Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Reimerswaal

Nadere regels Verordening op de weekmarkten Reimerswaal 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieReimerswaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels Verordening op de weekmarkten Reimerswaal 2011
CiteertitelNadere regels Verordening op de weekmarkten Reimerswaal 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpnadere regels marktverordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 3 van de Verordening op de weekmarkten Reimerswaal 2011

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Niet van toepassing.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-2011nieuwe regeling

19-04-2011

Reimerswaal Informatie

voorstel 8 april 2011, kenmerk 11.006868

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels Verordening op de weekmarkten Reimerswaal 2011

Burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal;

gelet op het bepaalde in artikel 3 van de Verordening op de weekmarkten Reimerswaal 2011;

overwegende dat in het belang van de goede gang van zaken op de in de gemeente te houden markten is, nadere regels te stellen op grond waarvan de orde op de markten nader wordt uitgewerkt;

besluit:

vast te stellen de navolgende "Nadere regels Verordening op de weekmarkten Reimerswaal 2011'

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de begripsomschrijvingen wordt verwezen naar artikel 1 van de Verordening op de weekmarkten Reimerswaal 2011.

Artikel 2 Aanwijzing weekmarkten

  • 1

    In de gemeente Reimerswaal worden de volgende weekmarkten gehouden:a. Dinsdagmarkt 13.00 – 17.00 uur te Kruiningen;b. Vrijdagmarkt 8.00 – 12.30 uur te Yerseke.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid kan het college op grond van onvoorziene en bijzondere omstandigheden bepalen dat de markt niet zal plaatsvinden dan wel tijdelijk of gedeeltelijk zal plaatsvinden op een andere plaats, dag en/of tijd en indien nodig vergunninghouders een andere standplaats toewijzen dan die waarvoor zij vergunning hebben.

Artikel 3 Inrichting van de markt

Het college bepaalt ten aanzien van de markten in Reimerswaal:a. De grenzen van het marktterrein, de opstelling en indeling van de markt overeenkomstig de door het college vastgestelde, bij deze nadere regels behorende en als zodanig gewaarmerkte indelingstekeningen;b. De afmeting van standplaatsen wordt vastgesteld in eenheden van 4 meter;c. De afmeting van een standwerkerplaats bedraagt op 3 x 3 meter. 

Hoofdstuk 2 VERGUNNINGEN

Artikel 4 Toewijzing van vaste standplaatsen

Wanneer de standplaats niet kan worden ingevuld met de gewenste branche, dan zal door het college een andere branche worden bepaald.

Hoofdstuk 3 BEPALINGEN OVER HET GEBRUIK VAN DE STANDPLAATS

Artikel 5 Het gebruik van de standplaats

  • 1

    De vergunninghouder mag tijdens de markten geen goederen uitstallen, verkopen of afleveren op een andere plaats dan waarvoor hem vergunning is verleend.

  • 2

    Het aanbrengen van borden, vlaggen, kraamverlengingen e.d. aan de luifels van de kramen, bakkramen/wagens is niet toegestaan.

  • 3

    Het is mogelijk borden, vlaggen, kraamverlengingen e.d. aan de luifels van de kramen aan te brengen zolang de veiligheid op de markt hierdoor niet wordt belemmerd. Dit ter beoordeling van de marktmeester.

  • 4

    Tijdens de markturen mag de vergunninghouder niet de doorgang in de wandelgangen op en langs het marktterrein op enigerlei wijze hinderen of belemmeren.

  • 5

    De vergunninghouder mag voor de marktkraam of verkoopwagen geen goederen of waren uitstallen. Voor gebruik van ander eigen materiaal geldt hetzelfde.

  • 6

    Het is verboden op het marktterein tijdens de duur van de markt met goederen of waren ten verkoop rond te lopen of te rijden.

  • 7

    Van het bepaalde in lid 6 kan door burgemeester en wethouders ontheffing worden verleend voor zover het betreft de verkoop van alcoholvrije dranken en geringe eet- en drinkwaren ten behoeve van de vergunninghouders.

  • 8

    Het is de vergunninghouder verboden voor het sluitingstijdstip van de markt goederen door middel van vervoermiddelen af te voeren.

  • 9

    Het is de vergunninghouder verboden de standplaats als opslagruimte te gebruiken.

  • 10

    Het is de vergunninghouder verboden pennen of andere voorwerpen in het marktterrein te slaan.

Artikel 6 Bereikbaarheid en opstelling

  • 1

    Er moet ten behoeve van het verkeer van de hulpverlenende diensten (politie, brandweer, ambulance), een doorgaande route met een breedte van 3,5 m en een hoogte van 4,2 m worden vrijgehouden. Hekwerken die deze route blokkeren moeten snel en gemakkelijk kunnen worden verwijderd. In deze route mogen geen losse goederen (zoals vlaggen, kledingrekken en dergelijke) worden geplaatst. 

  • 2

    Brandkranen en overige bluswaterwinplaatsen moeten zijn vrijgehouden en altijd bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen.

  • 3

    Tuidraden, draden, elektriciteitskabels e.d., die over de weg zijn gespannen moeten minimaal 4,2 m boven het straatniveau zijn aangebracht. 

  • 4

    Gebouwen en bouwwerken achter de bakkraam/bakwagen moeten bereikbaar zijn en bereikbaar worden gehouden.

  • 5

    De bakkraam/bakwagen moet zodanig zijn opgesteld, dat deze op geen enkele wijze gevaar kan opleveren voor de omgeving.

Artikel 7 Tijdstip van het innemen van de standwerkersplaats en aan- en afvoer van goederen

Standwerkers dienen hun standwerkerplaats een half uur voor het sluitingstijdstip van een markt te hebben ontruimd en verlaten.

Artikel 8 Elektriciteit

  • 1

    De vergunninghouder is verplicht voor zover hij gebruik maakt van elektrische energie deze te betrekken vanuit door het college beschikbaar gestelde middelen.

  • 2

    De elektrische installatie moet voldoen aan de norm NEN 1010 en de nadere eisen van het plaatselijke energiebedrijf.

  • 3

    De elektrische installatie moet zijn voorzien van groepszekeringen en een aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30mA.

  • 4

    De verplaatsbare leiding (verlengsnoer) van een bakkraam/bakwagen naar een aansluitpunt voor elektriciteit moet:- minstens 3 aderig zijn, met een nominale kerndoorsnede van 2½ mm²;- zijn beschermd door een ommanteling van neopreen, die geen beschadigingen of gebreken vertoont.

  • 5

    De lengte van de verplaatsbare leiding (verlengsnoer) mag ten hoogste 25 m bedragen en moet geheel zijn uitgerold.

  • 6

    De plaats en de bevestiging van de verplaatsbare leiding (verlengsnoer) moet zodanig zijn, dat er niemand over kan struikelen.

Artikel 9 Gasinstallatie

  • 1

    Bij een bakkraam/bakwagen mogen niet meer losse gasflessen/gastanks aanwezig zijn dan als werkvoorraad voor één dag nodig is.

  • 2

    De waterinhoud van een losse gasfles/gastank mag niet groter zijn dan 115 liter.

  • 3

    Een opstelruimte voor gasflessen, moet aan de buitenlucht zijn geventileerd door middel van minstens twee niet afsluitbare openingen nabij of in de vloer, die zover mogelijk uit elkaar moeten liggen. De netto doorlaat van de ventilatieopeningen moet 1/40 van het vloeroppervlak bedragen met een minimum van 100 cm² per opening.

  • 4

    Een opstelruimte voor gasflessen moet gasdicht zijn gescheiden van de gebruiksruimte en mag slechts van buitenaf door middel van een deur of luik bereikbaar zijn.

  • 5

    Een flessengasinstallatie moet voldoen aan de norm NEN 1078 en de NPR 3378, dan wel de NEN-EN 12245.

  • 6

    De afstand tussen een opstelling voor gasflessen en overige voor verwarming bestemde brandstoffen moet in een tijdelijke inrichting ten minste 5 m bedragen.

  • 7

    Een opslagplaats van gasflessen achter een bakkraam/bakwagen mag niet toegankelijk zijn voor publiek en moet zijn voorzien van het opschrift “ROKEN EN VUUR VERBODEN” in letters met een hoogte van minimaal 8cm.

  • 8

    Een opslag van gasflessen/gastanks moet goed aan de buitenlucht worden geventileerd.

  • 9

    LPG mag uitsluitend worden toegepast in een LPG-dampgassysteem (rode tank) dat als zodanig is gemonteerd, gekeurd en gecertificeerd moet zijn volgens de norm NEN-EN 1949:2002 en de norm NEN-EN 1949:2002/A1:2005. 

  • 10

    Gasflessen moeten zijn voorzien van een door Lloyds Register-Stoomwezen erkend geldig keurmerk of het Europese keurmerk PIE (π) volgens de Europese richtlijn 1999/36/EG.

  • 11

    De aanwezigheid van gasflessen waarvan de goedkeuring volgens de ingeponste datum meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, is verboden. Voor Shell-benegas en Primagas flessen is dit 15 jaar.

  • 12

    Gasflessen en gastanks mogen slechts tot 80% worden gevuld.

  • 13

    Een lege gasfles moet altijd met gesloten afsluiter worden bewaard.

  • 14

    Afsluiters moeten tegen beschadigen worden beschermd. Als de bescherming uit een afneembare kop bestaat, moet deze bij niet aangesloten flessen zijn aangebracht.

  • 15

    Het gebruik van een reduceerventiel (drukregelaar) dat ouder is dan 5 jaar is verboden.

  • 16

    Een verbruikstoestel mag uitsluitend op de standplaats in werking zijn. Tijdens het transport van de bakwagen moeten de afsluiters van gasflessen en/of gastank te allen tijde zijn gesloten.

  • 17

    Alle toegepaste appendages moeten van een door Lloyds Register-Stoomwezen goedgekeurd type zijn of voorzien van een Gastec QA.

  • 18

    Het leidingnet moet zijn uitgevoerd als een vaste leiding van metaal. Aan het einde van elk aftakpunt van de vaste leiding naar een gebruikstoestel moet zich een afsluiter bevinden.

  • 19

    Het gebruik van een gasslang is alleen toegestaan:- voor het aansluiten van een verbruikstoestel op het leidingnet;- als koppelslang tussen een gasfles/gastank en het leidingnet;- als koppelslang tussen een gasfles/gastank en een manifold.

  • 20

    Elke verbindingsslang tussen een drukhouder en een verbruikstoestel e.d. moet:- voorzien zijn van het opschrift “butaangas of propaangas” en voldoen aan de eisen gesteld in de normen NEN 5654 van juli 1980 of de NEN-EN 559;- zijn vervaardigd van synthetische rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen en niet ouder zijn dan twee jaar;- door middel van slangklemmen op slangpilaren zijn bevestigd;- vrij en ongespannen zijn aangelegd;- zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden en/of mechanische beschadiging wordt voorkomen;- zo kort mogelijk zijn gehouden.De slanglengte voor een tijdelijke opstelling mag maximaal 10 m bedragen.

    NB Propaanslangen zijn erin twee uitvoeringen: de oranje/bruin gekleurde, met op de slang het jaar van aanmaak aangegeven en de zwarte slang met vaste metalen koppelingen. Het jaar van fabricage is hier ingeponst op de metalen koppeling.

  • 21

    Het leidingnet met toebehoren moet iedere twee jaar en zo vaak als de omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld bij wijzigingen en reparaties), worden gekeurd en beproefd. Van de beproeving moet een door of vanwege de installateur getekende en door de vergunninghouder mede ondertekende verklaring bij de gebruikers aanwezig zijn. De keuring en beproeving moeten bevatten:- controle op de vereiste beveiligingen van het leidingsysteem en controle op de goede werking van deze beveiligingen;- controle op de toepassing van goedgekeurd toebehoren;- beproeving van de installatie met lucht of een inert gas.

  • 22

    Het leidingsysteem met toebehoren moet steeds in goede staat van onderhoud verkeren.

Artikel 10 Afvoer van verbrandingsgassen en dampen

  • 1

    De verbrandingsgassen van bak- en braadtoestellen moeten d.m.v. afvoerleidingen van onbrandbaar en hittebestendig materiaal worden afgevoerd. Wand- en dakdoorvoeringen moeten zijn uitgevoerd met een dubbelwandige nisbus.

  • 2

    Binnen een afstand van 0,3 m van een afvoerleiding voor bakdampen en een afvoerleiding voor verbrandingsgassen, mogen geen brandbare stoffen aanwezig zijn, tenzij deze zijn bekleed met een onbrandbaar en slecht warmtegeleidend materiaal.

  • 3

    Afvoer van bakdampen en verbrandingsgassen door één leiding is toegestaan, mits de temperatuur van de verbrandingsgassen gemeten op de plaats van samenkomst, niet hoger is dan 200ºC.

  • 4

    De filters van de luchtreinigingsinstallatie moeten zo vaak gereinigd/vervangen worden als voor de goede werking noodzakelijk is.

Artikel 11 Blusmiddelen

  • 1

    In elke bakkraam/bakwagen moet het volgende aanwezig zijn:- nabij de toegang, een draagbaar blustoestel met een inhoud van minstens 6 kg bluspoeder, 5 kg koolzuursneeuw of een gelijkwaardig ander blusmiddel;- goed passende deksels voor het snel afdekken van de pannen bij brand;- een blusdeken van minimaal 120 x 90 cm.

  • 2

    Een draagbaar blustoestel moet:- voor iedereen duidelijk zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar zijn aangebracht;- voor direct gebruik gereed zijn;- in goede staat van onderhoud verkeren;- zijn voorzien van een geldig Rijkskeurmerk met rangnummer;- ten minste eenmaal per twee jaar overeenkomstig de norm NEN 2559:2001 zijn onderhouden en zijn voorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum is vermeld.

Artikel 12 Bakruimte

  • 1

    De bakinstallatie (oliebak) moet zodanig zijn geconstrueerd, dat olie of vet niet in de verbrandingsruimte kan komen (bijvoorbeeld door overbruisen, waarbij olie over de rand of door de kieren om de rand vloeit). Frituren is alleen toegestaan in ruimten die daarvoor zijn ingericht, dus niet in verkoopruimten van winkels. 

  • 2

    Elk bak- en braadtoestel moet zijn voorzien van een goed functionerende thermostaat of thermokoppel met een maximaal ingestelde waarde van 190º C.

  • 3

    Een gaskomfoor moet zijn opgesteld op een plaat van onbrandbaar en slecht warmtegeleidend materiaal.

  • 4

    Het draagvlak onder bak- en braadtoestellen moet tenminste 0,1 meter buiten de toestellen onbrandbaar zijn, dan wel zijn bekleed met een onbrandbaar en slecht warmtegeleidend materiaal. De wanden in de nabijheid van een bak- en braadtoestel moeten tot minstens 0,3 meter buiten het toestel op dezelfde wijze zijn bekleed.

  • 5

    Elektrisch verwarmde bakpannen c.q. bakinstallaties moeten door middel van thermostaten met een maximum ingestelde waarde van 190ºC, tegen oververhitting zijn beveiligd.

  • 6

    Losse verwarmingstoestellen met open vuur zijn verboden.

Artikel 13 Bakactiviteiten in voor gevels geplaatste bakkramen/bakwagens

Bakkramen/bakwagens moeten zijn opgesteld op een afstand van tenminste 5 m vanaf de bebouwing. Deze voorwaarde geldt niet als het een blinde gevel betreft, die over een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van ten minste 30 minuten beschikt.

Artikel 14 Luidsprekers

  • 1

    Het is verboden tijdens de markturen op en rond het marktterrein gebruik te maken van luidsprekers of andere middelen ter versterking van het geluid.

  • 2

    Het college kan van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 15 Prijsaanduidingen

De vergunninghouder, met uitzondering van standwerkers, is, onverminderd het bepaalde in het Besluit prijsaanduiding producten, verplicht, indien de ten verkoop aangeboden goederen geprijsd worden, de prijsaanduiding zodanig aan te geven dat deze geen aanleiding tot misverstand kan geven en voor het publiek duidelijk leesbaar is.

Artikel 16 Afvalbakken

Vergunninghouders aan wie een vergunning is verleend om op hun standplaats eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken dienen aan de voorzijde van hun marktkraam of eigen materiaal voldoende korven of bakken te plaatsen voor het verzamelen van afval.

Artikel 17 Eigen materiaal

Het eigen materiaal (inclusief eventuele dissel) mag de afmeting van de standplaats die is toegewezen niet overschrijden. Het moet volledig inpasbaar zijn binnen de standplaats. Het college kan hiervan ontheffing verlenen.

Artikel 18 Hygiëne en reiniging van de standplaats

  • 1

    De vergunninghouder is verplicht:a. er voor te zorgen dat zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan gedurende de markttijden schoon wordt gehouden en een goed verzorgd aanzien biedt, een en ander ter beoordeling van de marktmeester.b. alvorens hij het marktterrein verlaat, de standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon en vetvrij op te leveren en alle verpakkingsmaterialen en ander afval mee te nemen.

  • 2

    Onverminderd de in de verordening opgenomen ordemaatregelen, straf-, overgangs- en slotbepalingen, worden de door de vergunninghouder op of nabij diens standplaats achtergelaten verpakkingsmaterialen en ander afval, op kosten van de vergunninghouder van gemeentewege gereinigd.

  • 3

    Indien de vergunninghouder niet voldoet aan het bepaalde in het eerste lid onder b van dit artikel voor wat betreft het vetvrij opleveren van de standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan wordt deze op kosten van de vergunninghouder van gemeentewege gereinigd.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden, gelijktijdig met de Verordening weekmarkten Reimerswaal 2011, na bekendmaking in werking op 1 mei 2011.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal d.d. 24 maart 2011.

 

de secretaris,

mr. F. marquinie MBA

 

de burgemeester,A.J. Huisman