Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maastricht

Beleidsregels structurele subsidies voor instellingen voor professionele kunst en cultureel erfgoed

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaastricht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels structurele subsidies voor instellingen voor professionele kunst en cultureel erfgoed
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van inwerkingtreding is bij benadering ingevuld

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening, artikel 2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-200301-01-2017nieuwe regeling

14-10-2003

Gemeenteblad 2003, C. no. 44

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels structurele subsidies voor instellingen voor professionele kunst en cultureel erfgoed

 

 

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN MAASTRICHT,

Gelet op artikel 2, vierde lid onder a en b, alsmede artikel 3, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende “Beleidsregels structurele subsidies voor instellingen voor professionele kunst en cultureel erfgoed”:

1. B egrippen

 

Professionele kunst:

podiumkunsten, beeldende kunst en vormgeving, audiovisuele kunst en literatuur, uitgevoerd of beoefend door personen, die over professionele vaardigheden beschikken op basis van een afgeronde studie aan een in de Europese Unie erkende kunstvakopleiding, dan wel volgens Burgemeester en Wethouders aantoonbaar deze vaardigheden anderszins hebben verworven.

 

cultuurplaninstelling:

een in Maastricht gevestigde instelling, die is opgenomen in het per vier jaar vast te stellen Cultuurplan van het rijk.

 

commerciële instelling:

een instelling die zakelijke handelingen verricht met het doel daaruit winst te genereren.

 

culturele infrastructuur:

de in Maastricht gevestigde en werkzame instellingen op het gebied van professionele en amateur-kunsten, kunstvakopleidingsinstituten, media en het cultureel erfgoed.

 

cultureel evenement:

een activiteit op het gebied van professionele kunst, die naar verwachting een groot aantal bezoekers zal aantrekken (enkele duizenden) en die voor de stad een belangrijk promotioneel effect als kunstenstad heeft, alsmede belangrijke economische effecten (werkgelegenheid, secundaire bestedingen, verblijf) met zich meebrengt.

 

2. Doel van de beleidsregel

 

In deze beleidsregel wordt aangegeven op basis van welke voorwaarden en criteria wordt beoordeeld welke instellingen in aanmerking kunnen komen voor structurele subsidie van de gemeente Maastricht, aan welke vereisten moet worden voldaan in de periode van vier jaar waarover een subsidie wordt verleend en hoe monitoring plaatsvindt.

 

3. Grondslag

 

Het algemene cultuurbeleid is neergelegd in de op 18 december 2001 door de Raad van de gemeente Maastricht vastgestelde Cultuurvisie 2010 en de Cultuurprogramma’s 2002 – 2004. Het cultuurbeleid kan periodiek worden bijgesteld. De bijstellingen worden verwerkt in de cultuurprogramma’s en in de beleidsregels.

Deze beleidsregel is een uitwerking van onze bevoegdheid om subsidie te verstrekken op het gebied van kunst en cultuur zoals verankerd in artikel 2, vierde lid, onder a en b van de Algemene Subsidieverordening, vastgesteld door de raad der gemeente Maastricht op 20 april 1999, en zoals nadien gewijzigd.

 

4. Doel van de subsidiëring

Met het verstrekken van een subsidie in het kader van deze beleidsregel wordt beoogd:

 

4.1 het versterken van het productieklimaat

 

Maastricht zal de functies productie, distributie en afname blijven versterken. Concreet moet dit leiden tot een versterking van het productieklimaat; een innovatief distributie- en presentatiebeleid; een vergroting van het cultuurbereik.

 

4.2 het realiseren van de ‘Culturele Biografie’

 

Er kan meer samenhang worden aangebracht binnen het rijke Maastrichtse culturele erfgoed. ‘Ontmusealisering’, ‘ontzuiling’ en de vorming van een effectieve en vernieuwing bevorderende infrastructuur zullen de belangrijkste instrumenten zijn om de ‘culturele biografie’ van Maastricht aan de inwoners en de bezoekers van Maastricht op een bereikbare, bevattelijke, laagdrempelige en aansprekende manier te ‘vertellen’. De culturele biografie zal richtinggevend zijn voor de collectievorming en is tevens de inhoudelijke basis voor samenwerking tussen de cultureel erfgoedinstellingen en musea.

 

4.3 het bevorderen van onorthodoxe allianties en radicale flexibiliteit

 

Kunst en cultuur moeten zich op afzienbare termijn sterker op de veranderende markt positioneren. Onorthodoxe allianties en radicale flexibiliteit zijn een noodzakelijk ijkpunt hierbij.

 

4.4 het wederzijds verankeren van amateur-professioneel

 

Als versterking van de marktpositie van deze disciplines en ter versterking van de culturele dynamiek zullen de amateur-kunsten en de professionele kunsten wederzijds sterker verankerd worden.

 

4.5 het bevorderen van kwalitatief hoogwaardige culturele evenementen

 

Met het verstrekken van een structureel subsidie aan culturele evenementen beoogt de gemeente Maastricht een zo compleet mogelijk palet van kwalitatief hoogwaardige culturele evenementen te verankeren in de stad. Daarnaast wil de gemeente Maastricht stadspromotionele effecten bereiken; de promotie van Maastricht als kunstenstad en het genereren van gunstige economische effecten. Tenslotte wil de Gemeente Maastricht via het aantrekken van innovatieve culturele evenementen bijdragen aan de vernieuwing van het culturele weefsel en aan een zo groot mogelijk bereik bij de eigen inwoners van de stad.

 

5.Subsidieperiode 2003 en 2004: overgangsperiode

 

In deze overgangsperiode worden uitsluitend subsidies verstrekt aan instellingen voor professionele kunst en cultureel erfgoed die ook in het verleden een meerjaarlijks subsidie ontvingen voor de kosten van huisvesting en – bij hoge uitzondering – voor een deel van de overige exploitatiekosten. Uitbetaling van deze subsidies wordt gedaan op basis van reeds verleende beschikkingen.

 

6. Subsidieperiode 2005 tot en met 2008 en latere perioden van telkens vier jaar

 

6.1 Subsidie

 

Burgemeester en wethouders kunnen aan een instelling subsidie verstrekken ten behoeve van de financiering van huisvestingskosten en – bij hoge uitzondering – voor een deel van de overige exploitatielasten.

6.Voor een terugkerend cultureel evenement kunnen burgemeester en wethouders aan een instelling een evenementensubsidie verstrekken.

 

6.2 Voorwaarden

 

Een instelling komt slechts in aanmerking voor subsidiëring indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de instelling voert activiteiten uit in een of meer disciplines in het totale veld der professionele kunsten en cultureel erfgoed;

  • b.

    de instelling is gevestigd in Maastricht, of wil zich met ingang van de subsidieperiode waarvoor subsidie wordt gevraagd in Maastricht vestigen;

  • c.

    de instelling is een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;

  • d.

    de instelling is geen commerciële instelling;

  • e.

    de instelling toont op basis van een vierjarig beleids- of ondernemingsplan aan dat zij over voldoende (artistieke) kwaliteit, professionele organisatiekracht, uitstraling en bereik, continuïteit en gemeentelijk belang beschikt;

     

Instellingen aan wie de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OC&W) een rijkssubsidie voor de periode 2001-2004 en voor de periode 2005-2008 heeft verleend, op basis van een positief artistiek-inhoudelijk oordeel en advies van de Raad voor Cultuur, worden geacht te voldoen aan voorwaarde e.

 

cultureel erfgoed:

 

Voor instellingen voor cultureel erfgoed geldt tevens:

  • f.

    de instelling levert òf een inhoudelijk en historisch relevante bijdrage aan het ‘in beeld’ brengen en/of verwoorden van de ‘Culturele Biografie’ van Maastricht, waardoor bij de inwoners en bezoekers van Maastricht e.o. interesse wordt gewekt voor het cultureel erfgoed en de gevoeligheid daarvoor bij dezen wordt bevorderd; dan wel de instelling levert een actieve bijdrage aan de overdracht van het cultureel erfgoed door middel van ‘Mestreechter-toal-activiteiten’; en

  • g.

    de instelling realiseert de bijdrage aan de ‘Culturele biografie’ dan wel de bijdrage aan de overdracht van het cultureel erfgoed door middel van ‘Mestreechter-toal-activiteiten’ op een voor een breed publiek bereikbare, bevattelijke, laagdrempelige en aansprekende manier.

     

cultureel evenement:

 

Voorwaarde b geldt niet voor de instelling die een evenementensubsidie vraagt.

Een instelling die voldoet aan bovengenoemde voorwaarden komt daarnaast slechts in aanmerking voor een evenementensubsidie indien het culturele evenement een kwalitatief wezenlijke bijdrage aan en/of aanvulling is op het aanbod van de stedelijke culturele voorzieningen en de distributie van dat aanbod.

 

6.3 Overige criteria: aansluiting op gemeentelijk beleid

 

Of een instelling die voldoet aan de voorwaarden genoemd in 6.2 voor subsidie in aanmerking komt, wordt vervolgens bepaald door de vraag of, en zo ja in welke mate, de activiteiten van de instelling en de wijze waarop deze worden uitgevoerd, aansluiten bij een of meer doelstellingen van de subsidie zoals onder 4 vermeld. Deze doelstellingen hebben wij vertaald in concrete subsidiecriteria als volgt:

 

Voor de doelstelling het versterken van het productieklimaat:

  • 1.

    de instelling draagt bij aan de bevordering van creatieve en artistieke processen en ontwikkeling van in Maastricht gevestigde en werkzame groepen, ensembles individuele professionele kunstenaars of auteurs;

  • 2.

    de instelling levert een bijdrage aan de verdieping, verankering en/of uitbreiding van de bestaande culturele infrastructuur, waardoor een completere of sterkere infrastructuur ontstaat;

     

Voor de doelstelling het bevorderen van onorthodoxe allianties en radicale flexibiliteit:

 

  • 3.

    De instelling streeft vormen van samenwerking na of realiseert deze met, soms niet direct voor de hand liggende instellingen, initiatieven, activiteiten, personen, disciplines, nationaliteiten etc., dan wel geeft blijk van een grote mate van flexibiliteit in de wijze waarop haar activiteiten in samenwerking met anderen gestalte krijgt;

  • 4.

    er is sprake van het ontwikkelen of toepassen van nieuwe strategieën om de afstand tot het publiek te verkleinen;

  • 5.

    er is sprake van het gebruik maken van impulsen van allerlei aard gericht op vernieuwing, verdieping en of kwalitatieve versterking ter versterking van de ‘marktpositie’;

  • 6.

    er wordt op een vernieuwende wijze meervoudig gebruik gemaakt van accommodatie.

     

Voor de doelstelling het wederzijds verankeren van amateur-professioneel:

 

  • 7.

    de instelling levert een bijdrage aan de wederzijdse waardering van amateurs en professionals en leidt zo mogelijk tot kunstproductinnovatie en grotere actieve en passieve participatie bij amateurs;

  • 8.

    de instelling bevordert de cultuurparticipatie vooral bij jongeren;

     

Criteria cultureel erfgoed

 

Voor instellingen op het gebied van het cultureel erfgoed gelden bovenstaande criteria met uitzondering van de criteria 1 (versterking van het productieklimaat) en 7 (het wederzijds verankeren amateur-professioneel). Daarnaast geldt als aanvullende criterium:

 

9.de instelling draagt in het bijzonder bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de door het college vast te stellen nota ‘Culturele Biografie van Maastricht’.

 

Overige criteria culturele evenementen

 

Criteria 1 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing op subsidieaanvragen voor een cultureel evenement.

 

Instellingen met een rijkssubsidie

 

Het hiervoor bepaalde onder 6.3 geldt niet voor instellingen aan wie de Minister van OC&W, op basis van een positief artistiek-inhoudelijk oordeel en advies van de Raad voor Cultuur, een rijkssubsidie voor de periode 2001-2004 en voor de periode 2005-2008 heeft verleend, tenzij het een instelling op het terrein van cultureel erfgoed betreft.

 

6.4 Subsidieplafond

 

Zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van deze beleidsregel stellen wij een voorlopig subsidieplafond vast en maken dit openbaar bekend. Dit subsidieplafond is het totale budget dat voor het eerste jaar van de vierjarige subsidieperiode beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie op basis van deze beleidsregel.

Als definitief subsidieplafond ‘structurele subsidies professionele kunst en cultureel erfgoed’ merken wij aan het totale beschikbare subsidiebedrag dat de gemeenteraad voor het eerste jaar van de vierjarige subsidieperiode vaststelt.

Nadat de raad dit bedrag bij de behandeling van de begroting heeft vastgesteld, maken wij het definitieve subsidieplafond openbaar bekend. De bekendmaking geschiedt in ieder geval vóór aanvang van het eerste jaar van de vierjarige subsidieperiode.

 

6.5 Verdeling van het totale subsidiebudget; hoogte van het subsidiebedrag

 

Het totale beschikbare subsidiebudget wordt als volgt verdeeld.

 

A. Instellingen die een rijkssubsidie ontvangen

 

Wij verlenen allereerst subsidie conform het bepaalde onder 6.1 aan instellingen aan wie de Minister van OC&W een rijkssubsidie voor de periode 2001-2004 en voor de periode 2005-2008 heeft verleend op basis van een positief artistiek-inhoudelijk oordeel en advies van de Raad voor Cultuur.

 

Dit bepaalde geldt niet voor een instelling op het terrein van cultureel erfgoed, aan wie de Minister van OC&W een rijkssubsidie heeft verleend, op basis van een positief artistiek-inhoudelijk oordeel en advies van de Raad voor Cultuur. Deze instelling dient immers te voldoen aan de voorwaarden als genoemd onder 6.2 f. en g.. De aanvraag van deze instelling wordt derhalve meegenomen en meegewogen bij de overige aanvragen zoals hierna onder B bepaald.

 

Bij de verlening van subsidie voor de periode 2005-2008 handhaven wij in beginsel het jaarlijks subsidiebedrag zoals verleend voor het subsidiejaar 2004. Hiervan kan worden afgeweken indien:

  • -

    bezuinigingen, zoals aangegeven door de gemeenteraad in zijn jaarlijks vast te stellen gemeentebegroting in de periode 2005-2008, het ongewijzigd handhaven van de subsidie onmogelijk maken; of

  • -

    de rijksoverheid haar subsidie aan de instelling in deze periode verlaagt of beëindigt.

     

B. Overige aanvragen

 

Het daarna overgebleven beschikbare subsidiebudget (restbudget) wordt verdeeld door alle overige aanvragen onderling te vergelijken en een integrale beslissing op die aanvragen te nemen.

Dat betekent dat wij voorzien in een gelijktijdige beslissing op deze overige aanvragen met betrekking tot soortgelijke activiteiten op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van deze subsidieregeling. Concreet betekent dit dat de hoogte van de subsidie wordt bepaald door:

  • -

    het gevraagde bedrag in de aanvraag van de instelling;

  • -

    de mate waarin de activiteiten van de instelling bijdragen aan een of meer doelstellingen van de subsidie (zoals verwoord onder 4) en daarmee voldoen aan de vertaalde criteria zoals vermeld onder 6.3;

  • -

    de hoogte van het restbudget;

  • -

    de subsidieverzoeken van de andere instellingen.

Bij de bepaling van de hoogte van de subsidie wordt rekening gehouden met de hoogte van eventuele subsidies van het rijk of de provincie die uit andere hoofde zijn aangevraagd door dan wel zijn verstrekt aan de instelling.

 

6.6 Procedure

 

Subsidieaanvraag

 

Subsidie kan eenmaal per vier jaren worden aangevraagd door instellingen. Aanvragen worden ingediend door middel van een door de gemeente opgesteld aanvraagformulier. Instellingen die voor de planperiode 2001-2004 een rijkssubsidie hebben ontvangen en die voor de periode 2005-2008 opnieuw subsidie bij de rijksoverheid aanvragen, kunnen voor de indiening van de aanvraag voor een gemeentelijk subsidie het formulier gebruiken zoals voorgeschreven door de Minister van OC &W.

Niet volledig ingevulde aanvraagformulieren worden geretourneerd. Aanvragen voor de periode 2005 – 2008 dienen vóór 1 december 2003 te zijn ingediend. Uitsluitend aanvragen welke op deze datum volledig zijn ingevuld, worden verder in behandeling genomen. Voor het vaststellen van de inleverdatum geldt de datum van de poststempel.

 

Adviescommissie

Voor de beoordeling van de ingediende subsidieaanvragen stellen wij een adviescommissie in. Deze commissie beoordeelt of de aanvragen voldoen aan de hiervoor genoemde voorwaarden onder 6.2 en beoordeelt vervolgens of, en zo ja in welke mate, de activiteiten en de wijze waarop deze worden uitgevoerd voldoen aan een of meer subsidiecriteria onder 6.3 vermeld.

 

Per aanvraag legt de commissie dit oordeel schriftelijk vast. Tevens doet de commissie bij iedere aanvraag een voorstel over de hoogte van het te verlenen subsidiebedrag, zodanig dat de voorgestelde subsidiebedragen samen het voorlopige subsidieplafond voor professionele kunst en cultureel erfgoed niet overschrijden. Bij deze verdeling wordt rekening gehouden met hetgeen in deze beleidsregel onder 6.5 is bepaald over die verdeling en over de hoogte van het subsidiebedrag. Het uitgebrachte advies behelst dus een integrale beoordeling en afweging van alle ingediende aanvragen, conform het bepaalde onder 6.5.

 

De commissie kan voorts een deugdelijk gemotiveerd voorstel doen over de ophoging van het voorlopig subsidieplafond. Bij dat voorstel geeft de commissie tevens aan hoe dat extra bedrag over de ingediende aanvragen wordt verdeeld.

 

De commissie brengt haar advies en haar eventueel voorstel over de ophoging van het subsidieplafond zo spoedig mogelijk aan ons uit, in ieder geval zodanig tijdig dat het advies en eventueel voorstel kan worden meegenomen in de besluitvorming over de voorjaarsnota van het eerste jaar van de vierjarige subsidieperiode.

 

Zonodig brengt de commissie op ons verzoek een aanvullend advies uit wanneer daartoe aanleiding bestaat, bijv. als gevolg van ontwikkelingen in het rijks- en/of provinciaal cultuurbeleid in de loop van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode, of wanneer nader verkregen gegevens of feiten omtrent de aanvragen bekend worden.

 

Verdere besluitvorming

 

Wanneer de commissie bij haar (aanvullend) advies een voorstel doet tot ophoging van het subsidieplafond, zullen wij, wanneer wij het advies en voorstel daarin volgen, een voorstel aan de gemeenteraad doen tot ophoging van het totale beschikbare subsidiebudget ‘structurele subsidies professionele kunst en cultureel erfgoed’.

 

Na vaststelling van de gemeentebegroting van het eerste jaar van de vierjarige subsidieperiode, en na bekendmaking van het definitieve subsidieplafond, nemen wij zo spoedig mogelijk een beslissing op de aanvragen om subsidie.

 

De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend. Voor deze omschrijving wordt verwezen naar het beleids- of ondernemersplan van de instelling

 

In de beschikking tot subsidieverlening wordt voorts opgenomen:

  • -

    dat de subsidie voor vier jaar wordt verleend;

  • -

    dat de subsidie voor het tweede, derde en vierde jaar van de subsidieperiode wordt verleend onder de voorwaarde dat de gemeenteraad voldoende gelden ter beschikking stelt (begrotingsvoorwaarde, art. 4:34 Awb);

  • -

    de mededeling dat de gemeente jaarlijks de subsidie ambtshalve zal vaststellen voor het desbetreffende gedeelte van de subsidieperiode, en dat deze vaststelling zal plaatsvinden op basis van een rapportage als bedoeld onder 7;

  • -

    de verplichting om mee te werken aan de totstandkoming van schriftelijke afspraken over de monitoringsindicatoren als bedoeld in 7. voor de subsidieperiode van vier jaar;

  • -

    de verplichting tot het indienen van voortgangsrapportages als bedoeld in 7, en de tijdstippen waarop de rapportages moeten worden ingediend.

     

7. Monitoring, verantwoording en evaluatie

 

De monitoring geschiedt aan de hand van door ons voorgeschreven en ingerichte schriftelijke voortgangsrapportages. De frequentie hiervan wordt medegedeeld in de beschikking tot subsidieverlening. In elke voortgangsrapportage wordt eenduidig inhoudelijk en financieel verslag gedaan van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit en van de geleverde artistieke prestaties. Dit wordt onder meer gedaan voor wat betreft de bereikte output aan hand van de overeengekomen monitoringsindicatoren. Deze betreffen ook de mogelijke maatschappelijke effecten en appreciatie en/of de waardering door c.q. tevredenheid van klant(en).

In elke voortgangsrapportage wordt zonodig duidelijk verslag gedaan over hoe bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit rekening gehouden is met de door ons gestelde nadere inhoudelijke en formele verplichtingen.

 

8. Inwerkingtreding

 

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.