Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen inzake persoonsgebonden budget
Artikel 2.1 Verstrekking persoonsgebonden budget
De ondersteuningsvrager die een indicatie heeft voor een bepaalde voorziening, ontvangt op verzoek de verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget.
Artikel 2.2 Besteding persoonsgebonden budget
- 1.
Het persoonsgebonden budget kan alleen worden besteed aan de inkoop van de volgende individuele voorzieningen, waarvoor de ondersteuningsvrager een beschikking heeft ontvangen:
- a.
- b.
- c.
woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woningtechnische aard;
- d.
woonvoorzieningen in de vorm van onderhoud, keuring en reparatie;
- e.
een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;
- f.
een open elektrische buitenwagen;
- g.
een ander verplaatsingsmiddel;
- h.
- i.
- 2.
Het persoonsgebonden budget wordt alleen besteed aan die individuele voorziening, waarvoor het budget is toegekend.
Artikel 2.3 Langdurig adequaat
Een verstrekking als persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen, rolstoelvoorzieningen en sportvoorzieningen vindt alleen plaats wanneer uit onderzoek blijkt dat een voorziening langdurig adequaat is.
Artikel 2.4 Ingangsdatum en datum van beëindiging
- 1.
Het persoonsgebonden budget wordt verleend, met ingang van de dag waarop, op de aanvraag van de ondersteuningsvrager is beschikt.
- 2.
Het persoonsgebonden budget voor de voorziening hulp bij het huishouden eindigt met ingang van de dag dat de indicatie voor de voorziening zijn geldigheidsduur verliest.
Artikel 2.5 Verantwoording
- 1.
De budgethouder dient op verzoek van het college een verantwoording van het persoonsgebonden budget te kunnen overleggen.
- 2.
De budgethouder dient in ieder geval een verantwoording van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden te overleggen, wanneer bij beschikking zes uur per week of meer hulp bij het huishouden is toegekend.
- 3.
De verantwoording van het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen moet plaatsvinden binnen drie maanden na de datum van de verstrekking van de voorziening, dan wel bij de voorziening hulp bij het huishouden binnen 8 weken na afloop van elk kwartaal.
Hoofdstuk 3. Voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden
Artikel 3.1 Omvang van de hulp bij het huishouden
De omvang van de voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren en minuten per week.
Artikel 3.2. Eigen bijdrage
- 1.
De maximale eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden wordt per periode van vier weken vastgesteld aan de hand van artikel 4.1 van de AmvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning: hoofdstuk 4 Eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen).
- 2.
De maximale bijdrage voor zorg bedraagt nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.
Artikel 3.3 persoonsgebonden budget
- 1.
Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt verstrekt in de vorm van een bedrag per uur. Voor hulp bij het huishouden wordt een bedrag van € 12,50 per uur beschikbaar gesteld.
- 2.
Indien een ondersteuningsvrager met het persoonsgebonden budget de hulp bij het huishouden af wil nemen van een professionele zorgorganisatie, dan kan een persoonsgebonden budget worden verstrekt van maximaal € 22,40 per uur, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a.
de ondersteuningsvrager overlegt een schriftelijke concept-overeenkomst of offerte van een zorgverlener, waarin onder andere het tarief is opgenomen;
- b.
de hulp beschikt over een relevante diploma of heeft een overeenkomst met een professionele zorgaanbieder.
- 3.
Bij het verlenen van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden worden de ondersteuningsvrager de volgende verplichtingen opgelegd:
- a.
de ondersteuningsvrager gebruikt het budget uitsluitend voor de betaling van hulp bij het huishouden, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;
- b.
de hulp bij het huishouden, die de ondersteuningsvrager inkoopt, is kwalitatief verantwoord;
- c.
de ondersteuningsvrager sluit een schriftelijke zorgovereenkomst af met de zorgverlener of zorgverlenende instantie, waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:
- i.
declaraties voor de verleende hulp bij het huishouden worden niet betaald, wanneer zij niet binnen zes weken na de maand waarin de hulp is verleend bij de ondersteuningsvrager zijn ingediend;
- ii.
een declaratie van een zorgverlener bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het Burger Service Nummer en de naam en het adres van de zorgverlener en wordt door de zorgverlener ondertekend;
- iii.
een declaratie van een zorgverlenende instantie bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen en de naam en het adres van de zorgverlenende instantie en wordt, namens de zorginstantie, ondertekend.
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen
Artikel 4.1 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en (her)inrichting
De financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en (her)inrichting, zoals bedoeld in artikel 3.1, onder a, van de verordening, bedraagt € 2.042,- .
Artikel 4.2 Hoogte financiële tegemoetkoming bezoekbaar maken tweede verblijf
De financiële tegemoetkoming in de kosten verbonden aan het bezoekbaar maken van een tweede verblijf, zoals bedoeld in artikel 3.8 van de verordening, bedraagt maximaal € 6.800,-.
Artikel 4.3 Hoogte persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming woningaanpassing
- 1.
Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing bestaat uit een volledige vergoeding van de in aanmerking komende kosten, rekening houdend met het verschuldigde eigen aandeel of de eigen bijdrage.
- 2.
Het eigen aandeel of de eigen bijdrage wordt vastgesteld aan de hand van de in artikel 4.1, eerste lid, genoemde categorieën a t/m d van de AmvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning: hoofdstuk 4 Eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen) vermenigvuldigd met 39 perioden van vier weken.
- 3.
Het eigen aandeel of de eigen bijdrage bedraagt nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.
- 4.
De verantwoording van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming geschiedt door het overleggen van een bewijsstuk van de aanschaf van de voorziening of door het overleggen van een huurovereenkomst bij huur van de voorziening.
Artikel 4.4 Woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woningtechnische aard
- 1.
Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woningtechnische aard bestaat uit een volledige vergoeding van de in aanmerking komende kosten, rekening houdend met de verschuldigde eigen bijdrage.
- 2.
De hoogte van het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld aan de hand van de richtprijs van de voorziening in natura.
- 3.
De verantwoording van het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming geschiedt door het overleggen van een bewijsstuk van de aanschaf van de voorziening of door het overleggen van een huurovereenkomst bij huur van de voorziening.
Artikel 4.5 Eigen bijdrage woonvoorziening van niet-bouwkundige of woningtechnische aard
- 1.
De eigen bijdrage voor woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woningtechnische aard die in eigendom worden verstrekt, wordt vastgesteld aan de hand van de in artikel 4.1, eerste lid, genoemde categorieën a t/m d van de AmvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning: hoofdstuk 4 Eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen) vermenigvuldigd met 39 perioden van vier weken.
- 2.
De eigen bijdrage voor woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woningtechnische aard die in bruikleen worden verstrekt, wordt vastgesteld aan de hand van de in artikel 4.1, eerste lid, genoemde categorieën a t/m d van de AmvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning: hoofdstuk 4 Eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen), en wordt geheven gedurende de gehele periode dat de voorziening in bruikleen is.
- 3.
De eigen bijdrage bedraagt nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.
Artikel 4.6 Uitbetaling financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget
- 1.
a. Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening, als bedoeld in artikel 3.1, onder b en g van de verordening, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget, verklaart de woningeigenaar aan burgemeester en wethouders dat de werkzaamheden zijn voltooid.
- b.
De gereedmelding als bedoeld onder 1.a. van dit artikel gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van
voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget is verleend.
- 2.
De gereedmelding is tevens een verzoek om definitieve vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.
- 3.
De uitbetaling van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget in de kosten van een
woningaanpassing vindt bruto plaats. De inning van het eigen aandeel en/of de eigen bijdrage wordt achteraf verricht door het CAK.
- 4.
a. De tegemoetkoming in de kosten voor de voorzieningen genoemd in het artikel 3.1 onder b, d, f en g van de verordening, kan worden uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte of kan worden uitbetaald aan de aannemer, die de woningaanpassing heeft gerealiseerd.
- b.
Degene aan wie de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een voorziening als bedoeld in artikel 3.1 onder b en g, van de verordening wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.
- 5.
De financiële tegemoetkoming in de kosten, genoemd in artikel 3.1 onder a, c en e van de verordening wordt in principe aan de hoofdbewoner van de woonruimte of de leverancier van de verleende diensten uitbetaald.
Artikel 4.7 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering
- 1.
De basishoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningsanering als onderdeel van de woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1, onder c van de verordening, wordt gebaseerd op de richtprijzen van het Nibud.
- 2.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningsanering is afhankelijk van de leeftijd van de te vervangen vloerbedekking:
- a.
indien de te vervangen vloerbedekking 0 tot 2 jaar oud is bedraagt de tegemoetkoming 100% van de basishoogte;
- b.
indien de te vervangen vloerbedekking 2 tot 4 jaar oud is bedraagt de tegemoetkoming 75% van de basishoogte;
- c.
indien de te vervangen vloerbedekking 4 tot 6 jaar oud is bedraagt de tegemoetkoming 50% van de basishoogte;
- d.
indien de te vervangen vloerbedekking 6 tot 8 jaar oud is bedraagt de tegemoetkoming 25% van de basishoogte.
- 3.
Het persoonsgebonden budget is gelijk aan de bedragen welke in het eerste lid van dit artikel zijn vastgesteld.
Artikel 4.8 Maximale vergoedingen van kosten van onderhoud, keuring en reparatie
- 1.
Alleen de werkelijk gemaakte kosten van onderhoud, keuring en reparatie, als bedoeld onder artikel 3.1, onder d van de verordening, van de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:
- a.
- b.
rolstoel- of sta-plateauliften;
- c.
- d.
- e.
- f.
de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;
- g.
elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.
- 2.
De vergoeding van de gemaakte kosten uit het eerste lid worden gebaseerd op de door de ondersteuningsvrager daadwerkelijk gemaakte kosten.
- 3.
Het persoonsgebonden budget is gelijk aan de bedragen, welke in het tweede lid van dit artikel zijn vastgesteld.
- 4.
De verantwoording van het persoonsgebonden budget geschiedt door middel van het overleggen van een factuur van de onderhoud, keuring en reparatie van de voorziening.
Artikel 4.9 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
De financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting, zoals bedoeld in artikel 3.13 van de verordening, bedraagt per maand nooit meer dan de maximale huurgrens van de Wet op de huurtoeslag.
Artikel 4.10 Tegemoetkoming bij huurderving
De financiële tegemoetkoming voor de derving van huurinkomsten, zoals bedoeld in artikel 3.14 verordening, bedraagt per maand nooit meer dan de maximale huurgrens van de Wet op de huurtoeslag.
Artikel 4.11 Stallingkosten
Wanneer een overdekte stallingsruimte noodzakelijk is voor het stallen van een vervoersvoorziening en deze niet aanwezig is en/of niet geschikt is, kan de ondersteuningsvrager in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van het realiseren en/of het aanpassen van de stalling voor de voorziening tot een maximaal bedrag van € 6.800,-.
Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen
Artikel 5.1 Verstrekking collectief aanvullend vervoer
- 1.
Het college verstrekt aan de ondersteuningsvrager, die ergonomische belemmeringen ervaart bij het gebruik van het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 4.2 van de verordening het recht op gebruik van de Deeltaxi binnen het vastgestelde vervoersgebied. Binnen het interne vervoersgebied kan onbeperkt worden gereisd. Binnen het externe vervoersgebied kan alleen vanuit het interne vervoersgebied naar de plaats van bestemming worden gereisd en vice versa. Het aantal ritten dat kan worden gemaakt is onbeperkt. De rechthebbende betaalt per zone een bedrag gelijk aan het openbaar vervoertarief overeenkomstig het landelijke openbaar vervoertarief.
- 2.
De ondersteuningsvrager aan wie een vervoersvoorziening is toegekend als bedoeld in artikel 4.1, lid 1, van de verordening is een betaling verschuldigd voor het vervoer van de Deeltaxi, waarbij het tarief is gebaseerd op het reizigerstarief van het openbaar vervoer tot een afstand van maximaal 5 zones. De ondersteuningsvrager is vanaf de 6e zone het kostprijsdekkende tarief verschuldigd.
- 3.
De betaling van de ondersteuningsvrager wordt door de vervoerder in ontvangst genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.
- 4.
Het college verstrekt aan de ondersteuningsvrager geen vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 4.1, lid 1, van de verordening, indien het inkomen van de ondersteuningsvrager meer bedraagt dan 1,25 maal het norminkomen.
Artikel 5.2 Persoonsgebonden budget
- 1.
De hoogte van het persoonsgebonden budget bij een indicatie voor een vervoersvoorziening, zoals bedoeld in artikel 4.1, lid 2, van de verordening, wordt vastgesteld aan de hand van de richtprijs van de voorziening in natura.
- 2.
De verantwoording van het persoonsgebonden budget geschiedt door middel van het overleggen van een betalingsbewijs van de aanschaf van de voorziening of door middel van het overleggen van een huurovereenkomst bij huur van de voorziening.
Artikel 5.3 Eigen bijdrage
- 1.
De maximale eigen bijdrage voor vervoersvoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 4.1 lid 2 van de verordening wordt per periode van vier weken vastgesteld aan de hand van artikel 4 van de AmvB (Hoofdstuk 4 Eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen);
- 2.
De eigen bijdrage voor vervoersvoorzieningen bedoeld in artikel 4.1 lid 2 van de verordening die in eigendom worden verstrekt, wordt vastgesteld aan de hand van het in artikel 4.1, eerste lid, genoemde categorieën a t/m d van het Besluit maatschappelijke ondersteuning vermenigvuldigd met 39 perioden van vier weken;
- 3.
De eigen bijdrage voor vervoersvoorzieningen bedoeld in artikel 4.1 lid 2 van de verordening die in bruikleen worden verstrekt, wordt vastgesteld aan de hand van het in artikel 4.1, eerste lid, genoemde categorieën a t/m d van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, en wordt geheven gedurende de gehele periode dat de voorziening in bruikleen is.
- 4.
De maximale bijdrage voor de voorziening bedraagt nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.
Artikel 5.4 Gemaximeerde financiële tegemoetkoming voor het gebruik van (bruikleen)auto en (rolstoel)taxi
- 1.
Aan de ondersteuningsvrager, die ergonomische beperkingen ondervindt bij het gebruik van de Deeltaxi verstrekt het college een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer als bedoeld in artikel 4.1, lid 4, onder a en b van de verordening van maximaal:
- a.
voor gebruik taxi € 991,- per jaar met dien verstande dat de tegemoetkoming niet meer dan 1,5 maal een enkele voorziening wordt toegekend, indien de vervoersbehoefte van de echtgenoot niet samenvalt.
- b.
voor gebruik rolstoeltaxi € 1.487,- per jaar;
- c.
voor gebruik taxi in combinatie met gebruik van een open elektrische buitenwagen (scootmobiel), handbike (of tracker), driewielfiets of ander verplaatsingsmiddel met een gelijkwaardige actieradius, € 496,- per jaar;
- 2.
Voor de ondersteuningsvrager, die nog beschikt over een, op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet verstrekte, bruikleenauto bedraagt de vergoeding maximaal € 614,- per jaar.
- 3.
Het college verstrekt aan de ondersteuningsvrager geen vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 4.1, lid 4 onder a en b van de verordening, indien het inkomen van de ondersteuningsvrager meer bedraagt dan 1,25 maal het norminkomen.
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen
Artikel 8.1 Aanpassingen van bedragen
De genoemde bedragen kunnen worden aangepast, indien de indexeringen daartoe aanleiding geven.
Artikel 8.2 Hardheidsclausule
In bijzondere gevallen kan ten gunste van de ondersteuningsvrager worden afgeweken van hetgeen bij of krachtens dit besluit is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 8.3 Citeertitel; inwerkingtreding
- 1.
Dit besluit kan worden aangehaald als: ‘Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011’.
- 2.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2011.
secretaris, burgemeester,
Mevr. mr. A.C. Spindler Drs. J.M.M. Polman