Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Den Helder 2011 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Den Helder 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt Huisvestingsverordening Den Helder 1994
Gemeentewet, artikel 147; Huisvestingswet, artikel 2
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-07-2011 | 01-07-2015 | Nieuwe regeling | 20-06-2011 Stadsnieuws, 2011, 28 | RB11.0089 |
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen. Hiervan is in ieder geval sprake indien de eigenaar (of eigenaren) van de (oorspronkelijke) zelfstandige woonruimte woonachtig blijft in de woonruimte en deze eigenaar ook op dat adres ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie;
HOOFDSTUK 2: VERDELING VAN DE WOONRUIMTE
Paragraaf 2.2 Uitvoering van de woonruimteverdeling
Burgemeester en wethouders sluiten in ieder geval met de eigenaren van sociale huurwoningen, maar indien nodig/gewenst zoveel mogelijk ook met de eigenaren van de overige huurwoningen, een overeenkomst over het in gebruik geven van woonruimte en komen daarbij in ieder geval overeen, dat
Paragraaf 2.3 Standplaatsen voor woonwagens
Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste
Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een standplaats voor woonwagens in gebruik te nemen voor bewoning.
Artikel 2.3.3 De inschrijving voor een standplaats
Burgemeester en wethouders houden een lijst van standplaatszoekenden bij, waarop zij in afnemende puntenvolgorde worden genoteerd. De volgende factoren bepalen het aantal toegekende punten, waarbij op grond van iedere van toepassing zijnde factor een punt wordt toegekend:
Artikel 2.3.4 Criteria voor de verlening van de huisvestingsvergunning
De huisvestingsvergunning voor een standplaats voor een woonwagen wordt verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Paragraaf 2.4 Ligplaatsen voor een woonschip
Artikel 2.4.1 Vergunningvereiste
Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een ligplaats voor woonschepen in gebruik te nemen voor bewoning.
Artikel 2.4.2 De aanvraag van een ligplaats
De aanvraag dient te worden gericht aan burgemeester en wethouders en dient in ieder
geval de volgende gegevens van de aanvrager te bevatten:
Artikel 2.4.3 De inschrijving voor een ligplaats
Burgemeester en wethouders houden een lijst van ligplaatszoekenden bij, waarop zij in volgorde van inschrijvingsdatum worden genoteerd.
Artikel 2.4.4 Criteria voor de verlening van de huisvestingsvergunning
De huisvestingsvergunning voor een ligplaats voor een woonschip wordt verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de ligplaatszoekende neemt op de in artikel 2.4.3. bedoelde lijst de bovenste plaats in, of de boven hem staande ligplaatszoekenden willen niet in aanmerking komen voor de ligplaats, of de ligplaatszoekende kan aangemerkt worden als de nieuwe eigenaar van een woonschip, dat ten tijde van de aanvraag van de huisvestingsvergunning is gelegen op een door de gemeente als zodanig aangewezen ligplaats en de verkoper van dat woonschip op dat moment de houder is van de vergunning voor het innemen van die ligplaats;
HOOFDSTUK 3 WIJZIGING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1:
van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten indien er sprake is van een woonruimte die is gelegen in een daartoe nader aangewezen straat, wijk en/of gebied (Aanwijzingsgebied onttrekkingsvergunning; ten behoeve van onttrekkingsvergunningenstelsel voor onzelfstandige woonruimten Huisvestingsverordening).
Artikel 3.1.3 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen aan een onttrekkingsvergunning in de zin van artikel 3.1.2 sub c van deze verordening voorwaarden verbinden, die onder andere betrekking hebben op de brandveiligheid, de algemene leef- en woonomstandigheden (waaronder hygiëne), parkeernormen en hiermee gelijk te stellen huisvestingsaspecten.
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, wordt de onttrekkingsvergunning verleend, indien aan door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden en voorschriften is voldaan.
Indien de aanvraag betrekking heeft op de omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte wordt de onttrekkingsvergunning niet verleend, indien de aanvraag ziet op een gebied waarop het Aanwijzingsgebied onttrekkingsvergunning van toepassing is en er door de aanvraag niet (meer) wordt voldaan aan het (eventueel) genoemde percentage vanuit het Aanwijzingsgebied.
Indien sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan voor permanente bewoning, kunnen burgemeester en wethouders de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend.
Paragraaf 3.2 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1. te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders weigeren een splitsingsvergunning, indien:
het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voorzover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voorzover die voor de verhuur bestemd is. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Artikel 3.2.5 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
HOOFDSTUK 4 VERDERE BEPALINGEN
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3.1.2 of 3.2.2 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Aanvragen van woonruimte, met uitzondering van aanvragen van een woonwagenstandplaats en een ligplaats voor een woonschip, welke tot op de laatste dag vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend bij burgemeester en wethouders, worden, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening, gedurende zes maanden met voorrang behandeld ten opzichte van woningaanvragen ingevolge artikel 2.1.1. van deze verordening ingeval van gelijke score. Deze termijn kan door burgemeester en wethouders in overleg met de woningcorporaties met zes maanden worden verlengd.
Aanvragen van een woonwagenstandplaats en een ligplaats voor een woonschip, welke tot op de laatste dag vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend bij burgemeester en wethouders, worden vanaf dat moment beschouwd als aanvragen als bedoeld in de artikelen 2.3.2. en 2.4.2. van deze verordening en behouden hun kracht tot zij zijn vervallen.