Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Werkendam

Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWerkendam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening
CiteertitelVerordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpArchief

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet Sociale werkvoorziening, art. 7, lid 10
  2. Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2008Nieuwe regeling

01-07-2008

Altena Nieuws, 03-07-2008

WE/14566

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

 

De raad van de gemeente Werkendam,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,

 

gelet op artikel 7, tiende lid, van de Wet sociale werkvoorziening en de bepalingen van de Gemeentewet;

 

gezien het advies van de cliëntenraad van 28 mei 2008;

 

overwegende dat de raad bij verordening nadere regels dient vast te stellen met betrekking tot het verstrekken van Persoonsgebonden budgetten in het kader van de Wet sociale werk-voorziening.

 

besluit:

 

vast te stellen: de “Verordening Persoonsgebonden Budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening”.

 

Hoofdstuk 1        Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1    Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet sociale werkvoorziening en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college:                                   

      het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam;

    • b.

      de wet:                                   

      de Wet sociale werkvoorziening;

    • c.

      periodieke subsidie:                 

      de loonkostensubsidie en overige aan de werkgever te verstrekken vergoedingen voor structurele kosten.

 

Hoofdstuk 2        Financiële vergoedingen

 

Artikel 2    De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbondenuitvoeringskosten

Het college stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de sub-sidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden bud-get voor het daarop volgende kalenderjaar.

 

Artikel 3    Invulling voorwaarden adequate werkplek

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de sw-geïndi-ceerde adequaat wordt ingevuld.

  • 2.

    De werkgever dient aan de volgende vereisten te voldoen:

    • a.

      Zijn onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, met uitzondering van overheidsorganisaties of daaraan gelieerde instellingen;

    • b.

      Hij biedt een arbeidsplaats aan waarvan de omvang, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de sw-geïndiceerde, als passend aan te merken zijn;

    • c.

      Hij biedt een dienstverband aan met de duur van tenminste 6 maanden, met een mogelijkheid tot verlenging;

    • d.

      Hij biedt een salaris dat is gebaseerd op de voor het bedrijf of de betreffende branche geldende CAO of arbeidsvoorwaarden en indien er géén CAO aanwezig is, dan dient het salaris vastgesteld te worden conform de loonparagraaf van de CAO voor de sociale werkvoorziening;

    • e.

      Hij draagt er zorg voor dat de werkplek en werkomstandigheden voldoen aan de ARBO-normen

  • 3.

    De begeleidingsorganisatie dient te voldoen aan de volgende vereisten:

    • a.

      Zij is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      Zij en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, c.q. de sw-geïndiceerde voor wie het Persoonsgebonden budget is bestemd;

    • c.

      Zij heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld.

  • 4.

    Zowel de werkgever als de begeleidingsorganisatie dienen gedurende de verstrekking van het Persoonsgebonden budget te blijven voldoen aan de gestelde voorwaarden.

  • 5.

    Indien niet wordt voldaan aan de in dit artikel genoemde voorwaarden dan leidt dit tot een afwijzing van de aanvraag of tot een tussentijdse beëindiging van het Persoonsge-bonden budget.

 

Artikel 4    De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1.

    Het college stelt op verzoek van de Wsw-geïndiceerde de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever vast.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de hoogte van de aan de werkgever te verstrekken periodieke subsidie wordt rekening gehouden met de verdiencapaciteit van de Wsw-geïndiceerde;

  • 3.

    Het college stelt de verdiencapaciteit na overleg met de werkgever vast.

  • 4.

    Indien het college geen overeenstemming bereikt met de werkgever over de bepaling van de verdiencapaciteit stelt het college de hoogte van de subsidie niet eerder vast dan nadat een onafhankelijke deskundige een loonwaardeonderzoek heeft verricht;

 

Artikel 5    Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1.

    De loonkostensubsidie wordt herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeids-productiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 2.

    De beoordeling of de situatie als genoemd in het eerste lid zich voordoet, vindt mini-maal een keer per jaar plaats

 

Artikel 6    De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 1.

    Het aantal uren aan begeleiding dat voor vergoeding in aanmerking komt bedraagt ma-ximaal 15% van het aantal uren dat door de Wsw-geïndiceerde bij de werkgever wordt gewerkt.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de omvang van het aantal uren begeleiding wordt door partijen in onderling overleg vastgesteld.

  • 3.

    Iedere 6 maanden vindt een herbeoordeling van de hoogte van de in lid 2 genoemde vergoeding plaats.

  • 4.

    De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een bege-leid werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het totstandkomen van een arbeidsovereenkomst.

  • 5.

    Er vindt alleen vergoeding van de in dit artikel genoemde kosten plaats voor zover er sprake is van aantoonbaar gemaakte kosten.

 

Artikel 7    Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

  • 1.

    Het college kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen;

  • 2.

    Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloei-end uit Arbo-wetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgever-schap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor ver-goeding door het college;

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding van de kosten genoemd in het eerste lid wordt door par-tijen in onderling overleg vastgesteld;

  • 4.

    Aan het eerste lid kan ook toepassing worden gegeven door het in bruikleen beschik-baar stellen van hulpmiddelen aan de werkgever;

  • 5.

    Het college regelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

  • 6.

    Er vindt alleen vergoeding van de in dit artikel genoemde kosten plaats voor zover er geen vergoeding plaats kan vinden op grond van andere regelingen en voor zover er sprake is van aantoonbaar gemaakte kosten.

 

Artikel 8    Maximale vergoeding

Het totaal van de op grond van dit hoofdstuk verleende subsidies en vergoedingen bedraagt nooit meer dan de rijksbijdrage die, gelet op de indicatie van de Wsw-geïndiceerde en de omvang van het dienstverband, voor de betreffende persoon beschikbaar is.

 

Artikel 9    Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 1.

    De werkgever verstrekt binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar aan het college een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon, of indien er geen sprake is van een CAO het gebruikelijk voor de bedrijfstak geldende loon met dien verstande dat minimaal de loonparagraaf zoals opgenomen in de CAO voor de sociale werkvoorziening van toepassing is, van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

  • 2.

    Het college stelt de periodieke subsidie binnen vier weken na ontvangst van deze opgave vast.

 

Artikel 10 Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verreke-ning van de betaalde voorschotten.

 

Hoofdstuk 3        De aanvraag

 

 

Artikel 11 Indienen van de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt mede-ondertekend door werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 2.

    Het college zal ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vaststellen.

 

Artikel 12 Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag binnen zes weken na ontvangst van alle beno-digde gegevens.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

 

Artikel 13 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • b.

    de wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • c.

    de verplichtingen van de werkgever.

 

Hoofdstuk 4        Informatieplicht

 

Artikel 14 Informatieplicht

  • 1.

    a. De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

    b. De begeleidingsorganisatie doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie of de hoogte van de vergoeding.

    c. De Wsw-geïndiceerde doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrek-king van de subsidie of de hoogte van de vergoeding.

  • 2.

    Indien niet wordt voldaan aan de in het eerste lid genoemde informatieplicht dan kan het college besluiten de subsidie of vergoeding geheel of gedeeltelijk in te trekken of te beëindigen.

 

Hoofdstuk 5        Slotbepalingen

 

Artikel 15  Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de Wsw-geïndiceerd afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 16  Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

 

Artikel 17  Uitvoering

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

  • 2.

    Het college evalueert jaarlijks de uitvoering van deze regeling.

 

Artikel 18  Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2008

 

Artikel 19  Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald: ‘Verordening persoonsgebonden budget begeleid wer-ken Wet sociale werkvoorziening’.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Werkendam van 01 jul 2008     

 

de raadsgriffier,                                           de voorzitter,

 

 

 

mr. I. Bakker                                              drs. H.A.G. Hellegers

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1        Algemene bepalingen

 

Artikel 1    Begripsomschrijvingen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Wsw of Awb niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende de-finities in de Wsw of Awb ook de verordening moet worden gewijzigd.

 

De begrippen die niet zijn omschreven in de Wsw of Awb, of die verduidelijkt moeten wor-den, zijn in het tweede lid omschreven.

 

Hoofdstuk 2        Financiële vergoedingen

 

Artikel 2    De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbondenuitvoeringskosten

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbon-den uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

In dit artikel wordt bepaald dat het college elk jaar de hoogte van de gemeentelijke uitvoe-ringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. De gemeente zal zelf moeten be-palen welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde voor de gemeente met zich meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de sub-sidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

  • -

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • -

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

  • -

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • -

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • -

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

 

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden met de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.

 

Artikel 3    Invulling voorwaarden adequate werkplek

Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de ar-beid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werk-gever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee kan een gemeente ei-sen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. In artikel 7, tiende lid, Wsw dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde is aangewe-zen.

 

In het eerste lid van dit artikel is de algemene bepaling opgenomen dat een PGB kan worden gestrekt.

 

In het tweede lid is opgenomen aan welke vereisten de werkgever moet voldoen voor de toekenning van een PGB.

 

Onder a is bepaald dat de werkgever dient ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophan-del. Deze bepaling kan overigens niet worden opgenomen voor overheidsorganisaties of daaraan gelieerde instellingen, omdat die niet bij de Kamer van Koophandel zijn of kunnen worden ingeschreven.

Onder b is bepaald dat de werkgever een dienstverband dient aan te bieden dat aansluit bij de mogelijkheden van sw-geïndiceerde. De vraag of er sprake is van een passend dienstver-band zal mede bepaald worden in het licht van de indicatie die door het CWI is afgegeven.

De minimale duur van de arbeidsovereenkomst is onder c bepaald. Er is voor een dergelijke bepaling gekozen omdat er van uit wordt gegaan dat een dienstverband alleen zinvol is voor de ontwikkeling van de sw-geïndiceerde als deze voldoende mogelijkheid heeft om zich in te werken en ervaring op te doen.

Om er voor te zorg te dragen dat de sw-geïndiceerde gelijkwaardig wordt behandeld in ver-gelijking met de overige werknemers in de onderneming, is onder d geregeld dat salariëring volgens de binnen het bedrijf geldende regels dient plaats te vinden.

Tenslotte wordt onder e bepaald dat voldaan dient te worden aan de eisen die worden ge-steld aan de arbeidsomstandigheden.

 

De voorwaarden waaraan begeleidingsorganisaties moeten voldoen zijn neergelegd in het derde lid. Evenals de werkgever dient de begeleidingsorganisatie ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel. Dit is onder a geregeld. Overigens geldt deze eis alleen indien er sprake is van een organisatie die inschrijvingsplichtig is.

Onder b is bepaald dat de begeleidingsorganisatie voldoende gekwalificeerd met zijn om sw-geïndiceerden te begeleiden. Dit kan onder andere blijken uit de ervaring die men reeds heeft binnen het werkveld. Dit laatste aspect komt aan de orde onder c.

 

Indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden die in dit artikel worden gesteld, dan zal het verzoek voor verstrekking van een PGB worden afgewezen. Deze afwijzingsgrond is expli-ciet opgenomen in het vierde lid.

 

Artikel 4    De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

De gemeenteraad dient bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, Wsw). De periodieke subsidie bestaat uit een loon-kostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werk-gever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde (bij-voorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).

 

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loon-kosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel gevallen overigens gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.

 

Ook bij de uitvoering van deze verordening wordt er van uitgegaan dat de hoogte van de aan de werkgever te verstrekken subsidie in een onderhandelingsproces tot stand komt. Dit is ook neergelegd in het derde lid. In het vierde lid wordt nog de mogelijkheid geboden om een onafhankelijke deskundige in te schakelen indien er verschil van mening is over de loon-waarde van de sw-geïndiceerde.

 

Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrek-ken van loonkostensubsidies aan werkgevers die Wsw-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese veror-dening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daar-aan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt.

 

Artikel 5    Herziening van de loonkostensubsidie

De productiviteit van een sw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een be-geleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aan-gepast. Dit kan overigens zowel in positieve als in negatieve zin plaatsvinden. Als zich dit voordoet kan het college de loonkostensubsidie hierop aanpassen.

Als de productiviteit zich in negatieve zin ontwikkelt zal de werkgever veelal het initiatief ne-men om tot een aanpassing van de loonkostensubsidie te komen. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Om de hoogte van de loonkostensubsidie zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de ontwik-keling van de sw-geïndiceerde is in het tweede lid bepaald dat in ieder geval een keer per jaar een herbeoordeling plaatsvindt. Bij deze herbeoordeling zal aangesloten worden bij het-geen in artikel 4 is bepaald. Dit betekent dat in eerste instantie overleg met de werkgever plaatsvindt en dat de mogelijkheid open staat om een onderzoek in te laten stellen door een onafhankelijke deskundige.

 

Artikel 6    De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

Omdat de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst plaatsvindt, en in feite de uitkomst is van overleg hierover, hoeft dit artikel in principe niet in de verordening te worden opgenomen. Niettemin wordt het wenselijk geacht om hierover een bepaling in de verordening op te nemen. Op basis van ervaringsgegevens blijkt dat de om-vang van het aantal uren aan begeleiding in de tijd kan variëren, afhankelijk van de behoefte hieraan en de aard van de handicap. Veelal zal er in de beginperiode veel begeleiding nodig zijn en kan de begeleiding in de loop van de tijd worden verminderd.

Daarom is in de verordening (lid 3) opgenomen dat er ieder half jaar een herbeoordeling plaatsvindt om het aantal uren aan begeleiding, en dus de vergoeding, aan te passen. Par-tijen (gemeente, sw-geïndiceerde en begeleidingsorganisatie) moeten het hier uiteraard wel over eens zijn en van te voren met elkaar afspreken dat periodieke evaluaties over aanpas-singen in de omvang van het aantal begeleidingsuren plaats vinden. Op die manier kan maatwerk in de begeleiding worden geleverd.

In het vierde lid is de mogelijkheid opgenomen om het zoeken naar een werkplek pas te ho-noreren als dit ook daadwerkelijk leidt tot een arbeidsovereenkomst (no cure, no pay). Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een sw-geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt. In de praktijk komt het echter voor dat de begeleidingsorganisatie, c.q. het reïntegratiebedrijf, eerst een werkplek moet gaan zoeken, omdat die op voorhand niet beschikbaar is. Artikel 7, lid 4 van de wet geeft dit ook aan. Lukt het zoeken van een werk-plek niet, of niet tijdig, en er zou toch voor die dienst moeten worden betaald, dan is dit vanuit financieel oogpunt ongewenst. Vandaar de ‘no cure, no pay’ bepaling in lid 4.

De begeleidingsorganisatie zal wel aan meten tonen dat de kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Alleen de kosten die aantoonbaar gemaakt zijn komen voor vergoeding in aanmerking. (lid 5)

 

Artikel 7    Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaron-der het college aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt ver-richt (artikel 7, tiende lid, onderdeel c, Wsw). Dit artikel vormt de uitwerking van deze ver-plichting.

 

Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt voor de kosten van aanpassing van de werkplek. Dit kan noodzakelijk zijn als de betreffende Wsw-geïndi-ceerde werknemer door de beperkingen die hij ondervindt belemmeringen ondervindt bij het gebruik van een ‘normale’ werkplek.

 

In het tweede lid is nog expliciet geregeld dat het moet gaan om voorzieningen die specifiek gericht zijn op de betrokken werknemer. De normale kosten van een werkplek komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de werkgever deze kosten ook zou hebben als er sprake was van een werknemer zonder Wsw-indicatie.

 

In het derde lid wordt bepaald dat de hoogte van de vergoeding in overleg wordt vastgesteld Duidelijk is dat hier de criteria van redelijkheid en maatwerk van belang zijn om een verant-woorde en zorgvuldige afweging te maken. De aard van de voorziening kan immers van ge-val tot geval verschillen en overigens ook gerelateerd zijn aan de aard van de handicap. O-verigens hoeft er niet per sé sprake te zijn van aanpassingen van bouwkundige aard. Het kan ook gaan om (aangepaste) apparatuur die een sw-geïndiceerde kan gebruiken bij een andere werkgever.

 

Er kunnen voorzieningen zijn waarbij het uit oogpunt van efficiency beter is om deze in bruik-leen te verstrekken. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om deze voorzieningen in de toe-komst ook in te zetten voor een andere Wsw-geïndiceerde. De mogelijkheid om de voorzie-ning in bruikleen te verstrekken is opgenomen in het vierde lid. Overigens zal bij de vraag of het wenselijk is om over te gaan tot een bruikleen verstrekking de (verwachte) duur van het dienstverband een rol spelen.

 

Het vijfde lid bepaalt dat het college de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daar-bij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.

 

Indien de werkgever ook via andere regelingen in aanmerking kan komen voor een vergoe-ding van aanpassing van de werkplek dan wordt in ieder geval voor dat deel geen vergoe-ding verstrekt op grond van deze verordening. Voorkomen moet immers worden dat er spra-ke is van dubbele vergoedingen. Verder is in het zesde lid bepaald dat de werkgever zal moeten aantonen dat de kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Alleen de kosten die aan-toonbaar gemaakt zijn komen voor vergoeding in aanmerking.

 

 

Artikel 8    Maximale vergoeding

In dit artikel is bepaald dat de totale hoogte van de subsidies en vergoedingen nooit hoger kan zijn dan het bedrag, dat er vanuit de middelen, die door het rijk beschikbaar worden ge-steld, voor beschikbaar is. Met deze bepaling wordt voorkomen dat de kosten die de ge-meente heeft met de verstrekking van het PGB hoger zijn dan de middelen die hiervoor ont-vangen worden van het rijk.

Overigens moet de hoogte van de middelen die verstrekt worden voor Begeleid Werken in het licht gezien worden van de totale financiering van de Wsw. In het algemeen geldt dat de kosten die zijn gemoeid met personen die zijn aangewezen op een dienstverband in de be-schutte werkplaats hoger zijn dan de middelen die hiervoor beschikbaar komen van het rijk. Voor personen die gebruik kunnen maken van een Begeleid Werken plaats geldt in het alge-meen dat de kosten die hiermee gemoeid zijn lager zijn dan de middelen die het rijk hiervoor beschikbaar. De gelden die hiermee worden vrijgespeeld kunnen vervolgens worden ge-bruikt om het tekort bij de andere doelgroep (gedeeltelijk) af te dekken. Gelet hierop is het dan ook wenselijk om, indien de omstandigheden van de Wsw-geïndiceerde dit toelaten, de totale kosten van het PGB lager te laten zijn dan de maximale vergoeding.

 

Artikel 9    Het vaststellen van de periodieke subsidie

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende ka-lenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastge-steld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto loon van de Wsw-geïndi-ceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

 

Artikel 10 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Hoofdstuk 3        De aanvraag

 

Artikel 11 Indienen van de aanvraag

De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begelei-dingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist het college vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke ver-goeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

 

Artikel 12 Beslistermijn

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 13 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 4        Informatieplicht

 

Artikel 14 Informatieplicht

In het eerste lid van dit artikel is de informatieplicht geregeld. Deze informatieplicht is van toepassing op alle betrokken partijen te weten de werkgever (onderdeel a), de begeleidings-organisatie (onderdeel b) en de werknemer (onderdeel c).

In het tweede lid is bepaald wat de gevolgen kunnen zijn van het niet voldoen aan de infor-matieplicht. Er is bepaald dat het college kan besluiten de subsidie of vergoeding geheel of gedeeltelijk in te trekken of te beëindigen. Er is hierbij voor een ‘kan’-bepaling gekozen, om-dat in ieder individueel geval beoordeeld zal moeten worden welke gevolgen het niet voldoen aan de informatieplicht moet hebben. Hierbij zal het belang van de Wsw-geïndiceerde een belangrijke rol moeten spelen.

 

Hoofdstuk 5        Slotbepalingen

 

Artikel 15  Hardheidsclausule

In sommige situaties kan het in het belang van de Wsw-geïndiceerde zijn om (tijdelijk) af te wijken van bepalingen in deze verordening. Om in deze situaties toch tot een adequate op-lossing te komen wordt in dit artikel bepaald dat het college de bevoegdheid heeft om ten gunste van de Wsw-geïndiceerde af te wijken van de verordening. Deze bepaling beidt de mogelijkheid om in specifieke situaties maatwerk te leveren.

 

Artikel 16  Nadere regels

Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoerings-regels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.

 

Artikel 17  Uitvoering

De uitvoering van de Wsw is door de wetgever opgedragen aan het college. In lijn hiermee ligt de uitvoering van deze verordening ook bij het college.

Overigens moet hierbij de kanttekening worden geplaatst dat de gemeenten Aalburg, Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout, Werkendam en Woudrichem voor de uitvoering van de Wsw de Gemeenschappelijke Regeling WAVA in het leven hebben geroepen. Op grond van deze Gemeenschappelijke Regeling is de uitvoering van de Wsw overgedragen aan WAVA. Dit betekent dat daar waar in deze verordening ‘college’ staat genoemd in de praktijk veelal ‘WAVA’ gelezen dient te worden. Daar waar het de toepassing van artikel 15 betreft alsmede het tweede lid van artikel 17 wordt met “college” burgemeester en wethou-ders van Werkendam bedoeld.

 

Artikel 18  Inwerkingtreding

Op grond van artikel 21 van de Wet sociale werkvoorziening dient de verordening uiterlijk zes maanden na de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, respectievelijk artikel I, onderdeel G, van de Wet van 20 december 2007 tot wijziging van de Wet sociale werkvoorziening in verband met een betere realisering van de met die wet beoogde doelen (Stb. 564) in werking. De inwerkingtreding van de betreffende wettelijke bepaling is 1 januari 2008, dit betekent dus dat deze verordening uiterlijk 1 juli 2008 in werking moet treden.

 

Artikel 19  Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.