Organisatie | Nieuwkoop |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2011 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De ‘Verordening rioolheffing 2010’ van 17 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Gemeentewet, art. 228a
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 16-12-2010 | 2010-0137c |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
Artikel 2 aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; enb. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien een perceel in de loop van het belastingjaar in gebruik wordt genomen en de gebruiker nog niet eerder als belastingschuldige voor hetzelfde belastbare feit een aanslag is opgelegd, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldig¬de belasting als er in dat jaar, na aanvang van het gebruik, nog volle kalendermaan¬den overblijven.
Indien het gebruik van een perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5.
Artikel 10 Termijnen van betalingen
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.
In afwijking van het eerste lid kunnen de aanslagen in gevallen, waarbij de belastingschuldige aan de gemeente een automatische incasso heeft verstrekt, in maximaal tien gelijke maandelijkse termijnen worden voldaan. De eerste termijn vervalt daarbij op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belastingplicht eerst in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel de belasting later dan de reguliere aanslag eerst in de loop van het belastingjaar wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot het aantal volle termijnen dat nog van de genoemde tien gelijke termijnen resteert. Met dien verstande dat een minimum aantal van zes gelijke termijnen overblijft.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.