwe door de "reïntegratiemarkt ontwikkelde voorzieningen, kan inzetten.
Er wordt bewust afgezien van een detacheringconstructie waarbij de gemeente zelf als werkgever fungeert. Bij detachering door de gemeente is deze zowel opdrachtnemer als opdrachtgever. Ook arbeidsrechtelijke aspecten spelen hierin een belemmerende rol.
Voor een private detacheringconstructie is niet duidelijk of de partijen daartoe voldoende zijn toegerust. Indien later blijkt dat een private constructie voldoende zekerheid en mogelijkheden biedt, kan hierop worden ingespeeld op grond van artikel 19.
Met de loonkostensubsidie worden mogelijkheden geboden voor gesubsidieerde arbeid als vervanging van subsidie op basis van Wiw en de I/D regeling.
Gesubsidieerde arbeid kan worden ingezet als voortraject naar reguliere arbeid (opstapbaan). Deze voorziening heeft per definitie een tijdelijk karakter.
Voor sommige personen is gesubsidieerde arbeid echter het hoogst haalbare (vangnetbaan). Ondanks dat mag wettelijk geen structurele gesubsidieerde arbeid als voorziening worden aangeboden, zoals blijkt uit de toelichting op artikel 9 van de wet. Daarnaast bepaalt de Flexwet, dat aansluitend op een tijdelijke arbeidsovereenkomst van maximaal 36 maanden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet worden aangeboden. Daarmee wordt een grens gesteld aan de inzetbaarheid van een vangnetbaan.
Regels voor de subsidiëring zijn opgenomen in het uitvoeringsbesluit.
Uitkeringsgerechtigden mogen naast hun uitkering bescheiden inkomsten ontvangen, zoals dat ook onder de Abw het geval was. Artikel 15 regelt de criteria waaronder dat is toegestaan. Deze regeling is in de verordening zelf opgenomen en niet in het uitvoeringsbesluit, omdat de genoemde criteria langdurig toepasbaar zijn. Bij de WWB worden de inkomsten netto gekort, bij de IOAW/Z bruto. Dit verklaart het verschil tussen de bedragen.
Deze premieregeling vervangt de premieregeling zoals die onder de Abw van toepassing was. De in dit artikel genoemde premies zijn beloningen, uitsluitend bestemd voor uitkeringsgerechtigde werkzoekenden.
Deze premieregeling breekt voor nieuwe werknemers met het verlenen van premies voor het verrichten van vrijwilligerswerk of het deelnemen aan scholing. (Personen die al een premie ontvangen blijven deze ontvangen. Artikel 22 biedt daarvoor de mogelijkheid).
De in dit artikel genoemde voorzieningen zijn noodzakelijk om een persoon in staat te stellen werk te aanvaarden.
Het betreft vergoedingen voor kosten die niet als inkomen worden aangemerkt en die over het algemeen in elke CAO als zodanig zijn opgenomen.
Met dit artikel wordt de mogelijkheid opengehouden om in de toekomst voorzieningen in te zetten die nu nog niet bekend of ontwikkeld zijn. Dit artikel is vergelijkbaar experimenteerartikel 144 uit de Abw.
Met de invoering van de WWB vervallen alle landelijke regelingen voor gesubsidieerde arbeid. Het is beleidsmatig en arbeidsrechtelijk niet wenselijk en mogelijk om arbeidsovereenkomsten op gesubsidieerde arbeid af te breken als gevolg van het wegvallen van landelijke regelgeving. Vooral omdat het kwetsbare mensen betreft die al geruime tijd gesubsidieerd, vaak maatschappelijk nuttig werk verrichten.
Deze artikelen betreffen regelingen voor personen die bij de inwerkingtreding van de WWB reeds een gesubsidieerde arbeidsovereenkomst hadden als gevolg van de Wiw of de I/D regeling of personen die een premie ontvingen op grond van premieverordening. Budgettaire redenen kunnen voldoende grond zijn voor het beëindigen van de subsidie voor I/D en WIW banen. Als individuen en I/D en WIW werkgevers verwijtbaar niet meewerken aan de terugkeer naar de arbeidsmarkt is dit voldoende reden om de subsidie voor die specifieke I/D banen te beëindigen dan wel v.w.b. de WIW dienstverbanden dit dienstverband te beëindigen. Verwijtbaar handelen is bijvoorbeeld als de werkgever niet of onvoldoende mee werkt om de werknemer in staat te stellen om te groeien in het werk en de kansen in –en buiten de betreffende organisatie te benutten. Voor de werknemer is er van verwijtbaar handelen sprake als niet of onvoldoende wordt mee gewerkt aan sollicitatie activiteiten en men aanbiedingen van andere werkgevers voor een reguliere baan afwijst en/of men zich zodanig opstelt dat men wordt afgewezen.
Artikel 20 regelt een afbouw van de subsidie van maximaal 120% naar 100%. Het derde lid van artikel 20 voorziet er in dat na de afbouwperiode (tot 1-1-2007) voor personen met een gesubsidieerde baan nog 3 jaar een gesubsidieerde baan beschikbaar is. Ook hier geldt de Flexwet (zie ook toelichting artikel 13), waarin is bepaald dat, aansluitend op een tijdelijke arbeidsovereenkomst van maximaal 36 maanden, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet worden aangeboden. De periode van afbouw, gevolgd door toepassing van de Flexwet, maakt het tot 2010 mogelijk voor dezelfde persoon aansluitende arbeidsovereenkomsten voor gesubsidieerde arbeid aan te gaan.
Met de invoering van de WWB is de Raad volledig verantwoordelijk voor de betrokken budgetten
Dit artikel betreft handelingsvrijheid voor het college om in bepaalde gevallen af te wijken van de bepalingen in deze verordening
Deze verordening treedt 1 dag na publicatie van het raadsbesluit in werking
Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Moerdijk”