Organisatie | Wijchen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening 2008 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene wet bestuursrecht Titel 4:2
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2015 | 01-01-2018 | Wijziging artikel 1.2 | 01-10-2015 | 15 IZ 085 | |
18-12-2014 | 10-10-2015 | Artt. 1.1, 1.6, 1.12 | 11-12-2014 zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2014-76276.html, 17-12-2014 | 14 AZ 079 | |
29-12-2011 | 18-12-2014 | Artt. 1.2, 1.4, 1.5, 1.9, 1.10 | 08-12-2011 Wegwijs, 21-12-2011 | 11 IZ 092 | |
03-02-2011 | 29-12-2011 | nieuwe regeling | 27-01-2011 Wegwijs, 02-02-2011 | 11 IZ-039 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Subsidie: de omschrijving in artikel 4:21, eerste lid, van de Awb;
De Awb: de Algemene wet bestuursrecht;
Organisatie: een rechtspersoon naar burgerlijk recht, die zich zonder winstoogmerk als hoofddoel stelt de behartiging van belangen op één of meer terreinen waarop deze verordening van toepassing is en op grond van deze verordening in aanmerking wil komen voor subsidie of waaraan subsidie is verleend;
Subsidieplafond: de omschrijving in artikel 4:22 van de Awb
Activiteitenplan: de omschrijving in artikel 4:62 van de Awb.
Waarderingssubsidie: een vorm van subsidie, waarbij aan een organisatie eenmalig of per boekjaar een maximum bedrag aan financiële middelen wordt verstrekt voor activi-teiten zonder deze direct naar aard en inhoud te willen beïnvloeden en waarbij geen verband bestaat tussen de kosten die de organisatie maakt en de omvang van de subsidie;
Voorziening: zijn passiefposten in de balans, die een schatting geven van de voorzienbare lasten in verband met risico’s en verplichtingen, waarvan de omvang en/of het tijdstip van optreden op de balansdatum min of meer onzeker zijn en die oorzakelijk samenhangen met de periode voorafgaande aan die datum. Daarnaast behoren tot de voorzieningen de van derden verkregen middelen, die voor een specifiek doel besteed moeten worden;
Afdeling 4.2.8 van de Awb is van toepassing op de budgetsubsidie, normsubsidie en waarderingssubsidie;
De raad kan jaarlijks bij vaststelling van de begroting voor één of meerdere subsidies een subsidieplafond vaststellen.
Artikel 1.4 Termijn aanvraag om subsidieverlening
Het College kan op verzoek van de subsidieaanvrager uitstel verlenen voor het indienen van een aanvraag om een eenmalige subsidie hoger dan € 5.120,- of een per boekjaar verstrekte subsidie tot 1 juli van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit plaatsvindt, mits het verzoek om uitstel uiterlijk op 16 maart is ontvangen.
Wanneer de aanvrager zijn verzoek tot verlening van een per boekjaar te verstrekken subsidie indient na 1 april van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode, dan kan ambtshalve op de subsidie een korting worden toegepast van 25% van het subsidiebedrag, waar de aanvrager zonder deze korting op zou mogen rekenen. De korting bedraagt nooit meer dan € 5.000,-- per verzoek. Als op genoemde termijn van 1 april uitstel is verleend, dan geldt dit lid ook bij overschrijding van de nieuwe gestelde termijn tot indiening van het verzoek.
Artikel 1.5 Termijn aanvraag om subsidievaststelling
- A Wanneer de aanvrager zijn verzoek tot vaststelling van een per boekjaar verstrekte subsidie indient na 1 april van het jaar volgend op de subsidieperiode, dan kan ambtshalve op de subsidie een korting worden toegepast van 25% van het subsidiebedrag, waar hij zonder deze korting op zou mogen rekenen. De korting bedraagt nooit meer dan € 5.000,-- per verzoek. Als op genoemde termijn van 1 april uitstel is verleend, dan geldt dit lid ook bij overschrijding van de nieuwe gestelde termijn tot indiening van het verzoek.
Artikel 1.8 Termijn besluitvorming subsidievaststelling
In afwijking van het tweede lid van dit artikel stelt het college de waarderingssubsidie vast overeenkomst artikel 4:43 van de Awb.
Artikel 1.9 Vereisten subsidievaststelling
Bij de aanvraag om subsidievaststelling zijn de volgende gegevens noodzakelijk:
Een schriftelijke verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van het financieel verslag indien de subsidie € 76.800,-- of meer bedraagt. Op dit drempelbedrag kan een prijsindexcijfer worden toegepast.
Voor waarderingssubsidies in het kader van het Innovatiefonds stelt het college bij beleidsregel, zoals bedoeld in artikel 1.2, lid 4 van deze verordening, vast voor welke activiteiten deze subsidie wordt verleend. Voor zover van toepassing, wordt hierbij tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, op welke wijze een aanvraag kan worden ingediend en welke gegevens hierbij moeten worden gevoegd, hoe de subsidie wordt berekend, gedurende welk tijdvak subsidie kan worden aangevraagd, de verdeling van de subsidie en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald. Hierbij kan het college een of meerdere subsidieplafonds vaststellen.
Voor subsidies in het kader van het innovatiefonds wordt alleen een beschikking tot vaststelling van een subsidie gegeven overeenkomstig art. 4:43 van de Awb.
Artikel 2.1 Algemene verplichtingen
Het college kan, naast het bepaalde in afdeling 4.2.4 van de Awb, aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen die betrekking hebben op:
Artikel 2.2 Verplichtingen ten aanzien van vermogensvorming
Artikel 4:41 van de Awb is van toepassing;
Hoofdstuk 3 Weigering, betaling en terugvordering van de subsidie
Artikel 3.1 Weigeringsgronden subsidieverlening
De subsidieverlening kan, naast de weigeringsgronden bedoeld in artikel 4:25, tweede lid, en artikel 4:35 van de Awb, worden geweigerd als er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:
Algemene subsidieverordening 2008 - Toelichting
Raadsbesluit : 27 januari 2011 / nr.: 11 IZ-039
Gepubliceerd : 2 februari 2011
In deze handleiding wordt de Algemene subsidieverordening 2008 waar nodig voorzien van een toelichting. De artikelen die in deze handleiding niet worden genoemd spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.
De Algemene subsidieverordening 2008 vormt de kapstok van het totale gemeentelijk subsidiebeleid. Het subsidiebegrip wordt in deze verordening niet nader omschreven, omdat hiervan een definitie is opgenomen in artikel 4:21, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In dit artikel wordt onder subsidie verstaan:
De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Een verduidelijking van de vier elementen uit het subsidiebegrip:
Het subsidiebegrip van de Awb is van toepassing als er sprake is van overdracht van wettige betaalmiddelen (geld). Het belangrijkste moment is niet de uitbetaling, maar de beslissing van het bevoegde bestuursorgaan dat de voorgenomen activiteiten worden gesubsidieerd. Er is dan sprake van een rechtens afdwingbare aanspraak op financiële middelen. Onder de begripsomschrijving valt niet het “om niet” (= subsidie in natura) leveren van goederen en diensten door de gemeente. Dit betekent dat bijvoorbeeld het gratis of goedkoop beschikbaar stellen van gemeentelijke accommodaties niet onder het subsidiebegrip valt, terwijl een geldelijke tegemoetkoming in de huurkosten wel als een subsidie moet worden gekwalificeerd.
Volgens de wetgever moet er sprake zijn van duidelijk omschreven activiteiten van de subsidieontvanger. Ook het nalaten van activiteiten valt hieronder. Voorbeelden van zaken die buiten het subsidiebegrip vallen zijn o.a. het verschaffen van financiële middelen om te voorzien in de kosten van bestaan, het uitloven van een ere prijs, schadevergoedingen, huursubsidie, tegemoetkoming studiefinanciering en het betalen van lidmaatschapscontributies.
Toelichting op een aantal artikelen uit de Algemene subsidieverordening 2008
In deze artikelen zijn diverse begrippen opgenomen. In de Algemene subsidieverordening 2008 en de daaruit voortvloeiende beleidsregels wordt onderscheid gemaakt tussen eenmalige en per boekjaar verstrekte subsidies. Een subsidie heeft op grond van de Awb een structureel karakter wanneer zij achtereenvolgens vijf jaren of meer is verstrekt. In andere gevallen is sprake van een eenmalige (of incidentele) subsidie. Ten aanzien van de per boekjaar verstrekte subsidies is de gelijknamige afdeling in de Awb van toepassing verklaard. De overige begrippen spreken voor zich.
Er wordt onderscheid gemaakt in vier soorten subsidies:
Het vijfde lid van artikel 1.2 geeft aan dat subsidies uitsluitend worden verstrekt als geen sprake is van een voorliggende voorziening. Dit houdt in dat men pas voor subsidie komt men in aanmerking komt wanneer andere financiële mogelijkheden in het geheel geen of slechts in beperkte zin resultaat hebben opgeleverd (bijvoorbeeld eigen reserves, hypotheek, sponsoring, fondsenwerving, etc.).
Dit artikel heeft betrekking op het subsidieplafond, d.w.z. het bedrag dat gedurende een bepaalde tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (artikel 4:22 Awb). De raad stelt jaarlijks de gemeentebegroting vast. In de gemeentebegroting zijn voor verschillende beleidsterreinen, zoals sport, amateurkunst, culturele en maatschappelijke vorming, ouderenwerk, etc. budgetten opgenomen. In de Beleidsregel subsidieverstrekkingen is nader bepaald welke budgetten als subsidieplafond worden aangemaakt. Wanneer het subsidieplafond bij een eventuele subsidieverlening zou worden overschreden heeft het college de bevoegdheid op grond hiervan de subsidieaanvraag te weigeren of de subsidie te verlagen.
Artikel 1.4 t/m 1.9 en artikel 3.2
In het traject van het indienen van een subsidieaanvraag tot aan de uiteindelijke uitbetaling van de subsidie moet onderscheid worden gemaakt tussen per boekjaar verstrekte subsidies en eenmalige subsidies. Dat zelfde onderscheid geldt eveneens voor het traject ten aanzien van de afhandeling van een aanvraag. Tevens speelt hierbij de hoogte van het gevraagde, dan wel het te verlenen subsidiebedrag een rol.
De genoemde termijnen in deze artikelen zijn noodzakelijk om te kunnen garanderen dat het bevoegde bestuursorgaan vóór de start van de activiteiten een besluit kan nemen. Hierbij is rekening gehouden met de noodzakelijk te volgen procedure en eventuele vertragingen die kunnen ontstaan doordat extra gegevens ter beoordeling van de subsidieaanvraag door de aanvragende organisatie moeten worden overlegd.
Samengevat zijn er vier belangrijke elementen in het traject om voor subsidie in aanmerking te komen:
In het geval van een aanvraag om waarderingssubsidie ontbreken stappen 3 en 4. Het besluit tot subsidieverlening is die situatie tevens het besluit tot subsidievaststelling. In alle andere gevallen zijn de genoemde stappen noodzakelijk om voor subsidie in aanmerking te komen.
Artikel 1.5 (subsidievaststelling op nul Euro)
Belangrijke wijziging bij raadsbesluit van 28 januari 2010 is de toevoeging van artikel 1.5, lid 5, namelijk dat de gemeente bevoegd is om de subsidie ambtshalve op nul Euro vast te stellen, als een verzoek tot vaststelling van de subsidie niet of niet tijdig wordt ontvangen (volgens lid 1 en 2 van dit artikel) of niet compleet is (ook niet nà een rappel). Dit is een gemeentelijke bevoegdheid volgens de Algemene wet bestuursrecht. Dus geen verplichting om in dergelijke gevallen ook zo te handelen.
Artikel 1.6 (Besluitvorming meerjarige budgetsubsidie hoger dan € 100.000,-)
Artikel 1.6, lid 3 is in het geval van een besluit over het sluiten van een meerjarige budgetovereenkomst, waarin per boekjaar € 100.000,- subsidie of meer verleend wordt, alleen van toepassing bij de eerste aanvraag. Als de raad instemt met de budgetovereenkomst en de gemeentebegroting voor het volgende boekjaar vaststelt (doorgaans in november van enig jaar) kan in navolgende boekjaren (waar de overeenkomst betrekking op heeft) worden volstaan met een besluit van het college tot verlening van de budgetsubsidie, uiteraard binnen de financieel gestelde kaders. Zie daartoe ook de Beleidsregel subsidieverstrekkingen, artikel 2.2.
Een organisatie heeft de mogelijkheid haar eigen vermogen op te bouwen uit een egalisatiereserve en/of een of meerdere bestemmingsreserve(s). Het begrip egalisatiereserve is uitgelegd in de Algemene subsidieverordening, artikel 1.1. Voorbeeld 1: Wanneer een organisatie voor activiteiten in een bepaald jaar € 100.000,- subsidie ontvangt, dan mag aan het eind van dat jaar de egalisatiereserve niet hoger zijn dan 10% van € 100.000,- = € 10.000,-.
Wanneer een organisatie een hoger bedrag wil reserveren, dan moet dat in de vorm van een bestemmingsreserve waarvoor toestemming van het college is vereist. Een bestemmingsreserve betreft een gevormde reserve voor een nog te verwachten uitgave in een bepaalde periode en voor een vooraf vastgestelde activiteit, dat overigens in het verlengde moet liggen van de doelstelling van de organisatie.
Naast procedurele bepalingen zijn er voor de subsidieaanvragen ook nog andere verplichtingen, die de subsidieaanvrager (kunnen) worden opgelegd.
Artikel 4.41 van de Awb bepaalt dat voorzover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming de subsidieontvangende organisatie een vergoeding verschuldigd is aan het bevoegd bestuursorgaan (college of raad). De situaties waarin dit het geval zal zijn, zijn beschreven in artikel 4:41 van de Awb. De omvang van het bedrag dat de subsidieontvangende organisatie verschuldigd is aan het bestuursorgaan is afhankelijk van de mate waarin het subsidiebedrag heeft bijgedragen tot vermogensvermogen. Het vermogen van een organisatie kan immers ook toenemen door eigen bijdragen van leden, deelnemers of gebruikers, sponsorbijdragen en schenkingen.
Tevens zijn een aantal algemene weigeringsgronden – naast die in de Awb – geformuleerd, die het bevoegde bestuursorgaan (college of raad) de mogelijkheden geven een subsidieaanvraag af te wijzen.
In de Algemene subsidieverordening 2008 zijn veel zaken ten aanzien van de subsidieverlening en subsidievaststelling geregeld. Toch kan het voorkomen dat het college met een situatie te maken krijgt waarin de Algemene subsidieverordening 2008 niet of onvoldoende voorziet of zelfs onduidelijk is. Het college is dan bevoegd om op basis van eigen inzichten, maar na het horen van de belanghebbende organisatie, een besluit te nemen.
Lid 2 en 3 noemen drempelbedragen waarna er naar de raad gegaan moet worden voor een besluit. Voor het innovatiefonds leefbaarheid willen we de beslissingsbevoegdheid bij het college houden, omdat het om uitvoeringsbesluiten gaat, binnen kaders van de raad.
Om te komen tot besluitvorming kan het bestuur zich bij laten staan door een adviescommissie. Dit kan zijn een jury, een bewonerscommissie of een andere vorm van een adviescommissie.
Lid 1: in dit artikel ontdoen we ons van regelgeving die als knellend ervaren wordt in het kader van het fonds: het streven is om een laagdrempelige regeling te ontwikkelen met zo min mogelijk bureaucratie. Bijzondere toelichting betreft artikel 1.1 e van de huidige verordening: hierin wordt bepaalt dat commerciële activiteiten buiten de werking van de verordening vallen. Het MKB-gedeelte van het fonds is gericht op commerciële bedrijven. Om dit mogelijk te maken dient deze bepaling geschrapt. Voor het leefbaarheidsgedeelte van het fonds is in de beleidsregel een begripsbepaling opgenomen over organisaties. Hier worden de commerciële organisaties uitgesloten voor het leefbaarheidsdeel.
Lid 2: door een aantal artikelen en leden van artikelen buiten werking te stellen in lid 1, moeten een aantal zaken op een andere plek geregeld worden. Dit artikel bepaalt dat we dit doen in de beleidsregel. Het college is bevoegd om beleidsregels vast te stellen. Dit is in de verordening geregeld in art. 2.1 lid 4.
Lid 3: de termijn van 26 weken is gekozen, omdat tussen aanvraag en verlening een procedure zit met communicatie om de openstelling van het fonds voor het leefbaarheidsgedeelte bekend te maken, een tijdvak voor het indienen van aanvragen, een presentatie en tenslotte de beoordeling en vaststelling van de subsidie. Is deze termijn te krap dan kan de gemeente in gebreke gesteld worden op straffe van een dwangsom. De termijn van 26 weken is een maximale termijn. Voor de uitvoering kan voor een kortere termijn gekozen worden.
Lid 4: voor de waarderingssubsidie wordt geen separaat besluit tot verlening gegeven. Dit verkort en vereenvoudigd de procedure en past in de geest van een waarderingssubsidie.