Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening tegemoetkoming kosten binnengemeentelijke bedrijfsverplaatsing |
Citeertitel | Verordening tegemoetkoming kosten binnengemeentelijke bedrijfsverplaatsing |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Verordening tegemoetkoming kosten binnengemeentelijke bedrijfsverplaatsing.pdf |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-07-2011 | 22-06-2017 | nieuwe regeling | 28-06-2011 Huis aan Huis, 12-07-2011 | Onbekend. |
De raad van de gemeente Oldebroek;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 april 2011;
dat de gemeente Oldebroek een gemeente is met veel bedrijvigheid binnen haar grenzen waarbij de functies ´wonen´ en ´werken´ vaak in elkaars nabijheid te vinden zijn;
dat de functies ´wonen´ en ´werken´ niet altijd harmonieus samengaan omdat de woonomgeving schade, overlast of gevaar ondervindt van de aanwezigheid van een bedrijf en/of omdat een bedrijf geen groeimogelijkheden heeft op de bestaande locatie vanwege beperkingen vanuit de (woon)omgeving;
dat er situaties kunnen ontstaan waarin verplaatsing van een bedrijf, gelet op het maatschappelijk belang, wenselijk wordt geacht;
dat het voorliggend wettelijk kader, zoals de Wet ruimtelijke ordening, de Wet voorkeursrecht gemeenten en de Onteigeningswet, hiervoor echter niet altijd adequate oplossingen biedt en het instrument van de (milieu)vergunning (soms) ook niet voldoende houvast biedt om de overlast tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Daarbij wordt gedoeld op situaties waarin bedrijven wel aan de voorschriften van de vergunning voldoen, maar naar het oordeel van omwonenden toch nog overlast bezorgen;
dat het wenselijk is in dergelijke situaties over andere instrumenten te beschikken om een bedrijf te stimuleren zich (vrijwillig) te verplaatsen naar een andere, geschikte locatie binnen de gemeente;
dat een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten een effectief en efficiënt instrument kan zijn om het gewenste resultaat te bereiken en werkgelegenheid voor de gemeente te behouden;
dat het wenselijk is om regels te stellen voor de verstrekking van financiële tegemoetkomingen in de kosten van bedrijfsverplaatsingen binnen de gemeente Oldebroek;
dat de provincie Gelderland mogelijkheden biedt binnen hun sociaaleconomisch beleid om bedrijfsverplaatsingen financieel te ondersteunen en de gemeente Oldebroek hierop aansluit;
de Algemene wet bestuursrecht, artikel 1.2. tweede lid van de subsidieregeling Vitaal Gelderland 2011 en de beleidsregel subsidieverstrekking sociaal-economisch beleid 2008 van de provincie Gelderland;
Verordening tegemoetkoming kosten binnengemeentelijke bedrijfsverplaatsing
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Deze verordening is van toepassing op door de gemeenteraad te verstrekken eenmalige subsidies voor bedrijfsverplaatsingen van kleine en middelgrote ondernemingen binnen de gemeente Oldebroek die door het gemeentebestuur wenselijk worden geacht en waarvoor redelijkerwijs geen ander (wettelijk) instrument kan worden gebruikt om de bedrijfsverplaatsing te bewerkstelligen. Het betreft bedrijfsverplaatsingen met wederzijds belang, waarbij het initiatief voor de verplaatsing van het bedrijf afkomstig is, het gemeentebestuur de problematiek onderkent en zich bereid verklaart hier in financiële en planologische zin medewerking aan te verlenen.
Voor subsidie komt in aanmerking een rechtspersoon of natuurlijk persoon die een planologisch positief bestemd bedrijf voert in de gemeente Oldebroek, met uitzondering van detailhandel en agrarische bedrijven, en die kosten maakt als gevolg van een met de gemeente overeengekomen verplaatsing.
De gemeenteraad is bevoegd te besluiten over het verstrekken van een subsidie rekeninghoudend met de gemeentebegroting en onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld door de provincie Gelderland in de vorm van cofinanciering.
De subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van een in de gemeente Oldebroek planologisch positief bestemd bedrijf:
1. De berekening van de kosten van verplaatsing is gebaseerd op de bedrijfsomvang ten tijde van de aanvraag.
2. Onder kosten als bedoeld in dit artikel wordt verstaan de kosten die blijken uit de investeringsbegroting op de nieuwe locatie verminderd met de opbrengsten van de bestaande locatie.
3. Onder kosten worden niet begrepen de kosten van het saneren van de bodem en fiscale claims.
4. De kostenberekening is opgesteld door een onafhankelijke deskundige conform de systematiek van de Onteigeningswet.
Artikel 9. Evaluatie van de aanvraag
De gemeente evalueert in aanvulling op artikel 5, de subsidiecriteria, tevens:
Artikel 10. Beslissing op de aanvraag
Op de subsidieaanvraag wordt door de raad beslist binnen dertien weken na ontvangst van de volledige aanvraag. Deze termijn kan worden verlengd met ten hoogste dertien weken. De raad beslist over de hoogte van het subsidiebedrag. Daarbij neemt zij de voorwaarden in acht zoals die op het moment van de beslissing op de aanvraag zijn neergelegd in de subsidieregeling Vitaal Gelderland 2011 en de beleidsregel subsidieverstrekking sociaal-economisch beleid 2008 van de provincie Gelderland, waarop de onderhavige verordening aansluit. De beslissing van de raad is te allen tijde onder voorbehoud van goedkeuring en ter beschikkingstelling van een financiële tegemoetkoming in de vorm van cofinanciering door de Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland.
Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80% van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag, waarbij rekening wordt gehouden met de feitelijke voortgang van het project en de daarmee samenhangende kosten.
De subsidieontvanger overlegt aan de raad een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van de financiële verantwoording.
Door of namens de raad kan een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 van de Algemene wet bestuursrecht worden gevraagd advies uit te brengen ter voorbereiding van de beslissing van de raad.
De subsidies van het gemeente- en provinciebestuur als bedoeld in deze verordening stijgen tezamen niet uit boven de grenzen van de Verordening (EG) nr. 800/2008 van de commissie betreffend de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op bepaalde categorieën steun, waaronder staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB 2008, L214, blz. 3).
Indien sprake is van staatssteun ingevolge artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag, dient de aanvrager opgave te doen van iedere aanvraag van een andere overheidssubsidie, die hij in de voorgaande drie jaren heeft ingediend dan wel overheidssubsidies die hij in die periode heeft verkregen. Onder het begrip staatssteun vallen alle voordelen die ondernemingen onder normale (markt)omstandigheden niet zouden hebben verkregen.
Artikel 16. Bijzondere, overgangs- en slotbepalingen
Eventuele aanpassingen in de subsidieregeling Vitaal Gelderland 2011 of de beleidsregel subsidieverstrekking sociaal-economisch beleid 2008 van de provincie Gelderland waarbij deze verordening tegemoetkoming kosten binnengemeentelijke bedrijfsverplaatsing aansluit, kunnen leiden tot aanpassingen in de onderhavige verordening.
Toelichting Verordening tegemoetkoming kosten binnengemeentelijke bedrijfsverplaatsing
Deze regeling is een verordening die een uitwerking geeft van de bevoegdheid die de gemeenteraad heeft op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens de Awb is de raad bevoegd (met inachtneming van de gemeentebegroting) over subsidies te beslissen. De Awb bevat diverse bepalingen die de raad de bevoegdheid geven over bepaalde onderwerpen te beslissen, zoals bijvoorbeeld het bepalen wanneer subsidieaanvragen moeten worden ingediend. Het is daarom duidelijk dat deze verordening in samenhang met Titel 4.2. (Subsidies) van de Algemene wet bestuursrecht moet worden gelezen en toegepast.
De aanleiding voor het vaststellen van deze verordening is uiteengezet in de considerans (´overwegende…´). Deze behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Artikel 1 van de verordening bevat de nodige begrippen (en hun omschrijving) die voor subsidiëring in het algemeen van toepassing zijn. Voor deze verordening zijn daarnaast enkele specifieke omschrijvingen van belang. Bij een ´bedrijf´ gaat het niet om de statutaire zetel en dergelijke, maar om de plek ofwel de inrichting waar de feitelijke activiteiten plaatsvinden. Dat is immers waar bijvoorbeeld omwonenden last van kunnen hebben. De zetel, het hoofdkantoor of de eigenaar kunnen buiten de gemeente gevestigd zijn.
In dit artikel is in hoofdzaak vastgelegd op welke subsidies de verordening van toepassing is. Het gaat ten eerste om eenmalige subsidies. Ten tweede moet het gaan om verplaatsingen binnen de gemeente Oldebroek. Het gemeentelijk economisch beleid is onder meer gericht op het behoud en uitbreiden van werkgelegenheid. In dat kader past het niet om subsidie te verstrekken voor de verplaatsing van een bedrijf naar een andere gemeente. Ten derde komen alleen bedrijfsverplaatsingen voor een subsidie dan wel tegemoetkoming in aanmerking indien zij door de raad wenselijk worden geacht. Dit houdt vooral verband met de overlast van een bedrijf voor zijn omgeving. Ten vierde is expliciet aangegeven dat de verordening een ´vangnet´-karakter heeft. Pas als andere mogelijkheden zijn uitgeput, kan een beroep worden gedaan op de onderhavige verordening. Andere mogelijkheden kunnen niet alleen wettelijke instrumenten zijn zoals de Wet ruimtelijke ordening of onteigening, maar bijvoorbeeld ook subsidiemogelijkheden van andere overheden. Ook spreekt artikel 2 van ´redelijkerwijs´. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat er weliswaar andere (wettelijke) instrumenten kunnen zijn om de bedrijfsverplaatsing te stimuleren, maar dat de raad het niet wenselijk kan vinden om deze te benutten. Bijvoorbeeld omdat daarmee te veel tijd en kosten gemoeid zijn.
In verband met staatsteun waarvoor een vrijstelling is opgenomen voor het kleine en middelgrote ondernemingen, is deze verordening alleen geldig voor dit type ondernemingen. Ondernemingen met meer dan 250 werknemers zijn om die reden niet opgenomen in deze verordening. Het gaat bij verplaatsingen van dit type bedrijven vaak ook om hele andere bedragen, waarvoor andere regelingen aangeboord zullen moeten worden.
Kortom, de gemeenteraad heeft beleidsvrijheid om:
In dit artikel wordt de doelgroep van de subsidieverordening afgebakend. De omschrijving is ruim: in principe kunnen alle in de gemeente Oldebroek gevestigde bedrijven die planologisch positief bestemd zijn, met uitzondering van detailhandel en agrarische bedrijven, voor subsidie in aanmerking komen. Voorwaarde is wel dat het bedrijf kosten maakt als gevolg van een met de gemeente overeengekomen verplaatsing. Zoals gezegd gaat het om de plek waar de feitelijke bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, niet om de zetel of het hoofdkantoor. Dat kan buiten de gemeente gevestigd zijn. Omgekeerd kan een bedrijf dat weliswaar (formeel) in de gemeente Oldebroek is gevestigd geen beroep doen op deze verordening indien hij naar het oordeel van de raad hier geen wezenlijke overlastgevende activiteiten ontplooit. De betreffende rechtspersoon of natuurlijk persoon hoeft geen eigenaar te zijn van de gronden, maar dit heeft dan wel gevolgen voor de schadeberekening. Als een pand wordt gehuurd en dit bedrijf gaat zich verplaatsen, dan zal de (vermogens) schadeberekening worden gebaseerd op de hoogte van de huurpenningen.
De raad besluit binnen de daarvoor vastgestelde kaders van de Awb, de gemeentebegroting en de onderhavige verordening. Dit betekent dat de raad geen subsidies kan verlenen die niet passen binnen de door de raad vastgestelde kaders. De raad zal hierbij de gemeentebegroting in acht nemen. De subsidie wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen alsook de Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland.
In dit artikel staan de criteria die bij de beoordeling van de aanvraag worden betrokken. Met deze aspecten houdt de raad rekening bij het toepassen van zijn beleidsvrijheid. Naast deze criteria kan worden gewezen op het genoemde in artikel 8 en 15 van deze verordening. Ook deze zaken worden als criteria meegenomen in de afwegingen.
Voorop staat dat het bedrijf en de raad beide tot de conclusie moeten zijn gekomen dat de bedrijfsverplaatsing gewenst is en dat beide partijen zich willen inzetten om dit te realiseren (criteria a en b).
De raad baseert zijn oordeel over de noodzaak of wenselijkheid van de verplaatsing op het gevaar, de schade en de overlast die het bedrijf voor zijn (woon)omgeving veroorzaakt (criterium a). Het gaat met name om de situatie waarin de functies ´wonen´ en ´werken´ met elkaar botsen. Een verhuizing van het bedrijf is naar het oordeel van de raad wenselijk omdat het bedrijfruimtelijke ontwikkelingen in de weg staat en/of omdat het bedrijf, ondanks dat het zich houdt aan de wettelijke voorschriften en de vergunningvoorschriften, een aantasting van de woon- en leefomgeving veroorzaakt. Deze aantasting kan onder meer bestaan uit:
Het is hierbij van belang te onderkennen dat een bedrijf dat binnen de voorschriften van een vergunning opereert toch de woon- en leefomgeving aan kan tasten. Vaak is hierbij sprake van een situatie die mede is ontstaan omdat de bedrijfsactiviteiten in de loop van de jaren zijn uitgebreid en/of de bebouwing in de omgeving is toegenomen. Daarom kan bij dit criterium rekening worden gehouden met toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het betreffende gebied, bijvoorbeeld het voornemen om nieuwe woningen te bouwen.
Een voorwaarde voor de inzet van de gemeente is dat er geen sprake is van een illegale situatie (criterium c). De gemeente kan immers het niet naleven van bijvoorbeeld de milieuvergunning niet belonen. In dergelijke gevallen dient handhavend te worden opgetreden.
Het is van belang dat het bedrijf voldoet aan de omschrijving van kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 70/2001 van de commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB 2001, L 10, blz. 33) (criterium d). Een melding van de subsidie bij de Europese commissie kan dan achterwege blijven, omdat een gemeente en/of het bedrijf alleen voor een subsidie in aanmerking komt indien het te verplaatsen bedrijf een midden- of kleinbedrijf ingevolge van de Verordening (EG) is en de subsidie voldoet aan de voorwaarden van deze Verordening (EG) en de onderhavige Verordening (tegemoetkoming kosten binnengemeentelijke bedrijfsverplaatsing). Op grond van artikel 15, lid 2 en 3 van de Verordening (EG) nr. 70/2001 mag de steun niet meer bedragen dan maximale 10% (in geval van middelgrote ondernemingen) respectievelijk 20% (in geval van kleine ondernemingen) van de op de grond van de eerdergenoemde Verordening in aanmerking komende kosten van investeringen in materiële activa (zoals investeringen in grond, gebouwen, machines en uitrusting: zie artikel 15, lid 3 van de EG-verordening).
Wanneer de steun is vrijgesteld van voorafgaande melding komt dat de voortgang van het proces ten goede. Kleine en middelgrote ondernemingen spelen een beslissende rol in het scheppen van arbeidsplaatsen en dragen meer in het algemeen bij tot de sociale stabiliteit en het economisch dynamisme. Het doel van de vrijgestelde steun bestaat in de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid van kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.
De subsidie moet schriftelijk worden aangevraagd (lid 1). De raad stelt een formulier vast voor de subsidieaanvraag. Uit het formulier en de als bijlage bij het formulier gevoegde informatie dient het nodige duidelijk te worden (lid 3 en 4). De informatie is nodig om de aanvraag te kunnen beoordelen.
De tegemoetkoming moet 26 weken voorafgaande aan de geplande bedrijfsverplaatsing worden aangevraagd (lid 2). Deze relatief lange termijn is nodig om de details van de verplaatsing (indien nodig) uit te kunnen werken, eventueel extern advies in te winnen, de aanvraag te kunnen beoordelen en de voorgenomen bedrijfsverplaatsing aan te melden bij de provincie Gelderland voor cofinanciering van het project.
De verordening legt het initiatief bij het bedrijf om de noodzaak en/of de wenselijkheid van de verplaatsing te onderbouwen (lid 3a). De noodzaak dan wel wenselijkheid bestaat enerzijds uit de negatieve effecten die het bedrijf heeft op zijn omgeving en anderzijds de negatieve effecten (de beperkingen) die de (woon)omgeving heeft op de mogelijkheden van het bedrijf.
Het bedrijf kan in de aanvraag volstaan met een relatief globale aanduiding van overlast voor de omgeving. De gemeente beschikt immers over meer informatie om dit aspect in kaart te brengen, zoals klachten van bewoners, vergunningvoorschriften, resultaten van metingen etc. Van het bedrijf wordt daarentegen wel een gedetailleerde onderbouwing verwacht van de beperkingen die in verband met de (woon)omgeving in de vergunningen zijn opgenomen en gevolgen die dit waarschijnlijk heeft (gehad) op de groei en/of de bedrijfseconomische positie van het bedrijf.
Het is voor de gemeente van belang de haalbaarheid van de verplaatsing te kunnen beoordelen alsmede de daarmee samenhangende kosten en baten, zoals ook in de toelichting op artikel 5 beschreven. In dit kader worden de zaken genoemd onder lid 3 b t/m g gevraagd in te dienen bij de aanvraag. De gevraagde basisinformatie, zoals genoemd onder lid 3 h en i, is noodzakelijk om zaken administratief goed af te kunnen handelen en een eenduidig beeld te kunnen vormen over het voorliggende project.
Het bedrijf kan zich laten bijstaan door een extern deskundige, bijvoorbeeld een brancheorganisatie, om de aanvraag te formuleren.
Onder kosten als bedoeld in dit artikel worden de kosten verstaan die blijken uit de investeringsbegroting op de nieuwe locatie verminderd met de opbrengsten van de bestaande locatie. De kostenberekening dient te zijn opgesteld door een onafhankelijke deskundige conform de systematiek van de Onteigeningswet. Deze investeringen bestaan uit die kosten zoals opgenomen in het aanvraagformulier onder E1.
Er wordt geen subsidie verstrekt voor:
Artikel 8. Hoogte van de subsidie
Het maximaal uit te keren subsidiebedrag kent verschillende uitgangspunten. Ten eerste, dit bedrag is gebaseerd op het bedrag dat toegekend kan worden zonder hiervoor voorafgaand een melding aan de Commissie te doen in verband met Staatsteun. Op grond van artikel 15, leden 2 en 3 van de Verordening (EG) nr. 70/2001, mag de steun niet meer bedragen dan maximaal 10% (in geval van middelgrote ondernemingen) respectievelijk 20% (in geval van kleine ondernemingen) van de op grond van de Verordening in aanmerking komende kosten van investeringen in materiële activa (zoals investeringen in grond, gebouwen, machines en uitrusting; zie artikel 15, lid 3 van de EG-verordening).
Daarnaast is er vanuit de provincie Gelderland een maximale bijdrage vastgesteld van 70% van de berekende schade op basis van reconstructie onder toepassing van kapitalisatiefactor 5 (conform de systematiek van de Onteigeningswet). Voorwaarde hiervoor is wel dat de betreffende gemeente een cofinanciering ter beschikking stelt van tenminste 30%. Dit werkt ook omgekeerd, wanneer de provincie Gelderland niet bijdraagt in de subsidiabele kosten van de bedrijfsverplaatsing, zal de gemeente hierin ook niet bijdragen.
Artikel 9. Evaluatie van de aanvraag
Van een tegemoetkoming kan alleen sprake zijn indien er geen of geen voldoende voorliggend wettelijk instrumentarium is om de verhuizing te bewerkstelligen dan wel het gebruik van het voorliggend wettelijk instrumentarium naar het oordeel van de raad niet wenselijk is, bijvoorbeeld vanwege de hoogte van wettelijke vergoedingen of de tijd die het kost voordat de verhuizing gerealiseerd is (criterium a). De gemeente kan bijvoorbeeld het bedrijf onteigenen of via de ruimtelijke ordening een zogenaamd ´uitsterfbeleid´ volgen. Een verhuiskostenvergoeding is dan niet nodig, omdat de gemeente reeds wettelijk verplicht is een bedrijf zodanig te compenseren dat het bedrijf na verplaatsing in een vergelijkbare inkomenspositie verkeert, ofwel volledig schadeloos te stellen. Denk daarbij aan de schadeprocedure op grond van artikel 6.1 Wro. Op dergelijke gevallen heeft deze verordening geen betrekking. Als echter bijvoorbeeld het bestemmingsplan als instrument wordt gebruikt, dan kan het lang duren voordat de feitelijke situatie in overeenstemming is met de gewenste bestemming. Zeker bij overlastsituaties kan het gemeentebestuur deze periode te lang achten en daarom zoeken naar andere mogelijkheden. In dat geval kan de tegemoetkoming in de verhuiskosten uitkomst bieden.
Zoals gezegd moet het gaan om een verplaatsing binnen de gemeente Oldebroek (criterium b). Het moet gaan om een locatie die qua bestemming, beschikbaarheid en omgeving praktisch en juridisch geschikt en realistisch is voor het bedrijf. De term ´vergunbaarheid´ heeft op dit aspect betrekking. In de meeste gevallen zal de raad inzetten op een verplaatsing naar één van de bedrijventerreinen binnen de gemeente Oldebroek wat tevens past binnen het gemeentelijk beleid.
Op de nieuwe locatie dient de objectieve en subjectieve overlast van het bedrijf voor de omgeving op een acceptabel niveau te zijn en te blijven, ook bij toekomstige stedelijke ontwikkeling in de omgeving van het bedrijf (criterium c). Als niet aan dit criterium wordt voldaan, is er immers slechts sprake van een verplaatsing van het probleem.
Het heeft weinig zin een onderneming subsidie te verlenen indien zij niet levensvatbaar is (criterium d). Het bedrijf dient een gezonde bedrijfseconomische positie te hebben. Hierbij kan gelet worden op de rentabiliteit, liquiditeit, solvabiliteit en groeipotentie.
Er wordt niet alleen gelet op inhoudelijke criteria, maar ook op de financiële aspecten (criterium e). De raad zal bij de beoordeling van de financiële aspecten van de aanvraag letten op:
Artikel 10. Beslissing op de aanvraag
Dit artikel bevat de beslistermijn. De beslistermijn van dertien weken kan worden verlengd met ten hoogste dertien weken. Van deze mogelijkheid kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt als een extern deskundige wordt ingeschakeld. Deze moet namelijk voldoende tijd krijgen om een kwalitatief goed advies uit te brengen. Daarnaast is deze tijd benodigd om de raad om middelen te vragen, hetgeen de nodige tijd vergt.
De raad heeft beleidsvrijheid om de hoogte van de tegemoetkoming te bepalen. Daarmee is maatwerk mogelijk. Maatwerk (en daarmee beleidsvrijheid) met betrekking tot de hoogte van de subsidie is nodig, omdat de verordening fungeert als ´vangnet´.
Indien de subsidie wordt verleend in de vorm van een tekortsubsidie, dan wordt in de subsidiebeschikking het maximale subsidiebedrag vermeld. Bij de subsidievaststelling wordt dan het daadwerkelijke subsidiebedrag berekend.
Op de subsidie kunnen op verzoek van de aanvrager voorschotten worden verstrekt. Het voorschot wordt naar rato betaald van de kosten die de aanvrager heeft gemaakt. Daarmee wordt de betaling gekoppeld aan de voortgang van de verplaatsing. In de beschikking tot subsidieverlening wordt de mogelijkheid van voorschotten genoemd. Als bijvoorbeeld de geraamde projectkosten waar de raad vanuit gaat € 1 miljoen bedragen en de subsidie € 100.000,- is, dan kan € 50.000,- als voorschot worden betaald als het bedrijf € 500.000,- van de kosten heeft betaald.
Teneinde de subsidie te kunnen vaststellen, moet de subsidieontvanger tijdig een verantwoording indienen. Onafhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag moet de subsidieontvanger binnen 13 weken na afloop van de gesubsidieerde activiteit een inhoudelijke en financiële verantwoording bij de raad indienen. De financiële verantwoording moet vergezeld gaan van een accountantsverklaring.
Omdat het aantal subsidieverzoeken naar verwachting beperkt zal zijn en de materie veel specifieke deskundigheid vereist, kan door de gemeente Oldebroek een extern deskundige worden ingeschakeld om de aanvraag of onderdelen daarvan te toetsen.
Artikel 14. Subsidievaststelling
Een verzoek tot subsidievaststelling moet schriftelijk worden aangevraagd (lid 1) en uiterlijk binnen 13 weken (lid 2). Deze termijn biedt ruimte aan de gemeente om zaken in gezamenlijkheid met de provincie Gelderland af te ronden.
Het verzoek tot subsidievaststelling moet bestaan uit een inhoudelijk verslag en een financieel verslag. Het inhoudelijke verslag bevat een omschrijving van de aard en omvang van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend. Tevens bevat het een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen. Het financieel verslag betreft een vergelijking van de werkelijk gemaakte kosten ten opzichte van de door aanvrager ingediende begroting. De begrote en gerealiseerde bijdragen van derden behoren in het financieel verslag opgenomen te worden. Het financieel verslag dient te zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring (tevens strekkende de rechtmatigheid).
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 16. Bijzondere, overgangs- en slotbepalingen