Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maastricht

Regeling adviescommissies cultuursubsidies

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaastricht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling adviescommissies cultuursubsidies
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 84

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-04-200301-11-2013nieuwe regeling

01-04-2003

Gemeenteblad 2003, C. no. 13

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling adviescommissies cultuursubsidies

 

 

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN MAASTRICHT,

Overwegende,

  • -

    dat burgemeester en wethouders op basis van de Algemene subsidieverordening, vastgesteld door de gemeenteraad op 20 april 1999 en gewijzigd bij besluiten van 13 november 2001 en 17 september 2002, bevoegd zijn om subsidies te verstrekken op het terrein van kunst en cultuur,

  • -

    dat burgemeester en wethouders voor de verstrekking van die subsidies in hun vergadering van 23 juli 2002 een viertal Beleidsregels hebben vastgesteld, te weten:

    • ·

      Beleidsregels structurele subsidies voor instellingen voor professionele kunst en cultureel erfgoed;

    • ·

      Beleidsregels projectsubsidies professionele kunst en cultureel erfgoed;

    • ·

      Beleidsregels projectsubsidies beeldende kunst en vormgeving;

    • ·

      Beleidsregels projectsubsidies actieplan cultuurbereik;

  • -

    dat in deze Beleidsregels is bepaald dat burgemeester en wethouders commissies instellen voor de advisering over subsidieaanvragen aan hen;

  • -

    dat burgemeester en wethouders krachtens artikel 84 Gemeentewet bevoegd zijn dergelijke commissies in te stellen;

  • -

    dat het daarbij wenselijk is tevens een regeling te treffen voor de samenstelling, benoeming, taak en werkwijze van die commissies;

Gelet op artikel 84 van de Gemeentewet,

BESLUITEN:

Vast te stellen de “Regeling adviescommissies cultuursubsidies”:

Hoofdstuk 1 Adviescommissies voor projectsubsidies cultuur

Artikel 1.1 Begrippen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    professionele kunst: podiumkunsten, audiovisuele kunst en literatuur, uitgevoerd of beoefend door personen, die over professionele vaardigheden beschikken op basis van een afgeronde studie aan een in de Europese Unie erkende kunstvakopleiding, dan wel deze vaardigheden volgens Burgemeester en Wethouders aantoonbaar anderszins hebben verworven;

  • b.

    beeldende kunsten en vormgeving: beeldhouwkunst, schilderkunst, glaskunst, keramiek, fotografie, grafische vormgeving, edelsmeedkunst, textielkunst, mengvormen van de genoemde disciplines en vormen met toepassing van moderne technologieën;

  • c.

    een commissie: een van de commissies als bedoeld in artikel 1.2;

  • d.

    een subsidiejaar: het jaar waarvoor subsidie beschikbaar is gesteld.

Artikel 1.2 Adviescommissies

Voor de advisering over subsidieaanvragen in het kader van de “Beleidsregels projectsubsidies professionele kunst en cultureel erfgoed” zijn er twee commissies, genaamd:

  • -

    de Adviescommissie projectsubsidies professionele kunst; en

  • -

    de Adviescommissie projectsubsidies cultureel erfgoed.

Voor de advisering over subsidieaanvragen in het kader van de “Beleidsregels beeldende kunst en vormgeving” is er een commissie, genaamd:

-de Adviescommissie beeldende kunsten en vormgeving.

Voor de advisering over subsidieaanvragen in het kader van de “Beleidsregels projectsubsidies actieplan cultuurbereik”:

  • -

    is er voor het onderdeel ‘cultuurbereik’ een commissie genaamd de Adviescommissie projectsubsidies professionele kunst;

  • -

    wordt voor het onderdeel ‘cultuur en school’ gebruik gemaakt van een commissie genaamd de Adviescommissie Cultuureducatie, zoals deze functioneert onder het Educatief Beraad (ingesteld bij raadsbesluit van 17 februari 1998: Verordening overleg Educatief Beraad).

Artikel 1.3 Samenstelling en benoeming

  • 1.

    Een commissie bestaat uit tenminste drie en ten hoogste vijf leden. Bestaat de commissie uit vier of vijf leden, dan benoemen burgemeester en wethouders een van deze leden tot voorzitter.

  • 2.

    De leden worden door het college voor een termijn ten hoogste twee jaar benoemd. Zij kunnen eenmaal voor een aaneensluitende periode van twee jaar worden herbenoemd.

  • 3.

    De leden hebben op persoonlijke titel zitting in een commissie. Zij zijn onafhankelijk van de instellingen, organisaties en andere aanvragers van wie zij verzoeken om projectsubsidies beoordelen.

  • 4.

    De leden van een commissie zijn deskundig op een of meer terreinen van advisering van die commissie. Bij de samenstelling van de commissie wordt ernaar gestreefd dat de gezamenlijke deskundigheid van de leden zoveel mogelijk het gehele adviesterrein bestrijkt en daarbinnen zo evenwichtig mogelijk verdeeld is.

  • 5.

    Een commissie kan zich ad-hoc laten bijstaan door externe deskundigen, indien naar het oordeel van de commissie de beoordeling van bepaalde subsidieaanvragen een specifieke deskundigheid vergt die niet of niet voldoende bij de leden van die commissie aanwezig is.

  • 6.

    Een commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris van Afdeling Kunst en Cultuur van de Dienst Onderwijs, Cultuur, Welzijn en Sport. De ambtelijk secretaris heeft geen stemrecht bij de beoordeling van en advisering over subsidieaanvragen.

  • 7.

    De leden kunnen te allen tijde een ontslag op eigen verzoek indienen.

  • 8.

    De leden 1 tot en met 7 van dit artikel zijn niet van toepassing op de Adviescommissie Cultuureducatie.

Artikel 1.4 Algemene taak

  • 1.

    Een commissie heeft tot taak de subsidieaanvragen op haar terrein te beoordelen en burgemeester en wethouders daarover te adviseren, zoals omschreven in de betreffende Beleidsregels, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 23 juli 2002, en zoals nadien gewijzigd.

  • 2.

    Een commissie beoordeelt - mede op basis van een ambtelijke preadvies - of de subsidieaanvragen voldoen aan de “voorwaarden” en beoordeelt vervolgens of, en zo ja in welke mate, de activiteiten en de wijze waarop deze worden uitgevoerd voldoen aan een of meer “overige criteria” (5.2 en 5.3 Beleidsregels).

  • 3.

    Per aanvraag legt een commissie dit oordeel schriftelijk vast. Tevens doet die commissie bij iedere aanvraag een voorstel over de hoogte van het te verlenen subsidiebedrag, zodanig dat de voorgestelde subsidiebedragen samen het desbetreffende subsidieplafond niet overschrijden. Bij die verdeling wordt rekening gehouden met hetgeen in de Beleidsregels onder 5.5 is bepaald over de hoogte van het subsidiebedrag. Het uitgebrachte advies behelst aldus een integrale beoordeling en afweging van alle ingediende aanvragen op het betreffende gebied.

  • 4.

    Een commissie zendt haar advies aan burgemeester en wethouders

  • -

    ingeval de verstrekking van subsidies in enig subsidiejaar niet verdeeld is in tranches: uiterlijk vóór 15 december voorafgaand aan dat jaar;

  • -

    ingeval de verstrekking van subsidies in enige subsidiejaar verdeeld is in een 1e tranche (januari tot en met juni) en een 2e tranche (juli tot en met december): uiterlijk 15 december respectievelijk 15 juni daaraan voorafgaand.

     

    Artikel 1.5 Werkwijze

    • 1.

      Een commissie vergadert zo vaak als dat voor de beoordeling van en advisering over de ingediende subsidieaanvragen nodig is.

    • 2.

      De leden beraadslagen gezamenlijk over de vaststelling van het advies aan burgemeester en wethouders. Het advies wordt vastgesteld bij meerderheid van stemmen, waarbij geldt dat daar tenminste drie leden bij betrokken zijn, en dat ieder lid één stem heeft. Het advies wordt door de betrokken leden ondertekend. Ingeval de commissie uit vier leden bestaat en de stemmen staken, beslist de voorzitter.

    • 3.

      Een commissie regelt zelf haar vergaderorde.

    • 4.

      De vergaderingen van een commissie zijn niet openbaar. De vergaderstukken en het advies van een commissie zijn niet openbaar totdat de beslissingen op de subsidieaanvragen door burgemeester en wethouders aan de aanvragers zijn verzonden.

       

    Artikel 1.6 Vergoeding

    De leden van een commissie ontvangen een vergoeding voor:

    • 1.

      het bijwonen (inclusief het voorbereiden) van de vergaderingen van de commissie;

    • 2.

      de gemaakte reiskosten in verband met het bijwonen van vergaderingen van de commissie, op basis van de kosten voor openbaar vervoer.

    Burgemeester en wethouders stellen telkens voor een periode van twee jaar de vergoeding per vergadering vast.

Artikel 1.7 Specifieke taken Adviescommissie beeldende kunsten en vormgeving

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder: commissie: de Adviescommissie beeldende kunsten en vormgeving.

  • 2.

    Naast haar algemene taak heeft de commissie een adviserende taak in het kader van het door ons vastgestelde “Protocol Kunst in de Openbare Ruimte” (Protocol KIOR, collegevergadering van 17 april 2001); Conform dit protocol worden adviesaanvragen ingediend:

  • -

    in het kader van door ons aangewezen stedelijke projecten: o.a. over de vraag welke vormen van beeldende kunst binnen (de verschillende onderdelen van) het project gerealiseerd kunnen worden en over het selecteren en aanwijzen van beeldende kunstenaars;

  • -

    over initiatieven, voorstellen en schenkingen van derden voor het plaatsen en realiseren van kunstobjecten in de openbare ruimte, al dan niet in combinatie met door ons aangewezen stedelijke projecten;

  • 3.

    In haar advies spreekt de commissie haar oordeel uit over de artistiek inhoudelijke kwaliteit van de projecten, initiatieven, aanbiedingen of schenkingen;

  • 4.

    Ingeval de commissie beraadslaagt en adviseert in het kader van het Protocol KIOR, wordt aan de commissie toegevoegd een lid van de Welstands- en Monumentencommissie dat affiniteit heeft met beeldende kunst in de openbare ruimte. Omgekeerd wordt de commissie vertegenwoordigd door een lid in de vergadering van de Welstands- en Momumentencommissie, indien in deze vergadering projecten, voorstellen etc. over beeldende kunst in de openbare ruimte aan de orde zijn en nadat de commissie haar advies daarover heeft uitgebracht.

  • 5.

    Ingeval de commissie beraadslaagt en adviseert in het kader van het Protocol KIOR is artikel 1.5 en 1.6 eveneens van toepassing.

Hoofdstuk 2 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 2.1 Extra benoemingstermijn

In afwijking van artikel 1.3, tweede lid, wordt één lid van de commissie voor de eerste maal benoemt voor een periode van 3 jaar, teneinde de continuïteit van het functioneren van de commissie te waarborgen.

Artikel 2.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2003.