Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Werkendam

Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Werkendam 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWerkendam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Werkendam 2009
CiteertitelMaatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Werkendam 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpArchief

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Werkendam, vastgesteld op 08-05-2007

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1
  2. Wet werk en bijstand, art. 8a
  3. Wet werk en bijstand, art. 18
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2013Nieuwe regeling

16-12-2008

Altena Nieuws, 30-12-2008

WE/15680

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Werkendam 2009

 

De raad van de gemeente Werkendam,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,

 

gelet op artikel 8, eerste lid onderdeel b, artikel 8a en artikel 18 van de Wet werk en bijstand;

 

gezien het advies van de cliëntenraad sociale zekerheid van 26 november 2008;

 

gehoord de commissie Inwoners;

 

besluit:

 

vast te stellen de verordening:

 

Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Werkendam 2009

 

 

Hoofdstuk 1

 

Algemene bepalingen

 

Artikel 1         Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;

  • c.

    bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de wet;

  • d.

    bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

  • e.

    bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

  • f.

    maatregel: het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

  • g.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, waaronder mede het gezin wordt verstaan;

  • h.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam.

 

Artikel 2         Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uit-voeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvol-doende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig mis-dragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de be-langhebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 3.

    Het college biedt de belanghebbende de gelegenheid, voorafgaand aan het voor-nemen een maatregel op te leggen, zijn reactie te geven op dit voornemen. 

       

Artikel 3         Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzon-dere bijstand, als aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toe-passing van artikel 12 van de wet danwel met toepassing van artikel 35, eerste lid, van de wet.

 

Artikel 4         Het besluit tot opleggen van een maatregelIn het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd uit-gaande van de uitkeringsnorm en, als dit van toepassing is, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel

 

 

Artikel 5         Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel als:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaarvóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte of te-veel bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de in-lichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jarennadat de betref-fende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht. Indien het college hierom afziet van het opleggen van een maatregel, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling ge-daan.

 

Artikel 6         Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden toegepast als de uitkering over een periode in het verleden nog niet is uitbetaald, dan wel het opleggen van een maatregel in de toekomst niet of niet geheel mogelijk is omdat de uitkering vóór de effectuering van de (volledige) maatregel wordt beëindigd.

  • 3.

    Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan driemaanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk binnen driemaanden na het moment van oplegging heroverwogen.

 

Artikel 7         Samenloop van gedragingen

Als een belanghebbende zich schuldig maakt aan verschillende gedragingen van gelijke aard die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

 

Hoofdstuk 2  

 

Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

 

Artikel 8         Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie en het niet, niet tijdig of onvolledig voldoen aan administratieve verplichtingen in verband met het recht op bijstand en daaraan verbonden plicht tot arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

    • c.

      gedragingen die de inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

    • d.

      het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet, waaronder begrepen sociale activering.

  • 3.

    Derde categorie: 

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het door eigen toedoen of schuld bewerkstelligen dat een traject op basis van een trajectplan wordt beëindigd;

    • d.

      het niet deelnemen aan direct-werk-activiteiten door een daartoe geïndiceerde uitkeringsgerechtigde.

 

Artikel 9         De hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      € 40 gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      € 80 gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      honderdprocent van de bijstandsnorm, uitgedrukt in een bedrag, gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2.

    De hoogte van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, of waarbij wordt volstaan met een waarschuwing als bedoeld in het vierde lid van dit artikel.

  • 3.

    Als door toepassing van het bepaalde in het eerste of tweede lid een maatregel van honderd procent, uitgedrukt in een bedrag, is opgelegd, wordt de duur van de maatregel steeds met één maand verhoogd, als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een zodanige maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie.

  • 4.

    Als het niet-nakomen van de verplichtingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, kan van het opleggen van de maatregel worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van bedoeldeverplichtingenplaatsvindt binnen een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

 

Hoofdstuk 3  

 

Niet nakomen van de inlichtingenplicht

 

Artikel 10         Te laat verstrekken van gegevens

  • 1.

    Als een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie, die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan, niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, kan het college met toepassing van artikel 54 van de wet en onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opleggen van € 40 gedurende één maand.

  • 2.

    De hoogte van de maatregel kan worden verdubbeld, als de belanghebbende zich binnen eenperiode van één jaar na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, of waarbij wordt volstaan met een waarschuwing als bedoeld in het derde lid van dit artikel.

  • 3.

    Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

 

Artikel 11         Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

  • 1.

    Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 500: een maatregel van € 50;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 500 tot € 1.500: een maatregel van € 150;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.500 tot € 3.500: een maatregel van € 350;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 3.500 tot 6.000: een maatregel van € 600,-.

      Is de maatregel van € 600 genoemd onder d hoger dan de van toepassing zijnde norm, dan wordt de maatregel beperkt tot de van toepassing zijnde norm gedurende één maand.

  • 3.

    De hoogte van de maatregel kan worden verdubbeld, als de belanghebbende zich binnen eenperiode van één jaar na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een be­sluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 4.

    Een maatregel op grond van het eerste lid wordt ook opgelegd voor de in dat lid bedoelde gedragingen die zich geheel of gedeeltelijk hebben voorgedaan in de periode vóór de datum van inwerkingtreding van de verordening, maar die pas ontdekt zijn na de datum van inwerkingtreding daarvan.

 

Artikel 12       Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand (nulfraude)

  • 1.

    Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, geeft het college een schriftelijke waarschuwing in verband met het niet nakomen van de verplichting. Indien binnen een periode van een jaar nadat een eerdere waarschuwing is gegeven de bedoelde inlichtingenplicht niet wordt nagekomen, kan het college, onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opleggen van € 40 gedurende één maand.           

  • 2.

    De hoogte van de maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden verdubbeld, als de belanghebbende zich binnen een jaar na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw zijn inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk nakomt. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, of waarbij wordt volstaan met een waarschuwing als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

 

Hoofdstuk 4

 

Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

 

Artikel 13       Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Als een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voor­ziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 500: een maatregel van € 50;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 500 tot € 1.500: een maatregel van € 150;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.500 tot € 3.500 een maatregel van € 350;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 3.500,- tot 6.000,-: een maatregel van € 600.

      Is de maatregel van € 600 genoemd onder d hoger dan de van toepassing zijnde norm, dan wordt de maatregel beperkt tot de van toepassing zijnde norm gedurende één maand.

  • 3.

    De hoogte van de maatregel kan worden verdubbeld, als de belanghebbende zich binnen eenperiode van één jaar na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 5, tweede lid.

 

 

Artikel 14       Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambte­naren, onder omstandigheden die verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt, onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd van € 160 gedurende zesmaanden.

  • 2.

    Met de ambtenaren van het college, bedoeld in het vorige lid, worden gelijkgesteld medewerkers van andere organisaties die belast zijn met de uitvoering van de wet.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan worden afgezien van het opleggen van een maatregel en kan worden volstaan met een waarschuwing indien de verwijtbaarheid gering te achten is,

    tenzij de misdraging plaatsvindt binnen een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een maatregel wegens ernstige misdragingen is opgelegd. Dit geldt ook als een schriftelijke waarschuwing is gegeven of is afgezien van het opeggen van een maatregel  op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 5, tweede lid.

 

Artikel 15          Niet meewerken aan verplichting tot vestiging krediethypotheek

Indien een belanghebbende niet meewerkt aan de verplichting tot het vestigen van een krediethypotheek ter verkrijging van zekerheid als bedoeld in artikel 48, derde lid van de wet, kan een maatregel worden opgelegd van € 160,00 gedurende één maand.

 

Hoofdstuk 5

 

Handhavingsbeleid

 

Artikel 16       Het handhavingsbeleid

  • 1.

    Het college stelt ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstandsuitkeringen een heronderszoekplan ter beoordeling van de rechtmatigheid op.

  • 2.

    Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot terugvordering en verhaal.

 

Hoofdstuk 6

 

Slotbepalingen

 

Artikel 17       Aanpassing bedragen

Het college past jaarlijks per 1 januari de in deze verordening genoemde bedragen aan op basis van prijsindexatie.

 

Artikel 18         Bijzondere bepaling

In afwijking van de vorige artikelen is op de uitkeringsgerechtigden die op grond van een mandaatregeling van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een uitkering ingevolge de Wet Werken en Bijstand ontvangen, het maatregelenbeleid van de SVB (zoals gepubliceerd in Staatscourant 2006, 121 ne 2008, 98) van toepassing.

 

Artikel 19       Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Werkendam 2009.

 

Artikel 20       De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009, onder gelijktijdige intrekking van de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Werkendam zoals deze is vastgesteld in de raadsvergadering van 8 mei 2007.

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Werkendam van 16 dec 2008      

 

 

 

 

de raadsgriffier,                               de voorzitter,

 

 

 

mr. I. Bakker                                   drs. H.A.G. Hellegers