Organisatie | Gorinchem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Alblasserwaard-Vijfheerenlanden gemeente Gorinchem 2011 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Alblasserwaard-Vijfheerenlanden gemeente Gorinchem 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Huisvestingsverordening |
Geen.
Huisvestingswet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2011 | 02-07-2015 | n.v.t. | 20-04-2011
| 2010 - 628 | |
27-04-2011 | n.v.t. | 20-04-2011
| 2010 - 628 |
Economische binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in de regio te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van die personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit een van de gemeenten in de regio.
Huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand, dan wel, indien het betreft een woonwagenstandplaats waarvoor een belastingverordening van toepassing is, het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand.
Maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dit gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van:
- personen die tenminste drie jaar onafgebroken ingezetenen zijn in een of meer van de gemeenten in de regio, dan wel gedurende de voorgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetenen zijn geweest van een of meer van de gemeenten in de regio;
- personen die een dagopleiding volgen gedurende tenminste negentien uur per week aan een, in een van de regiogemeenten gevestigde en erkende instelling voor dagonderwijs.
- beschermd wonen: woon- en verblijfsvormen met 24-uurs nabije zorg en bescherming (inclusief toezicht). Bewoners komen uitsluitend in aanmerking voor deze woonvorm op grond van een AWBZ-indicatie zorg en verblijf. Het gaat hier om intramurale woonvormen in verpleeghuizen en in verzorgingshuizen, maar ook in kleinschalige vormen van groepswonen, zoals kleinschalige woonprojecten voor dementerende ouderen of gehandicapten.
- verzorgd/beschut wonen: zelfstandige woningen in een complex, waar zorg- en welzijnsvoorzieningen in het complexe of in de directe nabijheid aanwezig zijn en zorg 24 uur per dag op afroep beschikbaar is.
- toegankelijk wonen/geschikt wonen: geschikte / toegankelijke woningen zijn woningen die geschikt zijn voor en waar nodig met voorrang worden toegewezen aan ouderen of mensen met een beperking. De woningen zijn gelijkvloers en rolstoeltoegankelijk en (gedeeltelijk) rolstoeldoorgankelijk. Er is geen intensieve verpleging of verzorging mogelijk.
Onder dit begrip vallen ook de volgende woningen: levensloopbestendige woning, woningen volgens WoonKeur en seniorenwoningen.
- wisselwoningen: woningen die ten behoeve van tijdelijke bewoning worden aangeboden voor personen die door ingrijpende verbetering of sloop/nieuwbouw de huidige woning moeten verlaten, maar na voltooiing van de werken kunnen terugkeren;
- Voorziening Tijdelijk Wonen: woningen/woonhuis die in het kader van Maatschappelijke Opvang dan wel Vrouwenopvang voor een bepaalde tijd, onder voorwaarden (Wonen onder voorwaarden-instrument) bewoond worden
- Zelfstandig wonen met begeleiding: woningen voor personen, die na verblijf in “bescherm wonen” of intramurale opvang zelfstandig gaan wonen met ambulante (woon)begeleiding.
De in het eerste lid genoemde termijn begint op het moment dat:
a. degene aan wie laatstelijk een huisvestingsvergunning is verleend, de woning definitief heeft verlaten, dan wel
b. de huurovereenkomst beëindigd is, dan wel
c. de woonruimte niet langer in gebruik is, dan wel
d. op enigerlei wijze is gebleken dat de woning te huur of, vrij van huur, te koop is.
Hoofdstuk 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE
Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning
Artikel 2.2.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
De aanvraag voor een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders, in de gemeente waar de woonruimte, aangewezen in artikel 2.1.1 zich bevindt, via een daartoe bestemd formulier en gaat vergezeld van bewijsstukken waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders afdoende blijkt dat voldaan wordt aan bij of krachtens deze verordening gestelde eisen.
Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:
a. aan wie de vergunning wordt verleend;
b. voor welke woning de vergunning wordt verleend;
c. binnen welke termijn van de vergunning gebruik moet zijn gemaakt;
Artikel 2.2.3 Eisen voor vergunningverlening
Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. tenminste één van de leden van het huishouden is 18 jaar of ouder;
b. de leden van het huishouden bezitten de Nederlandse nationaliteit of verblijven hier rechtmatig;
- de woning voldoet aan de passendheidseisen van paragraaf 2.3, en;
- er geen andere gegadigde is die op grond van het van toepassing zijnde toewijzingssysteem eerder voor de woonruimte in aanmerking zou moeten komen;
Artikel 2.2.4 Vruchteloze aanbieding
Een huisvestingsvergunning wordt aan iedere aanvrager verleend indien de woonruimte door de eigenaar gedurende een termijn van tenminste 6 weken, gerekend vanaf de datum waarop de eerste advertentie als bedoeld in lid 3 is verschenen, zonder resultaat is aangeboden aan woningzoekenden die krachtens het bepaalde in artikel 2.2.3 voor die woonruimte in aanmerking komen en de eigenaar heeft voldaan aan de in de overige in dit artikel gestelde voorwaarden.
Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:
a. de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;
b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
Paragraaf 2.3 Passendheidseisen voor huurwoningen
Een vergunningplichtige huurwoning wordt, onverminderd de toetsing aan artikel 2.3.1, als passend aangemerkt indien:
a. de som van het aantal leden van het huishouden gelijk is of minder is dan 4 personen het aantal kamers van de woning gelijk is of minder bedraagt dan 4 kamers, of;
b. de som van het aantal leden van het huishouden meer dan 4 personen bedraagt het aantal kamers van de woning gelijk is of meer bedraagt dan 4 kamers.
Bij de toets aan passendheidseisen kunnen burgemeester en wethouders onderscheid maken naar woningtypen, die in het bijzonder zijn voorbehouden voor volkhuisvestelijk te onderscheiden doelgroepen, te weten:
- Personen met een medische indicatie op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) of een GGD-advies;
- gehandicapten die zijn aangewezen op ingrijpend aangepaste woonruimte;
- bijzondere doelgroepen: woningzoekenden die vallen onder door de Rijksoverheid opgelegde taakstellingen;
- huishouden met een omvang van meer dan 5 personen, en;
- groepen ingeschreven woningzoekenden die niet of onvoldoende toegang hebben tot de sociale huurwoning markt.
Artikel 2.4.1 Register van woningzoekenden
a Burgemeester en wethouders kunnen een verzoek als bedoeld in lid 2 weigeren indien het huishouden een hoofdhuurder betreft waartegen burgemeester en wethouders een besluit heeft genomen tot ontruiming van een woning vanwege onrechtmatige bewoning.
b De weigering van het verzoek bestrijkt een periode van drie jaar.
Artikel 2.4.3 Bewijs van inschrijving
Burgemeester en wethouders schrijven het huishouden uit het register van woningzoekenden indien:
a. de woningzoekende daarom verzoekt;
b. door de woningzoekende voor onbepaalde tijd zelfstandige en op basis van de Huisvestingsverordening passende woonruimte in de regio is betrokken;
c. de woningzoekende niet meer aan de inschrijvingseisen voldoet;
d. de woningzoekende niet tijdig op de in de gemeente gebruikelijke wijze, schriftelijk heeft verzocht om verlenging van de inschrijving met een jaar via een daartoe bestemd formulier;
e. de woningzoekende gedurende de geldigheidstermijn van de inschrijving de door hem of haar bewoonde huurwoning in eigendom heeft verworven van een verhuurder die deelneemt aan het aanbodsysteem als omschreven in artikel 2.6.1.;
f. het een moeilijk plaatsbare betreft die uit de huidige woning is of wordt gezet en die volgens de criteria die in artikel 2.4.1 lid 3 zijn gesteld zich niet zou kunnen inschrijven als woningzoekende.
Artikel 2.5.1 Urgent woningzoekenden
Burgemeester en wethouders kunnen een in het register ingeschreven woningzoekende urgent verklaren, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
a. de woningzoekende is ingezetene van de gemeente;
b. de woningzoekende beschikt(e) over zelfstandige woonruimte in de regio;
c. er is sprake van een bijzondere persoonlijke noodsituatie;
d. de noodsituatie is ontstaan buiten eigen schuld en was door de woningzoekende niet te voorzien;
e. de woningzoekende kan aantonen eerst zelf naar een oplossing te hebben gezocht;
f. een verhuizing binnen een jaar is noodzakelijk, en;
g. de woningzoekende is niet in staat om zelf binnen negen maanden voor passende huisvesting te zorgen.
Er zijn de volgende indicatiegronden voor urgentie:
Sociaal geïndiceerden zijn ingezetenen van de regio die in verband met sociale problemen in combinatie met omstandigheden in de huidige in de regio gelegen woning dringend op korte termijn een andere woning nodig hebben. Alleen onder de navolgende genoemde omstandigheden wordt een sociale indicatie verleend:
a. Dreigende dakloosheid buiten eigen schuld of toedoen
Degenen die buiten eigen schuld of toedoen hun woonruimte moeten verlaten kunnen uitsluitend in de volgende gevallen in aanmerking komen voor urgentie:
- het onvoorzienbaar moeten verlaten van een echte dienstwoning, voor zover de werkgever de werknemer tot vrije oplevering heeft gedwongen;
- het verlaten van woonruimte ten gevolge van een gerechtelijk (niet zijnde echtscheidings) vonnis, voor zover dit niet door de betrokkene voorkomen had kunnen worden;
- een calamiteit zoals brand of overstroming.
Het verzoek om sociale indicatie voor urgentie moet uiterlijk binnen een maand na het ontstaan van de dakloosheid buiten eigen schuld of toedoen worden gedaan.
Degenen die de zorg voor minderjarige kinderen hebben en bij wie de kinderen geregistreerd staan volgens de gemeentelijke basisadministratie van een van de regiogemeenten, kunnen in aanmerking komen voor urgentie nadat een (voorlopige) voorziening bij echtscheiding is getroffen (waarbij urgentie op basis van voorlopige voorziening alleen kan worden afgegeven indien aantoonbaar het echtscheidingsverzoek is ingediend), dan wel sprake is van verbreking van een geregistreerd partnerschap of een notarieel vastgelegd samenlevingscontract, dan wel blijkend uit de Gemeentelijke Basisadministratie dat betrokkenen minimaal twee jaar samenwonen, voor zover:
I. in geval van echtscheiding:
- de rechter heeft afgeweken van het verzoek tot toewijzing van de in de regio gelegen woning door de partij, die de zorg voor het (de) minderjarige kind(eren) op zich neemt;
- aantoonbaar is dat in de echtscheidingsprocedure het recht om in de huidige woning te blijven wonen, alsmede voldoende alimentatie of ander inkomen om de woonlasten op te kunnen brengen zijn geclaimd en
- het verzoek om sociale indicatie voor urgentie binnen drie maanden na de gerechtelijke uitspraak wordt gedaan.
II. in geval van verbreking van een geregistreerd partnerschap of een notarieel vastgelegd samenlevingscontract, dan wel blijkend uit de Gemeentelijke Basisadministratie dat betrokkenen minimaal twee jaar samenwonen:
- aantoonbaar is door middel van een schriftelijk en aangetekend verzoek dat door de partij die de zorg voor het (de) minderjarige kind(eren) op zich neemt het recht om in de huidige woning te blijven wonen, alsmede voldoende alimentatie of ander inkomen om de woonlasten op te kunnen brengen zijn geclaimd en
- het verzoek om sociale indicatie voor urgentie binnen drie maanden na verbreking van de relatie wordt gedaan.
Aan de onder I. en II. genoemde verplichting tot het claimen van het recht om in de huidige woning te blijven wonen, alsmede voldoende alimentatie of ander inkomen te claimen om de woonlasten op te kunnen brengen, hoeft niet te worden voldaan als schriftelijk aantoonbaar kan worden gemaakt dat het niet zinvol is een dergelijke claim te leggen.
Hiervan is in ieder geval sprake indien:
- de betreffende woning op naam van de partner staat, voor zover er geen sprake is van een gemeenschap van goederen, of
- de partner waarbij de claim zou worden neergelegd slechts een uitkering op bijstandsniveau heeft.
c. Relatiebeëindiging met gedeelde zorg voor minderjarige kinderen (co-ouderschap)
In het geval van co-ouderschap kan slechts urgentie aan één van de ouders worden verleend. De hierboven onder b, I en II genoemde voorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing. In het geval dat één van beide ouders in de huidige woning kan blijven wonen wordt in geval van co-ouderschap geen urgentie verleend aan de andere ouder.
- Ingezetenen van de regio, die de zorg voor minderjarige kinderen hebben en bij wie de kinderen geregistreerd staan, die buiten eigen schuld financieel in zodanige problemen zitten dat zij de woonlasten niet meer op kunnen brengen, kunnen uitsluitend in aanmerking komen voor urgentie indien de betrokkene daadwerkelijk in aanmerking komt voor Huurtoeslag of een uitkering uit een gemeentelijk woonlastenfonds, dan wel een woonkostentoeslag van de sociale dienst ontvangt onder voorwaarde om te zien naar goedkope woonruimte. De financiële problemen mogen niet direct het gevolg zijn van relatiebeëindiging.
- Voorts kunnen ingezetenen van de regio in aanmerking komen voor urgentie indien zij buiten eigen schuld of toedoen hun woonruimte moeten verlaten, als gevolg van het overschrijden van de maximale huurgrens voor huurtoeslag indien, gegeven het inkomen, recht op huurtoeslag bestaat.
- er moet sprake zijn van zeer ernstige overlast in de vorm van geweld of reële bedreiging die tot gevolg heeft dat aanvrager niet langer in de woonruimte kan blijven wonen;
- de aanvrager toont het geweld of de bedreiging aan door het overleggen van verklaringen van de (wijk)politie.
Woningzoekende is een ex-gedetineerde waarbij tijdens en na vrijlating uit detentie een verzoek tot huisvesting wordt ingediend bij de gemeentelijk coördinator nazorg ex-gedetineerden, waarbij de volgende voorwaarden worden opgelegd:
- er is aantoonbaar sprake van begeleiding/toezicht door Centrale Toegang GGD ZHZ/ de Reclassering;
- er is een behandelplan/trajectplan van Centrale Toegang GGD ZHZ/ de Reclassering, zodat beoordeeld kan worden wat de vooruitzichten van de ex-gedetineerde is;
- er is sprake van samenwerking tussen Centrale Toegang GGD ZHZ/ de Reclassering en het Coördinatiepunt Nazorg ex-gedetineerden regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden of de gemeentelijk zorgcoördinator;
- de ex-gedetineerden komt alleen dan in aanmerking indien hij/zij medewerking geeft aan het behandelplan/trajectplan van de Centrale Toegang GGD ZHZ/de reclassering en er sprake is van een Nazorg noodzaak voor huisvesting ter ondersteuning van het behandelplan/trajectplan van de Centrale Toegang GGD ZHZ/de reclassering. In dat geval kan hij/zij in aanmerking komen voor een urgentie op sociaal-maatschappelijke gronden. Bij de toewijzing van een woning kunnen voorwaarden opgelegd worden door burgemeester en wethouders.
Ingezetenen van de regio, die in een om medische redenen (fysiek/psychisch) onhoudbare woonsituatie verkeren en om die reden een indicatie voor andere woonruimte hebben ontvangen, kunnen in aanmerking komen voor urgentie. Datzelfde geldt voor ingezetenen van de gemeente die te maken hebben met een als gevolg van de woonsituatie zeer progressief ziektebeeld. Indien in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning verhuizing wordt aanbevolen in verband met ergonomische belemmeringen door ernstige fysieke belemmeringen kan aan ingezetenen van de regio urgentie worden verleend, mits verhuizen naar oordeel van burgemeester en wethouders spoedeisend is en de goedkoopst adequate voorziening is.
C. Volkshuisvestelijke indicatie
Huurders en eigenaar-bewoners van woningen in de regio die in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang, gesloopt of ingrijpend verbeterd moeten worden, kunnen in aanmerking komen voor urgentie.
Burgemeester en wethouders kunnen bij afgifte van de urgentie als hierboven bedoeld bepalen dat betrokken bewoners na voltooiing van de werken eenmalig een vooraf te bepalen passend aanbod krijgen tot terugkeer in het ingrijpend verbeterde of nieuwgebouwde complex. Wanneer geen passend aanbod als bedoeld in paragraaf 2.3. kan worden geboden in het ingrijpend verbeterde dan wel nieuwgebouwde complex, kan eenmalig een passend aanbod tot terugkeer elders in de woonbuurt worden gedaan.
Woningzoekenden die in verband met navolgende omstandigheden dringend woonruimte nodig hebben kunnen in aanmerking komen voor urgentie, het betreft hier:
- personen die verblijven in een van gemeentewege erkend opvangtehuis in de regio of uit een van gemeentewege erkende hulp- en dienstverleningsinstellingen in de regio, over wie met betrekking tot toewijzing van woonruimte in regionaal of lokaal verband afspraken zijn gemaakt.
Artikel 2.5.2 Aanvraag en besluitvorming tot urgentie
De woningzoekende die meent voor een sociale of medische indicatie voor urgentie in aanmerking te komen, dient hiertoe een schriftelijke aanvraag in bij burgemeester en wethouders. De aanvraag dient in ieder geval een motivering te bevatten, waarin wordt vermeld:
- de aard van de persoonlijke problematiek;
- de relatie van deze problematiek met de huidige woonsituatie en
- de argumentatie op grond waarvan verhuizing binnen een jaar absoluut noodzakelijk is.
a. De aanvraag voor een volkshuisvestelijke indicatie voor urgentie kan uitsluitend schriftelijk door de eigenaar van een woning bij burgemeester en wethouders worden ingediend.
b. De aanvraag voor een maatschappelijke indicatie voor urgentie kan uitsluitend worden ingediend bij burgemeester en wethouders door (personen die verblijven in) een van gemeentewege erkend opvangtehuis in de regio of een van gemeentewege erkende hulp- en dienstverleningsinstellingen in de regio, waarover met betrekking tot de toewijzing van woonruimte in regionaal of lokaal verband afspraken zijn gemaakt.
Artikel 2.5.3 Beperkte keuzemogelijkheid urgenten
Burgemeester en wethouders kunnen van het zoekprofiel afwijken, wanneer het belet dat de urgent woningzoekende lokaal een passende woning krijgt toegewezen omdat in de lokale woningvoorraad bepaalde woningtypen ontbreken of naar verwachting niet binnen 6 maanden vrij voor verhuur komen en huisvesting in de woongemeente sociaal of maatschappelijk, noodzakelijk wordt geacht.
Artikel 2.5.4 Intrekken urgentie
Burgemeester en wethouders trekken een urgentieverklaring in, indien:
a. niet langer aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring wordt voldaan;
b. de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;
c. de urgente in de eerste zes maanden na het verkrijgen van de urgentie niet zelf actief heeft gereageerd op aantoonbaar passend aanbod;
d. de urgente eenmaal een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte heeft aangeboden gekregen.
Paragraaf 2.6 Toewijzen van woonruimte
Artikel 2.6.1 Systeem voor de toewijzing van huurwoningen
Burgemeester en wethouders kunnen bijzondere categorieën woningzoekenden en woningzoekenden met een indicatie urgent door bemiddeling medewerking verlenen bij het verkrijgen van woonruimte, indien zij er niet in slagen binnen 6 maanden na afgifte urgentie op eigen initiatief passende woonruimte te vinden. Deze bemiddeling vindt binnen 12 maanden plaats nadat de urgentieverklaring is afgegeven.
a Woningzoekenden met de status "urgent" hebben, in afwijking van het bepaalde in het vorige lid, voorrang boven alle andere kandidaten in de regio, indien de woonruimte past binnen het door burgemeester en wethouders voor de urgente vastgestelde zoekprofiel en zij hebben gereageerd binnen de zoektermijn.
b. De volgorde van toewijzing tussen urgenten wordt op basis van inschrijfduur bepaald door de datum van de verlening van de urgentie
c. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders voorrang verlenen aan een doorstromer.
Paragraaf 2.7 Standplaatsen voor een woonwagen
Artikel 2.7.1 Register van standplaatszoekenden
Ter aanvulling op het bepaalde in artikel 2.4.4 lid 3, vervalt de inschrijving als standplaatszoekende ook indien:
a. de standplaatszoekende een standplaats of een woning in Nederland krijgt toegewezen en deze accepteert;
b. de standplaatszoekende tweemaal een standplaats door burgemeester en wethouders is toegewezen en deze beide malen door de aanvrager is geweigerd om naar het oordeel van burgemeester en wethouders ongegronde redenen.
Artikel 2.7.2 Toewijzing van standplaatsen
Binnen het bepaalde in lid 1 geldt voor ingeschreven woningzoekenden de volgende rangorde bij toewijzing:
a. standplaatszoekenden worden afnemend gerangschikt op de registratieduur van de standplaatszoekende;
b. in afwijking van het gestelde in lid 2 a kan voorrang worden verleend aan urgent standplaatszoekenden met een volkshuisvestelijke indicatie.
Ter aanvulling op het bepaalde in artikel 2.2.3 wordt voor een standplaats voor een woonwagen een huisvestingsvergunning verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de standplaatszoekende neemt in het in artikel 2.7.1 genoemde register de bovenste plaats in, of de boven hem staande standplaatszoekenden willen niet in aanmerking komen voor de standplaats;
b. voor het plaatsen van de woonwagen op de standplaats is aan de huurder een bouwvergunning verleend op grond van de Woningwet of een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO).
Hoofdstuk 3 WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woonruimten, met uitzondering van woonschepen (schepen die uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebezigd of bestemd zijn) en ligplaatsen voor woonschepen.
Artikel 3.1.2 Vergunningvereisten
Het is verboden om zonder vergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1:
a. aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is;
b. met andere woonruimte samen te voegen;
c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.
Artikel 3.1.3 Aanvragen van een vergunning
De aanvraag van een vergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:
a. naam en adres van de eigenaar of diens gemachtigde;
b. gegevens over de huidige situatie:
- adres van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft;
c. gegevens over de beoogde situatie:
- bouwtekening/bouwvergunning en
d. gegevens bij voorgenomen samenvoeging:
- verwachte huur- of koopprijs;
- naam van de toekomstige bewoner(s);
- omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners en
- schriftelijke verklaring van toestemming van de verhuurder.
Op of bij de vergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:
a. de mededeling dat binnen een jaar van de vergunning gebruik gemaakt moet worden;
b. de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;
d. de mededeling dat pas nadat voldoende is gecompenseerd, gebruik gemaakt mag worden van de vergunning;
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang minder zwaar weegt dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad, wordt de vergunning verleend indien aanvrager bereid is compensatie te bieden als bedoeld in art. 3.1.5. en wordt voldaan aan de door burgemeester en wethouders hiermee verband houdende voorwaarden en voorschriften.
Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de vergunning zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefmilieu van de woonruimte dan wel de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft.
Indien en voor zover de compensatie als bedoeld in het eerste lid niet mogelijk is, is de aanvrager een financiële bijdrage verschuldigd. Daarbij gelden de volgende prijzen, als een vergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend:
a. € 400 per m² in geval van het geheel of gedeeltelijk onttrekken aan de woonbestemming van zelfstandige woonruimte;
b. € 300 per m² in geval van het geheel of gedeeltelijk onttrekken aan de woonbestemming van niet-zelfstandige woonruimte;
c. € 200 in per m² geval van samenvoeging of omzetting van woonruimte.
Als een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 3.1.3 lid 5 wordt verleend, wordt tien procent (10%) per jaar van het bedrag genoemd onder respectievelijk a, b of c (afhankelijk van welke situatie van toepassing is) gehanteerd.
Bij het als compensatie toevoegen van woonruimte (reële compensatie) dient de aanvrager binnen vier weken na de verzenddatum van het besluit van burgemeester en wethouders een waarborgsom te betalen – dan wel een bankgarantie te stellen – aan het in het vierde lid bedoelde fonds, overeenkomstig het bedrag dat geboden zou moeten worden in geval van financiële compensatie.
De waarborgsom vervalt definitief aan het in het vierde lid bedoelde fonds wanneer niet binnen vijf jaar na het besluit tot vergunning, gelijkwaardige vervangende woonruimte aan de voorraad is toegevoegd. Alleen wanneer binnen vijf jaar vervangende woonruimte is toegevoegd, ontvangt de aanvrager de waarborgsom terug.
Vrijstelling van het verbod als bedoeld in artikel 3.1.2 a. wordt verleend wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het aantal vierkante meters dat ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan de bestemming wordt onttrokken, beslaat niet meer dan een door burgemeester en wethouders te bepalen vloeroppervlakte;
b. degene die het bedrijf uitoefent is ook de bewoner van de woning;
c. de uitoefening van het bedrijf vindt plaats zonder verbouwing van de woning;
d. de uitoefening van het bedrijf past binnen de woonbestemming van het pand, dit ter beoordeling van burgemeester en wethouders en
e. voordat tot onttrekking aan de woonbestemming wordt overgegaan, wordt aan burgemeester en wethouders melding van het voornemen gedaan én is van hen bevestiging van ontvangst van de melding ontvangen.
Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:
a. niet binnen een jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting;
b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
Paragraaf 3.2 Splitsing in appartementsrechten
Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle gebouwen, bevattende woonruimte met uitzondering van woonschepen (schepen die uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebezigd of bestemd zijn) en ligplaatsen voor woonschepen.
Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1 te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning
De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken:
a. een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten;
b. een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigde makelaar. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw en
c. indien burgemeester en wethouders dat nodig achten, kan overlegging van andere stukken verzocht worden.
Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:
a. het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in de wet ruimtelijke ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;
b. de huurprijs van een of meer van die woonruimten of voormalige woonruimten lager is dan de huurprijsgrens;
c. de aanvrager niet kan waarborgen, dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijft of blijven, c.q. de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning en
d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachte vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van een gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Burgemeester en wethouders kunnen ten slotte een splitsingsvergunning weigeren, indien:
a. de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet en
b. de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven.
Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien:
a. burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 14 tot en met 25 van de Woningwet een aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;
b. het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 tot en met 38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard.
Artikel 3.2.5 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op de aanvraag van een splitsingsvergunning aanhouden, indien voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de wet ruimtelijke ordening van kracht is.
Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
a. niet binnen en jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
Hoofdstuk 4 VERDERE BEPALINGEN
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3.2.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met de opsporing van de bij artikel 4.3 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.
Deze verordening kan worden aangehaald Huisvestingsverordening Alblasserwaard-Vijfheerenlanden gemeente Gorinchem 2011.
De intrekking van de (naam in te trekken huisvestingsverordening noemen) heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening gegeven waarschuwingen en gedane aanschrijvingen met betrekking tot de toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom, indien en voor zover het gebod of verbod waarop de waarschuwingen of aanschrijvingen betrekking hebben ook vervat zijn in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.