Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Gelderland

Reisregeling Provincie Gelderland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Gelderland
Officiële naam regelingReisregeling Provincie Gelderland
CiteertitelReisregeling Provincie Gelderland
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerppersoneelsregelingen, bestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

art. 158, lid 1 aanhef en onder a en c.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-03-201401-03-201401-03-2015Wijziging regeling

11-03-2014

Provinciaal Blad, 2014/37

zaaknummer 2014-002492
13-03-201301-03-201313-03-2014Wijziging regeling

12-03-2013

Provinciaal Blad, 2013/31

zaaknummer 2012-002401
21-02-201301-01-201313-03-2013Wijziging regeling

19-02-2013

Provinciaal Blad, 2013/25

zaaknummer 2012-020994
09-03-201201-03-201221-02-2013Wijziging regeling

06-03-2012

Provinciaal Blad, 2012/43

zaaknummer 2012-002536
01-09-201109-03-2012Nieuw

21-06-2011

Provinciaal Blad, 2011/91

zaaknummer 2011-009146

Tekst van de regeling

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Gelet op artikel 125, tweede lid  juncto eertse lid onder j Ambtenarenwet;

BESLUITEN

Vast te stellen de als volgt gewijzigde regeling: Reisregeling provincie Gelderland:

Begripsbepalingen 

Artikel 1

  • a.

    ambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel A.1, onderdeel a van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies en de werknemer als bedoeld in artikel H.1, eerste lid, onderdeel a van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

  • b.

    plaats van tewerkstelling: het gebouw, gebouwencomplex of terrein, waar of van waaruit de ambtenaar naar het oordeel van het bevoegde gezag gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht;

  • c.

    dienstreis: een naar het oordeel van de dienstleiding noodzakelijke verplaatsing van een ambtenaar tot het verrichten van dienst buiten de plaats van tewerkstelling, alsmede het hiermee verband houdende verblijf buiten deze plaats;

  • d.

    fiets: onder fiets wordt mede verstaan een elektrische fiets en elektrische scooter.

Reiskosten woon-werkverkeer

Artikel 2

  • 1 De ambtenaar die met het openbaar vervoer heen en weer reist tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling krijgt op zijn aanvraag een openbaar vervoerbewijs voor het betreffende traject.

  • 2 De ambtenaar aan wie een openbaar vervoerbewijs is verstrekt, kan geen gebruik maken van de provinciale parkeerterreinen.

  • 3 Aan de ambtenaar die na indiensttreding vrijwillig op een afstand van meer dan 30 km enkele reis van de plaats van tewerkstelling gaat wonen, wordt geen openbaar vervoerbewijs verstrekt.

  • 4 Bij ontslag uit provinciale dienst levert de ambtenaar uiterlijk op de laatste dag voorafgaand aan de ingangsdatum van het ontslag het openbaar vervoerbewijs in. Bij te late inlevering worden de kosten in rekening gebracht.

  • 5 Indien de ambtenaar voor het vervoer naar het station of bushalte gebruik maakt van een fiets en hij deze wil stallen in een fietskluis, worden de kosten hiervan op zijn aanvraag vergoed. De vergoeding wordt aan de ambtenaar uitgekeerd na aftrek van loonheffing en premies.

Artikel 3

  • 1 De ambtenaar die met zijn auto heen en weer reist tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling krijgt op zijn aanvraag een tegemoetkoming, mits de afstand tussen de woning en plaats van tewerkstelling meer dan 10 kilometer enkele reis bedraagt.

  • 2 De tegemoetkoming bedraagt € 0,05 per kilometer.

  • 3 De tegemoetkoming wordt berekend over ten hoogste 30 kilometer enkele reis.

  • 4 De afstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt berekend met behulp van de routeplanner van de ANWB, waarbij de snelste route als uitgangspunt geldt.

  • 5 Indien de ambtenaar doorgaans naar dezelfde plaats van tewerkstelling reist, ontvangt hij een vaste maandelijkse tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming wordt berekend met toepassing van de daarvoor geldende fiscale regels. Ingeval de ambtenaar in deeltijd werkt, wordt de maandelijkse tegemoetkoming naar evenredigheid uitgekeerd.

Artikel 4 

  • 1 De tegemoetkoming in de kosten van woon- werkverkeer wordt stopgezet wanneer er sprake is van ziekte en deze ziekte langer dan één maand duurt.

  • 2 De tegemoetkoming wordt stopgezet als aan de ambtenaar verlof wegens zwangerschap wordt verleend. De vergoeding wordt wederom toegekend, zodra het bevallingsverlof eindigt.

  • 3 Wanneer er sprake is van ziekte voorafgaand aan het zwangerschapsverlof geldt hetgeen gesteld onder lid 1, tenzij het zwangerschapsverlof gedurende deze periode ingaat.

  • 4 Wanneer er sprake is van ziekte aansluitend aan het bevallingsverlof wordt de tegemoetkoming uitbetaald vanaf de datum waarop het werk wordt hervat.

  • 5 Bij ouderschapsverlof wordt de tegemoetkoming beëindigd c.q. aangepast aan het aantal dagen dat er gewerkt wordt.

Artikel 5

  • 1 De ambtenaar die met zijn fiets dagelijks heen en weer reist tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling krijgt op zijn aanvraag een tegemoetkoming.

  • 2 De tegemoetkoming bedraagt € 0,19 bruto per kilometer.

  • 3 De ambtenaar die een tegemoetkoming in de fietskosten ontvangt heeft geen recht op vergoeding van het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer of de auto.

  • 4 De ambtenaar die een tegemoetkoming in de fietskosten ontvangt kan geen gebruik maken van de provinciale parkeerterreinen.

Reiskosten dienstreizen 

Artikel 6

  • 1 De ambtenaar maakt voor een dienstreis gebruik van het openbaar vervoer. Door de provincie wordt hiertoe een vervoerbewijs ter beschikking gesteld.

  • 2 De ambtenaar maakt zo mogelijk voor een dienstreis gebruik van een door de provincie beschikbaar gestelde kortingskaart.

  • 3 Indien de ambtenaar voor het maken van zijn dienstreis geen gebruik maakt van door de provincie ter beschikking gestelde vervoerbewijzen of kortingskaart, heeft hij geen recht op vergoeding van de kosten van de dienstreis.

Artikel 7

  • 1 Indien de bestemming van de dienstreis naar het oordeel van de leidinggevende niet of niet op doelmatige wijze met het openbare vervoer kan worden bereikt, kan de ambtenaar gebruik maken van een huurauto of van zijn eigen auto.

  • 2 Een bestemming is niet doelmatig met het openbaar vervoer te bereiken indien:

    • a.

      er geen of slechts in een lage frequentie openbaar vervoer rijdt naar de plaats waar de werkzaamheden moeten worden verricht;

    • b.

      er niet draagbare bagage of zeer kostbare apparatuur moet worden vervoerd;

    • c.

      de afstand tussen de dichtstbijzijnde halte van het openbaar vervoer en de plaats waar de werkzaamheden moeten worden verricht meer dan 1 kilometer bedraagt;

    • d.

      tijdens (een gedeelte) van de reis de veiligheid van de ambtenaar en/of de meegevoerde bagage in het geding is;

    • e.

      de bedrijfsarts van oordeel is dat om medische redenen geen gebruik kan worden gemaakt van het openbaar vervoer;

    • f.

      er verschillende adressen op dezelfde dag moeten worden bezocht die niet in elkaars nabijheid liggen;

    • g.

      het begin of einde van de werkzaamheden het gebruik van openbaar vervoer (over een deel van het traject) onmogelijk maken;

    • h.

      de reisafstand in combinatie met de onzekerheid over de aanwezigheid van de te bezoeken klant het gebruik van het openbaar vervoer inefficiënt maken;

    • i.

      een zwaarwegend dienstbelang het gebruik van het openbaar vervoer uitsluit.

  • 3 Indien de ambtenaar gebruik maakt van zijn eigen auto, ontvangt hij een vergoeding van € 0,37 bruto per kilometer.

  • 4 In de in het derde lid genoemde vergoeding worden alle kosten, zowel directe als indirecte, voortvloeiend uit het gebruik van de eigen auto geacht te zijn begrepen.

Artikel 8 

Voor zover in een kalenderjaar of in een loontijdvak de reiskostenvergoeding die op grond van artikel 6 is toegekend fiscaal bovenmatig is, strekt deze mede tot vergoeding van reiskosten die in dat kalenderjaar of loontijdvak nog wel aanvullend belastingvrij vergoed mogen worden.

Artikel 9

  • 1 Voor het berekenen van de vergoeding als bedoeld in artikel 6, is de plaats van tewerkstelling het beginpunt en het eindpunt van de dienstreis.

  • 2 De woning van de ambtenaar of een andere plaats, wordt als beginpunt of eindpunt van de reis aangemerkt, indien noch op de heenreis, noch op de terugreis de plaats van tewerkstelling wordt bezocht.

  • 3 Ingeval de woning van de ambtenaar of een andere plaats als beginpunt of eindpunt van de dienstreis wordt aangemerkt en de ambtenaar bezoekt op dezelfde dag de plaats van tewerkstelling, wordt de vergoeding als bedoeld in artikel 6 berekend op basis van de omrijkilometers.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de woning van de ambtenaar als beginpunt respectievelijk eindpunt van de dienstreis aangemerkt, indien hij voor zijn woonwerkverkeer geen gebruik maakt van een auto en daardoor geen tegemoetkoming ontvangt als genoemd in artikel 3.

Verblijfkosten binnenland

Artikel 10 

  • 1 De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte verblijfkosten worden vergoed overeenkomstig de maxima zoals deze gelden voor het reizen van het burgerlijk rijkspersoneel.

  • 2 Een vergoeding voor verblijfkosten kan worden toegekend bij dienstreizen buiten de standplaats die ten minste drie volle uren hebben geduurd.

  • 3 Indien het tijdvak van 12.00 uur tot 14.00 uur volledig in de dienstreis valt en in een daarvoor bestemde gelegenheid een maaltijd (lunch) wordt gebruikt, wordt een vergoeding toegekend ten bedrage van de door de ambtenaar werkelijk gemaakte kosten, met inachtneming van een door Gedeputeerde Staten te bepalen maximum.

  • 4 Indien het tijdvak van 18.00 uur tot 20.00 uur volledig in de dienstreis valt en in een daarvoor bestemde gelegenheid een maaltijd (diner) wordt gebruikt, wordt een vergoeding toegekend ten bedrage van de door de ambtenaar werkelijk gemaakte kosten, met inachtneming van een door Gedeputeerde Staten te bepalen maximum.

  • 5 Voor tijdens de dienstreis gemaakte kleine uitgaven overdag, alsmede voor kleine uitgaven 's avonds indien een overnachting in de dienstreis valt, wordt een vergoeding toegekend ten bedrage van de werkelijk gemaakte kosten, met inachtneming van een door Gedeputeerde Staten te bepalen maximum.

  • 6 Indien tijdens de dienstreis moet worden overnacht, worden vergoed de werkelijk door de ambtenaar gemaakte kosten van logies en ontbijt, met inachtneming van een door Gedeputeerde Staten te bepalen maximum. Ingeval overnachting om niet of tegen een geringe prijs wordt aangeboden en betrokkene maakt daarvan geen gebruik, bestaat geen aanspraak op vergoeding

  • 7 Indien veelvuldig dienstreizen moeten worden gemaakt, kan door Gedeputeerde Staten een lagere vergoeding wegens verblijfkosten worden vastgesteld dan de vergoeding die wordt vastgesteld volgens de in dit artikel gestelde regels.

  • 8 In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden bedraagt de vergoeding voor verblijfkosten voor kantonniers bij verblijf op het aangewezen wegvak een nader door Gedeputeerde Staten te bepalen bedrag per werkdag.

Vergoeding verblijfkosten buitenland 

Artikel 11

Bij een verblijf in het buitenland gedurende meer dan een dag, wordt een vergoeding toegekend gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met inachtneming van een redelijk te achten maximum op basis van de Reisregeling buitenland en de daarbij als bijlage opgenomen tarieflijst.

Declaraties 

Artikel 12

  • 1 Medewerkers kunnen voor dienstreizen in Nederland een vervoersbewijs aanvragen bij de Reisbalie. Dit vervoersbewijs wordt direct na gebruik ingeleverd bij de Reisbalie.

  • 2 Medewerkers die gebruik maken van een door de provincie te beschikking gesteld vervoersbewijs kunnen deze vervoerskosten niet declareren.

  • 3 De in artikelen 10 en 11 genoemde vergoedingen worden toegekend, nadat door de leidinggevende is ingestemd met een door de ambtenaar ingediende declaratie.

  • 4 De declaratie wordt ingediend op de daartoe bestemde wijze, uiterlijk in de maand volgende op die waarop de dienstreis betrekking heeft.

  • 5 De gemaakte verblijfkosten worden door de ambtenaar verantwoord door middel van overlegging van de betreffende betalingsbewijzen bij de ingediende declaratie.

Slotbepalingen 

Artikel 13

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet of de toepassing tot onbillijkheden zou leiden, kan door Gedeputeerde Staten een voorziening naar redelijkheid worden getroffen.

Artikel 14

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang 1 september 2011, met uitzondering van de artikelen 5 en 7 lid 3.

  • 2 Artikel 5 van dit besluit treedt in werking op de dag na datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

  • 3 Artikel 7 lid 3 van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

  • 4 De Regeling woon-werkverkeer provincie Gelderland en de Dienstreisregeling voor de provincie Gelderland worden ingetrokken.

  • 5 Deze regeling wordt aangehaald als Reisregeling provincie Gelderland.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Gelderland

 

TOELICHTING

AlgemeenDe voorliggende Reisregeling provincie Gelderland komt in de plaats van de Regeling Woonwerkverkeer Provincie Gelderland en de Dienstreisregeling voor de provincie Gelderland. Dit zijn verouderde regelingen die geactualiseerd zijn en samengevoegd tot één regeling. De regeling is tot stand gekomen na overleg met de Commissie voor Georganiseerd Overleg, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van het Reglement op de Commissie voor Georganiseerd Overleg. De belangrijkste wijzigingen die worden doorgevoerd hebben betrekking op de vergoeding van autokosten woon- werkverkeer, de invoering van een fietsvergoeding en de vergoeding van autokosten voor dienstreizen. Uitgangspunt van de regeling is het gebruik van openbaar vervoer voor zowel het woon-werkverkeer als voor het maken van dienstreizen, waarvoor een voorziening wordt geboden in de vorm van een openbaar vervoerbewijs.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Indien de ambtenaar met het openbaar vervoer naar het werk komt, worden alle vervoerskosten vergoed. Indien de ambtenaar voor het vervoer van zijn huis naar het station of bushalte gebruik maakt van een fiets en op het station of bij de halte gebruik maakt van een fietskluis, worden ook de kosten van de fietskluis vergoed. De ambtenaar dient de vergoeding wel van tevoren aan te vragen. De vergoeding wordt belast uitgekeerd, dus na aftrek van noodzakelijke fiscale inhoudingen.

Artikel 3 Aan de ambtenaar kan een vaste tegemoetkoming in de reiskosten voor woon-werkverkeer worden verstrekt indien hij doorgaans naar dezelfde plaats van tewerkstelling reist. Voor de meeste mensen zijn dit de provinciale gebouwen. Doorgaans betekent voor de fiscus dat de ambtenaar op ten minste 70% van zijn werkdagen naar zijn vaste plaats van tewerkstelling reist. De fiscus gaat hierbij uit van 214 werkdagen per jaar ingeval iemand 5 dagen per week werkt. Reist de ambtenaar met een voltijdsdienstverband dus 150 dagen (70% van 214 dagen) per kalenderjaar naar de vaste plaats van tewerkstelling, dan reist hij voor de fiscus doorgaans naar dezelfde werkplek. In dat geval mag een vaste reiskostenvergoeding worden gegeven volgens de fiscale formule 214 dagen x reisafstand retour x kilometervergoeding:12 maanden. Reist de ambtenaar niet doorgaans naar dezelfde werkplek, dan moet een reële berekening worden gemaakt van de gereden kilometers woon-werkverkeer.

Voorbeeld 1 Jan werkt voltijds en reist doorgaans naar het provinciehuis. Zijn reisafstand is 15 kilometer enkele reis. Hij krijgt van de provincie een maandelijkse tegemoetkoming van 214 x 30 x € 0,05:12. Dit levert een maandelijkse tegemoetkoming op van € 26,75.

Voorbeeld 2 Petra werkt in deeltijd voor 80% en reist doorgaans naar het Districtskantoor in Tiel. Haar reisafstand is 40 kilometer enkele reis. Haar tegemoetkoming wordt berekent over maximaal 30 kilometer enkele reis (dus 60 kilometer retour). Deze tegemoetkoming bedraagt (0,8 x 214 x 60 x € 0,05:12. Dit levert een maandelijkse tegemoetkoming op van € 42,80.

Voorbeeld 3 Rien werkt voltijds en reist gedurende 2 dagen per week naar het provinciehuis en gedurende 3 dagen per week naar het Districtskantoor in Tiel. Hij woont 25 kilometer van het provinciehuis en 20 kilometer van het districtskantoor. In zijn geval is er geen vaste vergoeding mogelijk. Hij ontvangt voor elke dag dat hij daadwerkelijk werkt een vergoeding van € 0,05 per kilometer voor zijn woon-werkverkeer.

Artikel 8 In dit artikel is de zogenaamde salderingsregeling opgenomen. Deze regeling houdt het volgende in:

De provincie biedt een vergoeding van dienstreiskilometers van € 0,37 cent per kilometer. Van de fiscus mag slechts € 0,19 onbelast worden vergoed. De overgebleven € 0,18 is fiscaal bovenmatig en moet worden belast.

De provincie biedt een tegemoetkoming in de kosten van woon-werkverkeer van € 0,05 per kilometer. Echter, de fiscale ruimte voor het vergoeden van woon-werkverkeer is € 0,19 per kilometer. Hierdoor ontstaat er fiscale ruimte die nog niet is benut. Deze fiscale ruimte mag worden gebruikt ter compensatie van het bovenmatige deel van de vergoeding voor dienstreizen. Hierdoor kan in veel gevallen de dienstreisvergoeding van € 0, 37 alsnog volledig belastingvrij worden uitgekeerd.

Voorbeeld 1 Peter reist op jaarbasis 10.000 kilometer aan dienstkilometers. Deze kilometers worden met 37 cent per kilometer vergoed. Dit levert een bedrag op van € 3.700,--. Omdat er slechts een onbelaste vergoeding mag worden gegeven van 19 cent per kilometer, mag van dit bedrag € 1.900,-- onbelast worden uitgekeerd. € 1,800,-- is fiscaal gezien bovenmatig en moet in principe belast worden uitgekeerd.

Peter woont 40 kilometer retour van het werk en ontvangt een vaste maandelijkse tegemoetkoming in de kosten van woon-verkeer. Deze tegemoetkoming bedraagt € 35,67 per maand en daarmee € 428,-- per jaar. De provincie mag van de fiscus Peter een jaarlijkse onbelaste woon-werkvergoeding geven volgens de formule 214 x 40 x € 0,19= € 1.626,40. De fiscale ruimte die is overgebleven bedraagt dan dus € 1.626,40 minus 428 = € 1.198,40.

De overgebleven fiscale ruimte mag worden benut om het fiscaal bovenmatige deel van de dienstreisvergoeding voor zover mogelijk belastingvrij te vergoeden. In Peters geval betekent dit dat het bovenmatige deel alsnog volledig onbelast mag worden uitgekeerd omdat dit bedrag volledig valt binnen de overgebleven fiscale ruimte.

Voorbeeld 2 Anne reist op jaarbasis 15.000 kilometer aan dienstkilometers. Deze kilometers worden met 37 cent per kilometer vergoed. Dit levert een bedrag op van € 5.550,--. Omdat er slechts een onbelaste vergoeding mag worden gegeven van 19 cent per kilometer, mag van dit bedrag € 2.850,-- onbelast worden uitgekeerd. € 2.700,-- is fiscaal gezien bovenmatig en moet in principe belast worden uitgekeerd.

Anne woont 22 kilometer retour van het werk en ontvangt een vaste maandelijkse tegemoetkoming in de kosten van woon-verkeer. Deze tegemoetkoming bedraagt € 19,61 per maand en daarmee € 235,40 per jaar. De provincie mag van de fiscus Anne een jaarlijkse onbelaste woon-werkvergoeding geven volgens de formule 214 x 22 x € 0,19= € 894,52. De fiscale ruimte die is overgebleven bedraagt dan dus € 894,52 minus 235,40 = € 659,12. De overgebleven fiscale ruimte mag worden benut om het fiscaal bovenmatige deel van de dienstreisvergoeding voor zover mogelijk belastingvrij te vergoeden. In Anne’s geval betekent dit dat van het fiscaal bovenmatige deel van € 2.700,-- alsnog € 659,12 onbelast mag worden uitgekeerd. Het restant van € 690,88 wordt belast uitgekeerd.

Artikel 9 In beginsel geldt de plaats van tewerkstelling als begin- en eindpunt van de dienstreis (in de meeste gevallen dus het provinciehuis). De ambtenaar vertrekt vanuit het kantooradres en keert daar na enige tijd ook weer terug.

In de praktijk echter is het feitelijke begin of eind van de dienstreis vaak de woning van de ambtenaar. Bij het bepalen van het aantal kilometer dat gedeclareerd mag worden, moeten we vier situaties onderscheiden:

  • 1. De ambtenaar reist voor zijn woon-werkverkeer altijd met het openbaar vervoer. Ten behoeve van de dienstreis reist hij die dag met de auto (vierde lid);

  • 2. De ambtenaar reist altijd voor zijn woon-werkverkeer met zijn auto. Op de dag dat hij de dienstreis maakt, reist hij niet naar de plaats van tewerkstelling. De dienstreis wordt bijvoorbeeld vanuit huis en weer terug gemaakt (tweede lid);

  • 3. De ambtenaar reist altijd voor zijn woon-werkverkeer met zijn auto. De dienstreis wordt vanaf de plaats van tewerkstelling gemaakt en daar keer hij op dezelfde dag ook weer terug (eerste lid);

  • 4. De ambtenaar reist altijd voor zijn woon-werkverkeer met zijn auto. De dienstreis begint of eindigt niet op de plaats van tewerkstelling. Maar op de dag dat de ambtenaar de dienstreis maakt, wordt de plaats van tewerkstelling wel aangedaan (derde lid).

In situatie 1 en 2 mogen alle gereden kilometers worden gedeclareerd. In situatie 3 mogen de kilometers van de plaats van tewerkstelling naar de bestemming van de dienstreis en weer terug worden gedeclareerd.

In situatie 4 mogen alleen de “omrijkilometers” worden gedeclareerd. De fiscus verlangt dat er in deze situatie een verrekening plaatsvindt om dubbele vergoeding te voorkomen. Voor de dagelijkse reis naar de plaats van tewerkstelling, wordt immers al een tegemoetkoming gegeven. Alleen de "omrijkilometers" mogen als fiscaal onbelaste dienstreiskilometers worden beschouwd. De “omrijkilometers” worden berekend door de reisafstand van de dienstreis te verminderen met de enkele reisafstand van het woon-werkverkeer.

Voorbeeld situatie 4: Jos woont Nijmegen en heeft als plaats van tewerkstelling het provinciehuis in Arnhem. Hij reist dagelijks met zijn auto naar zijn werk en ontvangt daarvoor een maandelijkse tegemoetkoming. Af en toe moet hij naar Doetinchem voor een vergadering op het gemeenthuis. De afstand tussen Arnhem en Nijmegen is 20 kilometer, tussen Arnhem en Doetinchem 30 kilometer en tussen Nijmegen en Doetinchem 50 kilometer.

Jan reist op maandag eerst naar het provinciehuis. ’s-Middags heeft hij een afspraak in Doetinchem en daarna gaat hij naar huis. De afstand Arnhem-Doetinchem-Nijmegen is 80 kilometer. Op deze afstand moet Jan de afstand Arnhem-Nijmegen in mindering brengen. Jan kan dus een dienstreis declareren van 60 kilometer.

Op woensdag heeft Jos ‘s-ochtends eerst een afspraak in Doetinchem. Daarna gaat hij weer naar het provinciehuis. Ook in deze situatie is zijn dienstreis dus 60 kilometer.

Artikel 10 De maximum te vergoeden bedragen zijn opgenomen in het door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde artikel 5 van de Reisregeling Binnenland.

Artikel 11 Aangezien dienstreizen naar het buitenland bij de provincie slechts incidenteel voorkomen, is er geen gedetailleerde regeling voor verblijfkosten vastgesteld. Ten aanzien van de redelijkheidstoets met betrekking tot het in acht te nemen maximum kan aansluiting gezocht worden bij vergoedingen die worden geboden aan rijksambtenaren. Zie hiervoor de Reisregeling buitenland en de daarbij als bijlage opgenomen tarieflijst. Deze tarieflijst geeft per land of gebiedsdeel een etmaalvergoeding aan.

Artikel 12 Voor dienstreizen in Nederland kan een vervoersbewijs worden aangevraagd bij de Reisbalie en wordt er dus geen declaratie ingediend. Het vervoersbewijs wordt direct na gebruik geretourneerd. Wanneer het niet mogelijk is voor een binnenlandse dienstreis een vervoersbewijs via de Reisbalie aan te vragen, kunnen de gemaakte kosten voor het Openbaar Vervoer worden gedeclareerd. Om zicht te houden op het dienstreisbudget moeten declaraties uiterlijk in de maand volgende op die waarop de dienstreis betrekking heeft worden ingediend. Zowel ten behoeve van de interne controle alsook ten behoeve van controle door de belastingdienst dienen declaraties gestaafd te worden met betalingsbewijzen.